Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van de minister stel ik voor, de stemmingen over het wetsvoorstel Wijziging van de Kieswet (27673), de punten 7 en 8 van de agenda, van de agenda van heden af te voeren en op een nader te bepalen tijdstip nog een korte heropening te houden.

Tevens stel ik voor, het wetsvoorstel Uitvoering van de richtlijn 1999/70/EG inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (27661) van de agenda van deze week af te voeren.

Ik stel voor, te behandelen dinsdag aanstaande bij het begin van de vergadering het voorstel van het Presidium tot wijziging van het Reglement van orde (28071).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter. Afgelopen vrijdag heeft de ministerraad over het thema clusterbommen gesproken. De minister-president heeft daar ook enkele mededelingen in het openbaar over gedaan. Daarnaast is er afgelopen vrijdag, maar ook zondagavond – wij hebben daar zojuist kort iets over gehoord, maar er onvoldoende over kunnen discussiëren – in Europees verband gesproken over de verhouding tussen de militaire actie en de humanitaire aspecten. Wij zijn blij dat wij gisteravond een brief van het kabinet hebben gekregen waarin wordt ingegaan op deze aspecten. De fractie van GroenLinks heeft er behoefte aan om deze brief op de agenda van de plenaire vergadering te plaatsen zodat hierover in het bijzijn van de minister-president een debat gevoerd kan worden.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter. In de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie is enige tijd geleden gevraagd om regelmatig geïnformeerd te worden over de campagne in Afghanistan. In de praktijk wordt wekelijks gerapporteerd. De VVD-fractie is er geen voorstander om dan vervolgens vrijwel ieder week plenair hierover te spreken. Over de brief kunnen de desbetreffende commissies een algemeen overleg voeren. Daar komt nog bij dat wij vandaag in het vragenuur veel informatie van de minister-president hebben gekregen.

De heer Koenders (PvdA):

Voorzitter. Het is zeker van belang om regelmatig over Afghanistan te spreken; vorige week hebben wij dat zeer uitgebreid gedaan tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken. Sindsdien hebben wij de "reguliere brief" gekregen. Wij hebben nauwkeurig gekeken of er op basis daarvan nieuwe feiten zijn, die een nieuw debat vereisen. Zelf heb ik die niet kunnen vinden. Over de door de heer Rosenmöller genoemde clusterbommen is door zijn fractie een motie ingediend waaruit blijkt dat hij al over de gewenste informatie beschikt. Afgezien daarvan kan ik mij voorstellen dat het begrotingsdebat over Buitenlandse Zaken kort wordt heropend. Daarnaast hebben wij slechts de behoefte aan een normaal algemeen overleg, op het moment dat het zinnig is om de situatie in Afghanistan opnieuw te bespreken.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. Aanstaande donderdag staat bij de procedurevergadering van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken de reguliere brief over de situatie in Afghanistan reeds op de agenda. Vorige week hebben wij bij de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken uitvoerig over zowel de voortgang van de operatie als de clusterbommen gesproken. Ook de hedenochtend ontvangen brief geeft mijn fractie geen aanleiding voor een apart overleg, aangezien wij er recent over hebben gediscussieerd. Het is een andere zaak als de discussie over een mogelijke militaire bijdrage, in het licht van de aanwezigheid van Nederlandse militairen in de omgeving van het strijdtoneel om vliegvelden nader te bestuderen, leidt tot nadere besluitvorming. Nederland neemt dan deel aan de operatie. Op basis van hetgeen wij hebben gewisseld, heden maar met name ook vorige week, heeft mijn fractie geen behoefte aan een apart debat over deze brief.

De heer Van Middelkoop (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de heer Verhagen. Ik vind het lastig en vervelend een collega te adviseren geen debat aan te vragen. Als wij daarin nu op deze gronden toestemmen, zullen wij nog meer van dit soort debatten voeren over Afghanistan dan destijds over Kosovo, terwijl wij daar wel militair bij waren betrokken. Bij Afghanistan is dat nog steeds niet het geval.

De zaken die de heer Rosenmöller wil agenderen, zijn vrijwel allemaal vorige week al in debatten aan de orde geweest. Ik wacht liever tot zich echt nieuwe feiten voordoen, voordat wij een volgend debat houden.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter. Mijn fractie heeft er geen bezwaarVoorzitter tegen als aan het verzoek van de heer Rosenmöller wordt voldaan.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Ik heb geen advies van collega Van Middelkoop nodig, al stel ik zijn mening wel op prijs. Hoewel ik naarmate de tijd vordert wel minder hoopvol word over de inhoud van dat standpunt. Collega Weisglas heeft gezegd dat er bij het vragenuurtje veel informatie is verschaft. Dat betrof echter met name de Europese top en niet zozeer hetgeen er zondagavond inhoudelijk is gewisseld en wat er vrijdag jl. in de ministerraad aan de orde is geweest. Plenair hebben wij hier nog niet zo vaak over gesproken. Vorige week is er terecht veel aandacht voor geweest bij de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken. Daarnaast is er een aantal keren in commissieverband in een algemeen overleg over gesproken. Ik houd mijn verzoek staande. Per week wijzigen de omstandigheden. De vragen en zorgen in de samenleving nemen toe, ook na vorige week woensdag en donderdag, in ieder geval bij onze fractie. Wij willen die graag bespreken met de minister-president. Het onderwerp is belangrijk genoeg om daarover plenair te spreken. Sommige collega's vinden dat dan ook niet onredelijk. Dat schept in ieder geval een band. De vraag is of dit in commissieverband of plenair moet gebeuren. Ik vraag op dit punt om medewerking van de collega's om dit plenair te doen en het onderwerp apart te agenderen. Daarvoor hoeven zeker geen spreektijden te gelden van een kwartier per persoon.

De heer Koenders (PvdA):

Voorzitter. Ik moet hetgeen de heer Rosenmöller zegt, toch echt tegenspreken. Wij hebben zeer vaak plenair over dit onderwerp gesproken, vorige week nog drie volledige dagen. Ik ben het met hem eens dat het onderwerp niet genoeg de aandacht kan krijgen. Dit gevoel leeft naar ik aanneem bij de gehele Kamer, in ieder geval bij mijn fractie. Praten om te praten heeft echter geen zin. Zijn er nieuwe feiten? Als hiervan invloed kan uitgaan op eventuele stemmingen, kan om een heropening worden gevraagd. Als dat niet het geval is, zullen wij met de heer Rosenmöller de vinger aan de pols houden. Het lijkt mij niet zinnig om hierover deze week een plenair debat te houden.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter. Het is mij in alle oprechtheid niet duidelijk geworden waarom de heer Rosenmöller een plenair debat wil houden en niet een op zichzelf meer tijd biedend debat in de commissies. Ik kan mij in dit geval nog voorstellen dat de minister-president daarbij aanwezig is ter bespreking van de kwestie van de clusterbommen, waarin hij zelf vorige week een nogal belangrijke rol heeft gespeeld.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter. Is het niet beter om een debat te houden over Nederlandse deelname op het moment dat daartoe het besluit is genomen? Is de positie van GroenLinks ten aanzien van het gebruik van clusterbommen anders dan die van vorig week? Als dat het geval is, kan daarover een debat gevoerd worden. Als dit niet het geval is en ook de andere fracties geen aanleiding zien om op dat punt een ander standpunt in te nemen dan zij vorig week hebben gedaan, heeft het weinig zin daarover een kwartier met elkaar van gedachten te wisselen.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter. Wij hebben te maken met een buitengewoon belangrijk onderwerp waarover in de samenleving veel wordt gedebatteerd. Het laatste plenaire debat met de minister-president over dit onderwerp is op 9 oktober jl. gevoerd. Het is dan ook niet zo vreemd dat wij deze of volgende week op enig moment plenair zo'n debat voeren. Mijn fractie steunt het verzoek van de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter. Dank voor de steun van de fractie van D66. Ik voel mij enigszins tekortgedaan – dat gebeurt wel vaker bij dit soort proceduregevechten – door de woordvoerder van de fractie van de PvdA, die het samenvat als praten om te praten. Ik zou dan niet meedoen aan zo'n debat. Ik zal straks nogmaals proberen te motiveren waar het debat over moet gaan.

Het belang van het plenaire debat kan het volgende zijn. De minister-president heeft de afgelopen dagen het nodige gemeld. Dat vond plaats na de behandeling van de begroting. Dat hoeft de heer Koenders mij niet te melden. Ik ben daarvan goed op de hoogte. Het moment daarvoor was, zoals de heer Hoekema heeft gezegd, 9 oktober. Dat was vorige maand. Dat is geen schande. Het is echter geen argument om nu geen debat in de plenaire zaal te houden over dit belangrijke onderwerp. De minister-president heeft de afgelopen dagen twee dingen gedaan. Hij heeft namens de ministerraad gerapporteerd over het aspect van de clusterbommen. Dat roept bij ons een aantal nadere vragen op. Wij hebben natuurlijk onze positie bepaald naar hetgeen tot afgelopen donderdag het debat was. Ook de ministers hebben daarna blijkbaar in de ministerraad moeten spreken. Dat was toen ook toegezegd, op basis van informatie van de Amerikanen. Dat rechtvaardigt een nadere vraagstelling op dat punt, ook aan de minister-president.

Tegen de heer Weisglas zeg ik dat er nog een tweede element is. Er is steeds meer discussie, zo ervaren wij het, over de vraag hoe de militaire kant zich verhoudt tot de humanitaire kant. Welke initiatieven zijn op welk terrein te verwachten of zullen worden genomen? Hoe kunnen die elkaar versterken of tegenwerken? Dat zijn zaken die, naarmate de tijd vordert, belangrijker worden. Vandaar dat ook de minister-president dit even noemde bij het vragenuur als een belangrijk gespreksthema bij een bijeenkomst van de helft van de Europese leiders in Londen. Het is dus logisch dat wij het daarover zouden kunnen hebben.

De heer Verhagen suggereert met het debat te wachten, totdat er sprake is van een Nederlandse deelname. Het is echter niet uitgesloten dat het wachten dan is tot sint-juttemis, omdat er nog niets bekend is over een Nederlandse deelname. Ik houd dus vast aan mijn verzoek.

De voorzitter:

Ik zal de heer Verhagen nog een keer het woord geven. Ik weet niet of het veel zin heeft. Ik denk niet dat het de opstelling van de heer Rosenmöller zal veranderen.

De heer Verhagen (CDA):

Ik verzoek u namens de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken aanstaande donderdag tijdens de procedurevergadering nader te bespreken hoe wij omgaan met de brief die wij hedenochtend van de minister van Buitenlandse Zaken hebben ontvangen.

De heer Koenders (PvdA):

De heer Rosenmöller moet niet de indruk wekken dat andere partijen het niet buitengewoon belangrijk vinden om bij dit onderwerp de vinger aan de pols te houden en de zaak, op elk moment dat het nodig is, te bediscussiëren. De heer Rosenmöller geeft geen nieuw onderwerp aan. Het enige wat hij noemt, is het punt van de clusterbommen. Laat hij dan een opening van de behandeling van de begroting Buitenlandse Zaken vragen. Of laat GroenLinks, net als de andere fracties die even betrokken zijn bij deze zaak, een procedurevoorstel neerleggen bij de commissie voor Buitenlandse Zaken.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Als collega Verhagen een verzoek doet namens de commissie voor Buitenlandse Zaken heeft hij dat in ieder geval niet namens onze fractie gedaan. Wij kennen dat voorstel niet.

De heer Verhagen (CDA):

Ik doe als fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken een ordevoorstel. Dat staat los van mijn opvatting als woordvoerder van de CDA-fractie. Die heb ik reeds als zodanig gegeven. Juist om de voorzitter ter wille te zijn, ben ik niet op dit punt in discussie gegaan met de heer Rosenmöller. Ik heb echter als fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken een procedurevoorstel gedaan.

De voorzitter:

U maakt het nu nodeloos ingewikkeld, vrees ik. Ik doe daarom een voorstel, waarop vervolgens de heer Rosenmöller kan reageren.

Het voorstel dat ik had willen doen, luidt als volgt. Ik merk dat het overgrote deel van de Kamer geen behoefte heeft aan een debat op de manier zoals de heer Rosenmöller dat heeft aangevraagd. Ik zie aan het knikken van de Kamerleden dat ik dat juist heb opgemerkt. Mijn verzoek is dan ook aan de heer Verhagen om als fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken niet te wachten tot donderdag maar nog vanmiddag een extra procedurevergadering te houden. Vervolgens kan mij als voorzitter meegedeeld worden hoe de commissie denkt aan het verzoek te kunnen voldoen en wat het verzoek aan mij zal zijn. Daarnaar kan dan gehandeld worden. Dat lijkt mij de juiste gang van zaken.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vraag niet elke week namens mijn fractie om een plenair debat over een belangrijk onderwerp. Anderen kunnen het moment verkeerd vinden. Ik respecteer dat. Ik houd echter vast aan mijn verzoek. Dat betekent dat ik niet inga op uw suggestie. Ik ga er daarbij van uit dat de collega's die knikten toen de voorzitter mijn voorstel voorlegde, daarmee expliciet aangeven op dit moment een plenair debat deze week te blokkeren of niet mee te willen werken aan het verzoek tot een plenair debat. Ik zal het overigens niet op stemming laten aankomen.

Ik heb het gevraagd en ik heb steun gekregen van de fractie van D66. Dat is misschien te mager, maar ik vind dat er goede gronden zijn voor een plenair debat met de minister-president. Als ik geen steun krijg van de collega's laat ik het niet op een stemming aankomen, maar ik wil het nog wel graag horen van ze.

De voorzitter:

Ik heb het eerlijk gezegd al gehoord, maar ik wil iedereen best nog een keer het woord geven.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter. Mijn excuses voor het feit dat ik ondanks uw begrijpelijke afhoudende gebaren toch het woord vraag. De laatste opmerking van de heer Rosenmöller bevalt mij eerlijk gezegd niet. Door het aanvragen van een plenair debat wekt hij nu de suggestie, wat hij overigens wel vaker doet, dat zijn fractie het onderwerp belangrijker vindt dan de fracties die daarover op een andere wijze willen praten, namelijk in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. De conclusie van de heer Rosenmöller bevalt mij dus absoluut niet.

Het zal u overigens niet verbazen dat de VVD-fractie uw procedurevoorstel steunt.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter. Laat ik ermee ophouden. Het is mij zo langzamerhand wel duidelijk geworden. Er is geen sprake van dat wij een bepaalde suggestie willen wekken, zoals de heer Weisglas het heeft verwoord. De wijze waarop hij dit heeft verwoord, geeft daar alleen maar extra voeding aan. Dat wil ik voorkomen, dus ik laat het er verder bij. De motivering was gelegen in de twee onderwerpen en in de rol en de betrokkenheid van de minister-president daaromtrent in de afgelopen dagen. De minister-president verschijnt de ene dag na de andere op de televisie om te spreken over dit thema. Dan vindt mijn fractie het redelijk dat daarover in de plenaire zaal een keer een debat wordt gevoerd, ook in de wetenschap dat hierover uitgebreid is gesproken in de commissievergadering en vorige week tijdens de begrotingsbehandeling. Dat is het enige wat ik heb willen zeggen. Het spijt mij dat ik de steun van de meerderheid niet krijg en ik zal mij daar nu helaas bij moeten neerleggen. Ik spreek nogmaals mijn dank uit aan het adres van de fractie van D66.

De voorzitter:

Ik ga ervan uit dat ik van de fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken in de loop van de dag te horen krijg hoe de vaste commissie over dit verzoek denkt.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Het Holland Festival bestaat al bijna 55 jaar en het organiseert elke zomer een festival van internationale allure in Nederland. Een paar dagen geleden is het bestuur van het Holland Festival afgetreden vanwege een conflict met de staatssecretaris van Cultuur. De meningsverschillen gaan over geld en over een al dan niet in te dienen nieuw beleidsplan voor het Holland Festival. Ik vraag de regering, in het bijzonder de staatssecretaris van Cultuur, om een brief waarin hij op deze aspecten ingaat en waarin hij zijn door de krant opgetekende uitspraak toelicht dat hij toch bereid is om geld uit te trekken voor het Holland Festival. Ik zou deze brief graag voor aanstaande dinsdag ontvangen zodat hierover bij de regeling van werkzaamheden verder kan worden gepraat. Ik vraag deze brief mede namens de fracties van de PvdA, de VVD en het CDA.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Middel.

De heer Middel (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. De Kamer heeft vorige week een buitengewoon aardig overleg gevoerd met vier bewindspersonen over de evaluatie van de Koppelingswet. De PvdA-fractie vindt het toch noodzakelijk dat een en ander nog wordt aangescherpt. Daarom verzoek ik u het verslag van dit overleg op de plenaire agenda van volgende week te zetten.

De voorzitter:

Ik zal de Kamer daar later een voorstel voor doen.

Naar boven