Vragen van het lid Barth aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over het vertrek van de Onderwijsbonden CNV uit het bestuur van het Vervangingsfonds.

Mevrouw Barth (PvdA):

Voorzitter. Het ziekteverzuim in het onderwijs is een van de ernstigste problemen waarmee het onderwijs kampt, zeker gelet op het huidige lerarentekort. Als het ziekteverzuim in het basisonderwijs met 1% vermindert, scheelt dat 1500 voltijdsvervangingsbanen per jaar, terwijl er op dit moment 1400 vacatures zijn in het basisonderwijs.

Afgelopen zaterdag is ons geworden dat de CNV-onderwijsbonden op staande voet uit het bestuur van het Vervangingsfonds willen stappen. Dat vond mijn fractie geen goed bericht. De bonden maken zich grote zorgen over het huidige systeem waarmee het ziekteverzuim in het onderwijs wordt geregeld, met name over de hoge malusregeling. Nog grotere zorgen maken zij zich over de toekomstplannen van de minister, de uittreding van het voortgezet onderwijs uit het fonds en over het nieuwe model waarmee de risico's van ziekteverzuim over de scholen zullen worden verdeeld.

Ook onze fractie maakt zich grote zorgen over het leggen van hogere risico's bij scholen inzake het aanpakken van het ziekteverzuim. Dat maakt immers ook het risico van lesuitval hoger. Scholen kunnen op een gegeven moment niet meer vervangen omdat zij dat niet meer kunnen betalen. Ik stel daarom de volgende concrete vragen aan de minister.

Wat wil de minister doen om de aantasting van het draagvlak voor de aanpak van het ziekteverzuim in het onderwijs te verbeteren? Hoe wil hij bewerkstelligen dat de onderwijsbonden CNV betrokken blijven bij dat beleid en in het bestuur van het Vervangingsfonds blijven zitten? Hoe kan hij het systeem voor de aanpak van het ziekteverzuim en de vervanging in het onderwijs zo inrichten dat alleen vermijdbaar verzuim bij scholen wordt beboet?

Wij hebben begrepen dat de laatste maanden veranderingen zijn opgetreden in het declaratiegedrag van scholen. Er wordt minder gedeclareerd. Ligt dit aan het feit dat het ziekteverzuim is gedaald, of kunnen scholen op dit moment gewoon helemaal geen vervangers meer vinden?

Minister Hermans:

Voorzitter. Dat de onderwijsbonden CNV uit het bestuur van het Vervangings- en Participatiefonds zijn gestapt, vond ik ook geen goed bericht. Dat is jammer. Wij zoeken immers al bijna twee jaar naar een systeem waarbij aan de ene kant wordt gewerkt aan een goede financiële regeling en aan de andere kant wordt bekeken of de scholen op basis van autonomie in staat zijn om een goed eigen ziektebeleid te voeren. Daar heb je push en pull voor nodig.

Het is mij dan ook te makkelijk om iedere keer als zich een probleem voordoet, alleen maar extra geld erin te stoppen. Ik heb daarover de afgelopen jaren regelmatig met de Kamer overlegd en daarvoor heb ik van de Kamer ook steun gekregen. De autonome scholen zijn uiteindelijk de enigen die het ziekteverzuim echt kunnen terugdringen. De staatssecretaris van Sociale Zaken en ik hebben met alle onderwijsorganisaties een convenant afgesloten om een reductie van 1 procentpunt te realiseren. De Kamer vond deze ambitie te laag, maar wij zien nu dat het vreselijk lastig is om zelfs deze doelstelling te halen.

Dan over de aantasting van het draagvlak. Vroeg of laat kom je voor de keuze te staan op welke wijze je scholen prikkelt om een goed ziekteverzuimbeleid te voeren. Dat houdt in dat men vroeg of laat zal zeggen "dat doen we niet". Vorig jaar is met instemming van de CNV een verscherping van de bonus-malusregeling afgesproken. Nu de effecten van deze regeling op tafel komen, zegt de CNV dat zij dat niet wil doen. Mevrouw Barth weet dat daarom een aantal verlichtingen is opgenomen. Wij kijken nu verder naar een systeem waarbij niet alleen met het oude bonus-malussysteem wordt gewerkt, maar ook met stukjes eigen risico en met het afdekken van de hoge risico's, wat ik op dit moment ook doe.

Het wetsvoorstel over uittreding van het voortgezet onderwijs ligt op het ogenblik bij de Kamer voor. Het verslag van de Kamer heb ik net gekregen.

Het is mij ook opgevallen dat bij het Vervangingsfonds het afgelopen jaar minder is gedeclareerd dan aanvankelijk werd gedacht en dat het Participatiefonds en het Vervangingsfonds samen op dit moment een overschot hebben. Het totale budget dat door mij is betaald, wil ik overeind houden. Daarvoor wil ik de scholen de ruimte geven.

Straks wordt ook met het basisonderwijs gesproken over een lumpsumfinanciering. Wij moeten dan niet nationaal proberen om toch een heleboel dingen apart te regelen. Dan moeten de scholen ook met dat totale budget hun eigen personeelsbeleid kunnen voeren. Over de hoogte van dat budget hebben wij in deze Kamer vaak gesproken.

Mevrouw Barth (PvdA):

Wij zijn zeer voor de invoering van een lumpsumbekostiging, maar dat staat het treffen van een solidaire regeling om risico's in het onderwijs inzake vervanging te verzekeren, niet in de weg. Als bij vervanging de risico's en de kosten te hoog worden, zijn scholen veel eerder geneigd om geen vervanger meer te zoeken, maar de kinderen in grote klassen bij elkaar te zetten of naar huis te sturen. Dit probleem vergt een zeer evenwichtige aanpak. De minister sprak over een goede financiële regeling, maar zegt tegelijkertijd dat het niet alleen een kwestie is van extra geld. De onderwijsorganisaties bestrijden dit evenwel. De premies voor de scholen zijn volgens hen zo hoog, dat soms moet worden ingeteerd op de personeelsbudgetten om de premies überhaupt te kunnen betalen. Hier is sprake van een vicieuze cirkel. Het gaat echt de verkeerde kant op. Naar de mening van mijn fractie mogen de premies niet meer worden verhoogd en mogen de risico's bij de aanpak van dit probleem niet te hoog zijn, omdat de kans op lesuitval anders vergroot wordt. Hoe reageert de minister op deze stelling? Is hij bereid om de Kamer zo snel mogelijk te berichten over de oorzaken van de daling van de declaraties? Als de reden hiervoor is dat er geen vervangers meer te vinden zijn, dan spannen wij het paard achter de wagen, ondanks het feit dat wij geld overhouden.

Minister Hermans:

Geen enkele financiële regeling kan een oplossing bieden indien er geen vervangers beschikbaar zijn.

Mevrouw Barth (PvdA):

Er zijn ook situaties waarin het aantrekken van een vervanger te duur wordt voor de scholen.

Minister Hermans:

Dat is weer een ander punt. Ik kan het tekort aan vervangers niet oplossen met een financiële regeling. Er is een budget beschikbaar voor het aantrekken van vervangers. Het funderend onderwijs krijgt 1,25 mld gulden per jaar voor de uitgaven in verband met de regeling ziekteverzuim en het Vervangings- en Participatiefonds. Het gaat niet alleen om het budget, maar ook om de prikkels voor de scholen om via goed beleid het ziekteverzuim daadwerkelijk aan te pakken. Als er steeds extra geld beschikbaar komt op het moment dat er problemen zijn, dan wordt het moeilijk om onze doelstelling – reductie van het ziekteverzuim – te realiseren.

Mevrouw Barth (PvdA):

Daarom heb ik gevraagd of de minister bereid is, alleen prikkels te hanteren indien er sprake is van vermijdbaar verzuim. Sommige scholen hebben te kampen met een aantal ernstig zieken in hun personeelsbestand. Op een basisschool waar acht mensen in dienst zijn, is er met één langdurig zieke al sprake van een ziekteverzuim van 12%. Als de school een hoge boete krijgt opgelegd voor een ernstig zieke werknemer, kan zij daar helemaal niets aan doen, terwijl wel moet worden ingeteerd op het personeelsbudget om de boetes te kunnen betalen.

Minister Hermans:

Ik onderhandel al een tijdje met de onderwijsorganisaties over een basisverzekering op basis van solidariteit. In dat systeem is deels sprake van een eigen risico, terwijl de hoge risico's gezamenlijk worden afgedekt. Dat is een evenwichtig systeem en daar werken wij naartoe. Ik wil de Kamer dit systeem zo spoedig mogelijk voorleggen. Ik moet daar natuurlijk wel eerst met het Vervangingsfonds over doorspreken, teneinde te kunnen aangeven hoe de situatie op dit moment is. Ik betreur het dus ook zeer dat de onderwijsbonden CNV deze stap hebben gezet, omdat het gaat om een regeling die zij het vorig jaar zelf hebben geaccordeerd. Wij moeten met elkaar in gesprek blijven, zodat wij kunnen zoeken naar een goede oplossing. Iedereen in het onderwijsveld heeft er belang bij dat de oplossing zowel wordt gezocht in prikkels voor de scholen als in een goede financiële regeling en solidariteit. Dat is beter dan het probleem bij de minister te leggen en zonder meer om geld te vragen. Dan worden de scholen op een gegeven moment helemaal niet meer geprikkeld om het ziekteverzuim aan te pakken. Ik heb hierover een apart convenant afgesloten met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en alle onderwijsorganisaties.

Mevrouw Barth (PvdA):

Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag of de minister de Kamer zo snel mogelijk schriftelijk wil informeren over de dalingen van de declaraties. Als dat komt omdat er geen vervangers kunnen worden gevonden of omdat scholen de boetes niet meer kunnen betalen, dan leidt dat tot lesuitval. Volgens mij wil niemand dat.

Minister Hermans:

Daarover zijn wij het eens. Ik stel de Kamer zo spoedig mogelijk hiervan op de hoogte.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Het zal de minister bekend zijn dat de onderwijsbonden van het CNV tot de meest coöperatieve bonden behoren. Als deze bonden weggelopen zijn, dan moet het dus wel menens zijn. De minister vindt dat de scholen hun verantwoordelijkheid voor het ziekteverzuim moeten dragen. Dat is prima, maar scholen moeten niet afgestraft worden voor zaken waarvoor zij niet altijd verantwoordelijk zijn. De onderwijsbonden van het CNV vragen om een adequate financiering van het Vervangingsfonds, en wel om een bedrag van 60 mln gulden. Is de minister bereid om deze zaak te saneren alvorens het besluit wordt genomen over het door hem gewenste nieuwe systeem?

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter. Ik weet niet of de minister echt zicht heeft op dat andere declaratiegedrag. Bij mijn bezoeken aan sommige delen van het land valt mij in ieder geval op dat er wel degelijk vervangers zijn, maar dat zij niet aan de slag kunnen omdat de scholen worden geconfronteerd met een malusregeling. Ik wil dus dat de minister met name dat punt gaat onderzoeken, omdat dat op geen enkele wijze recht doet aan de doelstelling van het vervangingsfonds.

Dan mijn tweede vraag: welke consequenties heeft het vertrek van het CNV voor het functioneren van het vervangingsfonds als zodanig en wat gaat de minister echt doen om het CNV terug aan de onderhandelingstafel – beter gezegd: de bestuurstafel – te krijgen? Die laatste vraag van mevrouw Barth is nog niet beantwoord.

Minister Hermans:

Voorzitter. Ik heb al gezegd dat ik het zeer betreur dat het CNV uit het overleg is gestapt. Ik zal een gesprek met het CNV aanvragen om te bezien of dit probleem zo snel mogelijk kan worden opgelost. Uiteindelijk zal ook het CNV immers moeten meedenken over de manier waarop wij dit probleem kunnen tackelen. Eruit stappen is voor niemand, ook niet voor het CNV, een oplossing. Wij moeten zowel aan de pull- als aan de pushkant blijven zoeken naar oplossingen. Het kan niet alleen zitten in extra geld. In de afgelopen jaren heb ik vele tientallen miljoenen guldens extra in het vervangingsfonds gestopt; ik zal dat de Kamer ook schriftelijk laten weten. Het kan niet zo zijn dat daardoor de prikkels voor de scholen worden weggehaald; die prikkels moeten blijven werken. Ik wil de scholen dus zeker niet straffen. Ik heb in het overleg met de Kamer zo breed mogelijke steun gekregen voor het systeem, mits dat financieel goed geregeld was. Dat systeem is door een onderzoeksbureau voor mij op tafel gelegd en bevatte een stukje algemene basis, een eigen risico, en afdekking van de grote risico's. Dat systeem wil ik verder uitbouwen. Daar zullen voor- en tegenstanders van zijn, maar daarover zullen wij vroeg of laat een beslissing moeten nemen.

Ik heb redelijk zicht op het declaratiegedrag van de scholen op dit punt. Die gegevens hebben wij boven tafel. Wij hebben het bonus-malussysteem afgesproken omdat wij nog geen nieuw systeem hebben. Daarover ben ik voortdurend aan het onderhandelen, maar iedere keer zie ik dat iedere prikkel voor de school bij sommige onderwijsorganisaties op weerstand stuit. Toch vind ik dat wij aan beide kanten moeten gaan zitten, dus niet alleen aan de kant van extra geld, maar ook aan de kant van de prikkels. Wij moeten dus zoeken naar een systeem met evenwicht tussen beide punten. Mijn huidige voorstel voor een systeem met afdekking van de grote risico's, algemene solidariteit tot 4%à 5% en daartussen een eigen risico is naar mijn mening nog altijd het beste systeem. ik zoek naar een mogelijkheid om daar samen met het CNV uit te komen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

De minister heeft geen antwoord gegeven op mijn vraag.

De voorzitter:

Dat is dan jammer. Dan moet u maar een schriftelijke vraag stellen.

Naar boven