Aan de orde is de behandeling van:

de Najaarsnota 2000 (27503).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter! Naast de zeven vette en magere jaren van de Bijbel zijn er Malthus, Keynes, Kahn en de Club van Rome die wisselende beelden neerzetten. Deze historische voorbeelden illustreren op treffende wijze hoe snel en radicaal omslagen in de economie en het economisch denken plaatshebben en ook hoe onvoorspelbaar ze zijn. Nu zult u wel denken "wat begint die Balkenende weer somber", maar het is een citaat uit de Telderslezing die onze minister van Financiën onlangs hield. De woorden "omslagen" en "onvoorspelbaar" zijn intrigerend. Het beeld van de zeven vette jaren lijkt vooral van toepassing op de paarse coalitie. De heren Melkert en Dijkstal wekken immers zelf de indruk dat de aardigheid er zo langzamerhand wat van af is. Toen Paars in 1994 van start ging, liet D66-coryfee Van Mierlo zich rondrijden in een paarse Mercedes, maar na alle schermutselingen van de laatste weken roept de coalitie nu eerder het beeld op van een pruttelend Trabantje.

Maar daarover gaat dit debat nu niet. Wel is het aardig deze beeldspraak van de minister tegen het licht van de Najaarsnota te houden. Het beeld van de nota is zonnig. Opnieuw is sprake van extra uitgavenmeevallers: 1,2 mld. aan nieuwe uitgaven en verder 400 mln. extra inkomstenmeevallers die kunnen worden benut voor de terugdringing van de staatsschuld. Geen vuiltje aan de lucht dus. Er zijn echter ook andere signalen: Wellink, de president van De Nederlandsche Bank, ziet de handelsvoordelen van Nederland wegsmelten en dat komt vooral door de hoge inflatie in ons land ten opzichte van andere Europese landen. Nu is de inflatie ongeveer 3%, maar volgend jaar is er weinig voor nodig om haar hoger dan 4% uit te laten komen. De lage euro, op zichzelf gunstig voor de export, zou de problematiek maskeren. De Rabobank verwacht dat de inflatie zelfs tot 4,5% zal stijgen. Dat zijn ronduit verontrustende cijfers waarop de minister van Financiën onmogelijk trots kan zijn. De loonontwikkeling maakte de minister van Economische Zaken behoorlijk zenuwachtig. De term "levensgevaarlijk" viel zelfs. De Europese Commissie prijst de indrukwekkende macro-economische prestaties van Nederland, maar wijst tegelijkertijd op het risico van oververhitting van de economie als gevolg van de voorgenomen lastenverlichting van 7 mld. voor volgend jaar. Aan de andere kant stelt het onderzoeksinstituut Nyfer dat het einde van de vette jaren voor de Nederlandse economie in zicht komt. De groei zou terugvallen naar 2,8% en het Centraal planbureau ziet eveneens een vertraging van de groei. Ook minister Jorritsma sprak hier vanochtend trouwens over op de radio. Kortom, het beeld van de Najaarsnota is gunstig, maar tegelijkertijd groeien de kwetsbaarheden. De combinatie van hoge inflatie, een betrekkelijk hoge loonkostenontwikkeling en een afvlakkende conjunctuur is nu eenmaal voor het begrotingsbeleid niet het fraaiste toekomstperspectief. Hoe beoordeelt de minister dergelijke kwetsbare ontwikkelingen? Is er sprake van een omslag, een zachte landing of toch van een voortzetting van de gunstige economische ontwikkeling? De CDA-fractie hoopt uiteraard het laatste, maar hoop is onvoldoende basis voor beleid.

Ik zal enkele kanttekeningen maken bij de Najaarsnota en vervolgens maak ik enkele meer algemene financieel-economische opmerkingen over het komende begrotingsjaar. Sinds 1994 gelden spelregels waarmee beoogd wordt rust te bieden in het begrotingsbeleid. Het gaat om de combinatie van behoedzame ramingen en een vast uitgavenkader. Gekoppeld aan een gunstige economische ontwikkeling heeft dit inderdaad geleid tot rust in het begrotingsbeleid en een einde aan de schier onafzienbare reeks ombuigingen van vroeger. Dat is goed geweest. Maar langzamerhand neemt de onrust toe, zij het niet omdat er nu ombuigingen aan de orde zijn, maar omdat er meevallers te verdelen zijn. In het jaar 2000 beslissen wij zelfs op drie momenten over de besteding van die meevaller. De vraag die daarbij opkomt, is of de functie van het hoofdbesluitvormingsmoment, de Voorjaarsnota, niet wegvalt. Wij doen er beter aan die functie weer in ere te herstellen, vooral ook omdat het gaat om de financiële voorspelbaarheid in het lopende begrotingsjaar.

De heer Crone (PvdA):

Op welk punt zijn wij van het hoofdbesluitvormingsmoment afgeweken? Wij hebben afgesproken wat het kader is en wat daarbij hoort. Als er dan meevallers zijn, kunnen wij natuurlijk besluiten om daar niets mee te doen. Is dat uw voorstel?

De heer Balkenende (CDA):

Nee, ik heb alleen gezegd dat er een bekende methode is. Wij hebben de algemene politieke beschouwingen en de Miljoenennota met de plannen voor het komende jaar. Verder is er halverwege het jaar een heel belangrijk moment, bij de behandeling van de Voorjaarsnota, als wij praten over de vraag wat er in het lopende jaar nog te doen is. Ik ben natuurlijk, met u, verheugd dat er tal van meevallers zijn gedurende het jaar. Maar de consequentie daarvan is dat er in september opnieuw wordt gesproken over de meevallers en hoe die belegd moeten worden. De vraag is daarbij ook of die meevallers allemaal weggezet kunnen worden. De behandeling van de Najaarsnota is nog eens zo'n moment. Ik ben blij met alle meevallers; daarover wil ik geen misverstand laten bestaan. Maar er wordt daardoor wel op drie momenten gepraat over extra dingen. Het risico kan zijn dat daarbij de vraag opkomt of het geld weggezet kan worden. In mijn tekst heb ik complimenten voor het kabinet opgenomen voor het feit dat het erin is geslaagd om de meevallers van september inderdaad te besteden, maar ik meen wel dat dit niet direct bijdraagt aan de rust in het begrotingsbeleid. Dat punt wil ik hier graag duidelijk maken. Misschien is het goed dat de minister daar nog eens zijn opvatting over geeft.

Voorzitter! Het kabinet ziet een ruimte van 1,2 mld. Er is een bedrag van 800 mln. beschikbaar in verband met de motie op stuk nr. 23 van de algemene politieke beschouwingen. Dit alles past uiteraard in de systematiek van de begroting en het regeerakkoord. De intensivering wordt ook door mijn fractie ondersteund. De gekozen doelen zijn nuttig en noodzakelijk en verschillende punten zijn door mijn fractie al eerder genoemd. De hamvraag is natuurlijk of ook die laatste intensiveringen tijdig, doelmatig en rechtmatig kunnen worden besteed. De CDA-fractie gaat ervan uit dat dit het geval is, maar wij krijgen hierop graag nog een reactie van de minister. Het compliment voor het besluit in september heb ik al gegeven.

Ik wil iets zeggen over de sociale zekerheid. Ook nu weer zien wij dat de meevallers in de sociale zekerheid kunnen dienen als een soort dekking voor de tegenvallers bij de rijksbegroting. Het gaat dan om een bedrag van zo'n 600 mln. De vraag die echter meer en meer opkomt, is welke betekenis moet worden toegekend aan het onderscheid tussen de drie sectoren, namelijk rijksbegroting in enge zin, sociale zekerheid en zorg. Wij kennen inmiddels de invoering van de BIKK, de bijdragende kosten van de kortingen. Dat onderscheid wordt dan toch wat gerelativeerd. Op pagina 90 van de antwoorden op de feitelijke vragen lezen wij dat de renteontvangst van de sociale fondsen onder het netto uitgavenkader van de rijksoverheid wordt gebracht. Ook kan de vraag worden gesteld hoe de overheveling van middelen zich gaat verhouden tot het principe van het vaststellen van lastendekkende premies, natuurlijk met een buffer voor tijden dat het slechter gaat. Wat gebeurt er met de begroting wanneer de sociale zekerheid er wat minder gunstig voor komt te staan, bijvoorbeeld omdat de economie minder goed draait? Uit een oogpunt van rust en voorspelbaarheid in het begrotingsbeleid is het beter, het onderscheid tussen de drie sectoren scherper in het vizier te houden.

Ik wil nog een opmerking maken over de Najaarsnota. Het zal de minister niet verbazen dat wij wat meer willen horen over de tegenvallende ontvangsten in de sfeer van diesel- en benzineaccijns. Het gaat daarbij om een bedrag van 0,5 mld. De minister schrijft dit toe aan de hogere brandstofprijzen en de daaruit resulterende afname van het brandstofgebruik. Ik zie de heer Crone instemmend knikken.

De heer Crone (PvdA):

Het is vrij evident dat als de benzineprijs stijgt het volume afneemt.

De heer Balkenende (CDA):

De minister heeft eerder in allerlei stukken de verwachting uitgesproken dat het prijsinstrument zou gaan werken. Ik zie de minister glunderen. Hij denkt: mijn theorie komt uit. Ik heb dan nog wel een vraag. In het derde kwartaal van dit jaar is er sprake van afname van het gebruik. Hoe verklaart hij dat in de eerste twee kwartalen het gebruik behoorlijk hoog is gebleven? Het is goed dat de minister daarop een reflectie geeft. Overigens is het gek dat de indirecte belastingen tegenvallen nu zoveel mensen consumeren. De bedrijven dragen dit jaar kennelijk veel vennootschapsbelasting af. Wat gaat er gebeuren wanneer het economisch tij tegenzit?

Ik wil ook nog een vraag stellen over de staatsschuld en de EMU-schuld. In de Miljoenennota staan de getallen ten aanzien van de staatsschuld en de EMU-schuld. Op dit moment is de waarde een stukje hoger, zo'n 1,5 mld. Hoe wordt dit veroorzaakt en wat zijn de verwachtingen inzake het uiteindelijke plaatje?

Voorzitter! Ik kom tot het begrotingsjaar 2000 en verder. Ik denk dat het komende begrotingsjaar spannender wordt dan deze Najaarsnota. Vorige week tijdens het vragenuurtje was er een kort debat over de Zalmnorm, omdat PvdA-fractievoorzitter Melkert kennelijk echt behoefte eraan heeft, op dit punt de politieke daad bij het woord te voegen. Maar zal volgend jaar de soep werkelijk zo heet gegeten worden als zij wordt opgediend? Zal voor kroonprins Melkert de regel gelden: drie maal is scheepsrecht? Tot nu toe werd door de PvdA iedere steun aan plannen van het CDA en andere oppositiepartijen onthouden. Wie weet hoe over een halfjaar de economische vooruitzichten zijn? Het zal een spannend debat worden. Het is ook spannend om te zien wat de VVD zal doen. De heer Dijkstal stelde ooit dat de VVD uit het kabinet stapt als er ook maar een gulden van de inkomstenmeevallers naar de uitgaven gaat. Dat betoog is eigenlijk afgelopen maandag herhaald door de heer Dijkstal. Ik zie de heer Van Beek instemmend kijken. Dat is dus volstrekt helder.

De voorzitter:

Niet instemmend kijken.

De heer Balkenende (CDA):

Instemmend knikken. Misschien kan dit in de Handelingen worden gecorrigeerd, voorzitter.

De voorzitter:

Precies. Dat knikken is mooier voor de Handelingen.

De heer Balkenende (CDA):

Ja. Ik laat graag aan de griffier over hoe dit probleem kan worden getackeld. Maar misschien mag ik het laatste woord ook niet gebruiken.

De voorzitter:

Ja hoor!

De heer Balkenende (CDA):

Dat was de heer Dijkstal, voorzitter. De heer Zalm zette bij de financiële beschouwingen en ook vorige week de deur op een kier. Hij zei: het schot mag wat losser wanneer de overheid te maken krijgt met het probleem van de hoge loonkosten. Dan is er nog oud-senator Wiegel, een echte dissident in VVD-kringen. Hij schrijft de problemen in de zorg toe aan de invoering van de Zalmnorm in 1994. Wij zullen het allemaal zien, maar er rest nog wel een principiële vraag aan de minister. Waarom mogen het vaste uitgavenkader en de Zalmnorm wel worden doorbroken als er problemen dreigen voor de overheid ten aanzien van de loonkosten en niet wanneer het mocht gaan om de aanpak van nijpende, maatschappelijke knelpunten? Hier dreigt een zekere onevenwichtigheid. Het zou denk ik goed zijn wanneer de minister een motivering geeft voor het afwijken van de Zalmnorm. Voor de CDA-fractie geldt dat in een situatie van begrotingsoverschotten ten minste 75% van de inkomstenmeevallers aan staatsschuldreductie moet worden besteed, dit uiteraard met het doel om in 20 à 25 jaar van de staatsschuld af te zijn.

Het tweede punt van aandacht betreft de problematiek van de loonontwikkeling. Steeds is door het kabinet en ook door het CPB gesteld dat lastenverlichting in het kader van het belastingplan zal leiden tot loonmatiging. Steeds is door de CDA-fractie kritiek geuit op die veronderstelling. Wat zien wij nu? Bij de loononderhandelingen wordt uitgegaan van de inflatie, de rendementspositie van bedrijven en de schaarste op de arbeidsmarkt, niet van de geboden lastenverlichting. Wij horen steeds meer dat de lastenverlichtingsbenadering tekortschiet om de huidige problemen op de arbeidsmarkt aan te pakken. Niet voor niets wordt ervoor gepleit het probleem van die schaarste te lijf te gaan met instrumenten zoals een strikter sanctieregime, betere kinderopvang en betere onderwijsvoorzieningen. Aan de vooravond van de invoering van het nieuwe belastingplan is het goed om toch nog eens de visie van de minister te horen op de loonontwikkeling in relatie tot de lastenverlichting. Die visie is natuurlijk ook relevant voor de inkomstenmeevallerformule. In dat verband horen wij graag van de minister hoe hij aankijkt tegen de overschotten bij de sociale fondsen.

Mijn derde opmerking betreft de concrete gevolgen van het nieuwe belastingplan voor mensen. Steeds is in alle debatten naar voren gekomen dat alle mensen in dit land erop vooruit zouden gaan, zij het dat de ene groep wat meer zou krijgen dan de andere. Inmiddels zien wij verschillende signalen. Sommige groepen dreigen er niet op vooruit te gaan en maken zich zorgen om hun koopkracht. Zo begint de Unie KBO een landelijke voorlichtingscampagne omdat ouderen in onzekerheid verkeren over de financiële gevolgen van het nieuwe belastingplan. Niet alleen de ouderen, ook gezinnen, mensen met middeninkomens en uitkeringsgerechtigden met kinderen moeten eerst zien om te kunnen geloven in het nieuwe belastingplan. Naast de lagere belastingtarieven zijn er ook de hogere BTW, de milieuheffingen, de ziektekostenpremies en de lokale WOZ-heffing. Dat laatste is een verantwoordelijkheid van gemeenten, maar voor de burgers blijven het lasten. Lastenverlichting, jazeker, maar ook lastenstijgingen. Tegenover dit alles staan de gevolgen voor andere groepen. Wij horen van het Nibud dat juist mensen met hoge inkomens er flink op vooruit zullen gaan. Het is goed dat de minister hier nog eens een reactie op geeft, niet in de laatste plaats omdat steeds de indruk heeft bestaan – ook bij ons – dat mensen met een hoog inkomen, vanaf zo'n drie keer modaal, er ongeveer in gelijke mate op vooruit zouden gaan.

Ik rond af, voorzitter. De Najaarsnota biedt een mooi beeld, maar op financieel-economisch terrein is er meer aan de orde. Juist nu een combinatie dreigt van hoge inflatie, een betrekkelijk hoge loonontwikkeling en een afvlakkende conjunctuur is er reden tot alertheid. Op een omslag van vette naar magere jaren zitten wij niet te wachten. Een omslag – voorspelbaar of niet – kan beter beperkt blijven tot de politieke verhoudingen in Nederland.

De heer Van Beek (VVD):

Mevrouw de voorzitter! De afgelopen weken zijn er tussen de partijen weer eens inzichten gewisseld ten aanzien van de afgesproken methodiek en het karakter van de afspraken zoals die zijn vastgelegd in het regeerakkoord. Dit onderwerp behoef ik vandaag dus niet te herhalen. Als woordvoerder van een regeringspartij die zich buitengewoon goed kan vinden in de afgesproken spelregels, heb ik in deze stelseldiscussies altijd een consequent standpunt ingenomen. Als je strikt bent ten aanzien van afspraken aan de inkomstenkant, moet je dat ook zijn aan de uitgavenkant.

De heer Bakker (D66):

De heer Van Beek zegt dat er de afgelopen weken inzichten zijn gewisseld. Ik zou willen dat het zo was. Van de kant van de VVD heb ik geen andere inzichten gehoord dan dat het inzicht niet was veranderd. Dat kun je toch amper betitelen als het wisselen van inzichten. Mij dunkt dat wij dit debat mede daarvoor zouden moeten gebruiken.

De heer Van Beek (VVD):

Het aardige van de discussie in de afgelopen dagen was nu juist, dat geen der partijen een nieuw standpunt heeft ingenomen. De heer Melkert heeft gezegd wat hij ook verleden jaar heeft gezegd, van de kant van D66 is de opvatting bevestigd en de fractie van het CDA verwees opnieuw naar een verleden jaar al door haar ingediende motie en benadrukte de consistentie van haar opvattingen. Welnu, dat geldt ook voor ons.

De heer Bakker (D66):

Dat betekent dus dat u, ondanks een aantal reële zaken die zowel door D66 als de PvdA zijn aangevoerd, geen reden ziet om een gesprek aan te gaan.

De heer Van Beek (VVD):

Daar zie ik inderdaad geen reden toe. Het is aardig om in dit verband te verwijzen naar verleden jaar, toen D66 ook in een veel te vroeg stadium met deze discussie begon. Uiteindelijk bleek het een jaar te zijn waarin de bestedingsmogelijkheden historisch groot waren en er geen enkele reden was om terug te verwijzen naar de noodzaak om afspraken open te breken. Het lijkt mij verstandig om gewoon te wachten tot het moment waarop cijfers beschikbaar zijn. Dan kunnen wij ons daarover buigen.

De heer Bakker (D66):

Dit laat onverlet dat er, als het aan ons had gelegen, ook nieuwe ambities op de agenda zouden zijn gekomen. U hebt dat niet willen delen. De PvdA bleek dat, toen het er bij de algemene politieke beschouwingen op aankwam, ook niet te willen.

De heer Van Beek (VVD):

Het ligt absoluut niet aan ambities, bij de Partij van de Arbeid noch bij ons. Je kunt zien dat er in het komende begrotingsjaar een enorme sprong wordt gemaakt, waar boven de intensiveringen die al zijn afgesproken, nog eens voor 7 mld. aan intensiveringen plaatsvindt. Er valt dan niets te zeggen over het ambitieniveau. Onze grootste zorg op dit moment is dat de bedragen die voor het komende begrotingsjaar beschikbaar zijn, effectief en efficiënt worden weggezet en dat de doelstellingen van ons beleid worden gehaald. Het mankeert ons op dit punt absoluut niet aan ambities.

De heer Balkenende (CDA):

Ik stel nog even een vraag in het verlengde van de vraag van de heer Bakker. De heer Van Beek is helder over nieuwe afspraken. Hij zegt: komend jaar gaan wij kijken hoe het loopt. Dat heeft hij eerder aangegeven. Vanuit de VVD-fractie is steeds gezegd dat er een strikt schot tussen inkomsten en uitgaven is en dat dit relevant is voor het uitgavenkader. Dat is helder. De minister van Financiën heeft echter een zekere ruimte geclaimd als het gaat om de loonproblematiek van de overheid. Als ik de fractievoorzitter van de VVD hoor en als ik beluister wat de minister zegt, dan moet ik concluderen dat er licht tussen zit. De heer Dijkstal is strikter. Hoe kijkt de heer Van Beek aan tegen de ruimte die de minister van Financiën heeft geclaimd? Kiest hij voor de lijn-Dijkstal of de lijn-Zalm?

De heer Van Beek (VVD):

Het is goed dat de heer Balkenende deze vraag nog eens aan de minister heeft voorgelegd, want daardoor kan de minister opnieuw uitleggen dat hetgeen hij gezegd heeft, op z'n zachtst gezegd onjuist wordt geïnterpreteerd door de heer Balkenende. De heer Zalm heeft een half jaar geleden bij de algemene beschouwingen, maar ook recentelijk in het vragenuur nog eens geschetst dat hij vindt dat onder alle omstandigheden de Zalmnorm, de strikte scheiding, gehandhaafd moet worden. Dat is hetzelfde als de heer Dijkstal en ik in de discussie hebben ingebracht. De minister heeft wel gezegd dat in geval van nood, dus in geval van echt grote en onoplosbare problemen, er een moment kan komen waarop je de norm eenmalig overschrijdt. De minister zegt dus: je moet de norm handhaven, maar in geval van nood – hij heeft omschreven dat nood niet het eerste het beste geval is dat je tegenkomt, maar dat er echt iets aan de hand moet zijn – kan er sprake zijn van een overschrijding. Dat is echter absoluut iets anders dan het verleggen van het schot, dus dat je zegt dat er niks aan de hand is en dat het allemaal weer klopt.

De heer Balkenende (CDA):

De heer Van Beek zegt dat ik het verkeerd interpreteer. Dat is echter niet het geval, omdat het volgende zich voordoet. Als je kiest voor een vast uitgavenkader – dat is een van de spelregels van Paars – betekent het dat je moet ombuigen, ook als er voor de overheid een probleem ontstaat met de loonkosten. Dat heeft de minister bij de financiële beschouwingen gezegd. Je moet dan dus ombuigen, als je het strikt hanteert. Op het moment dat je zegt dat je een overschrijding van de middelen accepteert, waardoor het saldo negatief wordt, ga je dat vervolgens dekken via de inkomstenmeevallers. Materieel gezien bereik je dan precies hetzelfde als met het loslaten van het schot.

De heer Van Beek (VVD):

Nee. Ik wijs op dit punt ook nog even op datgene wat ik heb gezegd in antwoord op gelijksoortige vragen bij de financiële beschouwingen. Er zit wel degelijk een verschil tussen de situatie waarin je een schot laat staan en eenmalig een overschrijding hebt – laat overigens duidelijk zijn dat ik daar niet voor pleit, maar ik zeg dit omdat de heer Balkenende vraagt naar het verschil tussen de twee standpunten – en de situatie waarbij je de norm, het schot verschuift.

De heer Balkenende (CDA):

Dan resteert er nog één vraag. Hoe consequent gaat de VVD-fractie dan om met het vaste uitgavenkader? Kennelijk is de VVD-fractie bereid om dat los te laten, als de minister dat zou volgen. Dat vind ik erg typisch.

De heer Van Beek (VVD):

Laat ik heel duidelijk zijn: ik ben niet voornemens om het kader los te laten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik zie in ieder geval een verschil tussen het standpunt van de minister van Financiën en dat van de heer Van Beek en de VVD-fractie. De VVD-fractie wil via een ontkoppeling in 2002 een te hoge loonraming opvangen binnen het uitgavenkader. De minister van Financiën wil er met koppeling enigszins overheen gaan. De heer Dijkstal zei laatst: wij moeten inkomstenmeevallers niet gaan besteden aan uitgaven, want dan worden de meevallers van vandaag de tegenvallers van morgen. Kan de heer Van Beek mij uitleggen wat zijn fractievoorzitter daar precies mee bedoelt?

De heer Van Beek (VVD):

De heer Dijkstal heeft gewaarschuwd voor het aanlieren van de overheidsuitgaven. Hij heeft ook gezegd dat wij in tijden dat het goed gaat, met name maatregelen moeten nemen om er bijvoorbeeld voor te zorgen dat aflossing van de staatsschuld plaatsvindt, waardoor er ruimte gecreëerd wordt voor komende jaren. Hij heeft ervoor gewaarschuwd dat wij niet in een situatie terecht moeten komen waarin wij weer gedwongen worden om de uitgavenversnellingen die in dit jaar of het volgende jaar worden aangebracht, terug te draaien. De heer Dijkstal heeft opnieuw terecht gewaarschuwd voor te hoog oplopende lonen. Dit zijn signalen die keurig blijken te passen in het beeld waarbij wij enerzijds maximaal willen profiteren van de beschikbare ruimte en anderzijds de lange termijn heel nadrukkelijk in de gaten willen houden.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dus de uitdrukking "de meevaller van vandaag is de tegenvaller van morgen" is meer overdrachtelijk bedoeld dan letterlijk. Anders begrijp ik het niet.

De heer Van Beek (VVD):

U moet het opvatten in puur letterlijke en in financiële zin. Het risico bestaat namelijk dat verhogingen van de uitgaven in de daaropvolgende jaren onmiddellijk tot financieringsproblemen leiden en de noodzaak om de versnelling terug te draaien. Wij willen dus verantwoorde ontwikkelingen inzetten die kunnen rekenen op een structurele dekking.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp het nog steeds niet. Wij hebben het over inkomstenmeevallers die wellicht, zo vreest de heer Dijkstal, worden omgezet in uitgaventegenvallers. Dat zou echter alleen maar gebeuren, als de inkomstenmeevallers structureel waren. Ik zie het financieringsprobleem dan ook helemaal niet. Hoe kunt u de woorden van de heer Dijkstal zo uitleggen dat een meevaller een tegenvaller wordt? Ik begrijp het echt niet.

De heer Van Beek (VVD):

Ik doel op te snel oplopende overheidsuitgaven zonder dat er op de lange termijn een aantal problemen zijn opgelost. Daarbij komen wij onszelf tegen. Ik denk hierbij aan de financiering van de vergrijzing, het onderwijs en de volksgezondheid. Wij moeten er dus voor zorgen dat de bedragen die voor overigens heel goede bestemmingen beschikbaar worden gesteld, ook op de lange termijn veilig zijn gesteld. Wij moeten op de langere termijn dus niet in de situatie terecht komen waarin die uitgaven teruggedraaid moeten worden.

Voorzitter! Als je consequent bent in je opvattingen over de inkomstenkant, moet je dat ook zijn aangaande de uitgavenkant. Afgesproken en beschikbare ruimte in het uitgavenkader mag volledig benut worden. In dat kader past het om aan het eind van het jaar nog eens heel nauwkeurig te kijken naar de tussenstand van de financiën. De ruimte die voor het jaar 2000 beschikbaar is en die om welke reden dan ook niet benut is, kan in de Najaarsnota eenmalig benut worden. Deze aanpak heeft het grote voordeel dat een aantal belangrijke wensen kunnen worden uitgevoerd, zonder dat dit een grote druk legt op de verdeling van de schaarse middelen bij de Voorjaarsnota of de begroting.

Wat de beschikbare middelen betreft, is de VVD er altijd van uitgegaan dat er ook dit najaar een aanzienlijk bedrag te verdelen is. Kan met de huidige kennis aangegeven worden of het bedrag van 1,75 mld. nog steeds juist is? Bestaat er intussen misschien meer inzicht, waardoor dat bedrag hoger of lager is geworden?

Ten aanzien van de "in is uit"-taakstelling is dit jaar gekozen voor de werkwijze dat tussen de Najaarsnota en de voorlopige rekening nog 300 mln. moet worden inverdiend. Ik kan mij evenwel herinneren dat er veel grotere bedragen zijn ingeschat. Vandaar mijn vraag waarom de regering dit jaar is uitgegaan van een redelijk voorzichtige, conservatieve schatting.

Ik maak nog enkele opmerkingen over de besteding van 1,2 mld. Reeds bij de behandeling van de begroting voor het jaar 2000 heeft de regering voorbeelden genoemd van overige uitgavenverhogingen die onafwendbaar op ons af kunnen komen. Het totaal benodigde bedrag van 429 mln. valt in dat kader nogal mee. De vraag hierbij is ook of met de regering met de huidige kennis met dezelfde lijst zou komen dan wel dat er intussen andere tegenvallers zijn gesignaleerd. Ik denk aan zeer recente afspraken die de regering heeft gemaakt met de Indische gemeenschap. Ik heb hiervoor een bedrag van 385 mln. horen noemen. Dat is aanzienlijk hoger dan het daarvoor gereserveerde bedrag.

Ik ben ook zeer geïnteresseerd in de manier waarop de regering aankijkt tegen de ontwikkeling van de BSE-problematiek. Ook hierbij kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat er naast financiële consequenties voor Brussel er voor onze begroting in dit opzicht een fors nadelig saldo is te verwachten. Heeft de regering al inzicht in de te verwachten schade?

Er blijft een bedrag van 800 mln. beschikbaar voor het realiseren van wensen, zoals is verwoord in de motie op stuk nr. 23 die is ingediend door de coalitiefracties. Achteraf gezien is dit een buitengewoon goede manier van werken. De Kamer heeft bij de algemene beschouwingen wensen en prioriteiten uitgesproken en die kunnen nu worden gehonoreerd. Afhankelijk van de beschikbare ruimte zijn er op grond van de motie op stuk nummer 23 veel grotere bedragen eenmalig te besteden. Zo ziet de fractie van de VVD de dotering voor het fonds Monumentenzorg als een welkome, maar bescheiden storting. Hetzelfde geldt voor de bedragen bestemd voor de natuur. Ook hierop zullen wij in de toekomst gaarne op eenzelfde wijze terugkomen. In dit verband gaat het ons niet alleen om aankoop van gronden, maar ook om agrarisch natuurbeheer.

Wij betreuren het dat er geen projecten op het gebied van ICT, Gigaport en MKB zover in voorbereiding zijn, dat er nog dit jaar verantwoord geld kan worden geïnvesteerd. Ook dit onderwerp leent zich zeer voor extra investeringen. Wij gaan ervan uit dat de voorbereidingen doorgaan en dat dit onderwerp op een later moment weer zal meedingen naar extra financiële ruimte.

Tijdens de begrotingsbehandeling heeft de Kamer op initiatief van de coalitiefracties extra structurele middelen uitgetrokken voor een aantal doelen. Een ervan is de verlichting van de werkdruk in de geestelijke gezondheidszorg. Ik hoor uit deze sector en van het ministerie dat men nu uit de verdeelmethodiek is, maar dat de situatie dreigt dat een bedrag van 28 mln. niet meer besteed kan worden en terugvloeit naar de algemene middelen. Wetend hoe nodig deze besteding is gezien de financiële problemen in deze sector en mij realiserend dat het bedrag dat de Kamer heeft vrijgemaakt, een belofte aan de sector inhoudt, ergert het mij bijzonder dat het de bureaucratie niet lukt, snel dit verdelingsvraagstuk op te lossen. Ik leg het probleem nu bij de minister van Financiën. Dit bedrag kan en mag niet worden teruggenomen. Ik vraag de persoonlijke aandacht van de minister om ervoor zorg te dragen dat dit bedrag nog dit jaar en anders uiterlijk begin volgend jaar wordt besteed en voor besteding beschikbaar blijft.

Bij de Najaarsnota behoeven wij niet te spreken over de inkomstenkant van de begroting. Dit kan later, op het moment dat alle relevante gegevens beschikbaar zijn. Het is goed mogelijk dat tot op de laatste dag van het jaar de uitkomsten ten opzichte van de begroting veranderen. Wel vraagt de fractie van de VVD het kabinet om een zo goed mogelijke verklaring op het gebied van de accijnzen. Vooral de voorlopige uitkomsten van de benzine- en dieselaccijns hebben ons verbaasd. Extra afname van brandstofgebruik is ons tot nu toe niet bekend. De fileproblemen worden er ook niet minder op. Ik sluit mij in dit kader aan bij vragen die de heer Balkenende heeft gesteld.

De heer Vendrik (GroenLinks):

U bent het toch wel met ons erover eens dat deze tegenvaller alleen mogelijk is doordat er minder benzine en minder diesel is verkocht dan was geraamd? Dat is de enige manier waarop de minister van Financiën minder geld binnenbrengt langs deze weg.

De heer Van Beek (VVD):

Dat is duidelijk, maar er zijn een paar dingetjes waarnaar wij moeten kijken. Het eerste is de vraag of het beeld aan het eind van het jaar nog zo is. Het kan ook een tussenstand zijn geweest die afwijkt door de inningsmethodiek. Het tweede is de vraag hoe de ontwikkeling is ten opzichte van de werkelijk ontvangen accijns in de voorgaande periode. Je moet dus werkelijkheid met werkelijkheid vergelijken. Het kan immers zitten in de manier waarop er geraamd is. Het gaat ons dus om wat meer inzicht dan alleen de uitkomst.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik constateer dat het voor de fractie van de VVD heel moeilijk blijft, op dit punt toe te geven aan prijsmechanismen.

De heer Van Beek (VVD):

Nee, ik wil goede feiten hebben. Op het moment dat er echt sprake van een afname blijkt te zijn, zal ik de eerste zijn om die te erkennen. Daar gaat het niet om. Ik wil wel eerst goed inzicht hebben. De analyse kan niet worden afgedaan met die ene zin in de Najaarsnota.

De heer Crone (PvdA):

Het kabinet heeft op deze vraag geantwoord, want die hebben wij gesteld. De terugval in benzinegebruik in het derde kwartaal, die normaal gesproken 4% is, is nu 8% geweest. Dit is een echte volumedaling, aantoonbaar. Welke feiten wilt u nog meer dan een verdubbeling van de normale daling van de prijzen?

Wilt u of de heer Hofstra, nu de benzineprijs daalt en de overheid lagere inkomsten heeft, bepleiten dat wij de benzineaccijns verhogen? Dit is een buitengewoon ernstige vraag, net zo ernstig als u en de heer Hofstra het altijd naar voren hebben gebracht. Dat was altijd de logica van de heer Hofstra: de overheid houdt veel meer geld over aan de benzine, dus moet de accijns omlaag. Nu gebeurt het omgekeerde. Ik heb steeds gezegd dat wij moesten afwachten hoe de prijs zich zou ontwikkelen. Wat is nu uw antwoord?

De heer Van Beek (VVD):

Ik pleit niet voor het verhogen van de benzineaccijns. U kunt mij op dit punt niet betrappen op inconsequentie. Ik vraag om inzicht over het hele jaar, om cijfermateriaal. Naar aanleiding van dat cijfermateriaal wil ik graag met u conclusies trekken. Het gaat nu om een tussenstand, een toevallige tussenstand, op een meetmoment rond 1 oktober. Laten we nu eerst zorgen dat we over het hele jaar de antwoorden krijgen zoals die er zijn. Op het moment dat we de conclusies kunnen trekken zoals u deze verwoordt, namelijk dat er echt minder is verbruikt, dan is dat alleen maar positief.

De heer Crone (PvdA):

Vindt u het niet een overtuigende daling, een daling van 8% in het derde kwartaal, daar waar het normaal 4% is? U bent wel inconsistent, want als er geld te halen valt, bent u niet thuis, en als er geen geld te halen valt, bent u dat wel.

De heer Van Beek (VVD):

Nee, als het zo is dat de ontwikkeling van het verbruik zich echt op deze manier doorzet en met deze percentages, dan is dat buitengewoon belangrijk en komen we daar opnieuw met elkaar over te praten. Dat heeft op zichzelf niets te maken met de ramingen die aangepast moeten worden, want u heeft in diezelfde zin gezien dat de inkomsten uit accijnzen op het gebied van het roken tot 300 mln. zijn verhoogd. Kennelijk gaat men in de files enorm zitten roken en dan krijg je dat probleem. Ook daar pleit ik niet om de accijnzen aan te passen. Zo gaan we overigens ook niet met belastingmaatregelen om.

De heer Balkende (CDA):

Voorzitter! Ik wil even buiten de discussie blijven tussen PvdA en VVD, want die gaat altijd door en dat is leuk. Er blijft wel een belangrijke beleidsvraag over. Ik heb de heer Hofstra regelmatig dit jaar horen zeggen: oké, de tarieven gaan omhoog, maar je moet dingen teruggeven aan de burger, bijvoorbeeld door het terug te sluizen via de wegenbelasting. Echter, we zien op het ogenblik dat het verbruik afneemt en dan is er de vraag of je daar wel of niet gelukkig mee bent. Immers, als je op een gegeven moment het standpunt huldigt dat het prijseffect aanwezig is, kun je dat goedvinden en je daarbij neerleggen óf je kunt iets toezeggen en ermee naar de burger gaan. De vraag is welke beleidsconclusie de heer Van Beek verbindt aan het feit dat er kennelijk toch veel minder inkomsten voor de overheid zijn en dat er – daarin heeft de minister gelijk – een prijseffect is vanwege de hoge benzineprijzen.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter! Dat is nu precies de reden waarom ik deze vragen gesteld heb – overigens niet als eerste hedenochtend –, omdat ik het inzicht daarin wil verdiepen. We praten maar één keer per jaar over belastingmaatregelen; er is geen aanleiding toe om te spreken over het aanpassen van zaken. Het is ook niet zo dat we afhankelijk van de kleine plussen en minnen die er zijn, onmiddellijk daarop bijsturen. Ook dat is derhalve niet aan de orde. Wat betreft de vraag of ik er blij mee ben, is mijn antwoord dat ik er natuurlijk blij mee ben, als dat het effect zou zijn. Maar de vraag is of we de conclusies niet wat eenvoudig trekken op basis van een enkel gegeven en daarom wil ik verdieping van het cijfermateriaal.

De heer Balkende (CDA):

Waarmee bent u precies blij?

De heer Van Beek (VVD):

Natuurlijk ben ik blij met het feit dat er minder brandstof verbruikt wordt. Ik heb, zo dacht ik, nog nooit iemand van onze groepering horen pleiten voor een oververbruik van brandstof. Dat is niet aan de orde.

De heer Van Dijke (RPF/GPV):

Maar, voorzitter, als nu die blijdschap van collega Van Beek bevestigd kan worden door de minister, in die zin dat het prijsmechanisme blijkt te werken, betekent dit dan dat de heer Van Beek van dit instrument, dat op langere termijn wellicht werkt, intensiever gebruik zal gaan maken om zijn blijdschap over het mindere brandstofverbruik te vergroten?

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter! We maken gebruik van dat instrument en er is sprake van het feit dat er een ontwikkeling is waarbij vaste kosten verbonden aan het bezit van een auto, worden omgezet in variabele kosten die drukken op het gebruik van de auto. Dat is op zichzelf een geaccepteerde lijn die ook is afgesproken in het regeerakkoord. Waar het hier om gaat, is om inzicht te krijgen in de mate van elasticiteit, als het gaat om prijsstijgingen en de consequentie van het gedrag daarop.

De heer Van Dijke (RPF/GPV):

Als het middel nu echt goed werkt, kun je zeggen: dan doen we er een schepje bovenop, want dan werkt het misschien nog beter. Misschien is het in dit geval wel zo dat als een beetje helpt, veel zeker helpt.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter! Wij zijn het met name geweest, denk ik, die heel nadrukkelijk ervoor gepleit hebben dat de kosten verbonden aan het bezit van een auto, met name in het kader van de wegenbelasting, aanzienlijk verlaagd worden. Ook wij hebben de consequentie geaccepteerd dat de kosten van het gebruik van de auto omhooggaan. Daar is niets nieuws aan. De reden waarom ik vragen stel, is dat ik voldoende analyse wil hebben om te kijken of we de conclusie juist trekken en of we inderdaad een inzicht kunnen krijgen in de mate van elasticiteit; dat kan ons bij verdergaande maatregelen heel nadrukkelijk van nut zijn.

Voorzitter! Bij de Najaarsnota is het voor de VVD-fractie van het grootste belang dat nog te besteden bedragen zeer zorgvuldig worden uitgekozen. Ook nu dient behalve de rechtmatigheid vooral de doelmatigheid nadrukkelijk te worden gewaarborgd. Het gaat niet om snelle actie om geld weg te werken, maar om een zorgvuldige besteding van publieke middelen aan goed afgewogen publieke doelen. Met deze grondhouding heeft onze fractie deze nota van de regering kritisch beoordeeld. Als de uitkomsten van het nu bijna ten einde lopende begrotingsjaar inderdaad zijn zoals nu geprognosticeerd, kan 2000 de geschiedenis ingaan als een buitengewoon goed jaar. Wat 2001 betreft, staan wij opnieuw voor grote uitdagingen. De beschikbare middelen zijn zodanig verhoogd dat het een kunst zal zijn om ervoor te zorgen dat niet alleen deze verhogingen in met name de zorg en het onderwijs op het juiste moment tot besteding kunnen worden gebracht, maar vooral ook dat daarmee de beoogde doelstellingen kunnen worden behaald. Het gaat daarbij om zowel effectiviteit als efficiency.

Tot slot dank ik de minister en zijn medewerkers voor de wijze waarop de schriftelijke vragen zijn beantwoord en waarop zij ons hebben geholpen deze Najaarsnota te behandelen.

De heer Balkenende (CDA):

Voorzitter! Ik sluit mij graag aan bij de waardering van de heer Van Beek voor de geleverde stukken. Mijn vraag aan hem heeft betrekking op de inflatie. Ik heb hem er niets over horen zeggen. Ik weet dat ook hij zich in het verleden behoorlijk zorgen heeft gemaakt over dat onderwerp. Het verbaast mij dat er nu een beetje windstilte is bij de VVD-fractie. Misschien kan hij nog iets zeggen over zijn zorgen hierover.

De heer Van Beek (VVD):

Op dit punt kan er wat ons betreft nooit windstilte zijn, want het is een zeer belangrijke zaak die in de gaten moet worden gehouden. De heer Dijkstal heeft als een van de eersten de vinger op de zere plek heeft gelegd in verband met de inflatie en het component van de loonontwikkeling daarin. Wij hebben in het kader van het belastingstelsel een heel nadrukkelijk onderscheid gemaakt. Eenmalige inflatie ontstaat doordat de verhoging van de indirecte belastingen wel en de verlaging van de directe belastingen niet in de inflatie doorwerkt. De onderliggende analyse van wat er op het gebied van kostenstijging plaatsvindt is heel nadrukkelijk in discussie gebracht. Wij volgen dat en hebben er aandacht voor gevraagd in het kader van de afspraken die nu in bewerking zijn in het najaarsoverleg. Het doet mij overigens genoegen dat in het najaarsoverleg, althans zoals blijkt uit hetgeen daarover naar buiten is gekomen, door de drie partijen heel nadrukkelijk aandacht is besteed aan de inflatie. Door de regering is toegezegd dat door middel van extra lastenverlichting een extra bijdrage zal worden geleverd om de loonontwikkeling zo laag mogelijk te houden. Deze elementen krijgen, los van de koersontwikkeling en de olieprijsontwikkeling, dagelijks onze aandacht.

De heer Balkenende (CDA):

Uw betoog is behoorlijk genuanceerd. Er wordt gesproken over 4,5% inflatie volgend jaar. Ik denk dan toch dat het ernstig begint te worden. Ik herinner mij nog heel goed dat u aan de minister van Financiën heeft gevraagd wat de instrumenten zijn als de inflatie hoog wordt. De minister heeft toen gezegd dat het lastig is om er een antwoord op te geven. Ik had verwacht dat u ook op dit punt vragen zou stellen aan de minister. Dan doe ik het graag op deze manier. Kan de minister ons aangeven wat zijn zorgen op dit punt zijn en wat daaraan kan worden gedaan?

De heer Van Beek (VVD):

Ik heb ervoor gekozen om dat punt nu niet te herhalen. Dat heeft ook met tijd te maken en zeker niet met prioriteit. Ik deel uw opvatting dat het heel belangrijk is. Overigens zijn de huidige signalen niet anders dan de signalen die wij hebben besproken bij de begroting. Ook toen hebben wij die cijfers uit elkaar gehaald en hebben wij vooral gekeken naar de onderliggende echte inflatie, geabstraheerd van de administratieve inflatie en de dollarkoersinflatie via de olieprijsontwikkeling.

De heer Balkenende (CDA):

Er is altijd gezegd dat de hervorming van het belastingstelsel ongeveer 1% zal uitmaken op het totaal. Maar als wij een getal van 4,25 à 4,5 zouden hebben – ik weet niet of het gebeurt; ik hoop het niet – dan nog zouden wij een heel hoge factor hebben, een stuk hoger dan in Europa. Dat blijft toch een zorgwekkende ontwikkeling.

De heer Van Beek (VVD):

Daar ben ik het mee eens.

De heer Van Dijke (RPF/GPV):

Voorzitter! De Najaarsnota staat opnieuw bol van de meevallers. Niet dat dit zo duidelijk zichtbaar wordt in het EMU-saldo, want tijdens de algemene politieke beschouwingen is de motie op stuk nr. 23 aanvaard, en daarmee een fors bedrag aan extra intensiveringen aan de begroting voor het lopende jaar toegevoegd. Maar toch ook nu weer, zoals in de afgelopen jaren, meevallende inkomsten en meevallende uitgaven, wat opnieuw leidt tot de vraag, hoe serieus de Kamer de ramingen van het kabinet moet nemen. Onze fracties zijn voor een strenge budgetdiscipline en voor een scheiding tussen inkomsten- en uitgavenkaders. Ook willen wij de huid van de beer niet verkopen voordat deze geschoten is, dus behoedzaam ramen als het gaat om de lange termijn. Maar als het gaat om de raming voor het eerstkomende jaar mag de Kamer rekenen op een zo goed mogelijke raming. De raming voor de korte termijn heeft geen reëel karakter, wat onze fracties ongewenst vinden. De aanvaarding van de motie op stuk nr. 23 is een illustratie van het feit dat er een toenemend wantrouwen is over de ramingen van de minister. Vermoedelijk valt het allemaal wel mee en is de ruimte voor extra uitgaven gewoon beschikbaar. Bij de algemene beschouwingen wordt daar in een paars onderonsje flink op vooruit gelopen, en warempel, de Najaarsnota geeft aan dat optimistische beeld weer voeding. Dan zeg ik: dat is toch allemaal te voorzien.

De motie op stuk nr. 23 bevatte best doelstellingen waar wij achter konden staan. Maar wij hebben haar niet gesteund, omdat we de procedure onjuist vonden. De Najaarsnota schetst ons gelijk. Het is immers nu de vraag, of we op zo'n korte termijn tot een verantwoorde besteding kunnen komen. Niet voor niets zal een flink deel van de fondsen in fondsachtige constructies zijn terechtgekomen, zoals het Nationaal restauratiefonds, het Fonds voor de topsport, en ook de 400 mln. voor onderwijs valt in zekere zin onder die termen, omdat een werkelijke besteding van dat geld in de zin van daadwerkelijke aankoop van inventaris dit jaar natuurlijk niet meer te verwachten valt.

De heer Van Beek (VVD):

Dat is een heel ander geluid dan ik net liet horen. Daarom wil ik erop doorvragen. De Kamer heeft in meerderheid een aantal prioriteiten gesteld ten aanzien van de financiële beschouwingen. Ik constateer dat de regering een behoorlijk aantal van die prioriteiten nu honoreert. De Kamer heeft een signaal afgeven, en krijgt daarop nu een reactie. Dat lijkt mij toch op zichzelf een goede manier van werken.

De heer Van Dijke (RPF/GPV):

Ja, ware het niet dat, zoals ik hier net schetste, die extra gelden niet in het lopende jaar kunnen worden weggezet, maar in min of meer fondsachtige constructies hun allocatie vinden. Dat lijkt me niet de juiste route. We moeten pas bedragen beschikbaar stellen als je er zeker van bent – ik meen dat u dat in uw betoog ook aangaf – dat deze ook geabsorbeerd kunnen worden door sectoren waarvoor je het bestemt.

De heer Van Beek (VVD):

Maar als je die sectoren naloopt, zie je het volgende. Volgende week hebben we al een besluit genomen over de suppletore begroting van onderwijs: nog dit jaar wordt 400 mln. overgemaakt aan de schoolbesturen. We zien dat...

De heer Van Dijke (RPF/GPV):

Maar denkt u nu werkelijk dat die 400 mln. nog dit jaar aan inventaris wordt uitgegeven?

De heer Van Beek (VVD):

Zeker in de komende maanden. De scholen zullen met grote verwachting en blijdschap een aantal orders tot besteding laten komen. Hetzelfde geldt als je kijkt naar wat er met de monumenten gedaan kan worden.

De heer Van Dijke (RPF/GPV):

Dat wordt in een fonds gealloceerd en in de loop van volgend jaar uitgegeven. Met andere woorden: het komt niet meer tot besteding in dit jaar, en dat was toch de bedoeling.

De heer Van Beek (VVD):

Maar als we dat niet gedaan hadden, was het geld teruggevloeid naar het overschot, en had een aantal heel belangrijke prioriteiten niet tot besteding kunnen komen.

De heer Van Dijke (RPF/GPV):

Dan had je het gewoon meegenomen in de begroting voor volgend jaar, en het op een ordentelijke wijze een plek gegeven in de financieringssystematiek. Nu stel je het beschikbaar, terwijl je zeker weet dat het dit jaar niet meer kan worden besteed.

De heer Van Beek (VVD):

Het ging ons om de doelen waarvoor het geld bestemd was.

De heer Van Dijke (RPF/GPV):

Maar die doelen zijn ons sympathiek.

De heer Van Beek (VVD):

Daarover zijn we het eens.

De heer Van Dijke (RPF/GPV):

Ja. Maar het gaat ons om de techniek die daarvoor wordt gekozen.

Ik heb daarover zojuist iets gezegd, wat ook geldt voor de 200 mln. van de ecologische hoofdstructuur. 80 mln. daarvan is nodig voor de stijging van de grondprijzen, en voor het overige kan extra worden aangekocht. Maar gebeurt dat nog dit jaar, of wordt het bedrag in een groen fonds "gekieperd", en beschouwen we daarmee onze verantwoordelijkheid voor dat jaar volbracht? Staatssecretaris Faber zegt in NRC Handelsblad een snelle aanpak ook helemaal niet nodig te vinden. De ecologische hoofdstructuur komt er volgens haar toch wel. Het ging de Kamer er in elk geval om dat deze gelden nu snel tot besteding komen. Hoe verklaart de minister de reactie van de staatssecretaris? Kan de minister uit de doeken doen wat wij op deze en andere punten kunnen verwachten? Als er nu niet snel intensiveringen worden gerealiseerd, zijn er opnieuw onderuitputtingen te voorzien. Als wij die meenemen naar volgend jaar, hebben wij volgend jaar bij de Najaarsnota nog omvangrijkere onderuitputtingen.

De minister meldt ons dat de bodemsanering goedkoper uitvalt door technische ontwikkelingen en dat een deel van het geld als gevolg daarvan terug is ontvangen. Dat is toch merkwaardig, omdat er nog zoveel terreinen op sanering wachten. Dan kun je toch geen geld overhouden? Loopt de minister met de aanpassing van de uitvoeringspraktijk bij bodemsanering niet vooruit op de discussie met de Kamer? Waarom is met de provincie Zuid-Holland de afspraak gemaakt dat het werkkapitaal van 15 mln. voor bodemsanering van de Hollandse IJssel buiten de te berekenen onderuitputting mag blijven?

Kunnen de toegezegde gelden voor de Antillen binnen het geldende tijdsbestek tot een verantwoorde besteding worden gebracht in het licht van de onenigheid tussen de rijksdelen die is opgetreden? Wat gebeurt er als dit niet het geval is?

Al jaren stellen onze fracties de onderuitputting bij sociale zekerheid aan de orde. Deze lijkt structureel bij werkgelegenheidsbevorderende maatregelen, waarbij het gaat om aanzienlijke bedragen. Het gaat ook om banen die van belang zijn voor sectoren waar werkdruk is. Dat zegt toch iets over de kwaliteit van de maatregelen. Gezien de stand van de economie is het concept ID-banen misschien ondeugdelijk. Of heeft dit te maken met een slordige inschatting van de mogelijkheden?

De meest recente cijfers van het LISV laten een meevaller zien van 151 mln. bij de WW, die wordt verklaard uit de meevallende werkgelegenheidsontwikkeling. Deze leidt tot een premieaanpassing, maar het is onduidelijk of deze reëel is, omdat de fondsen nu reeds uitpuilen. Wat doen wij hiermee? Hoe is de verhouding tussen deze premieverlaging en de lastenverlaging in samenhang met de aanwakkerende economie?

Er is een opvallende belastingtegenvaller bij brandstofaccijnzen. Deze lijkt toegeschreven te kunnen worden aan de hogere prijzen en de daaruit voortvloeiende daling van het autogebruik. Blijkt hieruit dat de prijs van de reis wel degelijk van invloed is op het rijgedrag van mensen? Deze werkt misschien met enige vertraging door, maar de effecten ervan kunnen door de minister met mij worden opgevat als een stimulans om snel een kilometerheffing in te voeren.

Het komt wat vreemd over dat de minister zegt dat de uitgaven voor milieukwaliteit en emissiebeleid omlaag kunnen. Wil de minister ingaan op de achtergrond hiervan? Gaat het om capaciteitsgebrek of onderuitputting?

De regering heeft een extra storting van 20 mln. voor de topsport in de Najaarsnota opgenomen. Dat noem ik nu impulspolitiek. Wij halen een aantal gouden plakken en hup, de euforie is zo groot dat er ineens 20 mln. extra is voor de topsport. Waarom niet voor de breedtesport? Waarom 20 en niet 10 of 30 mln.? Graag hoor ik een motivatie van de hoogte van dit bedrag.

De uitgaven van EZ dalen met 57 mln., maar dat wordt niet nader toegelicht. Wij zien dat de uitgaven voor duurzame energie neerwaarts worden bijgesteld. Wat is er aan de hand? Kunnen zij niet geabsorbeerd worden of is de uitvoeringscapaciteit te laag?

Bij ORET kan het geld niet tot besteding komen, omdat er te weinig goed onderbouwde aanvragen zijn. Waarom gaat men niet actiever de boer op, zodat het geld wel nuttig weggezet kan worden? Over de onderuitputting bij PSOM kan men dezelfde vraag stellen. Mag ik ervan uitgaan dat de middelen die dit jaar niet tot besteding komen, worden meegenomen naar volgend jaar, zonder dat dit consequenties heeft voor de begroting voor 2001?

De markt voor reclame bij tv en radio groeit gestaag, wellicht ook vanwege de gunstige economische omstandigheden, zodat er een extra opbrengst is van de STER-gelden. De afspraak is dat deze gelden bij de omroep tot besteding kunnen komen. Wat mij betreft is het tijd om ons te bezinnen op de vraag of die extra inkomsten niet moeten worden benut om de STER-zendtijd te bekorten, nu daarvoor financiële ruimte is. Dat zou een verademing zijn op de publieke netten.

Bij de snelle besteding die nog dit jaar kan plaatsvinden, ontbreekt volgens mij de schuldenverlichting voor derde landen. Kan de minister ons informeren of er op dit punt reële inspanningen worden geleverd?

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! Het is mij een waar genoegen om de minister en zijn uitgebreide staf veel sterkte toe te wensen bij het VBTB-proces waarmee wij vanochtend zo enthousiast begonnen. Ik wil spreken over de Najaarsnota, het huidige beleid, en zal ook nog enkele korte opmerkingen maken over het volgende jaar.

Het kabinet heeft een totale ruimte aan meevallers in het uitgavenkader gevonden van 1,8 mld. en verwacht dat daarnaast nog 300 mln. aan meevallers wordt gevonden tussen november en december. Zo zullen wij in januari niet constateren dat er weer meer meevallers waren. Daar ben ik zeer blij mee, want dit was onze nadrukkelijke wens bij de vorige Najaarsnota en financiële beschouwingen. Wel vraag ik mij af of de 300 mln. al binnen is, want het ging de laatste jaren steeds om ruim 400 mln. Is de minister nu weer een beetje zuinig of juist een beetje roekeloos?

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Als ik het mij goed herinner, ging het vorig jaar om veel grotere bedragen die bij de voorlopige rekening overgebleven bleken. Dit jaar ging het volgens mij om een kleine 2 mld., die naar het tekort of naar de staatsschuld gingen. Wij vonden dat allemaal jammer. Wat moet er gebeuren om te voorkomen dat zoiets zich opnieuw voordoet? Het zou om veel meer dan 300 of 400 mln. kunnen gaan. Wat moet volgens de heer Crone daarmee gebeuren?

De heer Crone (PvdA):

U hebt in ieder geval goed begrepen waarom ik die vraag heb gesteld. Ik ben benieuwd naar het antwoord van de minister. Er zijn in de laatste vijf jaar jaren geweest waarin het meer was dan 400 mln., maar ook jaren waarin het wat minder was. Ik denk dat het bedrag in de buurt van 300 mln. zal komen, maar ik weet dat niet zeker en wacht daarom het antwoord af. Wij zien daarna wel wat wij met dat geld doen.

Het kabinet heeft ook een goede aanwending voor de in totaal 2,1 mld. aan meevallers, die deels nodig zijn voor technische mutaties en invulling van de in-uitproblematiek, maar ook voor een aantal kabinetswensen die wij zeer steunen, zoals de Antillen, wachtlijsten in de zorg, Enschede, visserij en glastuinbouw. Voor de wensen van de Kamer – zie de motie op stuk nr. 23 – blijft ook nog 800 mln. over, waarvan de verdeling eveneens goed aansluit bij de wensen van de PvdA. Tot mijn grote vreugde kan ik daarmee vaststellen dat het kabinet voor het gehele jaar 2000 niet alleen de 5,6 mld. in de Voorjaarsnota uittrok, maar dat er ook nog drie plakjes bij zijn gekomen: het eerste plakje van bijna 400 mln., gewenst door een krappe meerderheid van de Tweede Kamer, waar toen de VVD nog tegen was, en terecht door het kabinet gehonoreerd; het tweede plakje kwam van het kabinet in de Miljoenennota, een extra ruimte van 700 mln.; en nu spreken we over het derde plakje van 800 mln. voor de motie, waarbij ik ook tel wat het kabinet zelf aan goede wensen doet. Daarmee zijn wij dit jaar dus gekomen tot een uitgavenverhoging van niet 5,6 mld. extra, maar 7,5 mld. extra en dat is een goed begin.

Over de precieze invulling hebben we nog een aantal specifieke vragen. Ten eerste de schoolgebouwen en inventarissen. 400 mln. is een prima bedrag, dat scholen reeds in december op hun rekening krijgen. Ik verzeker u dat zij daar zeer blij mee zijn, maar het is wel alleen voor de "binnenkant" en niet voor het gebouw, de "buitenkant". Het kabinet voert terecht aan dat dit nu eenmaal is gedecentraliseerd naar gemeenten via het Gemeentefonds en dat hierin dus een verantwoordelijkheid voor de gemeenten zelf ligt. Het is echter de vraag of de gemeenten daarvoor genoeg geld hebben. Volgens het kabinet profiteren zij ten eerste van de algemene toename van het Gemeentefonds. Hoeveel is dat precies geweest? Ten tweede zegt het kabinet dat er 300 mln. aanwijsbaar is voor onderwijshuisvesting. Ik begrijp niet goed waar dat bedrag vandaan komt, dus hoor ook graag hierop een toelichting. Ten slotte geeft het kabinet geen antwoord op onze vraag of dit geld wel echt wordt besteed; het Gemeentefonds bevat immers vrij besteedbaar geld. Kan hierover geen afspraak met gemeenten worden gemaakt? Het kabinet lijkt daartoe bereid. Overlegt het kabinet met de gemeenten om de modelverordening op basis waarvan scholen en gemeenten met het geld omgaan, zo aan te passen dat hiervoor daadwerkelijk meer geld beschikbaar komt? Ik steun de suggestie van het kabinet om van het normale accres dat het gevolg is van de hogere onderwijsuitgaven, een deel naar de schoolgebouwen te laten gaan. Ik hoor hierop graag een reactie; een dergelijke overeenstemming moet immers wel worden bewerkstelligd.

Nu de 80 mln. voor Monumentenzorg. Bij de herverdelingsystematiek rond het budget voor monumentenzorg zijn zo'n elf gemeenten, waaronder Delft en Dordrecht, de laatste jaren een beetje buiten de boot gevallen omdat zij altijd het beste beleid hebben gevoerd en dus de minste achterstand hebben. Ik vraag de minister om bij de verdeling van de 80 mln. juist aan die gemeenten extra aandacht te besteden.

Ik sluit mij graag aan bij de opmerkingen van de heer Van Beek over Gigaport. Het aansluiten van onderzoeks- en onderwijsinstellingen op glasvezel of breedband is zeer efficiënt en lucratief, zoals blijkt in Canada, Zweden en de Verenigde Staten. Het kabinet wil dat nu, naar aanleiding van onze vragen, vooruitschuiven naar de beslissing over ICES. Voor de hoofdlijnenbeslissing lijkt mij dat terecht, want dat is een groot project. Maar er zouden al heel snel in het nieuwe jaar vijf pilots kunnen worden gestart, die de potentie van het project beter zichtbaar maken, maar die ook duidelijk maken hoeveel het kost en welke marktpartijen eraan mee kunnen doen. Ik vraag het kabinet om een beslissing te nemen over het bedrag van 25 mln. of 30 mln. dat dit project zou kunnen kosten, eventueel vooruitlopend op de beslissing over ICES. Dit zou gefinancierd kunnen worden uit het FES, als in de komende twee maanden blijkt dat dit efficiënt is. Ik verzoek de minister om ons daarvan op de hoogte te houden.

Het is zeer teleurstellend dat een motie om ruimte te maken voor een betere verkeershandhaving nog niet is uitgevoerd als gevolg van invoeringsproblemen. Die problemen worden niet overtuigend uitgelegd in het antwoord op vraag 69. Kan het kabinet uiterlijk in maart aan de Kamer laten weten hoe het tempo van de uitvoering van dit project wordt opgevoerd?

ICT op scholen kan niet zonder computers thuis. Vorig jaar hebben wij middels de motie-Barth c.s. 40 mln. uitgetrokken om het voor ouders met lagere inkomens mogelijk te maken om thuis een computer te hebben. Dat moet natuurlijk zeker gebeuren als zo meteen alle kinderen een e-mailadres krijgen via kennisnet. Nu blijkt dat in de uitvoering van deze motie hiervoor niet 40 mln., maar 10 mln. is uitgetrokken. Dat is minder dan wij hadden bedoeld. Waar is die overige 30 mln. gebleven?

In verband met de gehandicaptenzorg verwees ik al naar de motie van de heer Oudkerk. Ik ben blij met de steun van de VVD. Er was 28 mln. voor uitgetrokken, die nog niet is besteed. Wij zien graag dat dit geld meegenomen wordt naar 2001, zodat het dan adequaat besteed kan worden. In feite wordt daarmee ook een intensivering van 30 mln. naar voren gehaald die het kabinet al voor 2002 had voorzien. Op die manier kan snel een oplossing worden geboden in deze knellende situatie.

Ten slotte een opmerking over de kwijtschelding van de schulden van de arme landen. Ik begrijp uit de brief van december van mevrouw Herfkens dat zich geen nieuwe landen hebben gekwalificeerd voor de kwijtschelding van schulden. Wij hebben natuurlijk onze criteria. Als dit inderdaad het geval is, kunnen wij daar nu helaas geen extra impuls aan geven. Kan de minister aangeven of dit klopt?

Aan de inkomstenkant zijn de meevallers deze keer beperkt. Het gaat om 400 mln. Ik schrok eerst nogal en ik vroeg mij af of de economie wegzakt. Maar het blijkt vooral te komen door de marktwerking. De brandstofprijzen zijn gestegen. Ik refereerde al aan het derde kwartaal, maar ook in het tweede kwartaal was de stijging van het brandstofgebruik 2% in plaats van de gebruikelijke 4%. Dus ik vraag de heer Van Beek in het vervolg toch echt de antwoorden op de vragen te lezen en het idee op hem te laten inwerken dat de markt kan werken. Als echte marktsocialist wil ik hem daarvan graag overtuigen. Ik zeg dit met evenveel scherpte tegen het CDA. Het CDA heeft het nog bonter gemaakt dan de heer Hofstra. De heer Hofstra hield zich nog aan de consistente lijn van variabilisatie van de autokosten. Maar bij het CDA stond alles haaks op de gebruikelijke normen en ik beveel die partij dan ook zeker aan om de marktwerking haar gang te laten gaan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan zal ik nu even de PvdA behandelen, nadat u over het CDA en de VVD heeft gesproken. U hebt dit voorjaar samen met de heer Hofstra een motie ingediend ten behoeve van de vergroening van de autobelastingen en verlaging van de wegenbelasting. Zover staat u dus ook weer niet van de heer Hofstra af. Die motie is ingediend in een klimaat van prijsstijgingen en lasten voor de automobilist die gecompenseerd moesten worden. Nu blijkt dat de automobilist die lasten zelf wel compenseert, namelijk door gewoon minder te rijden. Zo hoort het ook. Past die motie dan nog wel bij het beeld van een overheid die lagere belastinginkomsten heeft? Moet daar nog eens een extra belastingverlaging bovenop gedaan worden?

De heer Crone (PvdA):

Wij hebben in het kader van die motie met elkaar afgesproken dat wij eerst even afwachten hoe de marktprijs zich structureel ontwikkelt. Ik heb openlijk gezegd dat, als die prijs wegzakt, er een andere situatie is dan wanneer de prijs verder stijgt. Bovendien blijft overeind dat de variabilisatie doorgaat. Wij hebben toen met de VVD afgesproken dat de normale aanpassing van de accijnzen bij de prijsontwikkeling per 1 januari a.s. doorgaat. Die aanpassing gaat dus ook door. Wij zullen bij de begroting van volgend jaar zien of er geld is om nog iets te doen aan de vergroening van de belastingen. In ieder geval maken wij de aankoop van schone en zuinige auto's goedkoper via de BPM of een energiepremie. Daarom vond ik het ook jammer dat u die motie niet heeft gesteund.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat kwam omdat er ook een duidelijke verlaging van de wegenbelasting in stond en dat beviel ons helemaal niet. Bovendien maakt u een koppeling met de variabilisatie, maar er wordt helemaal niets gevariabiliseerd. De accijnzen gaan niet omhoog.

De heer Crone (PvdA):

Per 1 januari gaan de accijnzen gewoon met 2,5 cent omhoog.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ja, maar dat is een reguliere stijging. Er is geen beleidsmatige beslissing om de accijnzen te verhogen en daarmee lagere vaste lasten voor de automobilist te financieren. Dat is echte variabilisatie, maar daarvan is hier geen sprake. Mijn vraag is of de heer Crone nog volledig achter het deel van de motie staat dat gaat over de verlaging van de wegenbelasting in het jaar 2001.

De heer Crone (PvdA):

Ja. Ik heb gezegd dat wij volgend jaar de zaak bekijken als wij het totaal kennen van de prijsstijgingen, de belastingmeevallers en wat dies meer zij. Er zal dan sprake zijn van een groene kern, of rand of allebei.

De heer Balkenende (CDA):

Ik wil even terug naar een opmerking van uw fractiegenoot Feenstra. Hij heeft wel eens gezegd: als de benzineprijzen dalen, zouden wij de prijzen gelijk moeten laten. Hij heeft dit genuanceerd door te zeggen dat dit niet kan op grond van Europese ontwikkelingen en de grensproblematiek, maar het signaal was helder. Dit is hetzelfde als u nu naar voren brengt. U bent gelukkig met het prijseffect van de hogere prijzen in relatie tot geringer verbruik. Wordt daarmee het betoog van de heer Feenstra niet hernomen?

De heer Crone (PvdA):

Dat past precies in mijn antwoord. Ik heb nu geen enkele behoefte aan hogere accijnzen en lagere accijnzen. Ik wacht de ontwikkelingen rustig af. In de maatvoering zullen wij volgend jaar beslissen wat het beste is. Er komen geen nieuwe systemen. Ik spreek u en de VVD aan op consistentie. Helaas ben ik daarin teleurgesteld. Ik kan u op consistentie niet betrappen.

De heer Balkenende (CDA):

Consistentie is aanwezig. Ik begrijp dat de suggestie van de heer Feenstra voorlopig boven de markt blijft hangen.

De heer Crone (PvdA):

De discussie daarover is heel zinnig. Die zal dus wel een keer terugkomen. Qua maatvoering is het nu niet nodig, iets in de sfeer van de belasting van de automobilist te veranderen.

Voorzitter! Dan kom ik tot de vooruitblik voor 2002. Ik trek de lijn door. Op grond van de welvaartsgroei die bij de burgers duidelijk zichtbaar is, accepteert men niet meer dat de dienstverlening van de overheid achterblijft, terwijl dat misschien in tijden van bezuinigingen wel werd geaccepteerd. De overheid moet haar product leveren. Ik heb dat wel de welvaartsparadox genoemd. Wij zijn als overheid in dat opzicht zeer kwetsbaar. Wij kunnen niet zoals een schoenwinkelier zeggen: "er is even geen verkoopster of verkoper", om vervolgens te moeten constateren dat de klant naar een andere schoenwinkel gaat. Als wij zo te werk gaan, staat er geen leraar voor de klas, worden de wachtlijsten te lang of er is geen politie en komt de veiligheid in het geding. Daarom is het heel terecht dat het kabinet is gekomen tot een grote uitgavenverhoging. Voor 2001 zitten wij al op 15 mld. via het regeerakkoord plus Miljoenennota inclusief moties APB. Wie weet, komen er ook volgend jaar weer drie plakjes bij zoals wij dit jaar hebben kunnen doen. Het gaat dus goed met de kracht en de kwaliteit van het kabinet.

Dit is een belangrijke start. Wij willen de opgaande investeringslijn in 2002 ononderbroken doortrekken. Dit betekent dat de overheid qua arbeidsmarktpositie nog heel wat heeft te doen aan verbeteringen, zeker in het licht van het feit er sprake is van verbeteringen in de particuliere sector. Dit werkt dubbel. Als de arbeidsmarktpositie verbetert, blijven mensen liever bij de overheid werken. Bovendien neemt de dienstverlening aan de burgers toe.

Deze problematiek wordt extra groot als de lonen in de marktsector doorstijgen, wat niemand zal hopen. In de ramingen voor 2002 is de stijging nog heel laag, maar via het Baumol-effect wordt het risico gelopen dat wij de lonen niet meer kunnen betalen. Ik heb het dan nog niet over de overige arbeidsvoorwaarden.

De heer Bakker (D66):

Ik ondersteun deze analyse wel, maar is het niet jammer om het jaar 2001 verloren te laten gaan? Wij hebben hierover twee, drie maanden geleden gesproken. Toen zei de PvdA: wij wachten op het voorjaar en dan zien wij wel of er voor 2002 wat moet gebeuren in het kader van de arbeidsvoorwaarden. Ik zou zeggen: boter bij de vis en meteen waarmaken wat je wil.

De heer Crone (PvdA):

Daar bestaat geen twijfel over, voorzitter. Wij hebben het idee dat in de begroting voor 2001 al veel dingen zijn geregeld die tot uitvoering kunnen komen. Daar komt vandaag weer wat bij wat helpt in een aantal sectoren. Bovendien kunnen daarbij de drie plakjes komen die ik net al noemde. Uit de Voorjaarsnota zal blijken of er meevallers zijn die ook in 2001 tot besteding kunnen komen. Uiteraard houden wij het kabinet eraan dat het wat de loonontwikkeling in 2001 betreft de markt volgt. Verder krijgen wij in januari of februari van het kabinet een nota waaruit blijkt waar de arbeidsmarktknelpunten zitten in de collectieve sector. Het is geen kwestie van generieke loonachterstand. Het is een kwestie van loonachterstand in sommige – ik denk beperkte – delen. Het gaat veel meer om de secundaire arbeidsvoorwaarden, de werkdruk en dat soort zaken. Die zaken moeten aangepakt worden. Ik neem aan dat het kabinet beleidsconclusies verbindt aan die nota. Als die niet scherp genoeg zijn dan zullen wij er in de Kamer op aandringen, die te verscherpen.

De heer Bakker (D66):

Dan moeten wij even kijken naar de scherpte ervan. De CAO-onderhandelingen, waarin een deel daarvan moet neerslaan, worden veelal in de eerste helft van het jaar gevoerd, ook in de publieke sector. Een aantal van die onderhandelingen staat op stapel. Als nu blijkt dat het op basis van de in januari verschijnende nota gerechtvaardigd is om ter verbetering van arbeidsvoorwaarden nog in het jaar 2001 structureel extra geld bovenop de begroting uit te trekken, moet het kabinet dat dan doen? Dan komen wij een stap verder en laten wij het jaar 2001 niet verloren gaan.

De heer Crone (PvdA):

Ik spreek niet over arbeidsvoorwaarden, want ik bemoei mij niet met de loononderhandelingen. Wel vind ik dat de ruimte voor de totale arbeidsmarktpositie, inclusief lonen en arbeidsvoorwaarden, voldoende moet zijn. Daar is het kabinet ook aan gehouden. Bij de presentatie van de Miljoenennota heeft de premier dat gezegd en op Prinsjesdag de heer Dijkstal ook. Hij zei dat er zeer nadrukkelijk geld nodig zal kunnen zijn voor zowel de primaire als de secundaire arbeidsvoorwaarden. Kortom, het is een probleem van de hele coalitie om ervoor te zorgen dat de lonen geen achterstand oplopen, maar op peil blijven.

De heer Bakker (D66):

Even voor de helderheid: dus niet pas in het jaar 2002, maar ook al in het jaar 2001 wat u betreft.

De heer Crone (PvdA):

Waar nodig, zal er in 2002 en in 2001 het nodige moeten worden gedaan. Daar is geen twijfel over. Dat is een positie die de heer Dijkstal gelukkig al op Prinsjesdag op het journaal heeft uitgesproken.

De heer Bakker (D66):

Maar u niet!

De heer Crone (PvdA):

Wij hebben ons daar voortdurend voor uitgesproken. Ik vertelde al over het extra geld dat wij allemaal al hebben binnengehaald en waarvan een deel ook heel gericht bestemd is voor het oplossen van arbeidsmarktknelpunten.

Mevrouw Kant (SP):

Gesproken is er inderdaad al heel veel, maar de boter bij de vis vormt tot nu toe nog steeds het probleem. U zegt nu dat u bereid bent om ervoor te zorgen dat er extra geld komt als dat nodig is. Waar wilt u dat dan vandaan halen? Immers, binnen de coalitie zal dan eerst de drempel van de Zalmnorm genomen moeten worden. Verleden week hebben wij daarover gediscussieerd. In het programma Buitenhof zei uw fractievoorzitter nog dat het overgrote deel van de inkomstenmeevallers zou moeten worden besteed aan zorg en onderwijs. Twee dagen later zei hij in het "sinterklaasvragenuurtje" dat het minstens de helft moest zijn. Dat was dus alweer wat minder. Ik wil nu toch wel graag weten waar de PvdA staat op dit punt.

De heer Crone (PvdA):

Wij staan ervoor dat de overheid haar product aan de burgers moet leveren. De overheid kan het zich niet permitteren om haar product te laten verslechteren, terwijl het beter gaat in de economie. Dat moet zelfs beter. Daar zal geld voor beschikbaar moeten komen. Ik ben blij met de steun van de heer Dijkstal, premier Kok en van iedereen die daarover gaat, in die zin dat ze dat ook zullen doen. Daarom komt er een specifieke nota waarin precies staat hoe de arbeidsmarktproblematiek wordt opgepakt. Een kabinet dat alleen maar een probleemnotitie presenteert, zonder daarbij oplossingen aan te geven, is geen knip voor de neus waard. Letterlijk, zou ik haast zeggen. Vooruitlopend op wat ik daarover verderop in mijn betoog nog ga zeggen, nog even kort iets over waar die ruimte dan gevonden moet worden. Iedereen verwacht dat volgend jaar de inflatie hoger zal uitvallen. Het Financieele Dagblad meldde vanmorgen al 1% hoger als raming. Welnu, dat betekent dat in 2001 het hele uitgavenkader 1% omhoog gaat. Volgend jaar hebben wij dan al 3 à 3,5 mld. extra nominale ruimte. Het kabinet zal daarmee wellicht een deel van de nominale problematiek – hogere loonstijging – kunnen opvangen. Dat is een heel evidente ontwikkeling, die wij al twee, drie jaar heel correct toepassen. Dat is al meegenomen voor het jaar 2001 en overigens loopt het ook structureel door in 2002. Ook dan is diezelfde 3 mld. beschikbaar. In 2002 zal de inflatie bovendien ook hoger zijn dan de 2% die nu in de boeken staat. Dan komt er dus bijvoorbeeld nog eens zo'n 1% extra bovenop en hebben wij in 2002 al zo'n 6 mld. extra structureel nominaal beschikbaar. Dat is toch niet niks. Maar goed: boter bij de vis, zegt u. Welnu, uw vis is buitengewoon duur als u de 8 mld. die wij nu besteden, al als goedkoop betitelt. Ik ben dan benieuwd welke vis wordt gegeten in de kringen van de SP. Het zal geen zalm zijn.

Mevrouw Kant (SP):

De vis die de mensen in het land nu opgediend krijgen, zijn de noden in de samenleving, in de zorg en in het onderwijs. Wij kennen die noden allemaal. U zegt daarvan: de mensen pikken het niet meer. Nou, volgens mij pikken de mensen het al jááren niet meer! Maar dat even terzijde. U geeft geen antwoord op mijn vraag. Ik vroeg of uw fractie blijft accepteren dat de Zalmnorm – die deze minister en de fractie van de VVD willen handhaven – noodzakelijke investeringen blijft blokkeren.

De heer Crone (PvdA):

Ik bevestig graag dat wij de Zalmsystematiek van scheiding van inkomsten en uitgaven overeind willen houden. Tegelijkertijd vinden wij dat de economie zich zodanig ontwikkelt dat op een aantal punten moet worden gekozen voor een realistischer grondslag. De realistische grondslag van de Zalmnorm betekent dat je met name rekening houdt met de loonontwikkeling. Daarover hebben wij uitvoerig gedebatteerd bij de financiële beschouwingen. In de aanpassing van het uitgavenkader wordt bijvoorbeeld niet gerekend met de prijs BBP, maar met de loonontwikkeling. De minister zegt: dat doe ik niet nu, want dat is een kwestie voor een nieuw regeerakkoord. Maar ook heeft hij gezegd: als er zo'n nominale problematiek ontstaat, overschrijd ik onder strikte voorwaarden liever eenmalig het kader dan de spelregels.

Mevrouw Kant (SP):

Voordat de heer Crone weer een heel betoog houdt, moet ik de belangrijke conclusie trekken dat hij de uitspraken van de heer Melkert in het televisieprogramma Buitenhof nu intrekt. De heer Melkert heeft namelijk gezegd dat het overgrote deel van de inkomstenmeevallers naar de zorg en het onderwijs moeten. Daarmee is de Zalmnorm ter discussie gesteld.

De heer Crone (PvdA):

Daar is geen sprake van; ik heb mijn betoog ook nog niet afgerond. Ik meen dat er een zodanige balans moet komen waarin het oplossen van de problemen voorop staat. De overheid moet haar producten leveren en zij moet ervoor zorgen dat men bij de overheid wil werken. Daar zijn de normale uitgavenmeevallers voor. Ik heb wel voorgehouden welke gigantische omvang die kunnen krijgen. Ik heb het rijtje nog niet helemaal opgesomd. Er kunnen dus heel grote uitgavenmeevallers zijn. Wij kunnen nog besluiten om de uitgavenkaders al dan niet eenmalig aan te passen aan de ontwikkeling van de prijzen. Dat kan 6 mld. opleveren! Dan zegt u dat ik niets doe. U wilt alleen maar herhalen wat u al wist voordat dit debat begon.

Mevrouw Kant (SP):

Ik stel het erg op prijs, als de heer Crone gewoon antwoord geeft op mijn vraag.

De heer Crone (PvdA):

Ik noem een bedrag van 6 mld. Vindt u dat niks?

Mevrouw Kant (SP):

Ik zal mijn vraag herhalen. Daarop kunt u antwoorden met "ja" of "nee". Staat de PvdA nog voor wat de heer Melkert in Buitenhof heeft gezegd, namelijk dat het overgrote deel van de inkomstenmeevallers naar de zorg en het onderwijs moeten? Hier wil ik graag een antwoord op hebben.

De heer Crone (PvdA):

Wij zeggen hier voortdurend dat, als er onder andere in de uitgavenmeevallers en aanpassingen van de kaders voor de prijssystematiek niet voldoende middelen beschikbaar komen, wij niet accepteren dat er scheppen met lastenverlichting zijn (8 mld. en misschien zelfs 14 mld.) en dat wij tegelijkertijd in de collectieve sector moeten bezuinigen. Dat heeft de minister ook steeds gezegd. Hij heeft daar zelfs Van Agt voor aangeroepen. Zo ziet u maar hoe breed wij al kunnen denken. Wij werken dan dus niet aan een enorme lastenverlichting. De oplossing van de problemen in de collectieve sector gaan dan voor. Duidelijker kan ik het niet zeggen.

Mevrouw Kant (SP):

Ik wil gewoon "ja" of "nee" als antwoord. Indien nodig gaan er dus inkomstenmeevallers naar de zorg en het onderwijs. Als het geld niet op een andere manier geleverd kan worden om de noden te lenigen die u noemt, bestaat de mogelijkheid dat de inkomstenmeevallers naar de zorg en het onderwijs moeten. Dat heeft de heer Melkert gezegd. Ik vraag u alleen om hierop met "ja" of "nee" te reageren.

De heer Crone (PvdA):

Ik heb zojuist glashard gezegd dat wij het niet accepteren als er alleen maar geld naar lastenverlichting gaat, terwijl er in de collectieve sector bezuinigd moet worden. Wij zorgen dan dat de problemen in de collectieve sector opgelost worden. In dat geval moet er maar minder lastenverlichting zijn. Het gaat om zoveel lastenverlichting dat er gemakkelijk iets afgehaald kan worden. Ik wacht evenwel de voorstellen van het kabinet af over de balans tussen de meevallers, de lastenverlichting en de schuldverkleining. Wij hebben het kabinet alle ruimte gegeven om terzake een zeer verstandige politieke oplossing te kiezen. Dat is dus glashelder.

De heer Balkenende (CDA):

Ik ben toch bang dat de heer Crone deze discussie er niet helderder op maakt. Tot nu toe heeft de heer Melkert namelijk steeds gezegd: kijk eens wat er in het land gebeurt; er zijn heel veel inkomstenmeevallers, punt, waarna op een gegeven moment de noden in de samenleving volgden. Tot aan het interview in Buitenhof was er een zeker schot tussen die twee zaken. De betekenis van het interview in Buitenhof is dat de heer Melkert toen voor het eerst zei: ik ga die brug over en ik leg een directe koppeling tussen de inkomstenmeevallers en de noden in de samenleving. Wat is dat betoog van de heer Melkert waard, nu de heer Crone zegt dat hij het schot tussen inkomsten en uitgaven wil handhaven?

De heer Crone (PvdA):

Er zijn talloze varianten die ik hier al vanaf 1998 heb neergelegd. Die zorgen ervoor dat de loonontwikkeling en de arbeidsmarktpositie in de collectieve sector op peil worden gehouden. Die varianten gaan van uitgavenmeevallers via een andere indexatiesystematiek tot en met het feit dat wij niet accepteren dat er wel lastenverlichting komt, maar geen geld voor de collectieve sector. Duidelijker kan ik het echt niet zeggen. Ook u hebt ons hier keer op keer voor gek versleten, tot de behandeling van de Voorjaarsnota toe, dat wij veel te optimistisch waren over het geld. Inmiddels zijn er sinds de Voorjaarsnota miljarden. Laat u mij in mijn optimisme in een volgend debat weer de balans opmaken. Ik hoop dat, als het geld er is, u eindelijk eens zegt: dat is toch aardig geregeld.

De heer Balkenende (CDA):

U bent consistent, als u zegt: er zijn meer methoden om oplossingen te vinden. Daar gaat het nu echter niet om. Het gaat namelijk om de vraag wat de heer Melkert vorige week zondag gezegd heeft. Dat was namelijk een andere boodschap dan u nu geeft. De essentie van het betoog van de heer Melkert was: wij gaan de Zalmnorm veranderen. U nuanceert nu het verhaal van de heer Melkert.

De heer Crone (PvdA):

Ik houd hier ook al jarenlang betogen over de sterktes en de zwaktes van de Zalmnorm. Ik heb het ook over de onderdelen met een realistische grondslag. Ik doel op de economische groei en de indexatie. Ik heb in een interruptiedebatje met de minister gezegd dat de scheiding van inkomsten en uitgaven buitengewoon belangrijk is. De situatie moet ook niet ontstaan dat iedere minister iedere maand zegt: ha, er zijn meevallers, dus ik ga lekker voor meer vechten. Ik heb gezegd: als het uitgavenkader eenmalig wordt verhoogd, kan dat overnight gebeuren; na afloop wordt dat meegedeeld. Iedereen weet dan precies wat het nieuwe uitgavenkader is. Daarmee wordt bestuurlijke rust bereikt. De minister heeft in een vervolgdebat gezegd: ik ben niet tot het onmogelijke gehouden, ik overschrijd liever eenmalig het kader. Dat lijkt net zoiets als overnight, dus als mijn voorbeeld. Er is dan ook een zeer open debat over de manier waarop wij dit gaan oplossen, zelfs hier in deze Kamer. Als je het uitgavenkader verhoogt door een andere indexatie, heb je natuurlijk minder inkomstenmeevallers. Dat is dan zo. Het kan echter niet zo zijn dat wij hier een enorme lastenverlichting gaan geven, maar de problemen in de collectieve sector niet oplossen.

De heer Balkenende (CDA):

Ik zie de minister van Financiën al een beetje glimlachen. Ik denk dat hij na uw woorden een wat rustiger jaarwisseling heeft dan eerder na de woorden van de heer Melkert.

De heer Crone (PvdA):

Ik hoop dat hij ook nog een rustig voorjaar heeft, want dat is nog belangrijker, lijkt mij. Er is geen sprake van dat er een meningsverschil is tussen mij en de heer Melkert.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat zal nu moeten blijken, want als er geen meningsverschil is tussen de heer Crone en de heer Melkert, krijgen wij in tweede termijn natuurlijk een motie van de Partij van de Arbeid waarin het kabinet opdracht wordt gegeven, voor het jaar 2002 te begroten onder de randvoorwaarde dat inkomstenmeevallers gebruikt kunnen worden voor uitgaven. "Kunnen moeten worden" zei de heer Melkert. Ik neem aan dat de heer Crone die motie gaan indienen.

De heer Crone (PvdA):

Ik zou niet weten waarom. Ik wacht altijd eerst het antwoord van de minister in eerste termijn af.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat deed de heer Melkert in Buitenhof ook niet. Hij ging ook niet zitten wachten op de minister van Financiën. Hij zat er in z'n eentje en hij wist heel goed waar hij zat. Hij heeft een heel mooie uitspraak gedaan. Er ligt hier een parlementaire meerderheid: inkomstenmeevallers moeten besteed worden voor extra versterking van de uitgaven. De heer Crone weet beter dan wie dan ook in dit huis dat dit heel anders begroot. Als wij op voorhand weten dat er een aantal miljarden extra beschikbaar zijn voor onderwijs en zorg, dan ga je heel anders de begroting in dan wanneer je weet dat je het achteraf nog moet bevechten op deze minister van Financiën. Mijn vraag is dus opnieuw of de heer Crone de woorden van de heer Melkert hier waarmaakt. Komt hij met een motie die regelt dat het kabinet de opdracht krijgt om voor 2002 te begroten met de notie "inkomstenmeevallers moeten naar uitgaven"?

De heer Crone (PvdA):

Dat soort moties is helemaal niet nieuw. Het CDA heeft de vorige keer ook zo'n motie ingediend. Het CDA heeft toen gevraagd of wij de motie toen niet wilden steunen. De heer Vendrik zegt ook iedere keer op hoge toon dat er geen ruimte meer is, dus dat het geld op is. En iedere keer komt er toch weer geld uit de meevallers. Dat is ook de logica van het systeem; als je voorzichtig begroot heb je meevallers. Dat wil de heer Vendrik echter niet accepteren. Hij wil op voorhand al dingen vastleggen, terwijl ik zeg dat wij wel zien hoe het uitpakt. Ik geef aan dat er meevallers kunnen komen die in de miljarden lopen. Ik geef aan dat er ook andere oplossingen zijn. Ik sluit niet uit dat er iets gebeurt met de inkomstenmeevallers. Dat heb ik nu al voor de zevende keer gezegd, geloof ik. Wij zien wel met welk pakket het kabinet komt. Ik heb de heer Melkert niet horen zeggen dat er maar één ding in de wereld is, namelijk dat de inkomstenmeevallers moeten worden benut voor de uitgaven. Hij heeft het helemaal niet in die smalte gezegd. Hij heeft het gewoon in het palet van alle mogelijkheden en opties gezegd. Ik begrijp natuurlijk dat het de functie van de heer Vendrik is om het een beetje te verengen. Hij maakt er een stropop van, want dan kan hij die weer met geweld neerslaan. Zo gaat dat met stropoppen, maar niet met Melkert.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het gaat volgens mij iets verder dan dat. Het gaat namelijk ook om het toetsen van de houdbaarheid van bepaalde uitspraken die in de Kamer zijn gedaan. Twee maanden heeft de heer Crone tegen mij en tegen de heer Balkenende gezegd: wij zullen het wel zien, wij zullen wel zien of het nodig is, wij zullen eerst het kabinet maar eens vragen om een analyse van de arbeidsmarkt. Die analyse komt er in januari. Misschien komen er nog nadere analyses over de intensiveringen die nodig zijn. Dan pas komt er geld bij, zei de heer Crone. Maar wat blijkt nu ineens? Hij heeft maar voor twee maanden het standpunt van de PvdA weergegeven, want ineens is er wel extra geld nodig, zoals de heer Melkert zegt. Dat was zijn interventie bij Buitenhof. Dat was een belangrijke interventie. Nu is het echt een keer de vraag of datgene wat de Partij van de Arbeid buiten de deur zegt, hier hard wordt gemaakt. Nu is het echt de vraag of de meerderheid van de Kamer – de PvdA is er nu ook voor – de minister van Financiën de opdracht geeft om te begroten met de nieuwe spelregel dat inkomstenmeevallers gebruikt moeten worden voor uitgavenversterking. Dat zou de boodschap van het debat van vandaag kunnen zijn. De vraag is of de heer Crone de woorden van de heer Melkert, buiten het debat gesproken, vandaag hard wil maken en of hij een motie wil indienen of een motie van de oppositie wil steunen.

De voorzitter:

Dit was wel uw langste en uw laatste interruptie.

De heer Crone (PvdA):

Ik heb in de interruptie geen vraag kunnen ontdekken. Waarschijnlijk is het al de helft van de bijdrage van de heer Vendrik in eerste termijn. Er is geen sprake van dat ik mij hierdoor aangesproken voel. Wij hebben jarenlang gezegd: wij lossen de problemen in de collectieve sector op en daarbij zullen wij alle middelen inzetten die denkbaar en nodig zijn. Daar past ook bij het tritsje van uitgavenmeevallers tot en met inkomstenmeevallers. Duidelijker kan ik het niet zeggen. Het kabinet doet ons een voorstel en als dat niet goed genoeg is, gaan wij er ruzie over maken. Maar nogmaals, ik ben hartstikke enthousiast. De heer Dijkstal heeft ook gezegd dat er extra geld nodig is voor extra salarisverhogingen of voor meer specifieke arbeidsvoorwaarden. De heer Vendrik zegt dan niet tegen de heer Dijkstal dat de heer Van Beek geen knip voor de neus waard is. De heer Vendrik laat de heer Van Beek vandaag van alles en nog wat zeggen, maar hij vraagt niet aan de heer Van Beek wat de heer Dijkstal bedoelt. En de heer Dijkstal is overigens de heer Melkert van de VVD!

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Balkenende weer wil interrumperen, maar hij heeft al aan dit interruptiedebat deelgenomen. Is het echt nodig om nog een keer te interrumperen? Laat eens merken dat u heel kort vragen kunt stellen!

De heer Balkenende (CDA):

De fractie van het CDA heeft vorig jaar een buitengewoon genuanceerde motie ingediend, waarvan de boodschap was dat het kabinet niet moest uitsluiten dat het eventueel een kwart zou gebruiken voor het benutten van inkomstenmeevallers voor de uitgaven. De fractie van de PvdA heeft daartegen gestemd. Wat zou uw fractie doen als wij nu opnieuw zouden moeten stemmen?

De heer Crone (PvdA):

U vraagt naar de bekende weg.

De heer Balkenende (CDA):

Dus stemt u tegen.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Balkenende.

De heer Crone (PvdA):

Ik wil mijn betoog afronden en zal een aantal dingen niet herhalen die ik al op interrupties heb gezegd.

Ik wilde het net over de Zijlstranorm gaan hebben. De Zalmnorm bestaat pas zeven jaar. De Zijlstranorm heeft het maar tien jaar volgehouden en ik zou willen dat de Zalmnorm langer dan tien jaar meegaat. De Zijlstranorm was een beetje ruimhartig, want deze ging uit van een trendmatig groeipad van 3,5% of zelfs meer. Wel was de Zijlstranorm politiek neutraler dan de Zalmnorm, want daarin zat geen onderscheid tussen inkomsten en uitgaven. Ieder kabinet mocht dus zelf beslissen hoe het de uitgavenmee- en -tegenvallers en de inkomstenmee- en -tegenvallers zou aanwenden. Het is inderdaad de vraag hoe het met de Zalmnorm afloopt, of deze bezwijkt onder de meevallers, in plaats van de tegenvallers, dan wel of er voldoende ruimte wordt geboden om er politiek mee te doen wat de mensen van ons verwachten.

Ik heb al de meevallers aan de uitgavenkant genoemd die er in de nominale sfeer kunnen zijn en die zeer groot kunnen zijn. Ik heb nog niet de meevallers genoemd die wij in de gasbatensfeer kunnen verwachten. Deze staan nog steeds zeer laag in de boeken. Als de dollarkoers de komende jaren ƒ 2,25 is, dus lager dan nu, en de olieprijs op 25 dollar staat, levert dit volgens het kabinet weer 1 mld. per jaar extra op, via het FES-bruggetje in te zetten. Uiteraard is het nog onzeker hoe het loopt met de meevallers in de sociale zekerheid en de rente. Ik ben er benieuwd naar hoe dit doorloopt en vraag de minister of hij mijn analyse deelt dat de prijscomponent van het BBP in 2001 een aanzienlijke en structurele doorwerking in 2002 kan hebben.

Over het loongevoelige deel van het uitgavenkader hebben wij al een uitvoerig debat gehad tijdens de algemene beschouwingen. Ik hoef dat niet te herhalen, maar ik herhaal wel de stelling dat er bij onvoorziene nominale problemen en arbeidsmarktproblemen wel een probleem met het regeerakkoord is. Als wij een te groot nominaal probleem moeten oplossen in het uitgavenkader, neemt het volume af van de extra investeringen die wij in het regeerakkoord hebben afgesproken. Dit volume moet natuurlijk wel tot zijn recht blijven komen.

De ruimte voor lastenverlichting kan nog zeer sterk oplopen. Bij 2% groei in 2002 beloopt deze al 8 mld., zoals het kabinet in de Miljoenennota schrijft. Als de economische groei wat hoger wordt, bijvoorbeeld 3%, loopt het al gauw op tot 12 mld. Wij geven hierbinnen liever een hogere prioriteit aan verlaging van de staatsschuld dan het kabinet misschien van plan is.

De voorzitter:

Uw tijd is om.

De heer Crone (PvdA):

Ik ben toe aan mijn laatste zinnen, voorzitter.

Ik ben blij met de taakopdracht voor de studiegroep Begrotingsruimte, waarin al onze vragen op dit soort punten kunnen terugkomen voor een volgend regeerakkoord. Ik vraag er wel om dat de studiegroep niet met enkelvoudige, maar met meervoudige oplossingen komt, dus met alternatieven. Je kunt de staatsschuld in 25 jaar aflossen in een rechte nominale lijn, maar ook gekoppeld aan de conjunctuur, om maar wat te noemen. Ik wil dus varianten zien die ons kunnen helpen bij het opstellen van de verkiezingsprogramma's.

Er lijkt mij een gemeenschappelijk probleem voor de coalitie. Als het om het regeerakkoord gaat, spreek je inderdaad over de coalitie. De fractie van de VVD zal het toch met ons erover eens zijn dat de arbeidsmarktpositie van politiemensen, leraren en mensen in de verpleging niet mag achterlopen op de marktontwikkeling? Wij zullen er samen wel een oplossing voor vinden die een balans is tussen inkomstenmeevallers, uitgavenmeevallers en wat dies meer zij.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter! De r is in de maand. De ouderen onder ons worden dan herinnerd aan de levertraanfles, die tot versterking van de mens diende. Er is nog een rijtje met de letter r: Prinsjesdag, Voorjaarsnota, Najaarsnota, derde woensdag in mei. In de aanloop naar financiële hoofdmomenten in dit huis duiken er steeds weer gevallen van verhoogde profileringsdrang op. Vaak is het gewoon verkiezingskoorts, niet ernstig dus, maar wel besmettelijk. Toen de heer Melkert vorige week opnieuw openlijk aan de Zalmnorm tornde, bracht dit heftige reacties teweeg. Wij hebben er net weer een voorbeeld van gezien. Daarmee dreigt het gevaar dat dit betrekkelijk kleine niesbuitje tot epidemische proporties uitgroeit. Het is voor de paarse partijen maar te hopen dat dit nieuwe virus een lange incubatietijd heeft, bijvoorbeeld méér dan een jaar, want dan zijn er immers weer verkiezingen.

Om in medische termen te blijven, constateer ik dat de Najaarsnota 2000 wederom zeer gezond oogt. Per saldo hebben zich in 2000, sinds de Miljoenennota, maar liefst 1,75 mld. aan meevallers voorgedaan. Een deel daarvan, 1,2 mld., wordt benut voor extra uitgaven. Een aantal van die intensiveringen ligt in de lijn waar de SGP-fractie sympathiek tegenover staat: prioriteiten in de sfeer van onderwijs, zorg en veiligheid, maar ook extra middelen ten behoeve van monumentenzorg en het behoud van het Nederlandse cultureel en wetenschappelijk erfgoed. Ook wil ik expliciet noemen de 85 mln. ter compensatie van de glastuinbouw en de visserijsector voor de gestegen brandstofprijzen en ten behoeve van maatregelen in het kader van de herstructurering, en voorts de 25 mln. voor de zogenoemde continuïteitsregeling ten behoeve van de door de vuurwerkramp te Enschede getroffen ondernemers. De vraag is natuurlijk – collega Balkenende stelde deze als eerste vanmorgen – in hoeverre de regering kan garanderen dat deze 1,2 mld. boven op de bestaande begrotingen daadwerkelijk nog dit jaar tot een doel- en rechtmatige besteding zal komen. Het kan toch niet op de plank blijven liggen en als dat dreigt, moet daar toch iets op gevonden worden? Ik sluit me dus bij die vraagstelling aan.

Voorzitter! In het jaar 2000 was er 35 mln. beschikbaar voor werkdrukverlichting bij met name de zorg voor ernstig verstandelijk gehandicapten. De beleidsregel van het College tarieven gezondheidszorg voor dit doel was echter pas in december beschikbaar, zodat het dit jaar niet meer tot al die uitgaven komen zal. De vraag is nu hoe dit wordt opgelost, op een zodanige wijze dat de gehandicaptensector dit extra geld, deze extra impuls, kan behouden. Uit die sector is voorgesteld om de 28 mln. van dit bedrag waar het nog om zou gaan, mee te mogen nemen naar het jaar 2001 en dit exclusief te bestemmen voor dagbesteding ten behoeve van de genoemde doelgroep. Ook het departement van VWS staat daar inhoudelijk en financieel wel achter. Daarom stel ik mijnerzijds aan deze minister de vraag of de 28 mln. werkdrukmiddelen toegevoegd kunnen worden aan de instellingsbudgetten 2000, waarbij de instellingen deze bedragen vervolgens dienen op te nemen in de jaarrekening 2000 als een bestemmingsreserve, met als doel de realisering van werkdrukverlichting dagbesteding voor ernstig gehandicapten in het jaar 2001. Graag verkrijg ik een concrete reactie op dit punt.

Voorzitter! Dan heb ik nog één probleem en daar moet deze minister mij nu echt bij helpen. In het jaar 1997 is de huisvesting voor het onderwijs gedecentraliseerd naar de gemeenten en daarbij was er de overgangsproblematiek. Daar is toen zo goed mogelijk naar gekeken. Al snel bleek dat er incidentele knelpunten bleven en daar heb ik moties over ingediend, drie in getal. De eerste was: regel dat. De tweede was: regel dat bij Voorjaarsnota. De derde was: regel dat bij gelegenheid van de begroting voor het dienstjaar 2001. En warempel, het is er, na drie Kamerbreed gesteunde moties, gewoonweg nog niet van gekomen. Vorige week is daar een algemeen overleg over gevoerd met minister De Vries, vanwege het Gemeentefonds, en staatssecretaris Adelmund van Onderwijs. Zij zijn geconfronteerd met de toezegging van minister Peper indertijd om een creatieve oplossing te bedenken. Het komt er echter niet van. Sterker: na het algemeen overleg van vorige week is een brief ter bevestiging van het daar gewisselde aan de Kamer overgelegd, waarin gewoonweg de harde mededeling prijkt: we lossen dat niet op. Een Kamerbrede wens blijft hierbij maar een beetje liggen en dat kan toch niet. Nu heb ik nog even overwogen om dan maar een initiatiefwetsvoorstel voor een derde suppletore begroting op de onderwijsbegroting in te dienen, want deze begroting zelf is al gepasseerd en daar kan ik niet meer bij komen. Echter, dat is uiterst ingewikkeld en daarom doe ik een beroep op de creatieve instelling van deze minister om nu echt een weg te vinden en als het ware een voertuig aan te wijzen om deze inspanning voor de gemeente Wijk en Aalburg, waar het probleem zit, te leveren. Het gaat om een nevenvestiging van het Willem van Oranjecollege uit Waalwijk. Er is 17 mln. nodig. De gemeente kan wel wat doen, maar niet die 17 mln. opbrengen. Daar is de gemeente gewoon te klein voor. Ook de herijking van het Gemeentefonds, die een oplossing kan bieden voor de andere knelpunten, kan echter niets in positieve zin voor deze gemeente betekenen. Daarom moet voor deze kwestie een separate oplossing worden bedacht.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter! De heer Van der Vlies zegt overwogen te hebben een initiatiefvoorstel in te dienen. Naar mijn mening zou deze zaak via Binnenlandse Zaken met het Gemeentefonds moeten worden geregeld. Ik wijs er voorts op, dat de heer Van der Vlies slechts één specifiek voorbeeld geeft. Wij kennen op het gebied van onderwijs een lange historie met betrekking tot gelijkberechtiging. Vanwege de gehanteerde systematiek kunnen wij nooit iets voor slechts één situatie doen. We nemen daarentegen altijd maatregelen waarmee een aantal gelijksoortige situaties worden geholpen. Mijn vraag is daarom of de heer Van der Vlies denkt aan een oplossing die niet voor één school geldt, maar voor alle scholen of gemeenten die in een gelijksoortige situatie verkeren? Als wij niet voor een dergelijke oplossing kiezen, kiezen wij eigenlijk voor iets wat strijdig is met de wet.

De heer Van der Vlies (SGP):

De heer Van Beek stelt twee vragen, voorzitter, en ik wil graag op die vragen ingaan. De eerste vraag was: moet de kwestie door BZK of OCW worden opgelost? Met die vraag wordt nu precies het dilemma aangegeven. Doordat deze vraag speelt, wordt het balletje al een hele tijd heen en weer gepingpongd. Natuurlijk is de oplossing gezocht in het Gemeentefonds. Een overgangsregeling is voorgesteld, maar er zijn knelpunten gebleven. Zij worden niet opgelost, omdat dat met het Gemeentefonds niet kan. Het Gemeentefonds is aan een herijking toe en die komt het aanstaande voorjaar aan de orde. Daarmee zullen wel veel knelpunten opgelost kunnen worden. Of dan alles rondloopt, moeten wij afwachten. Helder is echter nu al – denk ook aan het gewisselde vorige week – dat de huisvestingsproblematiek van de gemeente Wijk en Aalburg daardoor niet wordt opgelost. Dit is een feit. Dan is de volgende vraag: waar moet je de behandeling van de kwestie onderbrengen, bij BZK of bij OCW? Bij BZK onderbrengen zou in strijd zijn met de werking die wij aan het Gemeentefonds toekennen. Bij OCW is er geen titel meer voor maatregelen voor de huisvesting van onderwijs, want dat is gedecentraliseerd. Er doet zich dus een probleem voor. Daarom de vraag: welk voertuig moeten wij pakken om dit "varkentje" te wassen?

Dan de tweede vraag: als iets voor de ene gemeente wordt gedaan, moet je dan ook niet iets doen voor de andere die in een vergelijkbare situatie verkeert? Mijn antwoord is: in principe "ja". Echter, de urgentielijst van 1997 is bekend. Zij is ons vorige week nog weer overgelegd. Daarop prijkt deze school met een relatief laag nummer. De scholen die qua urgentie hoger op de lijst staan – ik heb ze niet alle apart afgecheckt – zouden al geholpen zijn door de inspanningen die in de periode tussen 1997 en nu zijn geleverd. De school in Wijk en Aalburg blijft achter.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter! Ik ken dit stuk niet helemaal precies, maar ik begrijp dat deze school op nummer 92 staat. Overigens, ik wil graag meedenken om een oplossing te vinden, maar ik vind wel dat we een oplossing moeten hebben waarmee wij consequent handelen en de geldende lijn blijven volgen. We moeten dus niet voor een enkele school iets regelen en voor de rest niets doen. Zo werkt het systeem niet. Zo behoort het althans niet te werken.

De heer Van der Vlies (SGP):

Geen enkel misverstand daarover. In het algemeen overleg van vorige week bleek op dit punt ook geen verschil van mening te zijn. De algemene gedachte is wel dat deze school achterblijft, gelet op wat na 1997 is gedaan. De conclusie zou dan kunnen zijn, dat nog een oplossing moet worden gevonden voor één gemeente met één school. Echter, als er nog meer scholen zijn die in een vergelijkbare situatie verkeren, zeg ik: uiteraard, de gevonden oplossing moet ook voor die scholen gelden. Die andere situaties zijn mij evenwel niet bekend.

Voorzitter! In de Najaarsnota wordt verwezen naar de motie van mijn collega Van den Berg. Daarin wordt gevraagd om extra middelen voor het opsporen en ruimen van explosieven op bouwlocaties en bij dijkversterkingsprojecten. In de suppletore begroting van BZK worden de hiervoor benodigde extra middelen, 35 mln. in 2000, beschikbaar gesteld en onze vraag is nu of dit bedrag nog dit jaar in zijn geheel tot betaling komt. Zo neen, wordt dan een deel via de systematiek van de eindejaarsmarge meegenomen naar 2001? Kan de regering aangeven of er al meer helderheid is over de noodzaak en de mogelijkheid om het budget voor de bommenregeling structureel op te hogen?

Voorzitter! Met mijn eerste zin zei ik dat de r weer in de maand is, en dat zorgt voor politieke onrust. Dankzij de door deze minister geïntroduceerde Zalmnorm zijn de rijksfinanciën weer op orde en is er ruimte om oplossingen voor de problemen in de sfeer van onderwijs, zorg en veiligheid te zoeken. Wij staan erachter dat die oplossingen worden gezocht. Die steunen wij.

De SGP-fractie heeft altijd de consistente lijn getrokken dat de extra meevallers in de belastinginkomsten moeten worden aangewend in de sfeer van de schuldreductie en dat de extra meevallers in de begrotingsuitgaven dienen te worden ingezet ten behoeve van de extra uitgaven in het kader van de eerdergenoemde sectoren. Wij zien nog geen redenen om ten principale van die lijn af te wijken. Misschien mag het ook een, uiteraard in grote bescheidenheid gedaan, advies zijn aan de paarse woordvoerders om daaraan te blijven denken, als zij in het voorjaar over de Zalmnorm en de begrotingssystematiek in onderhandeling gaan.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Ik doe het precies andersom als de heer Crone. Ik begin met een aantal algemene opmerkingen, ook naar de toekomst kijkend en maak vervolgens een aantal opmerkingen over de Najaarsnota.

Dit kabinet heeft, overigens evenals het vorige kabinet, al veel meer gerealiseerd in financiële zin dan vooraf voor mogelijk was gehouden, zowel qua reductie van het financieringstekort – er is nu zelfs een overschot – en de staatsschuld – als qua lastenontwikkeling en qua uitgaven en investeringen in de samenleving. Dat alles is mede te danken aan de inzet van de minister van Financiën. Zijn normen en regels zijn heel belangrijk, nog steeds. Ze hebben discipline gebracht in de begroting en in het politieke systeem in verband met de financiële huishouding en de financiële besluitvorming. Regels zijn er echter voor mensen en niet andersom. Dit kabinet is nog lang niet klaar, al denken sommigen er anders over. Het moet ook niet de indruk wekken klaar te zijn, maar wat ons betreft ambitie laten zien. Ik noem vier ambities die wat de fractie van D66 betreft in deze kabinetsperiode nog volop aan de orde zijn.

De eerste ambitie is het overtuigend en geloofwaardig terugwinnen van de arbeidsmarktpositie van de overheid. Wij kunnen nog zoveel geld voor wachtlijsten reserveren, maar als de mensen niet te krijgen zijn omdat zij liever ergens anders gaan werken waar zij meer verdienen of waar het leuker is – minder druk, minder werkdruk, meer je eigen vak kunnen uitoefenen en noem maar op – dan komen wij nergens. Dat betekent dus arbeidsvoorwaarden, primair en secundair, en arbeidsomstandigheden. Dat betekent ook geld.

De tweede ambitie betreft het achterstallig onderhoud in de publieke ruimte en de publieke gebouwen; denk aan de scholen. In de Najaarsnota is 400 mln. voor het onderwijs geregeld, waarvan 300 mln. voor achterstallig onderhoud. Dat is een goed begin, maar per school komt het nog niet tegemoet, zelfs in de verte niet, aan de opgebouwde achterstand. Ik sprak een schooldirecteur die zei: ik heb nu ƒ 20.000 voor achterstallig onderhoud, maar als ik alleen al de kozijnen vervang heb ik het tien- tot twaalfvoudige nodig.

De heer Crone (PvdA):

Wij moeten natuurlijk niet overdrijven. Een school wordt afgeschreven in 20, 30 of 40 jaar; tegenwoordig een te lange tijd, maar dat is een vraag aan de minister. Een school die ƒ 20.000 of ƒ 80.000 moet investeren in kozijnen, moet dat afschrijven in een aantal jaren. Dan is ƒ 20.000 een heel aardig begin. U moet geen appels en peren optellen, want dan kunt u nooit tevreden worden.

De heer Bakker (D66):

U heeft gelijk. Ik zal niet overdrijven. Ik citeerde alleen de schooldirecteur, die voordat de middelen van hier hem bereiken ermee wordt geconfron teerd dat er vaak tijd overheen gaat en dat hij met zijn gemeentebestuur moet onderhandelen. U heeft gelijk dat er afschrijvingsregels van toepassing zijn, maar ik heb ook gelijk dat er in 20 jaar achterstand ook heel veel achterstallig onderhoud is opgebouwd.

De heer Crone (PvdA):

Ja, maar het geld komt voor 1 januari op zijn rekening, zo heb ik begrepen.

De heer Bakker (D66):

Precies, dan kan hij beginnen.

De derde ambitie is het herstellen van het verzekeringsprincipe in de zorg, oftewel van aanbod- naar vraagsturing. In wezen is dat in de caresector via de rechterlijke uitspraak in het voorjaar gedaan en in de cure via de brief Zorg verzekerd van minister Borst van 6 november jl. The proof of the pudding is in the eating, zo wordt altijd gezegd. Ik begrijp best dat minister Zalm de vinger aan de pols wil houden, want hij wil dat het geld echt wordt uitgegeven aan datgene waarvoor het is bedoeld. Als dat is gegarandeerd, moet niet de minister van Financiën of moeten niet wij allen hier bepalen hoeveel operaties er mogen plaatsvinden, hoeveel gehandicapten er kunnen worden verzorgd en hoeveel thuiszorg er zal worden verleend, maar de reële vraag van patiënten en verzekerden.

De vierde ambitie is: ambitieus investeren in de samenleving, met zorg, onderwijs, veiligheid en milieu als kernwoorden. Nederland is nog niet af, we staan voor heel veel nieuwe uitdagingen. Denk aan de informatiesamenleving, waar iedereen bij moet worden betrokken. De commissie-Cerfontaine heeft daarover een uitdagend advies uitgebracht. Maar ik denk er ook aan dat we niet moeten accepteren dat mensen zich niet veilig kunnen bewegen op straat. Minister Korthals zei onlangs over de laatste uitbreiding van de politie, dat hij daarmee wel klaar was. Geenszins, lijkt me, want zolang een film niet kan worden vertoond vanwege dreigementen is er nog heel wat te doen. Maar het geldt ook voor het milieutekort, voor het oplossen van achterstallige (water)bodemsanering en voor natuurontwikkeling. Op dit punt is 200 mln. voor de ecologische hoofdstructuur uitgetrokken. Dat is heel goed, maar het is nog incidenteel, terwijl uiteindelijk meer structurele middelen nodig zijn. De grootste ambitie zou zijn om als kabinet de komende anderhalf jaar deze agenda overtuigend aan te pakken en nu besluiten te nemen om lopende de rit de nieuwe uitdagingen te combineren met verstandige afspraken. Ik zal de term "mid-term review" hiermee nog één keer laten vallen, en daarna niet meer. Bovendien zal dat een endterm review worden, als we de Partij van de Arbeid mogen geloven, maar die moet er dus wel komen. De uitlatingen van de Partij van de Arbeid, vooral buiten deze Kamer, geven wat dat betreft wel hoop, maar ik hoop dat die partij deze keer voet bij stuk houdt.

De heer Balkenende (CDA):

Heel interessant wat u zegt: u hoopt dat de PvdA voet bij stuk houdt. Heeft u na het interruptiedebatje met de heer Crone de indruk dat de PvdA ook werkelijk voet bij stuk zal houden?

De heer Bakker (D66):

De heer Crone heeft het eerlijk gezegd zo ingewikkeld gemaakt, dat we dat maar weer moeten afwachten. We moesten de Miljoenennota maar afwachten, maar toen was het "njet". We zullen zien of dat in het voorjaar gebeurt. In reactie op mijn interruptie zei de heer Crone: als er voor 2001 naar aanleiding van de arbeidsvoorwaardennota, waarmee het kabinet per 1 januari 2001 komt, zinvolle maatregelen te nemen zijn, verwacht ik – dat is dus de heer Crone – van kabinet en zonodig van de Kamer dat daar geld wordt bijgelegd. Wij zullen dat zien. Wat mij betreft, had dat vier maanden eerder gemogen.

De heer Balkenende (CDA):

Wij zijn samen van oordeel dat de PvdA de discussie er niet duidelijker op heeft gemaakt.

De heer Bakker (D66):

De Partij van de Arbeid vindt dat vele wegen naar Rome leiden, waarin die partij op zichzelf gelijk heeft. Ik ben begonnen met te zeggen dat regels er voor mensen zijn, en niet andersom. Dat geldt niet anders voor de Zalmnorm. Natuurlijk heeft de heer Crone volstrekt gelijk: als binnen de strikte uitleg van de Zalmnorm of binnen de bredere uitleg daarvan, of met een aanpassing daarvan bedragen nodig zijn om ambities te realiseren, moet dat vooral langs die weg gebeuren. Maar zoals bekend, hebben wij van meet af aan gezegd dat wij dat kader in de huidige situatie, met zoveel publieke achterstand, onverlet de investeringen, te krap achten om het tot de verkiezingen van 2002 ongewijzigd te hanteren.

De heer Crone (PvdA):

Ik ben ook erg benieuwd wanneer D66 zijn rug rechthoudt. U hield mij nog in 1999 bij de financiële beschouwingen voor dat de PvdA weer geld ging uitgeven: kwartjes, terwijl er nog geen dubbeltjes op straat lagen. Vervolgens komen iedere keer de bedragen uit die ik inschat, en nu gaat u klagen dat ik de rug niet rechthoud. Wanneer doe ik dat dan wel, in vergelijking met uw eigen positie?

De heer Bakker (D66):

Mijn opmerking is erop gericht dat de discussie over de Zalmnorm, door D66 in februari gestart – u kwam twee maanden later met een nota met uw eigen investeringen – door ons consistent is doorgezet bij de algemene beschouwingen. U heeft dat niet gedaan: u vond dat niet aan de orde. Twee maanden later hoor ik de heer Melkert in Buitenhof zeggen dat inkomstenmeevallers zo nodig naar de uitgavenkant moeten. Leuk, maar wanneer beleven wij dat?

De heer Crone (PvdA):

Dit is echt buitengewoon onder de gordel! Vanaf 1998 hebben de heer Melkert en ik hier bepleit dat er onder andere problemen in de nominale sfeer kunnen ontstaan. Verder hebben we gezegd dat we in een situatie van een begrotingsoverschot andere afwegingen kunnen krijgen. D66 was toen niet thuis. Toen ik zei wat we willen doen met de uitgavenmeevallers, heeft u er mij van beschuldigd kwartjes uit te geven terwijl er nog geen dubbeltjes waren. Vervolgens overrulet u dat weer met enorme claims en maakt u ons verwijten dat wij onze rug niet rechthouden, terwijl u nog geen motie hebt ingediend waarin staat wat u op dit punt wilt.

De heer Bakker (D66):

Het is buitengewoon helder wat wij willen, maar de vraag is of een Kamermotie dat dichterbij brengt. Overigens ben ik van mening dat het absoluut niet onder de gordel was. Het is gewoon afrekenen op de momenten die daarvoor zijn. Het afrekenmoment was afgelopen september en komend voorjaar praten wij er opnieuw over. Dan kunt u wel tussendoor, vlak voor de Najaarsnota, mooie woorden gebruiken, maar dat blijven praatjes, als er geen boter bij de vis komt.

Hiermee heb ik een aantal opmerkingen gemaakt over de Zalmnorm. Ik voeg eraan toe dat wij het allemaal eens zijn over de prioriteit om de staatsschuld te verminderen. Dat is het punt niet. Langzamerhand zijn wij ervan overtuigd dat nog meer lastenverlichting niet aan de orde hoeft te zijn in deze kabinetsperiode, zeker niet in de omvang waarover nu wordt gedacht.

Bij interruptie heb ik al gezegd dat er vorig jaar bij de voorlopige rekening in februari 2 mld. aan onderuitputting was overgebleven. Dat liep toen weg in tekort schuld, maar dat willen wij niet meer. Wij hebben uitspraken van de heer Rosenmöller en de heer Vendrik hierover medeondertekend. Gelet op de achterstanden die er op nogal wat punten zijn, vinden wij het niet verantwoord dat dit gebeurt, ook binnen de huidige afspraken. Wij hebben uitgavenkaders. Als men daaronder blijft, is het leuk dat de schuld omlaag kan, maar het is nog leuker als een aantal dingen kunnen worden versneld. Welke inzichten heeft de minister op dit moment en welke mogelijkheden zijn er in februari om dit aan nuttige bestemmingen te geven?

Bij de Najaarsnota is 75 mln. gereserveerd voor Defensie, omdat de excessieve stijging van de olieprijs kosten met zich brengt voor het defensieapparaat. Dat zie ik wel, maar voor de politie kan hetzelfde verhaal worden gehouden. Die willen wij ook graag op straat en dat kost ook benzine. Waarom is ervoor gekozen om dat bij Defensie wel te doen en bij de politie niet? Hoe staat het met de aangekondigde meer algemene systematiek voor het omgaan met excessieve prijsontwikkelingen?

Mevrouw Kant (SP):

De heer Bakker vraagt terecht waarom wel bij Defensie en niet bij de politie. Vindt hij niet dat de argumentatie om dat bedrag bij Defensie bij te plussen er met de haren bij is gesleept?

De heer Bakker (D66):

Dat is mijn vraag aan de minister. Die argumentatie is juist voor Defensie, maar zij geldt bijvoorbeeld ook voor de politie. Waarom daar niet? Ik heb dezelfde vraag aan de minister gesteld, dus wat dit betreft zijn wij het eens.

Mevrouw Kant (SP):

Vindt u het terecht dat er 75 mln. naar Defensie gaat?

De heer Bakker (D66):

Het probleem bestaat bij Defensie, dus ik begrijp heel goed dat men daar wat aan doet. Bovendien willen wij allemaal dat Defensie een aantal nuttige taken verricht in deze samenleving en in andere samenlevingen, dat is het punt niet. Dezelfde redenering geldt voor een aantal andere onderdelen, die ons vaak laten weten dat daar problemen zijn. Waarom worden daar niet dezelfde soort maatregelen genomen? Ik vind dat dit ook moet binnen alle mogelijkheden die daarvoor bestaan. Ik vraag om een meer algemene systematiek om daaraan tegemoet te komen.

Mevrouw Kant (SP):

Wij kunnen die 75 mln. ook niet naar Defensie laten gaan, maar wel naar de politie, die dit bedrag ook goed kan gebruiken.

De heer Bakker (D66):

Zij kunnen dit bij Defensie ook goed gebruiken, denk ik.

Over de accijnzen wil ik niets zeggen. De volumeteruggang is goed nieuws voor het milieu. Dat vind ik het allerbelangrijkste, maar ik zie de heer Vendrik denken. Het prijsinstrument wordt in januari weer ingezet als de accijnzen worden verhoogd. Er waren mensen die dat niet wilden, maar het gaat toch gebeuren. Daar staat een verlaging van de motorrijtuigenbelasting tegenover en het saldo is variabilisatie.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Indexatie van belastingen is nooit een beleidsmatige beslissing. In alle belastingwetgeving ligt vast dat bedragen, tarieven en accijnzen worden geïndexeerd. Er bestaat ook nog zoiets als de algemene inflatieontwikkeling. Als je niet indexeert, ben je bezig beleid te voeren, omdat er dan sprake is van goedkopere benzine ten opzichte van de algemene prijsontwikkeling. Als je indexeert, wordt er gelijke tred gehouden met hoe de prijzen zich ontwikkelen. Dan doe je niets. Het is in reële termen echt onzin om te roepen dat de accijnzen omhoog gaan.

De heer Bakker (D66):

Daar hebt u op zichzelf gelijk in, maar tot 1990 was er geen sprake van indexatie van de accijnzen, en nu wel. Bij de algemene politieke beschouwingen was er een virtuele Kamermeerderheid om de indexatie van de accijnzen komend jaar achterwege te laten, maar deze zal alsnog worden toegepast. Ik hoop dat de heer Vendrik in die zin tevreden is.

Mijn laatste punt betreft de lokale en regionale omroepen. Bij de Voorjaarsnota heeft de Kamer amendementen aangenomen. Het kabinet heeft die voor het jaar 2000 wel verwerkt, maar voor 2001 en later niet. Dat was natuurlijk niet de bedoeling van de Kamer: die wilde het structureel en de minister weet dat heel goed. Ik zal niet spreken van een affront, maar erg chic is het allemaal niet. Ik vind dat het kabinet eraan is gehouden om een en ander in de komende jaren alsnog structureel te realiseren en vraag de minister dat toe te zeggen. Zo niet, dan zullen wij wellicht in tweede termijn met moties moeten werken, al heb ik er niet veel zin in om elk half jaar amendementen en moties te moeten indienen. De opvatting van de Kamer hierover is naar mijn gevoel helder.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter! In de laatste twee weken van dit jaar is er nog wat geld te verdelen en dat is mooi in de tijd van Sinterklaas en Kerstmis. Er gaat zo'n 400 mln. naar het budget voor schoolgebouwen en dat is een goed doel. Ik heb begrepen dat het geld op de rekening van de scholen komt, maar hoe alles precies wordt geregeld, is mij nog niet helemaal duidelijk. Misschien kan de minister hierover opheldering geven. In de beantwoording van de schriftelijke vragen zag ik dat hiervoor een regeling zal komen; graag een toelichting hierop.

De 400 mln. voor schoolgebouwen is een start, maar wij weten allemaal dat er eigenlijk veel meer zal moeten gebeuren. Op een basisschool in de Amsterdamse wijk Bos en Lommer bestaat zo'n tekort aan ruimte in de klassen dat de volstrekt verouderde 286-computers, die computers met van die groene letters op het beeldscherm, op de gang zijn gezet. De gang is behoorlijk smerig omdat de school een regelmatiger schoonmaak niet kan betalen. Bedrijven zijn niet alleen schoner omdat zij vaker worden schoongemaakt, maar ook omdat zij worden bezocht door volwassenen in driedelig pak of mantelpak. Op een basisschool zijn schone gebouwen ook belangrijk, maar die zijn moeilijker schoon te houden als er per dag tweehonderd kinderen, die bijvoorbeeld net uit de zandbak komen, doorheen lopen. Er moet dus nog een heleboel gebeuren met het onderhoudsbudget voor scholen.

Voor de wachtlijsten in de ouderenzorg mag 113 mln. extra worden ingezet. Het is mij niet helemaal duidelijk hoe dit nog voor dit doel kan worden uitgegeven en ik hoor daarover graag een toelichting. In het algemeen mag geld volgens de minister van Volksgezondheid, met wie ik regelmatig discussieer, in de gezondheidszorg geen probleem meer zijn: als het budget niet voldoende is, zo heeft zij mij verschillende malen gezegd, dan kan worden bijgeplust. Oftewel: boter bij de vis. Aangezien ik vandaag de eer heb om met de minister van Financiën te debatteren, wil ik deze gelegenheid aangrijpen om hierop een toelichting te vragen: komt er bij hem ook boter bij de vis als het om de zorg gaat? Na de debatten met de minister van Volksgezondheid was ik er al wat bang voor dat het bij deze minister van Financiën allemaal niet zo gemakkelijk ligt. Vandaag blijkt dat ook weer uit de opening van De Telegraaf, die kopt met "Ruzie om zorgmiljarden". Mevrouw Vliegenthart, met wie ik ook regelmatig discussieer over de wachtlijsten in de ouderenzorg, blijkt de Kamer duidelijk te hebben toegezegd dat er extra geld zal komen als dat nodig blijkt, maar de leden van het kabinet zijn er kennelijk nog niet over uit. Boter bij de vis dus. Graag opheldering over deze discussie over de terechte zorgmiljarden.

Nu de gehandicaptenzorg. Door een late toekenning van extra middelen voor de verlichting van de werkdruk bij ernstig gehandicapten dreigt het geld voor dit belangrijke doel niet beschikbaar te komen. Het gaat hierbij om 28 mln. De Vereniging gehandicapten Nederland stelt voor om dit bedrag alsnog toe te voegen aan de budgetten voor de instellingen van dit jaar en het vervolgens op te nemen als bestemmingsreserve, met als doel het volgend jaar te besteden aan werkdrukverlichting en dagbesteding voor ernstig verstandelijk gehandicapten. Graag hoor ik een reactie van de minister op deze oplossing, want ik heb begrepen dat hij tot nu toe niet kon instemmen met de beschikbaarstelling van deze 28 mln.

Voorzitter! Geld voor natuuraankopen is ook goed, vindt mijn fractie. Hoewel, je kunt je natuurlijk afvragen wat natuuraankopen waard zijn bij dit kabinet. Laten wij maar hopen dat er geen gas gevonden wordt onder die natuurgebieden.

Ik kom bij het bedrag van 75 mln. compensatie van Defensie voor de dollarkoers en de olieprijs. Sorry hoor, maar ik vind het echt klinkklare onzin. Het gaat om argumenten die er met de haren bij zijn gesleept. Bovendien is er voor dit geld natuurlijk wel een betere bestemming te bedenken. Als de dollarkoers nu weer daalt, gaat Defensie dan ook weer inleveren? Dat zou toch een logische consequentie zijn. Er zijn allerlei andere sectoren denkbaar die volgens dezelfde systematiek er ook geld bij zouden moeten krijgen. Ik kan nog wel iets bedenken wat afhankelijk is van koersen, namelijk de geneesmiddelenprijzen. Wij hebben een wet met betrekking tot maximale prijzen van geneesmiddelen. Die maximale prijzen zijn afhankelijk – als gevolg van een systeem dat ik nooit bedacht zou hebben – van de koers van het Engelse pond. Er is dus een probleem, want het pond is ook gestegen. Daardoor zijn wij in Nederland dus meer kwijt voor onze geneesmiddelen. Ik denk dat daar dan ook bijgeplust moet worden, als wij de argumentatie volgen die bij Defensie gehanteerd wordt. Ik krijg hierop graag een reactie van de minister.

Vorige week zondag, met de langzaam naderende verkiezingen in het achterhoofd, zei fractievoorzitter Melkert dat het overgrote deel van de inkomstenmeevallers naar de scholen en naar de wachtlijsten zou moeten gaan. In het verkiezingsjaar 2002 wel te verstaan, nadat de Partij van de Arbeid de kansen om dit al in 2000 en 2001 te doen voorbij heeft laten gaan. Hoe geloofwaardig ben je dan nog, zeker gelet op het feit dat de hoofdman van de PvdA twee dagen later, bij het mondelinge vragenuurtje, al weer van gedachten was veranderd? Toen zei hij dat op zijn minst de helft van de inkomstenmeevallers naar de staatsschuld zou moeten gaan. De Partij van de Arbeid zegt in de Kamer blijkbaar niet wat zij buiten de Kamer zegt. Zij durft die woorden hier niet te herhalen, niet bij monde van de heer Melkert en vandaag zeker niet bij monde van de heer Crone. Moeten wij dan constateren dat hetgeen de heer Melkert in Buitenhof gezegd heeft alleen voor de bühne bedoeld was?

Er moet een einde komen aan de fundamentalistische scheiding tussen inkomsten en uitgaven. De Zalmnorm is een verstikkend zalmnet, zoals wij al vaker hebben gezegd, dat niet toestaat dat er geld beschikbaar komt op de plekken waar dit het hardst nodig is. Volgens de creator, ook wel bekend als de minister van Financiën, mag er nu er een begrotingsoverschot is wel gesproken worden over een andere verhouding tussen lastenverlichting en staatsschuldaflossing, maar niet over extra uitgaven. Het vaste uitgavenkader uit het regeerakkoord zou dat niet toestaan. Feitelijk wordt het zalmnet daarmee zover aangetrokken, dat het alleen nog maar de keuze laat tussen iets meer of minder lastenverlichting en iets meer of minder staatsschuldaflossing. Wij houden ons natuurlijk niet bezig met de exegese van het regeerakkoord, maar wel met het redden van een beschaafd collectief voorzieningenniveau. Dat kan alleen als wij de verstikkende werking van het zalmnet doorbreken, zodat het geld kan worden gebruikt waar het nodig is. De Najaarsnota geeft ons helaas niet meer de mogelijkheid om de georganiseerde budgettaire anorexia van het op een paar weken na afgelopen jaar terug te draaien. Voor volgend jaar is het zalmnet al weer uitgezet met Prinsjesdag. Wat mijn fractie betreft, wordt het tijd voor een vangstverbod.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter! Ons is reeds geruime tijd een heet voorjaar beloofd, maar ondertussen is het alvast een warme winter geworden. De klimatologische veranderingen binnen de paarse coalitie duren voort en zetten ook de toon in dit debat. 2002 wordt, zoals voorspeld, inderdaad het jaar van de waarheid. Niet alleen de verkiezingen zijn al begonnen, maar ook het opstellen van de begroting voor dat jaar. Dat is een beetje vroeg, maar dat kan geen kwaad. Hoe eerder, hoe beter. Minister, hoe zit het nou met die inkomstenmeevallers? Vertel de meerderheid van deze Kamer nog eens voor een keer waarom zij ongelijk heeft. Het is misschien zelfs voor de laatste keer dat u in deze situatie uw gelijk kunt krijgen, want straks hebben wij het.

Tevens vraag ik de minister van Financiën en ook een beetje de woordvoerders van de coalitie hoe dit nu verder gaat. Wij hebben de heer Melkert die in Buitenhof inderdaad een krachtig statement heeft afgegeven: inkomstenmeevallers moeten – hij zei moeten en niet kunnen – naar uitgaven.

Wij hebben mevrouw Jorritsma, die vorige week bij afwezigheid van de echte minister-president liet weten dat het kabinet de komende weken met zichzelf in gesprek gaat. Een normaal kabinet doet dit natuurlijk vanzelf al, maar deze mededeling was kennelijk nodig om aan te geven dat er ook in de boezem van het kabinet, anders dan de minister van Financiën ons natuurlijk graag doet geloven, wordt gesproken over de begrotingsregels.

Wij hebben, resumeer ik nog maar even, een prachtig statement uit 1998 van de minister-president. Hij zei op de vraag wat er gebeurt met het begrotingsoverschot: daar geeft het regeerakkoord eigenlijk geen duidelijke regels over en dus moet er opnieuw over gesproken worden.

Ik zou zeggen: er is dus alle aanleiding voor een nader gesprek, maar ik hoor daar niemand over. Ik hoor de collega's niet zeggen dat een herziening van de begrotingsregels aanstaande is. Ik heb de minister van Financiën daar de vorige week ook niet over gehoord. Misschien kan dit veranderen. Als dat zo is, hoor ik het graag vandaag. Ik vraag hem: hoe moet ik anders de woorden van de vice-premier duiden? Ik begrijp dat het kabinet aanstuurt op verandering van de regels.

In dit verband – het zal allemaal wel met elkaar te maken hebben – past het nieuws dat staat op de voorpagina van De Telegraaf van vanochtend, dat de vorige week de Treveszaal even in vuur en vlam heeft gestaan, in het bijzonder in het verkeer tussen de minister van Financiën en de minister van VWS die het opnam voor haar PvdA-staatssecretaris mevrouw Vliegenthart. Deze eist, zo kopt De Telegraaf, extra geld van Zalm. De minister van Financiën wil dat natuurlijk niet geven. Ruzie in de tent dus. Hoe zit het nou? Ik weet het niet meer.

Voorzitter! De GroenLinks-fractie heeft keer op keer betoogd dat een ander begrotingsbeleid nodig is, én om voldoende ruimte te maken voor publieke investeringen op voorhand én om een einde te maken aan de politiek van lagere belastingen. Ik verwijs nog maar eens naar onze eerste notitie van bijna een jaar geleden, "Goede tijden, slechte tijden". Daarin betoogden wij dat een evenwichtig begrotingsbeleid strijdig is met de paarse keuze voor een behoedzame groei van 2%. Er zou gekozen moeten worden voor een meer trendmatige groei. Wij kwamen uit op een gemiddelde van 2,75%. Daarna volgden de SER die ongeveer hetzelfde bepleitte en anderen. Als second-bestoplossing, als het niet anders kan, dan maar de formule dat wij inkomstenmeevallers benutten voor uitgavenversterking. Ik constateer dat de minister van Financiën met zijn reële uitgavenkader, gebaseerd op een behoedzame groei in combinatie met een strikte scheiding van inkomsten en uitgaven, langzamerhand echt alleen is komen te staan. Vandaar mijn oproep om het voor deze keer nog maar eens uit te leggen. Misschien is het inderdaad de laatste keer. Wij zouden graag de parlementaire meerderheid die nu voor het grijpen ligt in dit debat willen verzilveren. En dat gaat ook gebeuren!

Voorzitter! Ik kom tot het begrotingsbeeld dat bij de Najaarsnota wordt gepresenteerd. Ik heb de neiging de financiële beschouwingen over te doen. Ik zal dit niet heel erg doen, kan ik de minister van Financiën geruststellen, maar ik kan er niet onderuit om te zeggen dat het begrotingsbeeld niet altijd even helder is. Ik noem drie punten.

Er wordt gesuggereerd dat er in het totaal van de drie budgetsectoren sprake is van een meevaller van 1,75 mld. Als ik het echter goed lees, is er eigenlijk sprake van een meevaller van 2,25 mld. De veranderingen in het Infrastructuurfonds moeten gesaldeerd worden. De beleidskeuze om de regionale mobiliteitsfondsen ten laste te brengen van de begroting zou dus bij de extra uitgaven behoren te staan. Wij spreken dan over een totale meevaller van 2,25 mld. waartegenover beleidsintensiveringen staan ter waarde van 2,25 mld. Dat onderscheid tussen extra uitgaven en beleidsintensiveringen is overigens ook niet helder voor ons.

Ik noem een ander punt, sociale zekerheid. Daar begint het pact tussen Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid weer zichtbaar te worden. Natuurlijk zit op het departement van SZW minister Vermeend en dus hebben wij weer het bekende duo. Hoe zit het met de ramingen? Misschien kan de minister een beetje toegeven dat het weer zo is dat zowel Financiën als SZW er belang bij heeft om zo lang mogelijk te hoge ramingen voor uitgaven sociale zekerheid in stand te laten en de Kamer te laat inzicht te geven in onderuitputting in de budgetsector sociale zekerheid – hoe vaak hebben wij dat niet meegemaakt – waardoor dat geld eigenlijk niet meer op een fatsoenlijke manier kan worden weggezet. Dat is geen schone werkwijze en dat begint op te vallen. De herhaling is hier schering en inslag. Wij vragen opnieuw de minister van Financiën om helderheid te bieden op dit punt. Ik wijs er overigens op dat er volgens mij geen veranderingen zijn in de macro-economische aannames van waaruit de ramingen sociale zekerheid en arbeidsmarkt worden gemaakt. Men wist dus in het voorjaar al dat deze onderuitputting eraan zat te komen, maar men heeft het ons niet verteld. Dat had wel gemoeten.

Een derde punt waar het gaat om het beeld. Het is voor ons uitermate ingewikkeld om een goede aansluiting te vinden tussen de getallen in de Najaarsnota en datgene wat het kabinet ons al voor het jaar 2000 in de Voorjaarsnota heeft meegedeeld. Die aansluiting moet echt beter. Het kabinet refereert voortdurend aan de vermoedelijke uitkomsten, maar dat is alleen maar een administratieve tussenstap. De Voorjaarsnota was het vorige echte moment waarop het parlement de cijfers en de bijbehorende begroting heeft geaccordeerd. Bij de Miljoenennota 2001 gaat het niet over 2000. Ook dat zou een volgende keer echt beter moeten. Ik vraag de minister om helderheid.

Dan nog iets over begrotingsregels. Ik refereerde zo-even al aan verschillende uitspraken van politici hierover. Stuurt de minister van Financiën er inderdaad op aan dat er in het vroege voorjaar – zeg februari, maart – een brief aan de Kamer wordt gezonden over de vraag hoe de begrotingsregel werkelijk wordt geïnterpreteerd?

Het heeft onze steun dat het kabinet vrijkomende middelen inzet voor aanpalende beleidsdoeleinden. Wij herinneren nog maar eens aan de verworpen motie-Rosenmöller over de dit voorjaar geconstateerde onderuitputting. Met genoegen constateren wij dat het kabinet deze motie alsnog uitvoert. Wij weten overigens allen dat die uitputting in 1999 nogal tegenviel. Wat gebeurt er nu na deze Najaarsnota? Ik roep het kabinet op om eventueel nog nadien – zeg maar: post-Najaarsnota-uitputting – met voorrang middelen in te zetten voor de ecologische hoofdstructuur. Is het ook nog een optie om extra middelen te reserveren voor schuldkwijtschelding? Op dit punt sluit ik mij aan bij de vraag van de heer Crone. Wat de scholen betreft, sluit ik mij graag aan bij de woorden van een aantal collega's, die buitenkanten van scholen als een probleem ervaren. Dat doen wij ook.

Grote moeite hebben wij met de compensatie van hogere brandstofprijzen voor de visserij, de glastuinbouw en nu ook Defensie. Ik roep de minister van Financiën op om dit nu echt de eerste keer te laten zijn dat wij zowat heel Nederland compenseren voor hogere brandstofprijzen. Hogere prijzen werken en variabilisatie heeft zin. De cijfers omtrent de belastingontvangsten voor diesel- en benzineaccijns laten ook zien dat het kabinet zichzelf in de voet schiet als het voortdurend hogere prijzen compenseert.

Moeite hebben wij ook met de vervroegde financiering van de regionale mobiliteitsfondsen. Hierover is gisteravond gedebatteerd. Toch heb ik nog een vraag voor de CDA-fractie. Op het Infrastructuurfonds is een amendement-Reitsma ingediend. Ik zie eerlijk gezegd niet de noodzaak van het tweede lid van dit amendement. Immers, de 375 mln. voor de regionale mobiliteitsfondsen zijn in de begroting 2001 gereserveerd. Door de vormgeving van het amendement lijkt het alsof die reservering wordt verdubbeld, maar dat kan volgens mij nooit de bedoeling zijn. Voor het overige is het een sympathiek amendement, omdat wij eigenlijk nog nauwelijks zicht hebben op wat er precies met dat geld gebeurt. Het kan ondanks VBTB en de motie van hedenochtend toch niet zo zijn dat de Kamer eigenlijk ongezien akkoord gaat met de besteding van 375 mln.

De voorzitter:

Volgens mij is hier gisteravond over gedebatteerd.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Inderdaad, maar vanmorgen hebben wij het amendement pas gekregen. Het zit allemaal dicht op elkaar.

De voorzitter:

Dat laat onverlet dat wij er gisteravond twee uur over hebben gesproken. Ik snap wel dat er een korte tijd tussen beide debatten zit, maar toch wijs ik erop dat dit amendement niet is ingediend op de Najaarsnota, maar op de suppletore begroting van Verkeer en Waterstaat. De minister van Verkeer en Waterstaat en de toen aanwezige kamerleden hebben er ook op gereageerd.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat is duidelijk. Ik wijs er echter op dat er in het kader van de Voorjaarsnota al een reservering is gepleegd en dat het derhalve niet nodig is om in het kader van de Najaarsnota extra te reserveren, vooruitlopend op volgend jaar. Vandaar mijn vraag.

Voorzitter! Ik rond af. Ronduit feestelijk is bij ons de stemming naar aanleiding bij de diesel- en benzineaccijns. Ik hoor hier natuurlijk heel erg somber over te zijn, maar – voor deze keer – samen met deze minister van Financiën zie ik hierin het bewijs van een zekere prijselasticiteit van de vraag naar motorbrandstoffen. Ik zie nu dat de collega's van de VVD en het CDA enorm opletten. En dat terwijl aan de stamtafels van de liberalen en de christen-democraten steeds weer wordt geroepen dat het allemaal niets uitmaakt. Welnu, hogere prijzen maken dus wel iets uit. Minister van Financiën, voor deze ene keer: gefeliciteerd met deze tegenvaller! Wij kunnen nu echt oprukken naar een landelijk dekkend stelsel van rekeningrijden. Natuurlijk blijft het budgettair een tegenvaller. Ik moet nog wel zeggen dat het antwoord op vraag 58 over het kleine belastingplan 2001 ons echt...

De voorzitter:

Wanneer rondt u uw betoog echt af?

De heer Vendrik (GroenLinks):

...strijdig lijkt met pagina 14 van de memorie van toelichting op de tariefwet. Die tegenvaller moet namelijk gecompenseerd worden. Een mogelijkheid is dat andere milieugerelateerde belastingen worden verhoogd. Mijn vraag aan de minister van Financiën is of hij hierover nadere tekst en uitleg wil geven.

De voorzitter:

Ik merk op dat u mijn vraag niet beantwoordt. U hoeft in het vervolg dan ook niet verwonderd te zijn, als anderen misschien niet op uw vragen reageren.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 12.36 uur tot 13.20 uur geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven