Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2002 (28000 A).

(Zie wetgevingsoverleg van 10 december 2001.)

De voorzitter:

De heer Dijsselbloem trekt zijn amendement op stuk nr. 9 in.

De artikelen 1 t/m 5 worden zonder stemming aangenomen.

De artikelen 01.01 t/m 03.04 worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Dijsselbloem c.s. (stuk, nr. 8, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast dat door de aanneming van dit amendement het andere op stuk nr. 8 voorkomende amendement als aangenomen kan worden beschouwd.

Artikel 03.05, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Dijsselbloem c.s. (stuk nr. 8, I), wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 04.01 t/m 04.06 worden zonder stemming aangenomen.

Artikel 04.07, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Dijsselbloem c.s. (stuk nr. 8, II), wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 05.01 t/m 05.04 worden zonder stemming aangenomen.

De gewijzigde begrotingsstaat wordt zonder stemming aangenomen.

De beweegreden wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat het wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

Naar boven