Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van de fractie van de PvdA stel ik voor, de stemmingen over wetsvoorstel 26855 (Procesrecht burgerlijke zaken) van de agenda van heden af te voeren, aangezien er nog een korte plenaire afronding moet plaatsvinden. Daarover zal ik later een voorstel doen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Waalkens.

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter! Gezien het om 13.00 uur afgekondigde algehele vervoersverbod in verband met de uitbraak van mond- en klauwzeer in Frankrijk en de verdachte gevallen in Duitsland, stel ik prijs op een spoeddebat met de minister over de maatregelen om deze ziekte in Nederland te voorkomen. Dit is een urgente kwestie, want de dreiging van een uitbraak van mond- en klauwzeer in Nederland wordt steeds groter. Ik wil dit spoeddebat graag vanmiddag houden.

De voorzitter:

Het feit dat u niet allemaal naar de interruptiemicrofoon rent, zal wel betekenen dat u zich daarbij aansluit.

De heer Meijer (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie sluit zich graag bij het verzoek aan, maar wil tegelijkertijd een brief vragen over de maatregelen die worden getroffen.

De voorzitter:

Dat lijkt mij tegenstrijdig. Als u eerst een brief wilt hebben, kunt u niet vanmiddag een debat voeren. Ik vraag u duidelijk te zijn.

De heer Meijer (CDA):

We willen dat debat vanmiddag graag voeren, maar ik neem aan dat de minister op dit moment klip en klaar weet welke maatregelen hij neemt en heeft genomen en dat ook op papier heeft staan. Ik neem dus aan dat het kan.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij het verzoek van collega Waalkens om een spoeddebat te voeren. Te overwegen zou zijn, als het nodig is, dat de minister dat debat begint met een verklaring. Dat is niet ongebruikelijk.

De voorzitter:

Dat lijkt mij een nuttige suggestie.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik sluit mij bij deze laatste suggestie aan. Het wachten op een brief lijkt mij niet nodig. Wij willen graag zo snel mogelijk dit debat voeren.

De voorzitter:

Ik heb de minister al zien knikken, omdat hij hier aanwezig is en onze regeling van werkzaamheden dus mee kan maken. Het lijkt me dat er één onderwerp aan de orde is dat geen uitstel kan vergen, omdat de minister van Justitie anders in de problemen komt. We zullen dus na de behandeling van de brief Belastingrechtspraak dit debat voeren met een spreektijd van drie minuten per fractie.

Het woord is aan mevrouw Ross-van Dorp.

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA):

Voorzitter! De fractie van het CDA zou graag een interpellatiedebat aanvragen met de minister van Onderwijs om de volgende redenen:

  • - de estafettestakingen die op dit moment in Nederland plaatsvinden;

  • - de voorgenomen sluiting van een aantal tweedegraadsopleidingen voor leraren;

  • - de uitspraken van voorzitter Thom de Graaf van de D66-fractie dat we met het onderwijs in Nederland aankoersen op een nationale ramp;

  • - het feit dat minister Hermans heeft medegedeeld dat de AOB-eis van 1 mld. gulden bij de Voorjaarsnota aan de krappe kant is.

De CDA-fractie heeft het idee dat dit bij elkaar voldoende reden is om een interpellatiedebat met de minister aan te vragen.

De voorzitter:

Voordat ik anderen vraag om zich hierover uit te spreken, wil ik de Kamer twee problemen voorhouden. Het eerste is dat er al schriftelijke vragen gesteld zijn over het sluiten van de lerarenopleidingen. Het is altijd lastig om, als er al schriftelijke vragen liggen, daar overheen te gaan. Verder heb ik begrepen dat er deze of de volgende week een algemeen overleg is met de minister over het lerarentekort. Dat lijkt me ook een probleem. Ik begrijp de urgentie van uw vraag, mevrouw Ross, maar ik verzoek iedereen goed na te denken hoe we dat met elkaar op een goede manier in een procedure kunnen gieten. Hebt u daar zelf al over nagedacht, mevrouw Ross?

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA):

Deze zaken maken het interpellatiedebat niet minder relevant. We kunnen niet voorbijgaan aan het feit dat het lerarentekort een belangrijk onderdeel vormt van alle onrust in het onderwijsveld. Ik vraag daarom, dat probleem ook in het interpellatiedebat te kunnen betrekken, niettegenstaande het feit dat het antwoord op de schriftelijke vragen uiteraard meer helderheid kan geven. Ik zou het echter als een onderdeel van het debat willen zien.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter! De SP-fractie heeft inderdaad schriftelijke vragen gesteld over de lerarenopleidingen. Het zou echter toch goed zijn om op korte termijn met de minister over dit vraagstuk te debatteren, maar dan graag met beantwoording van die schriftelijke vragen. Volgens mij kunnen deze op korte termijn beantwoord worden. Zo ingewikkeld waren ze niet. Het is een kwestie van kiezen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Mijn fractie ondersteunt het verzoek van het CDA, omdat de financiering van het onderwijs centraal staat en niet zozeer het lerarentekort. Dat is een nevenprobleem. Ik kan mij daarom voorstellen dat wij met de minister daarover van gedachten kunnen wisselen.

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter! Wij ondersteunen graag het interpellatieverzoek, maar willen het onderwerp beperken tot de stakingen die op dit moment gaande zijn. We spreken volgende week over het lerarenbeleid in een algemeen overleg.

Mevrouw Barth (PvdA):

Voorzitter! Wij willen het verzoek ook graag ondersteunen, met dien verstande dat onze fractie aanvullende schriftelijke vragen had gesteld over de lerarenopleiding. We ontvangen daarop graag eerst het antwoord, voordat de interpellatie plaatsvindt.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter! Wij ondersteunen het verzoek ook, maar dan graag inclusief de lerarenopleiding. Deze speelt absoluut een rol in het debat.

De voorzitter:

Het probleem is dat de eerste vragensteller vijf minuten spreektijd heeft en de volgende vragenstellers maar twee. Het is de vraag of je een onderwerp dat alle leden kennelijk belangrijk vinden, zo voldoende tot zijn recht kunt laten komen, maar ik kan mij ook wel wat voorstellen bij de vraag van mevrouw Ross. Ik denk dat u allen daar maar op een verstandige manier mee om moet gaan.

Ik stel voor dat wij de minister vragen om morgenvroeg vóór 10.30 uur de schriftelijke vragen te beantwoorden zodat de interpellatievragen daarna kunnen worden gemaakt. Om 13.00 uur kunnen wij dan bezien op welk tijdstip de interpellatie morgen zal plaatsvinden. Kan mevrouw Ross met dit voorstel akkoord gaan?

Mevrouw Ross-van Dorp (CDA):

Dat lijkt mij uitstekend.

De voorzitter:

Ik neem aan, dat dit ook geldt voor de anderen. Dan zullen wij het op die manier doen.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

Naar boven