Vragen van het lid M.B. Vos aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de berichten dat het gevoerde klimaatbeleid onvoldoende effectief is om de Kyotodoelstelling te realiseren.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Internationaal is de reputatie van de minister als het gaat om het klimaatbeleid natuurlijk ijzersterk: Den Haag, het succes van Bonn en daarna Marrakesh. Wat dat betreft zit het wel snor met minister Pronk en het klimaatbeleid. Maar wat doet Nederland zelf? In de Staatscourant van 11 januari jl. staat het alarmerende bericht dat het Nederlands klimaatbeleid te zwak is om de doelstelling van Kyoto te halen. Volgens dit bericht laten ramingen van het ECN en het RIVM zien dat Nederland met zijn klimaatbeleid de doelstelling niet haalt. Overigens zijn gisteren berekeningen binnengekomen van het ECN en het RIVM, dus hebben wij hierover al de nodige informatie gekregen. Toch wil ik de minister nog enkele vragen stellen.

Uit het door mij bedoelde bericht – en het wordt gestaafd door de berekeningen – blijkt dat zelfs bij een lagere economische groei het klimaatbeleid van Nederland onvoldoende is om de doelstelling van Kyoto te halen. Deelt de minister die conclusie? Zo ja, welke consequenties verbindt hij daaraan? Is het reservepakket voldoende of zijn er nog extra maatregelen nodig?

Mijn tweede vraag heeft te maken met het Kolenconvenant dat de minister heeft afgesloten. Hoe staat het met de bijdrage van dit convenant? Kunnen wij erop rekenen dat dit convenant een flinke vermindering van de CO2 emissies zal opleveren?

Het heeft ons verbaasd dat een uitvoeringsnota van het klimaatbeleid waarin allerlei maatregelen zijn opgenomen, na tweeëneenhalf jaar al zover is bijgesteld, omdat het resultaat van verschillende maatregelen tegenvalt. De minister weet op welke maatregelen ik doel. Deelt de minister deze opvatting en wil hij hierop ingaan?

Minister Pronk:

Voorzitter. Zoals ik met de Kamer heb afgesproken, wordt er voor 1 april 2002 een evaluatienota uitgebracht van het beleid gericht op het behalen van de klimaatdoelstellingen.

Een inbreng in die evaluatie is de referentieraming die in mijn opdracht is opgesteld door het RIVM en ECN. Ik heb die raming aan de Kamer toegestuurd. De vragen hebben betrekking op krantenartikelen over dit stuk. Dit stuk klopt. Daarin staat wat waarschijnlijk de doelstelling zal moeten zijn op basis van de meest recente inzichten. Die doelstelling was 50 megaton; het stuk spreekt over 40 megaton. Ik zal nog eens goed bekijken of ik daar helemaal achter sta, maar ik heb ik oktober jl. in de commissie al een indicatie in die richting gegeven.

De helft van die doelstelling moet overeenkomstig het regeerakkoord door binnenlands beleid worden bereikt, dus 20 megaton. Van die 20 megaton is volgens dit stuk 14 megaton hard op basis van beleid dat hard is gemaakt per 1 juli 2001. Wij zijn na 1 juli 2001 uiteraard doorgegaan met verdergaande maatregelen. Die zijn nog niet in de referentieraming opgenomen.

Een van die maatregelen is het Kolenconvenant. Dit was nog niet gesloten en ondertekend op 1 juli 2001, maar binnenkort kan dit gebeuren. De resultaten daarvan worden aan die 14 megaton toegevoegd. Daarnaast zijn er nog enkele andere maatregelen getroffen, zoals de algemene maatregel van bestuur met betrekking tot de glastuinbouw. Bovendien is er een nieuwe generatie meerjarenafspraken energie.

Deze beleidsmaatregelen waren voor 1 juli 2001 onvoldoende hard naar de opvatting van de instituten om reeds te worden meegenomen in de berekeningen. Die maatregelen zijn inmiddels harder geworden en zullen worden meegenomen in de evaluatie.

De evaluatie gaat in februari naar de onderraad. Daarna wordt de evaluatie aan het kabinet voorgelegd en direct daarna aan de Kamer, zodat wij daarover in maart kunnen spreken.

De uitkomst van het binnenlands beleid wordt dus meer dan 14 megaton; ik hoop op 20 megaton. Lukt het niet om met die hardere maatregelen meer te bereiken dan op 1 juli vorig jaar reeds bereikt was, dan zullen wij de maatregelen die al in conceptvorm waren opgenomen in het reservepakket, moeten meenemen in het beleid.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden. Wij wachten inderdaad op de evaluatienota, maar dit wil natuurlijk niet zeggen dat de Kamer intussen niet mag discussiëren met de minister. Wij doen dit dan ook graag. Hij heeft in ieder geval een aantal antwoorden gegeven, maar ik heb toch nog een paar vragen.

De minister wijst op het Kolenconvenant en de algemene maatregel van bestuur glastuinbouw. Verwacht hij dat hij met die maatregelen het gat kan dichten of denkt hij dat er dan nog extra maatregelen nodig zijn? Bevat het reservepakket voldoende extra maatregelen?

Mijn tweede vraag heeft betrekking op de marges en onzekerheden. De rapporten wijzen er ook op dat het allemaal ook fors kan tegenvallen. Het vervelende met klimaatbeleid is dat het bij alles wat je doet een aantal jaren duurt voordat het echt op gang komt. Is de minister het met de fractie van GroenLinks eens dat wij aan de voorzichtige kant moeten gaan zitten als het gaat om onzekerheden, maar ook als het gaat om de economische groei? De economische groei is nu naar beneden bijgesteld, maar houdt hij er rekening mee dat er extra maatregelen nodig zijn als die groei in de komende jaren weer zou toenemen? Hoe zal hij zich daarop voorbereiden?

Minister Pronk:

Voorzitter. Ik ben blij dat GroenLinks het met mij eens is dat je altijd voorzichtig moet zijn. Je moet de onzekerheden op een voorzorgswijze inschatten zodat je straks niet van een koude kermis thuiskomt als blijkt dat je niet aan je verplichtingen hebt kunnen voldoen. Als het klimaatakkoord is geratificeerd, moeten wij immers echt met de billen bloot. Dus voorzichtige ramingen, zekerheden creëren. De 14 zijn door de referentieramingen van de instituten als hard gekwalificeerd. Als die hard zijn dan gaat het erom die 6 mton extra binnenlands beleid echt hard te maken, zodat we op 20 uitkomen. Het gaat om vier elementen: de bouw met een aanscherping van de energieprestatienorm, kolenconvenant, glastuinbouw en meerjarenafspraken. Die moeten ons brengen tussen de 14 en de 20. Lukt dat onvoldoende, dan moet er iets extra's bij opgeteld worden, bijvoorbeeld van het reservepakket. Het totaal zal hard genoeg moeten zijn om de evaluatie met veel vertrouwen te bespreken. Het is niet mijn bedoeling om dan maar ook gebruik te maken van meer internationale maatregelen, bovenop de fifty-fiftyverhouding, om een eventueel ecart met betrekking tot het binnenlands beleid te kunnen dekken.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het is mooi dat de minister vasthoudt aan die fifty-fiftyverhouding. Wij steunen hem daarin. Zegt de minister: hoe het ook gaat, ik zorg ervoor dat Nederland die 6-doelstelling gaat realiseren?

Minister Pronk:

Ja.

De heer Poppe (SP):

Uit de berekeningen van het RIVM blijkt dat de meevaller komt door uitvallende groei van de economie en de onverwacht grote toename van import van stroom. Kan de minister aangeven hoeveel kernenergie geïmporteerd wordt en hoeveel kernafval daar tegenover staat? Hoeveel meer CO2 brengt bruinkoolelektriciteit teweeg ten opzichte van de Nederlandse schone centrales die afgekoppeld worden omdat er geïmporteerd wordt? De nadelen zitten in het buitenland.

Minister Pronk:

Zoals ik heb aangegeven tijdens het algemeen overleg, komt een deel van de meevaller van 50 maar 40 voor rekening van een wat zwakkere groei. Voor een deel is het het gevolg van de liberalisatie van de energiemarkt. Terecht zegt de heer Poppe dat de nadelen in het buitenland zitten. De samenstelling van de extra import kan ik niet gemakkelijk presenteren. Ik ben bereid in het kader van de discussie over de evaluatienota een schatting te geven. Naarmate Duitsland meer naar ons wenst te exporteren – vuile energie, geen schone, duurzame energie – zadelt dat land zich op met een extra CO2-emissiereductietaak, die te financieren zou zijn uit de extra inkomsten van de export. Dat is het gevolg van de gezamenlijke Europese energiemarkt.

De voorzitter:

De heer Poppe mag maar één aanvullende vraag stellen. Zijn beurt is hiermee voorbij.

Naar boven