Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Balkenende aan de ministers van Financiën en van Economische Zaken over de inflatieontwikkeling en de consequenties voor het financieel beleid.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter! De prijzen in Nederland gaan op het ogenblik in een gierend tempo omhoog. Verleden week kwam het bericht dat de inflatie inmiddels gestegen is tot 4,5%; het hoogste peil sinds een jaar of tien. Op het ogenblik heeft Nederland het hoogste inflatiepercentage van Europa, wat niet iets is om trots op te zijn. In februari ging de inflatie zelfs weer omhoog ten opzichte van januari. De bankwereld was verrast, omdat men dacht dat het percentage 4,2 zou zijn. Het werd echter nog hoger. Er zijn nu ook geluiden dat de inflatie het hele jaar hoog blijft, boven de 4%. Voor het komende jaar zijn er ook angstige scenario's bestaande uit hoge loonstijgingen en het daardoor ontstaan van een loon-prijsspiraal. Mensen met spaargeld gaan er dan op achteruit. Dit alles is reden voor veel zorg.

Bij het optreden van de minister van Financiën vorige week op televisie zei hij op ontspannen wijze dat er niet veel aan de hand was, omdat de stijging wordt veroorzaakt door de BTW-verhoging en dus was ingecalculeerd. De minister van EZ maakt zich afgelopen zaterdag in een radio-interview zorgen over de hoge inflatie. Wij moeten daarom volgens haar oppassen met het uitgavenbeleid. De minister van Financiën heeft gisteravond in Brussel eveneens zijn zorg geuit. Hij sprak zich zelfs uit voor een restrictief uitgavenbeleid.

Tot nu toe is het idee steeds geweest dat de inflatie in januari hoog zou zijn, maar dan in de loop van het jaar zou afvlakken als gevolg van het eenmalige, wegebbende effect van de BTW-verhoging. De CDA-fractie is bevreesd dat door de loonkostenontwikkeling de inflatie het hele jaar hoog blijft. Deelt de minister van Financiën deze zorg en heeft het kabinet in dat geval ook instrumenten om dit tegen te gaan?

Wat is de invloed van de inflatieontwikkeling op het begrotingskader? De minister heeft gezegd dat hij vasthoudt aan de Zalmnorm: het scheiden van inkomsten en uitgaven en een behoedzaam uitgavenkader. De minister heeft dan waarschijnlijk ook geen belangstelling voor de suggestie om de groeiverwachting aan te passen.

De helderheid die de minister van Economische Zaken nu zal verschaffen, is relevant voor het congres van de PvdA. Ik heb begrepen dat daar een anti-Zalmnormmotie aan de orde wordt gesteld. Het is daarom goed dat er helderheid van uw kant komt. Overigens heeft de minister van Economische Zaken gezegd dat niet het congres regeert maar de bewindslieden. Ik neem aan dat zij, als die motie op het PvdA-congres wordt aangenomen, tegen haar PvdA-collega's zal zeggen dat zij zich niets aan hoeven te trekken van de uitspraak van het congres. Misschien wil zij daar iets over zeggen.

Minister Zalm:

Mevrouw de voorzitter! Het Nederlandse inflatiecijfer is inderdaad het hoogste in de Europese Unie. Dat is voor een deel statistisch van aard, namelijk de bekende 1% die voortvloeit uit de belastingherziening. Maar ook wanneer je een correctie aanbrengt, komt het februaricijfer als een onaangename verrassing. Het percentage van 4,2 in januari was niet onverwacht. De goede lezer van CPB-publicaties had dit al een beetje kunnen zien aankomen, omdat in de decemberpublicatie van het CPB al een prijsstijging van 4,25% voorspeld werd. Het oplopen naar 4,5% was voor mij echter verrassend, hoewel dit cijfer nog aardig consistent schijnt te zijn met de jaarraming van het CPB die in de orde van grootte van 4% ligt.

Er zal in de loop van dit jaar dus geen sterke afzwakking van de inflatie worden gezien. We moeten wachten tot 1 januari 2002. Op dat moment verdwijnt met een klap de volle procent indirecte belasting, waardoor een significante daling van de inflatie zal optreden.

Ook wanneer je corrigeert voor de indirecte belastingen, ligt de inflatie in Nederland hoog in vergelijking met andere Europese landen. Een rol speelt hier ook dat de loonontwikkeling in Nederland vanaf 1999 significant hoger is dan die bij onze partnerlanden in de Europese Unie. De Nederlandse loonsomstijging per werknemer ligt in 1999 en 2000 ongeveer 1% hoger dan elders. In 2001 zal dat, naar het zich laat aanzien, niet beter worden. Dat zal een opwaartse druk op de prijsontwikkeling in Nederland hebben. Deze factor is nationaal – en dus niet statistisch – van aard en heeft een reëel karakter. Dit hangt samen met het feit dat de Nederlandse economie buitengewoon goed draait en zelfs haar capaciteitsgrenzen aan het bereiken is. Daarmee zal bij de vormgeving van het beleid rekening gehouden worden. De Kamer zal bij Voorjaarsnota nader worden ingelicht over de budgettaire zaken en met Prinsjesdag in de Miljoenennota over het jaar 2002.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Ik hoef aanvullend alleen antwoord te geven op de vraag wat ik doe met de uitspraak van het partijcongres van de Partij van de Arbeid. Ik heb zaterdag gezegd dat partijcongressen niet de regering vormen. Dat is een duidelijke uitspraak die ik hier graag herhaal. Vervolgens hebben de bewindslieden, ook die van de Partij van de Arbeid, hun eigen verantwoordelijkheid.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter! Dat antwoord van de minister zat er wel een beetje in. Ik kom er direct nog op terug.

Ik heb nog een vraag aan de minister van Financiën. De Zalmnorm betekent een scheiding van inkomsten en uitgaven, maar ook vasthouden aan het vaste uitgavenkader van het regeerakkoord. De heer Wijffels heeft voorgesteld om te komen tot een aanpassing van de groeiveronderstelling, dus een verruiming. Ik hoor graag zijn oordeel daarover.

De minister van Financiën zei dat de inflatie in het jaar 2002 plotseling zou gaan dalen. Mijn fractie is beducht voor de loonontwikkelingen. De inflatie zou wel eens hoger kunnen zijn.

Mijn laatste vraag hangt daarmee samen. Ierland heeft enige tijd geleden een waarschuwing gekregen met oog op de hoge inflatieontwikkeling. Is de minister van Financiën bevreesd dat Nederland ook een dergelijke waarschuwing zal krijgen?

Minister Zalm:

Voorzitter! Ik zie geen connectie tussen de suggesties van de heer Wijffels om het uitgavenkader te verruimen en de inflatieontwikkeling. Voorzover ik een connectie zou leggen, zou het omgekeerde eerder in de rede liggen. Een bestedingsverruiming is immers niet het goede antwoord op inflatiespanningen. De heer Wijffels zegt overigens letterlijk dat het goed is om in de begroting voor 2001 en met name voor 2002 rekening te houden met de echte prognoses van het CPB. Dat is ook wat wij gaan doen. Wij doen dus precies wat de heer Wijffels zegt. Dat leidt dus niet automatisch tot een ander uitgavenkader dan het kader dat wij hebben afgesproken bij het regeerakkoord en waarschijnlijk doelt hij daar wel op.

De heer Balkenende (CDA):

De minister houdt dus vast aan het uitgavenkader dat is afgesproken in het regeerakkoord. Als er dus extra eisen komen, bijvoorbeeld in de sfeer van arbeidsvoorwaarden van ambtenaren en dergelijke onderwerpen, wordt het kader dus niet verruimd, omdat het vaststaat.

Minister Zalm:

Ik meen dat wij deze discussie enkele weken geleden ook bij het vragenuurtje hebben gevoerd. Ik heb geen nieuws te melden.

Ik kan nog wel even vertellen hoe het met Ierland zit en antwoord geven op de vraag of Nederland in een met Ierland vergelijkbare positie terechtkomt. In Ierland werd niet alleen een hoge inflatie geconstateerd. Er lag ook een aanbeveling van de Europese raad van ministers, de Ecofin-raad, om geen expansief budgettair beleid te voeren, of beter, een strak budgettair beleid te voeren, gelet op de tekenen van oververhitting van de Ierse economie. Daar heeft de Ierse regering zich naar het oordeel van de Ecofin-raad niks van aangetrokken. Vanwege dat feit is uiteindelijk een openbare aanbeveling gedaan. Nederland heeft zich met het begrotingsbeleid tot nu toe steeds keurig binnen de aanbevelingen van de Ecofin-raad bewogen. Er kan natuurlijk een spanning optreden, maar dat hangt af van a. de manier waarop het beleid voor 2002 door het kabinet wordt vormgegeven en van b. de aanbeveling die wij in de globale economische richtsnoeren vanuit de Ecofin-raad krijgen. Krijgen wij een aanbeveling en volgen wij die niet op, dan lopen wij ook het risico van een openbare aanbeveling. Dat is een soort correctie. Het wordt ook wel een veroordeling genoemd, maar officieel heet het een openbare aanbeveling. Als je zoiets aan je broek krijgt, moet dat toch politiek negatief worden geduid. Dat is nu niet aan de orde.

De heer Balkenende (CDA):

De minister zegt dat de inflatie na 2002 echt omlaag gaat. Daar heb ik zo mijn twijfels over.

Minister Zalm:

Twee zaken maken het aannemelijk dat de inflatie omlaag gaat. In de eerste plaats vallen de indirecte belastingen per 1 januari uit het inflatiecijfer. Dat is een statistische kwestie. Bij de omroepbijdragen hebben wij het omgekeerde effect gezien. Toen ging de inflatie plotseling gedurende een heel jaar met een half puntje omlaag; dat valt er dan weer uit. In de tweede plaats, zelfs al zouden de energieprijzen zich op het huidige niveau stabiliseren, dan verdwijnt het jaar-op-jaareffect van die stijging uit het cijfer. Dat zit er nu nog wel in. In april zal men kunnen zien wat de ramingen van het CPB op dit vlak zijn. Het zou mij niet verbazen als de raming van de inflatie voor 2002 aanzienlijk lager ligt dan de inflatie voor dit jaar, omdat zowel de opwaartse effecten van energie als het statistische effect van de indirecte belastingen uit het inflatiecijfer wegvallen.

De heer Balkenende (CDA):

De minister van Economische Zaken heeft helder aangegeven wat de verantwoordelijkheid is van het kabinet en van het PvdA-congres. Als komende zaterdag een motie wordt aangenomen om de Zalmnorm aan te tasten, zegt de minister dus: een congres kan besluiten wat het wil, maar wij gaan gewoon door met het kader van het regeerakkoord. Met andere woorden: de uitspraak van de PvdA zal tot niets leiden.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Ik meen dat kabinetten te allen tijde eigen verantwoordelijkheden hebben. Ik hoop dat dit ook het geval was toen het CDA in de regering zat. Het is toch nog nooit zo geweest dat de besluitvorming van een coalitieregering wordt bepaald door de uitkomst van een congres van een van de partijen? Wat de bewindslieden vervolgens doen, is hun eigen verantwoordelijkheid. Dat zullen we zien.

De heer Balkenende (CDA):

Wij mogen dus aannemen dat de minister van Economische Zaken vasthoudt aan de vaste regels van het Zalmkader. Het wordt spannend.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Als zelfs de minister van Financiën verrast is door het inflatiecijfer, stellen wij ons natuurlijk de vraag wat daarvan precies de oorzaak is. De minister heeft een aantal facetten genoemd, maar hij is daarbij bij lange na niet uitputtend geweest. Kan hij wat preciezer zijn over de inschatting van de oorzaken? Kan hij ook wat preciezer zijn over de gevolgen van eventuele looneisen voor het verdere verloop van het inflatiecijfer? Wat zou in dat verband de aanbeveling aan de sociale partners kunnen zijn?

De minister heeft gezegd dat het kabinet passende maatregelen zal nemen indien dat noodzakelijk is. Kan hij een beeld geven van de maatregelen die hij voor ogen heeft? Wat moet zich voordoen wil hij welk instrument inzetten?

Minister Zalm:

Voorzitter! Mijn verrassing betrof niet de 4,2% van januari, maar wel het verdere oploopje in februari. Dan spreken wij dus over 0,3%. Dat zit volgens de analyse van het CBS over een vrij breed front. Het is een wat algemene tendens dat die prijsstijging iets hoger wordt. Nu moet je altijd erg uitkijken met cijfers die op twaalfmaandbasis worden gemeten, omdat zo'n cijfer ook wel eens iets kan zeggen over het afgelopen jaar. Minister Jorritsma zou het CPB kunnen vragen om met een wat uitvoeriger analyse te komen. Mij is geworden dat het CPB niet echt verrast was dat in februari 4,5% als twaalfmaandcijfer naar boven kwam. Ik heb ook begrepen dat het CPB geen aanleiding ziet om de inflatieramingen die men tot voor enkele dagen had liggen op grond hiervan aan te passen.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Mag ik dit beschouwen als een toezegging dat het CPB om die wat nadere uitsplitsing zal worden gevraagd en dat die de Kamer kan toekomen, want ik ben daar wel erg nieuwsgierig naar?

Minister Zalm:

Dat lijkt mij een goed idee. Dan worden wij daar allemaal wijzer van.

Voorzitter! Wat betreft de vraag over de passende maatregelen beperk ik mij maar even tot de begroting. Ik heb er geen behoefte aan om tussentijds, in de loop van 2001, belastingplannen te herzien, in welke richting dan ook. Voor het overige is het hier altijd wijsheid om niet te veel olie op het vuur te gooien.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Nu maakt de minister zich er wel heel makkelijk van af. Hij zegt dat hij passend beleid zal formuleren als het nodig is. Ik mag toch veronderstellen dat hij niet eerst in september met maatregelen komt als het eerder noodzakelijk blijkt te zijn. Dan wil ik toch van hem weten waar hij aan denkt. Wat zit er in zijn instrumentenkoffer? Wat moet zich voordoen, wil hij daar gebruik van maken?

Minister Zalm:

Als wij voorstellen hebben, dan zal ik de Kamer daarvan onmiddellijk op de hoogte stellen. Er zijn in ieder geval twee natuurlijke momenten waarop het kabinet aangeeft wat het met de begroting doet. Dat is de Voorjaarsnota, waarin wij het jaar 2001 nog eens belichten. Dan is ook het Centraal economisch plan beschikbaar. Dan kunnen wij ook zien wat de inzichten van het CPB zijn voor het lopende jaar en wat de eerste inzichten voor 2002 zijn. Dat kan dan allemaal in de beschouwingen worden betrokken. Daarna is er in september de Miljoenennota. Als wij aanleiding zien om voorstellen te doen, dan zult u die in die twee documenten kunnen terugvinden.

Voor het overige is het wel van belang dat wij proberen om de uit de pas lopende loonontwikkeling wat meer in de Europese pas te krijgen. Als je enkele jaren achtereen een loonkostenontwikkeling hebt die duidelijk hoger ligt dan in concurrerende landen, dan heeft dat niet alleen effecten op de concurrentiepositie van ons land, maar natuurlijk ook op het inflatiecijfer. Dat is ook een onderwerp om te bespreken met de sociale partners.

De heer Van Dijke (ChristenUnie):

Het is dus een waarschuwing voor sociale partners om toch vooral gematigd te blijven.

Minister Zalm:

U zegt "blijven". Ik zei net al dat de loonontwikkeling zowel in 1999 als in 2000 in opwaartse richting afwijkt ten opzichte van de andere EU-landen. Het is van belang om dit aspect, ook wat betreft de gevolgen voor de inflatie, goed in het oog te houden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De minister zegt nu dat wij moeten wachten tot het najaar voordat het kabinet met nader beleid komt om de inflatie in te perken, maar hij vond het gisteren kennelijk wel al opportuun om in Brussel te zeggen dat de hogere inflatieverwachting in 2002 een extra stimulans is om vast te houden aan het uitgavenkader. Dan is het debat hier weer geopend. Er is ook een andere manier om de inflatie in te dammen en dat is om niet door te gaan met de lastenverlichting voor 2002, waar ook nog een aantal miljarden voor op de plank liggen. In 2001 was het 7 mld. gulden. Dan kan het voor 2002 misschien eens niets worden. Kan de minister daarop ingaan?

Als het uitgavenkader in 2002 geen enkele gulden bevat om de stakende leraren en andere mensen in de collectieve sector tegemoet te komen en daar lijken de berichten wel op te wijzen, dan heeft deze minister van Financiën toch ook een moeilijke boodschap aan de minister van Onderwijs die gisteren niet 1 mld. gulden, maar enkele miljarden voor 2001 en 2002 in de aanbieding deed. Hoe moeten wij die opmerking van de minister van Onderwijs nu verstaan? Dat vraag ik deze minister van Financiën. Blijkt er dus toch geld te zijn onder het Zalmkader of vindt de minister van Onderwijs dat het kader desnoods moet worden overschreden? Dat is dan een nieuw politiek feit.

Minister Zalm:

Voorzitter! De heer Vendrik heeft wat zijn eerste punt betreft helemaal gelijk. Ik heb dat ook zo in Brussel gezegd. Als je macro-economisch beziet wat er via begrotingsbeleid kan worden gedaan om enige tegendruk tegen de inflatie te geven, dan is dat wat ik heb samengevat met "geen olie op het vuur gooien". Voor de macro-economische uitwerking van de begroting is zowel lastenverlichting als uitgavenoverschrijding die olie op het vuur. In die zin ben ik het dus helemaal met hem eens als hij zegt dat een restrictief begrotingsbeleid ook betekent dat je zuinig aan moet doen met lastenverlichting naast handhaving van de uitgavenkaders.

Wat betreft zijn vraag of er binnen het uitgavenkader geld kan worden gevonden moet ik zeggen dat ik inmiddels vele uren per dag bezig ben met die speurtocht teneinde voor algemeen onderschreven prioriteiten middelen binnen de collectieve sector en de uitgavenkaders te vinden. U moet niet vergeten dat de totale collectieve uitgaven meer dan 350 mld. gulden bedragen en dat daar dus enige speurzin en creativiteit wel behulpzaam kunnen zijn.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Maar moet ik daaruit afleiden dat de minister nu al zegt dat de minister van Onderwijs niet voor zijn beurt heeft gesproken of is er toch sprake van een kamikazeactie door de bonden te overbieden en te zeggen dat er veel meer geld komt dat die ene miljard voor het onderwijs, terwijl de minister van Onderwijs zich eigenlijk zou moeten realiseren – als ik de minister van Financiën goed begrijp – dat dit geld er helemaal niet is, althans op dit moment niet? Is het geld er, spreekt de minister van Onderwijs namens het kabinet, of is het geld er niet en is het dus een kamikazeactie?

Minister Zalm:

Ik heb gezegd wat ik gezegd heb: wij gaan op zoek! Zoekt en gij zult vinden, luidt volgens mij ook het woord van de Bijbel!

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Ik heb een vraag aan collega Melkert en, met grote aarzeling, want het is immers het vragenuur, ook aan collega Dijkstal. Zouden zij bereid zijn te zeggen wat zij vinden van de suggestie van SER-voorzitter Wijffels afgelopen zondag in Buitenhof om al voor de begroting 2002 de groeiraming in positieve zin bij te stellen om zo wat meer ruimte te creëren voor de kwaliteitsimpuls die nodig is in de samenleving op terreinen als volksgezondheid en onderwijs?

De voorzitter:

Wil de heer Melkert deze vraag beantwoorden?

De heer Melkert (PvdA):

Wij hebben met belangstelling kennisgenomen van hetgeen de heer Wijffels heeft gezegd. Dat was op zich ook niet verrassend, want in het SER-advies voor de jaren 2000-2004 was er al voor gepleit om uit te gaan van een reëlere economische groei. Daar kun je dus ook ruimte in vinden voor uitgaven in de sfeer van onderwijs, zorg en veiligheid. Wij waren ook zeer content dat hij zich ook heeft aangesloten bij degenen die vinden dat er voor onderwijs, zorg en veiligheid ook meer ruimte beschikbaar moet komen. Of dat een oplossing biedt voor de nu gerezen problematiek, een beetje afhankelijk van de cijfers waarover wij het nu hebben, vraag ik mij af, omdat immers de CPB-raming voor het volgend jaar, althans voorzover dat bekend is, op 2,75% zit en dus op het niveau van de trendmatige groei waar de SER van uitging en uitgaat. Het is de vraag of dat klopt, want waar wij het over hebben zijn toch de inkomstenmeevallers van in totaal 30 mld. gulden. Daarbinnen kan zo ongeveer 20 mld. gulden tot besteding worden gebracht. Daarin zullen wij verstandige keuzes moeten doen, niet op de automatische piloot, maar normen stellen die vooral te maken hebben met de normen van goed onderwijs, goede zorg en goede veiligheid

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Vindt collega Melkert de piloot van de minister van Financiën te automatisch in dezen?

De heer Melkert (PvdA):

Dat weet ik nog niet, want ik weet nog niet waar dat vliegtuig naartoe gaat. Hij heeft de afgelopen 7 jaar een duidelijke koers gevaren en de vraag is nu tot welke bestemming hij geroepen is. Het is nu in de eerste plaats aan het kabinet om dat te beoordelen en wij zullen daar vervolgens ons oordeel over vellen. In de tussentijd komt ook nog het PvdA-congres bijeen. Ik ben het met mevrouw Jorritsma eens dat dit geen besluitvormende instantie is waar het gaat om de verantwoordelijkheden van kabinet en Kamer, maar daar komen toch heel veel mensen bijeen die met elkaar zorgen delen over de kwaliteit van het onderwijs, van de zorg en van de veiligheid!

De voorzitter:

Ik heb in ieder geval geen enkele aarzeling om de heer Dijkstal te vragen of hij wil ingaan op de vraag van de heer De Hoop Scheffer.

De heer Dijkstal (VVD):

Voorzitter! Ik keek even naar het vragenuurtje op de televisie, want daarnaar kijken niet zoveel mensen en dan was er in ieder geval één meer. Misschien is het inderdaad toch goed dat ik inga op de vraag van de heer De Hoop Scheffer.

Voorzitter! Ik heb bij de algemene politieke beschouwingen twee dingen gezegd. Ik heb mijn zorgen geuit over de afnemende groei, de oplopende inflatie en de daaraan gekoppelde stijging van de lonen. Dit is precies het punt waarvoor de heer Balkenende terecht aandacht heeft gevraagd. In de tweede plaats heb ik – overigens niet als enige – aandacht gevraagd voor de arbeidsmarktproblemen bij de overheid, in het bijzonder bij de zorg, het onderwijs en de veiligheid. Ik ben over beide punten nog steeds van mening dat wij moeten oppassen dat wij niet te snel geld uitgeven buiten de regels om, omdat dit vergaande schadelijke gevolgen zal hebben voor de samenleving als geheel. Ik ben daarnaast van mening dat wij alles in het werk moeten stellen om een aantal notoire knelpunten in de genoemde sectoren op te lossen.

Ik heb enige hoop en verwachting dat die oplossing kan worden gevonden op grond van de huidige spelregels, maar wij zijn nu niet aan de beurt. Ik ben het eens met de minister van Financiën dat het kabinet eerst de voorjaarsnota moet presenteren. Misschien krijgen wij daarin al enig inzicht in de ruimte die er is, in ieder geval voor het lopend jaar. Op dat moment zullen wij graag het debat met de regering voeren.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Ik wil nog even doorgaan op de loonontwikkeling; de minister heeft daarover al het nodige gezegd. De ontwikkeling van de lonen in de marktsector laat een forse opwaartse beweging zien. Verder blijkt uit het rapport-Van Rijn dat in de collectieve sector, in het onderwijs, de zorg en de overheid, een beloningsprobleem bestaat en de verhoudingen niet goed zijn. Wat betekent dit nu voor de loonontwikkeling? Betekent dit dat niet alleen in het kader van het voorkomen van inflatie, maar ook in het kader van het behoud van de maatschappelijke balans tussen de vette jaren die de marktsector heeft gehad en toch ook iets meer vlees op de botten voor de collectieve sector, het appèl op sociale partners terecht is om het in de marktsector wat rustiger aan te doen?

Minister Zalm:

Dat lijkt mij uitstekend.

De heer Bakker (D66):

Onderschrijft de minister hiermee ook het appèl voor een samenhang tussen de "rijkdom" in de marktsector en de relatieve armoede in de publieke dienstverlening? Als hij dat onderschrijft, zijn wij een stap verder, want dit heeft natuurlijk gevolgen voor het te voeren begrotingsbeleid en de manier waarop ook van hieruit wordt gezorgd voor een betere balans tussen die twee.

Minister Zalm:

Voorzitter! Ik probeerde te zeggen dat ik het met de heer Bakker eens ben dat loonmatiging in de marktsector niet alleen van belang is voor onze internationale concurrentiepositie, maar ook voor de concurrentiepositie van de overheid ten opzichte van de marktsector. Naarmate de marktsector harder loopt, wordt het voor de overheid moeilijker om haar concurrentiepositie op de arbeidsmarkt overeind te houden. Wij hebben wat dit betreft dezelfde gedachten.

De heer Marijnissen (SP):

Mevrouw de voorzitter! Tijdens het reces van de afgelopen weken heeft het kabinet zelf olie op het vuur gegooid door de omrekening naar de euro aan te grijpen om de boetes met maar liefst tien procent te verhogen. Dit voornemen is door het kabinet snel teruggedraaid na de enorme verontwaardiging van de bevolking. Ik heb echter de beschikking over bewijzen dat bedrijven die leverancier zijn van een ander bedrijf, adviesprijzen meegeven in het kader van de psychologische prijsvorming rond de euro. U snapt wat ik bedoel: afronden naar boven. Dus als de minister spreekt over olie op het vuur, zou ik zijn aandacht eens willen vestigen op dit aspect en hem willen vragen of het niet zinvol zou zijn een prijzenwet te overwegen die het simpelweg verbiedt dat bij het omrekenen de prijzen verder worden verhoogd, waarmee de geldontwaarding verder wordt bevorderd.

Minister Zalm:

Mevrouw de voorzitter! De heer Marijnissen sprak over een verhoging van de boetes. Die had alleen betrekking op de maximumboetes; wij spreken dan over een bedrag van ƒ 25.000. Inmiddels heeft het kabinet besloten dat die maximumboetes zullen worden omgerekend in euro's. Bij de standaardboetes voor bijvoorbeeld te snel rijden zal eerst de gebruikelijke indexatie in guldens worden uitgerekend. Vervolgens worden die boetes omgerekend in euro's en op een rond bedrag, maar altijd naar beneden, afgerond.

De heer Marijnissen (SP):

Het kabinet is dus op zijn schreden teruggekeerd?

Minister Zalm:

Ik hoop dat de Kamer ons daarin net zo steunt als zij ons eerder steunde in het voorstel om het wel op deze manier te regelen.

De heer Marijnissen (SP):

Dat is een flauwe jijbak. Heeft het kabinet dit voorstel nu wel of niet ingetrokken?

Minister Zalm:

Dat zal nog moeten blijken. Wij menen dat het verstandig is om dit beleid dat door de Kamer is gesteund en geaccordeerd, alsnog om te zetten in een meer restrictief beleid voor zowel de maximumboetes als de transacties die in de praktijk worden opgelegd.

De heer Marijnissen (SP):

Volgens mijn weten spreekt het kabinet met één mond en ik heb de minister-president afgelopen vrijdag toch echt horen zeggen dat het kabinet op zijn schreden is teruggekeerd...

Minister Zalm:

Dat is juist.

De heer Marijnissen (SP):

_en dat de eerder door de minister van Justitie ingediende plannen worden teruggedraaid.

Minister Zalm:

Dat zeg ik dus ook.

De heer Marijnissen (SP):

Dat wilde ik dus vaststellen, want het is belangrijk te weten dat het kabinet op dit punt op zijn schreden is teruggekeerd.

In de marktsector worden adviesprijzen doorgegeven aan de detailhandel waarbij rekening is gehouden met de psychologische prijsverhoging, wat inhoudt dat men netjes onder de eerstvolgende grote eenheid blijft zitten. Is de minister van mening dat een prijswet hiervoor een oplossing kan bieden?

Minister Zalm:

Ik denk het niet, want het is in een wet heel moeilijk te onderscheiden op welke titel prijzen wel of niet mogen worden verhoogd. Zo is het niet mogelijk om een doorberekeningsverbod aan de marktsector op te leggen voor prijsverhogingen die het gevolg zijn van stijgende loonkosten of energiekosten.

Het kabinet onderkent dat het mogelijk is dat er afwijkend prijsgedrag optreedt als gevolg van de invoering van de euro. Met het oog daarop is de Consumentenbond gevraagd om dat proces te monitoren. Dat onderzoek wordt overigens door het ministerie van Financiën gefinancierd. De eerste bevindingen van de Consumentenbond zijn dat dit verschijnsel zich slechts zeer sporadisch voordoet. Als de heer Marijnissen echter over concrete gegevens beschikt, houd ik mij aanbevolen. Ik zal die gegevens doorgeven aan de Consumentenbond, opdat die in het onderzoek worden meegenomen. Vooralsnog is er echter geen aanleiding om te denken dat een en ander het algemene prijspeil naar boven zal drukken. Wij houden de vinger aan de pols.

De heer Marijnissen (SP):

"Vinger aan de pols" is een medisch televisieprogramma en wij hebben het hier over financiële zaken. Ik beschik wel degelijk over aanwijzingen dat dit gebeurt en ik zal de minister die aanwijzingen ook zeker doen toekomen.

De minister steekt zijn kop in het zand als hij beweert dat het onmogelijk is om bij prijsverhogingen te bepalen of er sprake is van een reële kostenstijging dan wel van een poging om extra winst te maken bij het omrekenen van de prijzen. Ik heb voorbeelden waarbij sprake is van een extra winst door omrekening naar de euro van 10%. Dat is toch wel heel raar. Dat er nog maar weinig concrete voorbeelden zijn, hangt natuurlijk samen met feit dat wij nog maar maart schrijven en de euro pas volgend jaar wordt ingevoerd.

Minister Zalm:

Ik zou als klant naar een andere leverancier gaan als ik constateerde dat mij, zonder enige aanleiding, een prijsverhoging van 10% in rekening werd gebracht.

De heer Marijnissen (SP):

Deze opmerking is geheel in lijn met het verhaal dat de minister tot nu toe steeds heeft gehouden en wel dat de marktwerking ervoor zal zorgen dat dit effect gelimiteerd blijft. Ik roep hem op tot iets meer werkelijkheidszin. Is hij echt niet bereid om, ook met het oog op het effect op de inflatie, een onderzoek naar de mogelijkheid van een prijzenwet in te stellen?

Minister Zalm:

Er is voorzien in monitoring van dit verschijnsel door de Consumentenbond. Dat is een betere mogelijkheid dan terug te grijpen naar middelen die in de jaren zestig nog wel eens werden toegepast.

Naar boven