Aan de orde is het debat naar aanleiding van het algemeen overleg op 23 mei 2001 over het drugsbeleid.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter. De fractie van GroenLinks zou graag de rechte weg bewandelen van het legaliseren van soft drugs. Dit blijkt echter niet mogelijk vanwege internationale verdragen en ook omdat de meerderheid van de Kamer zich daartegen verzet. Wij hebben eerder de motie-Apostolou c.s. gesteund om in ieder geval de aanvoer van wiet naar Nederlandse coffeeshops mogelijk te maken. Tot onze grote vreugde is deze motie aangenomen, maar de regering weigert om haar uit te voeren. Als de coalitiepartijen bereid zijn, meer druk uit te oefenen op de regering, zouden wij nu in een andere situatie verkeren. Helaas is dat niet het geval, maar er is wel een tussenoplossing gevonden in de vorm van een motie die straks door de heer Dittrich wordt ingediend. In deze motie wordt verzocht om experimenten te houden met het reguleren van de achterdeur. Het spreekt voor zich dat de fractie van GroenLinks, nu al het andere en betere niet mogelijk is, deze motie van harte ondersteunt. Zij heeft haar zelfs ondertekend.

De heer Apostolou (PvdA):

Voorzitter. Ik dien twee moties in. De eerste luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering met het plan "samenspannen tegen XTC" de aanpak van de handel, productie en distributie van synthetische drugs wil intensiveren;

van mening dat de intensivering van de inspanningen gericht dient te zijn op zichtbare resultaten met betrekking tot de vermindering van de productie en de handel in synthetische drugs, de daarvoor benodigde chemicaliën alsmede de beperking van de schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de gebruikers;

verzoekt de regering, in de voortgangsrapportage drugsbeleid 2002 aan te geven op welke te behalen resultaten getoetst dient te worden bij de evaluaties van 2003 en 2006;

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Apostolou, Dittrich, Van de Camp, Rouvoet en Van der Vlies.

Zij krijgt nr. 89(24077).

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Wat voegt deze motie toe aan hetgeen de minister zelf aan ambities en intenties aan de Kamer heeft voorgelegd?

De heer Apostolou (PvdA):

In het najaar komen wij uitgebreid met de regering te spreken over een implementatieplan. Wij zullen in dat kader nagaan wat er precies in 2003 en 2006 bereikt moet worden. Ik heb in het algemeen overleg al gezegd dat die doelen in het plan niet zo duidelijk zijn verwoord.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Weigert de minister om u op dit punt tegemoet te komen?

De heer Apostolou (PvdA):

Dat zullen wij straks horen.

Mijn tweede motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat tabletteermachines een onmisbare schakel vormen bij het productieproces van XTC;

van mening dat de beschikbaarheid van tabletteermachines voor de productie van XTC en XTC-achtige drugs zo niet onmogelijk wordt gemaakt, tot het uiterst mogelijke beperkt moet worden;

van mening dat de binding van het gebruik van tabletteermachines aan een vergunning en registratie en de vernietiging van in beslaggenomen tabletteermachines bijdragen aan het tegengaan van de productie van XTC en XTC-achtige drugs;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat het gebruik van tabletteermachines aan vergunning en registratie wordt gebonden en dat in beslag genomen tabletteermachines worden vernietigd;

verzoekt de regering tevens, dit beleid met kracht op Europees niveau te bepleiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Apostolou, Van de Camp, Rouvoet en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90(24077).

De heer Dittrich (D66):

Kunnen die tabletteermachines ook voor andere doeleinden worden gebruikt? Ik kan mij herinneren dat ik vroeger vakantiewerk heb gedaan en dat die hartjes waar een spreuk op staat, ook door tabletteermachines worden gemaakt. Ik vraag mij af hoe gewone bedrijven hun werk kunnen doen, als deze allemaal in beslag worden genomen.

De heer Apostolou (PvdA):

Ik weet dat tabletteermachines voor allerlei doeleinden worden gebruikt, voor de farmaceutische industrie en voor snoepjes, maar hier gaat het om tabletteermachines die in beslag zijn genomen vanwege de productie van XTC. Zij moeten worden vernietigd. Ik vraag om al die machines te registreren, zodat wij kunnen nagaan dat zij niet in handen van criminelen vallen.

De heer Dittrich (D66):

Maar als die machines in beslag zijn genomen in het kader van de strijd tegen XTC, is het toch logisch dat zij worden vernietigd en niet terug op de markt worden gebracht?

De heer Apostolou (PvdA):

Dat bepleit ik ook in de motie.

De heer Dittrich (D66):

Dan voegt de motie toch niets toe aan de praktijk?

De heer Apostolou (PvdA):

Nee. Er zijn Kamervragen gesteld over dit punt. De minister heeft tijdens het algemeen overleg gezegd dat de Dienst domeinen deze machines doorverkoopt, dus het is geen beleid op dit moment, maar ik wil dat zij worden vernietigd.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U wilt de verkoop van tabletteermachines binden aan vergunningen, zegt de motie. Hoe wilt u dat handhaven?

De heer Apostolou (PvdA):

Ik zeg in mijn motie dat de regering moet aangeven hoe dat moet gebeuren. Ik heb dat niet uitgewerkt in de motie, maar er is zeker een methode om een handhavingsregime op te zetten, net als bij andere instrumenten.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Door regelmatig een bezoek te brengen aan de farmaceutische industrie en snoepfabrikanten en te controleren of zij maken wat zij zeggen te maken? Hoe maak je dat waterdicht en hoeveel mankracht kost dat? Het lijkt een vriendelijke motie, maar zij lijkt mij enigszins illusoir.

De heer Apostolou (PvdA):

Als deze machines een registratienummer hebben en de politie doet een inval bij een XTC-laboratorium en vindt zo'n machine, dan kunnen wij nagaan waar die machine vandaan komt. Wie is de fabrikant? Wie heeft de machine doorverkocht? Op deze manier kunnen wij de productie van XTC goed aanpakken. Voor de rest hoeven wij niet iedereen te controleren die op een legale manier een machine gebruikt.

De heer Van de Camp (CDA):

Ik zie dat de heer Apostolou klaar is. Een van de redenen voor dit VAO is dat de minister weigert om de aangenomen motie-Apostolou uit te voeren. Ik begrijp best dat de heer Apostolou nu twee moties indient over XTC, die ik ondersteun, maar ik hoor helemaal niets over het niet uitvoeren van de motie-Apostolou. Is dat niet een beetje jammer, vanuit zijn oogpunt bezien?

De heer Apostolou (PvdA):

Tijdens het algemeen overleg heb ik mijn best gedaan om duidelijk te maken dat er geen enkele belemmering is voor de regering om deze motie uit te voeren. Wij schenden daarmee geen internationale verdragen en wij kunnen op grond van onze strafwet wel een regeling treffen. De minister zegt dat het een politiek besluit is dat de regering daar niet aan wil. Ik kan niets meer doen dan gewoon zeggen dat de motie aangenomen is. De Kamer heeft een uitspraak gedaan. De regering zit daarmee. Ik hoor graag tijdens dit overleg of de regering alsnog bereid is om de motie uit te voeren.

De heer Van de Camp (CDA):

De vasthoudendheid van de fractie van de Partij van de Arbeid op sommige dossiers is gevreesd, als je kijkt naar het rekeningrijden...

De voorzitter:

Houdt u zich bij het onderwerp.

De heer Van de Camp (CDA):

U legt zich er nu bij neer en dat verbaast mij enigszins.

De heer Apostolou (PvdA):

Als u mij had gesteund, was er geen probleem, want dan zou de regering de druk van de Kamer veel duidelijker voelen, maar u steunt mij niet, dat is het grote probleem. Nu zegt de minister dat er weliswaar een uitspraak van de Kamer is, maar dat die slechts met een meerderheid van een stem is aangenomen. Ik vind dat geen argument. Een aangenomen motie is een aangenomen motie. De regering moet die motie uitvoeren. Ik merk echter niet dat u mij op enigerlei wijze steunt om de uitspraak van de Kamer door de regering te laten uitvoeren.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dit is wel de politiek van de terugtocht. U heeft zijn steun niet nodig! U hebt mijn steun en die van de heer Dittrich en van de woordvoerder van de SP die even afwezig is. Ik heb u al uitgenodigd, uw rug recht te houden en de minister onder druk te zetten. Uiteindelijk heeft de Kamer het laatste woord en niet de minister. U moet zelf dan ook uit de kast komen en zeggen dat u het onderwerp eigenlijk niet belangrijk genoeg vindt. Dat begin ik langzamerhand wel te denken.

De heer Apostolou (PvdA):

Ik heb altijd gezegd dat dit onderwerp mij geen regeringscrisis waard is. ApostolouIk heb in het algemeen overleg geprobeerd, aan te geven dat de weg van de overtuiging mij het beste leek. Helaas wilde de minister daarop niet ingaan. Wij gaan echter door. Wij blijven niet stilstaan. Die motie ligt er en de regering heeft nog een jaar te gaan. Er wordt een internationale conferentie in Nederland georgani seerd door de regering. Wellicht komen er meer van deze geluiden uit Europa en ontstaan daardoor openingen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik ben heel erg nieuwsgierig te horen of u dan steun zult verlenen aan een motie om op experimentele basis, door wetenschappelijk onderzoek gecontroleerd, een begin te maken met de toevoer naar de achterdeur.

De heer Apostolou (PvdA):

Ik hoor de motie straks en de reactie van de minister daarop. Onze voorkeur gaat uit naar de eerste motie die door de Kamer is gesteund. Ik zal mijn fractie adviseren dat het het beste is om de motie die straks wordt ingediend, te steunen. Ik moet daarover uiteraard eerst met de fractie overleggen.

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter. Ik sluit mij in dit geval graag aan bij de woorden van mevrouw Halsema en de heer Van de Camp. Mijn vraag is nog iets preciezer: waar is het de fractie van de PvdA eigenlijk om begonnen? De heer Apostolou zegt dat het hem geen regeringscrisis waard is als het kabinet de motie niet uitvoert en dat het kabinet misschien wat anders probeert. Was het alleen maar een gebaar jegens burgemeesters? Wilde de PvdA-fractie laten zien dat zij begrip heeft voor hun problemen en gelooft zij het verder wel? Of hecht de PvdA-fractie eraan dat het kabinet iets anders gaat doen? In dat geval vind ik het erg vreemd dat wij de heer Apostolou nergens meer over horen.

De heer Apostolou (PvdA):

De heer Nicolaï doet daarmee de geschiedenis geweld aan. Hij weet dat wij uitvoerig schriftelijk overleg met de regering hebben gevoerd en vragen hebben gesteld. Wij houden de regering eraan dat juist deze motie uitgevoerd moet worden. In eerste instantie heeft de regering gezegd deze motie niet te kunnen uitvoeren, omdat zij gebonden is aan internationale verdragen. Na deskundigen gehoord te hebben, ben ik tot de overtuiging gekomen dat dit geen argument is. Wij hebben dat de regering laten weten. Zij is nu milder op dat punt en concludeert dat het op dit moment niet opportuun is deze weg op te gaan. Ik zoek nu een opportuun moment om de regering te steunen. Als straks de motie wordt ingediend, is dat voor mij het moment de weg in te slaan naar uitvoering van mijn motie.

De heer Nicolaï (VVD):

Dit is geen sterk verhaal. Het kabinet kan een motie naast zich neerleggen als zij naar het oordeel van het kabinet niet uitvoerbaar is, bijvoorbeeld om financiële of juridische redenen. Dat is een deel van de argumentatie van het kabinet om de motie niet uit te voeren. Deze zienswijze deelt de VVD-fractie. Zij heeft wel degelijk met onuitvoerbaarheid in juridische zin te maken.

De heer Apostolou zegt echter dat dit onzin is en dat de motie best uitgevoerd kan worden. In dat geval blijft alleen de politieke wenselijkheid over. Daarover beslist de Tweede Kamer.

De heer Apostolou (PvdA):

Daar ligt juist mijn kritiek op de regering. Er zijn geen argumenten van juridische aard. U zegt dat die er wel zijn, maar juristen zeggen mij dat er wel degelijk mogelijkheden zijn. Dan blijft alleen het punt van de politieke opportuniteit over, wat de regering ook terecht aangeeft. Als ook u tegen de regering zou zeggen dat ze de uitspraak van de Kamer moet uitvoeren, zijn wij een stap verder. Dat doet u echter niet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Dat moet ú doen.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Het algemeen overleg waar het debat van vanavond een voortzetting van is, ging vooral over de achterdeur van de coffeeshop en het niet uitvoeren van de motie van collega Apostolou. Nu zijn er in Nederland coffeeshops en er wordt in die coffeeshops nederwiet verkocht. Het gekke is dat de achterdeur niet geregeld is. Verder weten wij uit allerlei wetenschappelijke rapportages, o.a. van de commissie-Fijnhout, dat de georganiseerde criminaliteit de achterdeur en de toeleverantie van softdrugs in handen heeft en dat van het geld weer allerlei andere verkeerde dingen worden gedaan. Het zou de minister van Justitie dus een lief ding waard moeten zijn om de achterdeur van de coffeeshop te regelen.

Helaas heeft hij laten weten de motie van collega Apostolou niet uit te willen voeren. Ik vind dat er toch beweging bij dit onderwerp moet blijven. Daarom wil ik een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Tweede Kamer in de motie-Apostolou c.s. aan de regering heeft gevraagd met betrekking tot de toevoer van cannabis aan de achterdeur van de coffeeshop nader beleid te bepalen en regelingen te (doen) treffen;

overwegende dat de regering de aangenomen motie vooralsnog niet wenst uit te voeren, als gevolg waarvan de kwestie ongeregeld blijft, hetgeen nadelige maatschappelijke consequenties heeft;

overwegende dat het raadzaam is, vooruitlopend op uitvoering van de door de Kamer aangenomen motie, een of meer experimenten te starten met een gecontroleerde toevoer van cannabis aan de achterdeur van de coffeeshop, in samenwerking met een of meer gemeenten die zich daartoe bereid hebben verklaard, en deze experimenten in een wetenschappelijke context te plaatsen;

verzoekt de regering, hiertoe de noodzakelijke initiatieven te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dittrich, Halsema en De Wit. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 91(24077).

De heer Van de Camp (CDA):

Zoals de heer Dittrich weet, is Nederland geen Efteling. Hoe stelt hij zich dan de uitvoering van dit wetenschappelijke experiment voor?

De heer Dittrich:

Dat is op zich een heel interessante vraag, maar wij zijn geen wetenschappers. De motie vraagt aan de regering om initiatieven te nemen. Ik kan mij heel Dittrichgoed voorstellen dat er met universiteiten contact wordt gezocht en een goede onderzoeksopzet mogelijk wordt gemaakt. Ik zou daar nu niet op vooruit willen lopen.

De heer Van de Camp (CDA):

Maar u hebt daarover nagedacht?

De heer Dittrich (D66):

Ja.

De heer Van de Camp (CDA):

Stel nu dat de gemeente Tilburg zich voor dit experiment aanmeldt. Mogen de inwoners van Breda dan geen hasj meer kopen in Tilburg?

De heer Dittrich (D66):

In het kader van het experiment zullen allerlei voorwaarden gesteld moeten worden. Het is mogelijk dat dan besloten wordt tot een gesloten systeem. Ik wil daar niet op vooruit lopen, want de wetenschappers moeten hier zeggenschap in hebben, maar het zou kunnen betekenen dat een bepaalde vorm van registratie plaatsvindt. Maar nogmaals: dat moet allemaal bekeken worden in het kader van een wetenschappelijke context.

De heer Van de Camp (CDA):

Gaat u dan ook het aantal grammen wegen dat de kwekerij verlaat, opdat u erop kunt toezien dat exact hetzelfde aantal grammen bij de achterdeur van de coffeeshop aankomt?

De heer Dittrich (D66):

Nu vraagt u mij echt te veel. Ik wil nu niet gaan filosoferen over dit soort gedetailleerde vragen. Ik vind juist dat de regering met wetenschappers en met gemeenten om de tafel moet gaan zitten om te bezien wat een goede onderzoeksopzet zou zijn. Het experiment moet in ieder geval in een wetenschappelijke context plaatsvinden.

De heer Van de Camp (CDA):

U weet überhaupt niet of een experiment mogelijk is? U kunt natuurlijk niet zeggen: ik wil een experiment en laat het vervolgens aan de wetenschap over.

De heer Dittrich (D66):

Ik vraag de regering het initiatief te nemen om zo'n experiment te starten. Dat hangt natuurlijk af van de onderhandelingen die daarover worden gevoerd. Ik ben trouwens niet de enige die hierover heeft nagedacht; er zijn gelukkig ook wetenschappers die dat doen. Ik hoop dat de regering met een goede onderzoeksopzet kan komen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Staat de uitkomst van het experiment voor de heer Dittrich eigenlijk niet al vast? Hij zei namelijk: aan de voordeur hebben wij wat geregeld en het is toch gek dat wij dat aan de achterdeur niet hebben gedaan. Het is wel de wetgever geweest die het willens en wetens zo heeft geregeld. De heer Dittrich zou dus andere woorden moeten gebruiken. Ziet hij dat onderzoek als een breekijzer om het huidige beleid open te breken of laat hij zich inspireren door zijn wetenschappelijk getoonzette nieuwsgierigheid naar de ins en outs van een dergelijk experiment, onverlet latend de uitkomst ervan?

De heer Dittrich (D66):

De minister wil de aanvaarde motie-Apostolou niet uitvoeren. Ik ben beducht voor stilstand, terwijl er toch een belangrijk maatschappelijk probleem aan de orde is. Daarom pleit ik voor een experiment in een wetenschappelijke context om te bezien hoe het werkt met toevoer aan de achterdeur van een coffeeshop. Mijn wetenschappelijke nieuwsgierigheid zal daardoor hopelijk bevredigd worden. Als het experiment succesvol is, vergroot dat het animo om met voortvarendheid op dit dossier verder te gaan.

De heer Van der Vlies (SGP):

U houdt het dus ook voor mogelijk dat de wetenschappelijk onderbouwde conclusie wordt getrokken dat het experiment als mislukt moet worden beschouwd?

De heer Dittrich (D66):

Een experiment kan lukken maar ook mislukken.

De heer Nicolaï (VVD):

Ik begrijp dit niet zo goed. De heer Dittrich heeft het over zijn wetenschappelijke nieuwsgierigheid die hij graag bevredigd ziet, maar hij was toch voorstander van het reguleren aan de achterdeur?

De heer Dittrich (D66):

Ja, maar ik wil graag weten hoe het precies werkt, want wij hebben er nog steeds geen praktijkervaring mee opgedaan. Vandaar mijn motie.

De heer Nicolaï (VVD):

Maar dan hoeft u toch niets te onderzoeken? U hebt al betoogd dat het een goed idee is, dus het experiment moet er kennelijk toe dienen dat uiteindelijk wordt gekozen voor gedogen. Dat is natuurlijk niet een echt experiment.

De heer Dittrich (D66):

U miskent dat er een maatschappelijke praktijk is gegroeid die niet goed geregeld is. Daarin wilde de motie-Apostolou verandering brengen, maar de minister weigert haar uit te voeren. Dat ligt ons zwaar op de maag. Met mijn motie beoog ik beweging in het dossier te krijgen. Een experiment kan slagen, maar ook mislukken. Dat moet je natuurlijk onder ogen zien.

De heer Nicolaï (VVD):

Zegt u nu opeens dat het reguleren aan de achterdeur eigenlijk toch niet zo'n goed standpunt is?

De heer Dittrich (D66):

Nee, dat is geen goede conclusie.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. De fractie van de ChristenUnie heeft de regering tijdens het algemeen overleg gesteund in haar weigering om tegemoet te komen aan de wens van de indieners van de motie-Apostolou, over te gaan tot een regiem voor de achterdeur. Wij vonden dat geen goede gedachte, sterker nog: ik vond de redenering van de regering ijzersterk. Het was dan ook onze redenering waarom het gedoogbeleid überhaupt ter discussie moet worden gesteld. De argumenten van de minister van Justitie hebben dus ook onze volledige steun. Ik vind het wel teleurstellend dat de regering niet inziet dat haar redenering de doodsteek behoort te zijn voor het hele gedoogbeleid. Wij komen hier echter ongetwijfeld nog over te spreken.

Ik had verwacht dat in dit VAO een motie zou worden ingediend waarin zou worden gevraagd om nu toch echt de motie-Apostolou uit te voeren. Mevrouw Halsema heeft in die richting gehint. Zij heeft het echter niet aangedurfd. Ik begrijp dat heel goed, want zij kan ook tellen. Een motie waarin wordt aangedrongen op de uitvoering van de motie-Apostolou, kan namelijk waarschijnlijk niet op een meerderheid rekenen. Ik wil overigens ook best nog een keer stemmen over de motie-Apostolou, want deze motie zou waarschijnlijk worden verworpen na twee keer staken van de stemmen.

Als er één motie "van de terugtocht" is, is het de motie over de experimenten die zojuist is ingediend. In deze motie doet men namelijk een paar stappen terug, vergeleken met wat al binnen was gehaald door de toevallige afwezigheid van één Kamerlid.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb inderdaad geteld of deze motie op een meerderheid zou kunnen rekenen. Ik heb echter om een heel andere reden dan u vermoedt afgezien van het indienen van een dergelijke motie, aangezien ik het best op de uitslag 75/75 wil laten uitkomen. Ik heb de ondertekenaars van de eerste motie hiertoe uitgenodigd, maar zij bleken niet bereid om met mij de volgende stap te zetten. De coalitiepartijen willen het namelijk niet op een regeringscrisis laten aankomen. Dat is inderdaad een politiek van de terugtocht.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Impliciet bevestigt mevrouw Halsema daarmee dat de ingediende motie een motie van de terugtocht is als men de inhoud vergelijkt met de oorspronkelijke motie. Men bracht steeds maar weer naar buiten: de Kamer vindt immers dat... Nu blijkt hoe wankel die meerderheid was, want het was de toevallige afwezigheid van één Kamerlid die het mogelijk maakte dat de motie werd aangenomen.

De strekking van mijn opmerking was inderdaad dat ik mij kan voorstellen dat men het niet op een materiële herstemming over de motie-Apostolou wil laten aankomen. Dat staat nog los van de vraag of voldoende fracties deze motie zouden willen onderteken als het duidelijk is dat deze motie niet zonder meer op een meerderheid mag rekenen.

De heer Dittrich (D66):

Vindt u het niet staatsrechtelijk ontzettend onzuiver door steeds maar weer te hameren op die toevallige afwezigheid van één Kamerlid? Een motie is aangenomen of verworpen. Daar doet het feit dat één Kamerlid toevallig afwezig was, niets aan af. Het valt mij erg van u tegen dat u het staatsrecht op zo'n manier verdraait.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

"Verdraait"? Ik zou de heer Dittrich willen vragen om zijn woorden iets zorgvuldiger te kiezen.

Ik doe niets af aan de strekking van een aangenomen motie. Een aangenomen motie, is een aangenomen motie. Ik heb een empathische persoonlijkheid en ik probeer mij in te leven in de afweging die door de indieners van deze motie is gemaakt. Ik kan mij heel goed voorstellen dat men er niet voor heeft gekozen om het aan te laten komen op een stemming die waarschijnlijk in de verhouding 75/75 zou eindigen. Dat zou weinig perspectiefrijk zijn geweest. Mijn opmerking doet niets af aan de kracht en het gezag van een aangenomen motie.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik vind de woorden van de heer Rouvoet "een toevallig aangenomen motie" niet heel sterk. Daarmee zegt hij eigenlijk dat hij een voorstander is van een drempel bij het bepalen of een motie door de meerderheid van de Kamer wordt gesteund. Dat zou kunnen betekenen dat een uitslag van plus drie, de omvang van zijn eigen fractie, niet langer voldoende zou zijn voor een meerderheid. Ik vind dat niet zo'n sterke redenering.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Nu draaft mevrouw Halsema door, maar dat weet zij waarschijnlijk zelf ook wel.

Ik doe niets af aan de gewoontes van dit huis: een aangenomen motie is een aangenomen motie. Als een Kamermeerderheid zich voor een motie uitspreekt, is de motie aangenomen. Ik doe geen voorstel om dat te veranderen en ik kan haar opmerking dan ook niet zo goed plaatsen. Ik probeer mij in te leven in de overwegingen van mevrouw Halsema. Ik kan mij daar wel iets bij voorstellen, omdat zij tijdens het algemeen overleg al min of meer aangaf dat zij het het overwegen waard vindt om een motie in te dienen waarin de regering wordt uitgenodigd, de motie-Apostolou uit te voeren. Ik heb geprobeerd om het denkproces dat zij sindsdien heeft doorgemaakt, in te voelen.

Voorzitter. U begrijpt dat mijn fractie geen enkele behoefte heeft aan een motie die experimenten met de achterdeur mogelijk maakt. Ik hoef dat verder niet toe te lichten.

Ik zou nog wel een kanttekening willen plaatsen bij het aanhalen van gezaghebbende lieden als professor Fijnhout, ook voor mij gezaghebbend, die in zijn rapportages meer dan eens de stelling heeft verdedigd dat een liberalisering, ook aan de achterdeur, en zeker een legalisering kan leiden tot verschuiving van markten en verharding van het klimaat. Ik zou dus niet zomaar wetenschappers willen aanvoeren die daarmee dan ook impliciet steun zouden uitspreken voor experimenten aan de achterdeur, want daarover valt op zijn minst toch veel meer te zeggen.

Wat betreft de motie van de heer Dittrich heb ik genoteerd dat de eerste indiener heeft gesproken over registratie van coffeeshopklanten. Ik neem aan dat dit ook de achterliggende gedachte is van de indieners van deze motie en dat verraste mij ook weer enigszins. Ik zie het nog niet snel gebeuren, maar ik heb het in ieder geval genoteerd.

Voorzitter. Wij hebben graag de moties van collega Apostolou over de XTC meeondertekend in de wetenschap dat wij daar nog een flink debat over moeten voeren, want het is een belangrijk onderwerp. Maar dit zijn in ieder geval twee stappen in de goede richting.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter. In het algemeen overleg heb ik de totstandkoming van de Kameruitspraak aan de hand van de motie-Apostolou c.s. al opgehaald en dat hoef ik in het spoor van collega Rouvoet niet te herhalen. Overigens is een aanvaarde motie een Kameruitspraak die door de regering hoort te worden uitgevoerd, tenzij zij heel sterke redenen heeft om dat niet te doen. Staatsrechtelijk gaat de Kamer ervan uit dat een motie als het even kan wordt uitgevoerd. Als de regering dat niet doet, moet zij daarvoor de argumentatie leveren. Als die sterk is, kan de Kamer overwegen er verder het zwijgen toe te doen. In de ogen van de SGP-fractie zijn de argumenten van de regering sterk en daarom heeft zij geen probleem met haar opstelling in dezen. Overigens hebben wij het probleem van de achterdeur natuurlijk helemaal zelf gecreëerd. Waren wij niet aan de voordeur begonnen, dan hadden wij het probleem van de achterdeur ook niet gehad. Wij moeten in de zaak zoals die nu ligt dan ook geen aanleiding zien om te gaan schuiven.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Suggereert u nu dat als er geen hasj in Nederland gekocht zou kunnen worden, er ook geen hasj gebruikt zou worden?

De heer Van der Vlies (SGP):

Neen. Daarom heeft de SGP-fractie ook altijd gezegd dat de handel streng moet worden aangepakt en het bezit ook ongewenst is, om over het gebruik maar niet te spreken. Dat is onze volgorde. Die discussie hebben wij heel intensief gevoerd en uiteindelijk is het gedoogbeleid van de coffeeshops ontstaan. Dat is een stukje legalisering tussen aanhalingstekens! Dat hebben wij altijd bestreden, dat vonden wij altijd een verkeerde gang van zaken. Wij voorzagen de consequentie al, namelijk een probleem aan de achterdeur. Zie het debat dat wij daarover in het verleden hebben gevoerd. Wat dat betreft zijn wij toch heel consistent geweest.

De heer Dittrich (D66):

Als u kijkt naar cijfers van het aantal mensen in met ons vergelijkbare landen die zowel soft- als harddrugs gebruiken, vindt u dan niet dat onze coffeeshops toch een scheiding van markten hebben bewerkstelligd waardoor er in vergelijking met die andere landen minder harddrugsverslaafden in Nederland zijn?

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Dat is één referentiekader. Het andere is natuurlijk de gang van zaken binnen ons land en daarvan zeggen wij dat het gedogen van de coffeeshops ons inziens te veel de uitstraling heeft van "dat kan wel zo en het geeft ook een bescherming tegen het overstappen op de harddrugs". Dat is een verkeerd signaal. Ik herinner mij die discussie heel goed. Wij blijven dat nog zo zien en daar hebben wij ook redenen voor. Er zijn onderzoeksresultaten in bepaalde locaties die dat ondersteunen, want natuurlijk gaan wij ook niet zomaar op de natte vinger af. Neen, het zijn waarnemingen die in onderzoek- en verslavingszorgcentra zijn gedaan.

Voorzitter. Onlangs is Nederland weer bestempeld als de grootste leverancier op de wereldmarkt van XTC. Dat is toch uiterst beschamend! Ik heb de moties van collega Apostolou graag meeondertekend, omdat daarmee stappen worden gezet in de richting van regulering, omdat daarmee aanscherpingen worden gemaakt en omdat daarmee de productie en distributie van XTC-pillen wordt beteugeld.

Minister Korthals:

Voorzitter. Ook ik ben naar de Kamer gekomen met het idee dat er een geweldige actie zou worden gevoerd door mevrouw Halsema. Zij heeft dit overleg immers aangevraagd en zij is duidelijk ontevreden met het kabinetsstandpunt dat erop wijst dat de motie van de heer Apostolou niet wordt uitgevoerd. Mevrouw Halsema laat de kastanjes echter uit het vuur halen door haar collega's Apostolou, die twee moties heeft ingediend, en Dittrich, die een motie heeft ingediend met een andere verpakking maar met dezelfde strekking als een motie die hij in het verleden ook al had ingediend. Ik denk aan zijn motie van 9 november 1999. Ik zie dat er gelachen wordt, maar de heer Apostolou had dit ook al door. Ik wijs erop, omdat de heer Apostolou en de fractie van de Partij van de Arbeid toen niet voor aanneming van die motie gestemd hebben.

Met het plan van aanpak gebeurt er op het gebied van XTC erg veel. Over de gehele linie worden maatregelen genomen en is er sprake van een duidelijke aanpak. In de nota is aangegeven dat de effecten van de nota en de resultaten van de inspanningen van de diverse betrokken organisaties geëvalueerd zullen worden. Los van die evaluatie zal aan de betrokken organisaties worden gevraagd om tussentijds, periodiek te rapporteren over de voortgang. Ik neem mij voor om de Tweede Kamer op basis van die rapportages te informeren over de ontwikkelingen met betrekking tot de uitvoering van de nota. In de motie van de heer Apostolou wordt gevraagd om een evaluatie in de jaren 2003 en 2006 met daarin concrete scoringspunten. Mijns inziens past dat verzoek in het beleid van de regering; ook zij wil heldere prestatie-indicatoren, en die worden daarom momenteel ontwikkeld. In die zin kan ik zeer wel leven met deze motie.

De heer Nicolaï (VVD):

Ik wil de minister niet tot zaken aanzetten, maar als een en ander al is toegezegd door het kabinet, dan is de motie toch volstrekt overbodig?

Minister Korthals:

Ik ken natuurlijk de teleurstelling vanwege het niet-uitvoeren van een andere motie van de heer Apostolou. In die zin is het mooi om niet te negatief te zijn over een motie die in het beleid van de regering past. Maar goed, echt noodzakelijk acht ik de motie niet. Ik heb er geen bezwaren tegen.

De heer Apostolou (PvdA):

De motie spreekt uit dat de minister in het najaar, bij de voortgangsrapportage van 2002, met evaluatiepunten komt. Het betreft dus een precisering in de tijd. Als de minister zegt dat hij de motie wil uitvoeren, dan wacht ik gewoon af wat in september in onze richting komt.

Minister Korthals:

Het najaar 2002 betreft wel het volgend najaar, en dus niet september 2001.

De heer Apostolou (PvdA):

In september van dit jaar gaat het om het begrotingsjaar 2002. Ik vraag de minister dus expliciet om in september en oktober het plan te implementeren.

Minister Korthals:

Omdat wij op het ogenblik met alle betrokken organisaties in overleg zijn, past dat verzoek in het beeld dat de regering heeft. Er is op dit punt dus geen enkel probleem.

In de tweede motie van de heer Apostolou wordt geconstateerd dat tablettenmachines een onmisbare schakel vormen bij de productie van XTC. Laat ik daarover duidelijk zijn. Wij hebben daarover geschreven in de XTC-notitie. Het streven was om te komen tot een vorm van zelfregulering in de branche. Het voorstel was om Europol bij gemelde verdachte transacties van tabletteermachines te steunen. Verder sonderen dat de aanpak van de tabletteermachines via voorbereidingshandelingen, artikel 10a van de Opiumwet, in EU-verband mogelijk wordt. Er zijn aan het vernietigen van die tabletteermachines, het aan een vergunning binden en aan de registratie ook wel wat nadelen verbonden. Ik denk aan de administratieve lasten voor de farmaceutische industrie, de openbare apotheken, de ziekenhuizen en de wasmiddelenindustrie die ook tabletteermachines hebben. Ik wil bekijken in overleg met de branche in hoeverre het mogelijk is te komen tot registratie. Ik deel de inzet van de heer Apostolou. Wij moeten onze ogen niet op voorhand sluiten voor mogelijke problemen.

De heer Apostolou (PvdA):

Ik heb de motie niet voor niets ingediend. Ik heb tijdens het algemeen overleg gezegd dat de voortvarendheid van de minister op een aantal terreinen niet zodanig is, dat ik er tevreden mee ben. Daarom vraag ik hier expliciet dat de minister aan het werk moet gaan om te bewerkstelligen dat de tabletteermachines geregistreerd worden. Ze moeten gebonden worden aan een vergunning. In beslag genomen machines moeten worden vernietigd. Dat beleid moet de minister op Europees niveau uitdragen. Dat is iets anders dan alleen maar voornemens. Er moet daadwerkelijk iets gebeuren.

Minister Korthals:

Wij werken daar ook aan. Wij zullen er overleg over plegen met het OM en de Domeinen. De vernietiging geschiedt door Domeinen. Op zich zelf heeft u een geweldig punt. Het zou waanzinnig zijn wanneer tabletteermachines in beslag worden genomen en via Domeinen weer in de roulatie komen. Alles is erop gericht om langs de wegen die ik zo-even schetste dat te voorkomen.

De heer Apostolou (PvdA):

Wanneer krijgen wij van de regering een voorstel ter uitvoering van deze motie?

Minister Korthals:

In het najaar.

De heer Nicolaï (VVD):

Ten behoeve van de stemming wil ik vragen...

De voorzitter:

Het is aardig verzonnen: ten behoeve van de stemming. Alles is ten behoeve van de stemming.

De heer Nicolaï (VVD):

Nee. Gaat het kabinet bekijken of het uitvoerbaar is? Of gaat de minister het doen? Dat laatste gaat voor ons een stap te ver. Wij zijn ervoor als hij gaat bekijken of het kan.

Minister Korthals:

Wij gaan bekijken of het kan. Wanneer het kan, gaan wij het doen. Dat is ook de bedoeling van de heer Apostolou. Hij zal de regering niet willen aanzetten om iets te gaan doen wat niet kan.

Voorzitter. Ik kom te spreken over de motie van de heer Dittrich. Op slimme wijze introduceert hij opnieuw dezelfde motie. Hij doet daarin een oproep om experimenten met het telen van nederwiet toe te staan. In 1999 heeft de Kamer zich in meerderheid tegen deze motie uitgesproken. Ik heb zelf al aangegeven geen voorstander te zijn van dergelijke experimenten. Ik heb mij indertijd beroepen op internationale drugsverdragen. Ik blijf van mening dat wij ons op een hellend vlak begeven zodra wij een experiment met gecontroleerde teelt en aanvoer toestaan. Indien een dergelijk experiment zou slagen, heeft dat gevolgen voor daarna, wellicht zelfs de noodzaak tot het maken van een wettelijke regeling waarvoor dan verdragsrechtelijk geen ruimte bestaat. Los van deze internationale verplichtingen dienen wij ons te realiseren welke bijzondere positie Nederland in zijn beleid, internationaal gezien, inneemt. Nederland kan zich niet veroorloven ten opzichte van zijn Europese partners nog verder voor de muziek uit te lopen.

Ik ben het overigens met de interrumpanten eens, dat dit een beetje als een breekijzer is bedoeld. Als de heer Dittrich telkenmale uitspreekt dat hij eigenlijk voor regulering is, is hij degene die geen experiment meer nodig heeft. Ik ben blij dat de strekking van de motie door de meerderheid van de Kamer is doorzien.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, donderdag aan het einde van de vergadering over de ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven