Noot 1 (zie blz. 1588)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister en de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op vragen, gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij voor het jaar 2001 (27 400-XIV)

Antwoorden Minister

Vraag van het lid Snijder-Hazelhoff (VVD): Kan de Minister aangeven dat hij deze multifunctionele rol van agrariërs onderkent en daarvoor beleid gaat voeren?

De landbouw heeft onmisbaar een multifunctionele betekenis. Op velerlei fronten is daar ook aandacht voor. Zo noem ik als voorbeeld het POP, het gebiedsgerichte beleid zoals reconstructie en WCL's.

Daarenboven heeft de regering nieuwe ambities. Zo is in de nota Natuur voor Mensen, Mensen voor Natuur als één van de ambities aangegeven om 400 000 ha waardevol cultuurlandschap landschappelijk op te knappen. Hierbij geldt als hoofdregel dat geen functiewijziging en aankoop plaatsvindt. Concreet betekent dat een belangrijke kwaliteitsimpuls zal plaatsvinden door het belonen van inspanningen van boeren. Dit kan dus een belangrijke invulling zijn voor de multifunctionele rol van boeren. Daarnaast zie ik verschillende marktperspectieven op terrein van recreatie/toerisme, zorg e.d.

Vraag van het lid Snijder-Hazelhoff (VVD): Nergens in de EU is het aantal jonge agrariërs onder de 35 jaar zo laag als in Nederland.

Volgens een recente studie, opgesteld in opdracht van het Europees Parlement («The Future of young farmers in the European union»; PE 290.358), is 7,06% van de agrarische ondernemers in Nederland jonger dan 35 jaar. Daarbij dient in aanmerking te worden genomen dat ca. 75% van de agrarische bedrijfsovernames in Nederland in maatschapsverband plaatsvindt.

Afgezien daarvan is het percentage boeren jonger dan 35 jaar in Griekenland, Spanje, Italië, Portugalen het Verenigd Koninkrijk lager dan in Nederland.

Vraag van het lid Snijder-Hazelhoff (VVD): Wanneer is duidelijkheid over vervangende mechanismen die de inkomens in de landbouw minder kwetsbaar maken voor deze prijsfluctuaties?

In de tweede helft van het jaar 2001 zal een verkenning zijn uitgevoerd over eventuele vervangende mechanismen (private of publieke instrumenten) die agrariërs minder kwetsbaar maken voor de inkomensfluctuaties.

Vraag van het lid Schreijer-Pierik (CDA): Welke consequenties verbindt de Minister aan het LEI-rapport over toekomst intensieve varkenshouderij.

Het LEI verwacht voor 2003 een beperkt verminderde kostprijspositie van de Nederlandse varkenshouderij. De toekomstige concurrentiepositie van de varkenshouderij is afhankelijk van de mate waarin de dynamiek in de sector wordt benut. Mijn beleid is er op gericht om deze te stimuleren ondermeer door het inzetten van het innovatiefonds en door de stimulering van ketenversterking.

Vraag van het lid Vos (GroenLinks): Hoe ziet de minister de positie van boeren en boerinnen als marktpartij? Onderkent hij dat zij meer en meer prijsnemer worden en dat hun positie t.o.v. de voedselverwerkende bedrijven en de supermarkten steeds zwakker wordt? Is hij bereid initiatieven die deze marktpositie versterken, in die zin dat agrarische ondernemers voor een beter product een betere prijs kunnen vragen?

Boeren en boerinnen vormen binnen het totale agrocomplex een gerenommeerde en onmiskenbare marktpartij. Dat zal ook in de toekomst zo blijven.

Uit de LEI-studie «Prijzenswaardig, prijzen en prijsopbouw in de agrokolom», die ik 12 juli jl. naar de Tweede kamer heb gestuurd, blijkt dat de lichte daling van de relatieve prijs voor producten van boeren en boerinnen t.o.v. de andere schakels in de kolom eerder te maken heeft met de gunstige productiviteitsontwikkeling bij boeren en boerinnen dan met hun positie als marktpartij. Daarnaast is de prijsontwikkeling natuurlijk ook afhankelijk van overschotten dan wel tekorten in de markt, alsmede van de toegevoegde waarde die elke schakel aan een product toevoegt.

Schaalvergroting, fusies en nieuwe samenwerkingsverbanden beïnvloeden ook de marktposities van de diverse schakels. Coöperaties en vorming van telersverenigingen spelen hierin ook een rol. De markt doet dus zijn werking.

Op dit moment stimuleer en ondersteun ik al initiatieven gericht op de verbetering van de prestaties van vraaggestuurde voedselketens, o.m. via programma's bij de Stichting Agro Ketenkennis (AKK) en de Stichting Ketens, Logistiek en ICT (KLICT).

Vraag van het lid Vos (GroenLinks): Hoe zult u garanderen dat die gentechvrije keten wordt gerealiseerd?

Het opzetten van gentechvrije ketens is een zaak van de markt. De overheid zorgt voor de randvoorwaarden om zulke ketens te kunnen realiseren. Er zijn: het Warenwetbesluit Nieuwe Voedingsmiddelen voor de gangbare voedingsmiddelen en de Europese verordening voor de biologische landbouw voor de biologische producten. Conform het beleidsvoornemen over etikettering van ggo's in de Integrale Nota Biotechnologie kom ik binnenkort met voorstellen tot verbetering van de etikettering van ggo's, mede in relatie tot gentechvrije ketens. Hiermee loop ik vooruit op voornemens die ook de Europese Commissie op dit gebied heeft aangekondigd.

Vraag van het lid Ter Veer (D66): Deelt u mijn mening dat stunten met winkelprijzen beneden kostprijs in niemands belang is. Zeker niet in dat van de biologische landbouw.

Bij de ontwikkeling naar duurzame voedselketens is een reële prijs voor de geleverde prestaties voor alle schakels in de keten van belang. Dit geldt in het bijzonder voor biologische producten. De verkoop- en aankoopvoorwaarden en prijsstelling zijn zaak van de betrokken partijen uit het bedrijfsleven. Stunten met een winkelprijs beneden de kostprijs kan daar een keuze in zijn, bijvoorbeeld om marktposities te verwerven. Langdurige stuntacties voor een hele reeks producten is uiteraard in niemands belang.

Vraag van het lid Schreijer-Pierik (CDA): Kan Minister aangeven dat regeling bio-landbouw niet marktverstorend zal werken?

De RSBP is als onderdeel van het Plattelandsontwikkelingsplan (POP) recent door de Europese Commissie goedgekeurd. Eén van de belangrijkste afwegingen voor de Europese Commissie om regelingen voor co-financiering goed te keuren, is de vraag of de regeling niet marktverstorend zal werken. De RSBP is in deze akkoord bevonden.

Deze beoordeling heeft met hetzelfde resultaat ook reeds in 1994 plaatsgevonden, waarbij niet alleen een goedkeuring voor co-financiering werd verkregen, maar ook in het kader van staatssteun.

Vraag van het lid Schreijer-Pierik (CDA): Duurzaamheid botst met verdere liberalisering. Wat is de mening van de Minister hierover?

Er is geen principiële tegenstelling tussen duurzaamheid en liberalisering. In de thans nog vrij afgeschermde Europese landbouwmarkt zijn er nu immers ook milieuproblemen. Denkt u maar aan de nitraatproblematiek. Anderzijds zijn er ook voorbeelden van geliberaliseerde markten waar de productie wel duurzaam plaatsvindt. Om duurzaamheid te bewerk- stelligen is een krachtig landbouwmilieubeleid noodzakelijk waarover ook afspraken worden gemaakt in Europees verband of op mondiaal niveau, bijv. de CO2-problematiek. Als hierover goede afspraken tot stand komen, hoeft er geen principiële tegenstelling te zijn.

In het kader van de onderhandelingen over liberalisering in de WTO zal ook aandacht worden besteed aan zaken op het gebied van dierenwelzijn en de toepassing van het voorzorgprincipe op het gebied van voedselveiligheid en milieu.

Vraag van de leden van de CDA-fractie: Duurzame landbouw krachtiger stimuleren; verbreding MIA en DOA.

In de MIA wordt een nieuwe schijf ingevoerd van 40% voor landbouwbedrijfsmiddelen die nu zijn opgenomen in de 30%-schijf. Hiernaast zal de MIA worden uitgebreid met diergezondheids- en dierenwelzijnsinvesteringen. Verder wordt de DOA verhoogd van f 15 000 tot f 22 500 en worden ook andere vormen van duurzame landbouw dan de biologische onder de DOA gebracht. Met deze maatregelen wordt een forse impuls gegeven aan landbouwbedrijven die op duurzame wijze produceren.

Vraag van het lid Vos (GroenLinks): De Duurzame Ondernemersaftrek geldt pas na omschakeling (vraag aan de minister of dat juist is?), het geld ervoor is te weinig 22 miljoen in 2002, oplopend naar 75 miljoen in 2015. Dit is te weinig en levert geen soelaas op voor kleinere boeren die geen belasting betalen. De hoge inkomens profiteren het meeste van deze regeling. Of is de minister bereid de DOA te veranderen in een Duurzaamheidskorting, waarbij ongeacht het inkomen men hetzelfde bedrag terugontvangt van de belastingen, ook als men geen belasting betaalt.

De DOA kan worden toegepast als het bedrijf een voorlopige erkenning heeft van SKAL. De DOA-aftrek per bedrijf zal in 2001 worden verhoogd van f 15 000 naar f 22 500. Gelet op het aantal bedrijven dat naar verwachting in 2002 en 2015 op biologische wijze teelt is hiermee, rekening houdend met de belastingdruk, in 2002 f 22 miljoen en vanaf 2015 jaarlijks f 75 miljoen mee gemoeid. Naar mijn mening is dit een fors bedrag. Voor kleinere boeren die geen belasting betalen heeft de DOA niet direct effect. Boeren met wisselende en negatieve inkomens kunnen echter via de fiscale regelingen «middeling» en «verliescompensatie» toch van de DOA profiteren. Indien structureel geen of weinig inkomen wordt genoten biedt de faciliteit wellicht geen soelaas. Ik ben ook niet van plan deze bedrijven alleen met behulp van overheidssteun overeind te houden.

Op voorhand bestaat er geen aanleiding de DOA te veranderen in een Duurzaamheidskorting. Overigens zou dit voor bedrijven die geen belasting betalen ook geen soelaas bieden. Deze materie zal nog aan de orde worden gesteld in een notitie over de agrarische sector en fiscus. Deze door Financiën, in overleg met LNV, op te stellen notitie zal in het voorjaar 2001 worden uitgebracht.

Vraag van de leden Schreijer-Pierik (CDA) enSnijder-Hazelhoff (VVD): Wat vindt de minister van het LTO-plan om duurzame ontwikkelingspunten (DOP) toe te kennen en kan dit snel ingevoerd worden?

Beoogd wordt dat de SDL-eisen aansluiten bij en zo mogelijk geïntegreerd worden in bestaande of in ontwikkeling zijnde certificeringssystemen in de verschillende bedrijfstakken.

Het systeem van duurzame ondernemerspunten (DOP) beoordeel ik positief en kent een aantal interessante aspecten. Het DOP-systeem is als geheel echter nog onvoldoende uitgewerkt. Ten aanzien van onder andere de controleerbaarheid zijn er nog onduidelijkheden en op onderdelen is het ambitieniveau onvoldoende. Op termijn kunnen aspecten van het DOP-systeem worden benut in het integrale beleidsinstrument Stimulans Duurzame Landbouw (SDL) dat in samenwerking met diverse maatschappelijke organisaties is ontwikkeld en begin volgend jaar wordt geïntroduceerd.

Vraag van het lid Vos (GroenLinks): Een andere suggestie van mijn fractie, al eerder gedaan, is een heffing op gewoon vlees, waarbij biologisch vlees wordt uitgezonderd, en ook hier de opbrengst naar de sector terugsluizen ten behoeve van omschakeling naar duurzamere en diervriendelijker productie.

De werkgroep vergroening van het fiscale stelsel II (werkgroep De Waard) onderzoekt ondermeer de mogelijke toepassing van het algemeen BTW-tarief op vlees en accijns op vlees. Deze werkgroep zal medio 2001 rapporteren.

Vraag van het lid Van der Vlies (SGP): Kan de regering antwoord geven wanneer iets aanbodgestuurd is en wanneer iets wordt gestimuleerd.

Van aanbodgestuurd is sprake wanneer producten worden aangeboden zonder dat op voorhand duidelijk is of er een markt voor is. Bij vraagericht produceren/ketenomkering is de verwachte consumentenvraag (prijs, kwaliteit etc.) leidend voor de aansturing van het voortbrengingsproces in de keten. Zoals in de beleidsnota biologische landbouw is aangegeven wil ik voor de biologische sector een dergelijke vraaggerichte manier van produceren stimuleren.

Vraag van het lid Poppe (SP): Is de Minister van plan de steun van boeren die naar biologisch willen omschakelen verder op te schroeven? Dus bovenop de 85 miljoen omdat er veel meer aanvragers zijn dan dat er geld beschikbaar is?

Voorzover vraag specifiek betrekking heeft op de huidige openstelling van de omschakelingsregeling. De openstelling van de omschakelingsregeling in 2000 is van 23 oktober–23 november. Eerst dan is aan te geven hoe het beschikbare budget zich verhoudt tot de vragen.

Vraag van het lid Schreijer-Pierik (CDA): Welke stappen denkt de minister te ondernemen om de duurzame consumptie te bevorderen?

Dit onderwerp maakt deel uit van de werkzaamheden van de werkgroep vergroening fiscaal stelsel II (werkgroep de Waard).

Vraag van het lid Snijder-Hazelhoff (VVD): Overzicht van gelden voor het mestbeleid.

O&S-fonds20002001200220032004totaal
Begroting LNV  808080  240
Generale dekking* 332 3 5  340
Reconstructie 150    150
O&S-fonds199     199

* In totaal is voor het nieuwe mestbeleid f 500 mln. Generaal ter beschikking gesteld. Hiervan is reeds f 100 mln. In het O&S-fonds aanwezig. Voorts is f 70 mln. Rechtstreeks naar de begroting van het ministerie van justitie gegaan in verband met extra handhavingskosten voor het Openbaar Ministerie en de zittende magistratuur.

Voor het nieuwe mestbeleid 2000–2004 is f 929 mln. Beschikbaar. Hiervan stond reeds f 240 mln. op de LNV-begroting. Bij voorjaarsnota 2000 is er van het reconstructiebudget overgeheveld.

Daarnaast is er in totaal f 447 mln. in het O&S-fonds voor de Landbouw aanwezig. Hiervan is f 199 mln. vrij beschikbaar voor het nieuwe mestbeleid. Het overige deel (f 248 mln.) dient voor de uitfinanciering van reeds eerder ingezet mestbeleid (voornamelijk de opkoopregeling varkensrechten).

Vraag van het lid Van der Vlies (SGP): Wil de Minister zich scherper inzetten voor de initiatieven ten aanzien van mestbe- en verwerking; mestexport en pluimveemestverbranding?

Het bedrijfsleven is zelf verantwoordelijk voor het volledig benutten van mogelijkheden die op het vlak van mestbe- en verwerking, export en verbranding.

Middels het instellen van een regiegroep mestbe- en verwerking en de trajecten die in dat verband zijn afgerond, vult de overheid haar faciliterende rol in.

Wel is toegezegd dat maximaal de procedure milieuvergunningen provincie en gemeenten wordt versneld.

Vraag van het lid Vos (GroenLinks): Hoe om te gaan met uitbreidingen nu in en rond kwetsbare natuur- gebieden? Hebben gemeenten geen mogelijkheid de milieuvergunningen niet te verlenen, zoals zij beweren? Wat zijn de mogelijkheden voor de Minister om in te grijpen? Hoe kan het dat na jaren en jaren van mest-

discussie deze uitbreidingen nog steeds vergunningen krijgen? Wat is de rol van agrarische adviesbureaus? Het zal toch niet zo zijn dat agrariërs die nu willens en wetens uitbreiden in kwetsbare natuurgebieden straks met geld van de gemeenschap uitgekocht worden?

Mijn collega van VROM en ik zijn ons bewust van deze problematiek. Ik ben van mening dat dit inderdaad ongewenste ontwikkelingen zijn die zo veel mogelijk moeten worden tegengegaan. Wel is het goed om te beseffen dat het hier gaat om ontwikkelingen die niet strijdig zijn met de huidige regelgeving doch op gespannen voet staan met het voorgenomen beleid. Wij zijn bezig om uit te zoeken hoe dit risico het beste kan worden aangepakt. Dit zal gebeuren in overleg met lagere overheden, die in het kader van de milieuvergunningverlening bevoegd gezag zijn. Wij zullen de Kamer zo snel mogelijk informeren over hoe het beste om te gaan met deze ontwikkelingen.

Vraag van het lid Van der Vlies (SGP): Hoe wordt het doel van een evenwicht op de mestmarkt bereikt? Hoe zet de regering zich in voor wat betreft de opkoopregeling, de mestbe- en -verwerking? En de ondersteuning voor de mestexport? En de stimulering bij de pluimveemestverbranding? Hoe zit het met betrekking tot de mestafzetcontracten met de haalbaarheid binnen de gestelde termijn, met de bureaucratie en met de bereidheid van akkerbouwers om contracten af te sluiten.

Evenwicht wordt bereikt door:

– de introductie van het mestafzetstelsel;

– het gebruik van dierlijke mest in de plantaardige teelten te stimuleren (o.a. onderzoek & voorlichting);

– mestbe- en -verwerking te stimuleren (o.a. door stroomlijning vergunningverlening);

– mestexport te stimuleren (o.a. door belemmeringen in regelgeving zoveel mogelijk weg te nemen);

– mestproductierechten en varkensrechten op te kopen (Regeling Beëindiging Veehouderijstallen).

Bij tijdige behandeling wetsvoorstel geen probleem om afzetovereenkomsten te sluiten binnen gestelde termijnen. Zie recent gestuurde nota n.a.v. verslag.

Hierop nader in te gaan bij AO-mestbeleid (16 november) in behandeling wetsvoorstel.

Vraag van het lid Schreijer-Pierik (CDA): Wanneer komt het wetsvoorstel stankemissie naar de Kamer?

Het wetsvoorstel de Wet Stankemissie Veehouderijen in ontwikkelingsgebieden is in oktober voor advies naar de Raad van State gestuurd.

Deze wet heeft betrekking op veehouderijen in de ontwikkelingsgebieden van een reconstructiegebied. Na ontvangst van het advies van de Raad van State zal mijn collega van VROM het wetsvoorstel zo snel mogelijk naar de Kamer sturen.

Vraag van het lid Vos (GroenLinks): LNV is te traag met de wetgeving voor de reconstructie. Brabant ziet plannen in rook opgaan omdat de ammoniakbrief van september roet in het eten gooit. Is het veld op het verkeerde been gezet?

Het wetsvoorstel reconstructiewet concentratiegebieden ligt ter behandeling in de Kamer. Bij brief van 29 juni jl. heeft de vaste commissie voor LNV aan mij en mijn ambtgenoot van VROM medegedeeld dat zij het wetsvoorstel gereed acht voor plenaire behandeling. Ten behoeve van deze plenaire behandeling heb ik mede namens mijn ambtgenoot van VROM op 7 september per brief enige aanvullende informatie op de nota naar aanleiding van het verslag gezonden. De Kamer is derhalve nu aan zet. Een wetgevingsoverleg is inmiddels gepland.

In de brief van 7 september heb ik op verzoek van de Kamer, mede namens mijn ambtgenoot van VROM, de hoofdlijnen van het nieuwe ammoniakbeleid geschetst, die na de algemene overleggen met Uw kamer over dit onderwerp in mei van dit jaar, de basis vormen voor de voorbereiding van een nieuwe ammoniakwet. Deze nieuwe wet wordt de opvolger van de huidige Interimwet ammoniak en veehouderij. Voor een deel van de veehouders worden -zoals reeds in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Reconstructiewet concentratiegebieden van december 1998 is aangegeven- de uitbreidingsmogelijkheden in het nieuwe ammoniakbeleid ten opzichte van de huidige Interimwet ingeperkt. Ook wij krijgen signalen dat veehouders gaan anticiperen op deze beperkingen in het nieuwe ammoniakbeleid die overigens ook verwacht mogen worden in de nog op te stellen reconstructieplannen.

Er is volgens mij in dit geval niemand op het verkeerde been gezet.

Vraag van het lid Ter Veer (D66): Komt er in 2001 nog een allerlaatste opkoopregeling?

In beginsel wordt in 2001 een opkoopregeling opengesteld.

Vraag van het lid Vos (GroenLinks): Is de minister bereid om van CO2 een hard punt te maken en zich te verbinden aan een reductiedoelstelling.

Het Kabinet heeft zich gecommitteerd aan een nationale doelstelling voor emissiereductie van broeikasgassen zoals die naar aanleiding van het Kyoto Protocol is afgesproken.

In de Uitvoeringsnota Klimaatbeleid deel I heeft het Kabinet besloten tot maatregelen om de nationale doelstelling te realiseren. Daarbij zijn aan de verschillende sectoren geen afzonderlijke doelstellingen opgelegd. Wel is een inschatting gemaakt van de reducties die de maatregelen zullen opleveren. Zo is geschat dat de afgesproken efficiëncyverbetering van energiegebruik in de glastuinbouw zal leiden tot een emissiereductie van 2 Mton in 2010 ten opzichte van de emissie die zonder dit convenant zou zijn opgetreden. Het beleid is erop gericht de afgesproken efficiëncy verbetering te realiseren.

Daarnaast zijn er met een aantal andere sectoren Meerjaren Afspraken Energie afgesproken waaronder de voedings- en genotmiddelen-industrie. Ik zet mij in om deze afspraken voort te zetten om op die manier CO2 te reduceren.

Vraag van het lid Vos (GroenLinks): Wat is de stand van zaken met betrekking tot het project «Vers van het land» (WLTO).

Conform mijn toezegging tijdens het nota-overleg over «Voedsel en Groen» heb ik bij brief van 22 oktober jl. de VC LNV nadere informatie verstrekt over de afwijzing van het subsidieverzoek. WLTO heeft mij nadien geïnformeerd afspraken gemaakt te hebben met een bank over de medewerking van deze bank bij het uitwerken van een business-case. Op basis van de uitkomst zal de bank bezien of financieel deelgenomen zal worden aan bedrijfsactiviteiten. Soortgelijke afspraken zijn gemaakt met een ICT-bedrijf.

Tenslotte is «Nederland Distributieland» bereid gevonden het project actief te ondersteunen bij o.m. de logistieke uitwerking. Geen van de genoemde marktpartijen heeft concrete financiële toezeggingen gedaan. Op grond daarvan is er voor mij nog geen reden om van mijn oorspronkelijk standpunt af te wijken. Ik kan mij voorstellen dat – indien de WLTO met echte harde toezeggingen komt – dat zij dan een nieuw voorstel zal indienen.

Vraag van het lid Stellingwerf (RPF): Is het mogelijk grote aaneengesloten delen van NL aan te wijzen voor ggo-vrije teelt?

Hier is geen taak van de overheid om dit te regelen en ook niet wenselijk. Het is aan de boer zelf om uit te maken of hij ggo-vrije teelt dan wel ggo's verbouwt.

Ik realiseer mij echter dat uitkruising een belangrijk knelpunt is. Ik zal de komende tijd onderzoeken welke oplossingen mogelijk zijn.

Vraag van het lid Vos (GroenLinks): Genetisch gemodificeerde sojabonen Monsanto.

Zoals aangegeven in de Nota Voedsel en Groen en in de Integratie Nota Biotechnologie is de inzet van beleid: zorgvuldig en met voorzorg omgaan met genetisch gemodificeerde organismen in milieu en in voeding. Binnen dit beleidskader wordt nieuwe informatie grondig geëvalueerd op mogelijke gevolgen voor de voedsel- en milieuveiligheid. Indien het door de beoordelende commissies noodzakelijk wordt geacht voor een adequate veiligheidsbeoordeling, wordt het betreffende bedrijf om aanvullende informatie gevraagd. Wanneer de informatie van een bedrijf onvoldoende basis biedt voor een adequate veiligheidsbeoordeling, zal geen toestemming voor markttoelating worden verleend, ofwel zal een reeds verleende markttoelating worden ingetrokken.

Zoals is uiteengezet in de brief van mijn collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 19 september 2000 is bovenstaande procedure ook op de betreffende genetisch gemodificeerde sojaboon van Monsanto van toepassing.

Essentieel is dat zowel de gezondheidsraad, de COGEM als het RIKILT concluderen dat alle gegevens die door Monsanto zijn aangeleverd zijn geëvalueerd en erop wijzen dat de producten veilig zijn. Er zijn geen gegevens die op enige onveiligheid duiden, ook niet t.a.v. de nieuw ontdekte DNA fragmenten.

Het aanvullende onderzoek dat de gezondheidsraad adviseert is een extra zekerheid, nog een extra voorzorg.

Vraag van het lid Snijder-Hazelhoff (VVD): Nederlandse agrarische ondernemers gebonden aan vele touwtjes (regelgeving). Hoe mogen wij verwachten dat zij op een vrije Europese- en wereldmarkt kunnen concurreren?

De regelgeving komt veelal rechtstreeks uit Brussel en geldt dus niet alleen voor Nederlandse ondernemers. In een aantal gevallen is de Nederlandse regelgeving wat verdergaand (gewasbescherming), omdat in Nederland de problemen ook groter zijn (dichtbevolkt land, intensieve productie, veel waterrijke gebieden etc.). Dit alles neemt niet weg dat de Nederlandse agrarische sector veelal toch een sterke positie op de Europese markt heeft. In een aantal gevallen is dit ook het geval wat betreft de positie op de wereldmarkt (bijv. de sierteelt).

Vraag van het lid Snijder-Hazelhoff (VVD): Korting voorgesteld van EU-landbouwbudget met f 2,2 miljard in verband met lage eurokoers t.o.v. dollar. Aantal deskundigen acht eurokoers op dit moment echter te laag. Wat is de mening van de minister en is hij bereid zich in te zetten voor voorlopig niet korten budget?

Over de ontwikkeling van de eurokoers in het komende jaar is op dit moment weinig te zeggen. Het is dus inderdaad mogelijk dat de eurokoers hoger wordt dan de huidige. Er kan dan echter een beroep gedaan worden op de zgn. monetaire reserve (minimaal 200 mln. euro). Verder is bij de bijgestelde uitgaven ramingen voor 2001 (932 mln. euro lager dan eerder voorzien) al uitgegeven voor een euro/dollar-koers van $ 0,91, dus wat hoger dan het huidige niveau ($ 0,83).

Een niet al te grote stijging van de eurokoers hoeft dus geen probleem op te leveren.

Vraag van het lid Vos (GroenLinks): Coherentie en landbouwbeleid (exportsubsidies die verstorend werken).

Dit onderwerp heeft inderdaad mijn volle aandacht. Ik heb de Kamer hier onlangs uitvoerig over geïnformeerd.

Ook in de Landbouwraad in Brussel heb ik dit punt aan de orde gesteld. Nederland heeft een ambitieuze inzet (spoedig verdere hervorming GLB en onze inzet bij de WTO-onderhandelingen).

Vraag van het lid Vos (GroenLinks): Ziet minister mogelijkheden om productiebeheersing in stand te houden. Is essentieel voor milieu, dierenwelzijn en in stand houden goede prijs.

Productiebeheersing past niet bij meer marktwerking en verdere liberalisatie van de handel. Tegen die achtergrond verwacht ik dat op termijn het instrument van productiebeheersing steeds verder onder druk zal komen te staan.

Dit hoeft niet strijdig te zijn met milieu en dierenwelzijn. Dit zijn zaken die geregeld moeten worden via daarop afgestemde regelgeving. Dit laatste vindt met name plaats op Europees niveau maar zal ook in breder internationaal verband aan de orde moeten zijn.

Vraag van het lid Vos (GroenLinks): Hoe staat het met de cross-compliance in Nederland? Tot nu toe te weinig inzet op gericht o.a. duurzame landbouw.

Met ingang van dit jaar is in ons land een begin gemaakt met de implementatie van cross-compliance bij de teelt van maïs en zetmeelaardappelen. Hoewel cross-compliance momenteel dus slechts betrekking heeft op twee sectoren, is er in mijn ogen geen sprake van een beperkte inzet. Voor maïs geldt bijvoorbeeld dat cross-compliance betrekking heeft op ruim 200 000 ha. Dit betekent echter niet dat cross-compliance niet verder zal worden uitgebreid. Al bij de start is aan- gegeven dat bij de implementatie van cross-compliance een groeipad zal worden gevolgd.

Overigens loopt Nederland hier voorop. In weinig andere landen is dit reeds toegepast.

Vraag van het lid Snijder-Hazelhoff (VVD): Minister wordt verzocht om in het kader van EU-stimulansen de POP-gelden in te zetten.

De VVD-fractie geeft aan dat met goed onderbouwde plannen meer geld te genereren is uit Brussel. Ik deel die visie en zal mij daar ook voor inspannen. De mid-term review in 2003 is het moment omdat aan de orde te stellen.

Vraag van het lid Snijder-Hazelhoff (VVD): Deelt de minister de mening en zijn er plannen om een betere (= 100%) benutting van de POP-gelden in Brussel aan te kaarten?

Het is mijn inzet om de POP-gelden ten volle te benutten voor de plattelandsplannen. Dit jaar zijn alle gevraagde middelen ingezet.

Vraag van het lid Schreijer-Pierik (CDA): Is het mogelijk de kosten van ondernemen te verlagen door agentschappen beter in te richten?

De agentschappen zijn ingericht om efficiënt en effectief te werken. Mogelijkheden die zich aandienen, bijvoorbeeld via ICT, om de werkwijze te optimalisering zullen worden aangegrepen.

Inzet van LNV is om waar mogelijk de administratieve handelingen die ondernemers moeten verrichten te stroomlijnen door uniformering en standaardisering van de basisregistraties (Basisregistratie percelen, Identificatie- en registratiesystemen (I&R) voor Runderen, Varkens, Kippen en kleine herkauwers en Bedrijvenregistraties).

Vraag van het lid Schreijer-Pierik (CDA): Kan de minister de Kamer in een brief inzicht geven over de knelpunten die zich voordoen bij Bureau Heffingen?

Zoals ik in het overleg van vorige week in de Kamer heb aangegeven, heb ik me samen met vertegenwoordigers van LTO-Nederland, op de hoogte gesteld van de knelpunten bij Bureau Heffingen.

De gezamenlijke conclusie luidde dat Bureau Heffingen, ondanks de geweldige taakverzwaring die de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden belangrijk beter is gaan functioneren.

Voor de WHV (door u specifiek genoemd) geldt dat nagenoeg alle bedrijven bericht hebben gekregen. Voor de zogenaamde 2e hardheidsgevallen is alles er nu op gericht om de uitvoering nog dit jaar af te ronden.

Vraag van het lid Ter Veer (D66): Hebben de bewindslieden voldoende oog voor de rol van de levensmiddelenhandel en de consumentenbond?

De detailhandel als inkoper voor de consument, fungeert tevens als spreekbuis voor dezelfde consument. De overheid onderkent die belangrijke rol van de detailhandel en onderhoudt uit dien hoofden intensieve contacten met de overkoepelende organisatie van de levensmiddelenhandel, het CBL, op velerlei fronten (biologische producten, voedselveiligheid, kwaliteitsaspecten, etikettering, certificering). Ook reguliere werkbezoeken aan het CBL maken hiervan deel uit.

Het departement onderhoudt ook goede contacten met de consumentenbond en subsidieert ook onderzoek bij het RIKILT voor de consumentenbond.

Overigens ben ik voornemens een periodiek overleg met de consumentenbond te organiseren.

Vraag van het lid Schreijer-Pierik (CDA): Waarom staat er op de begroting niets over de gehele structurele invloed van de herstructurering melkveehouderij, varkenshouderij, akkerbouw en pluimveehouderij op het landelijk gebied?

In de trajecten herstructurering melkveehouderij, varkenshouderij, akkerbouw en pluimveehouderij gaat het in beginsel om het wegwerken van het «maatschappelijk tekort» van deze sectoren op gebieden als voedselveiligheid, milieu en dierenwelzijn.

De effecten van deze trajecten kunnen hun weerslag hebben op het landelijk gebied. Overigens zijn hiervoor aparte trajecten in het leven geroepen zoals de reconstructiewet.

Hierover worden specifieke middelen onder, meer uit Brussel, ingezet.

Overigens zijn in Voedsel en Groen de sectoren uitvoerig aan de orde gekomen.

Vraag van het lid Schreijer-Pierik (CDA): Stimuleer economisch perspectiefvolle activiteiten gericht op verbreding + reactie op BTW heffing zorgboerderijen.

Over de problematiek van BTW-heffing of vrijstelling van BTW-heffing over geleverde diensten van (erkende) zorgboerderijen is nog overleg gaande met de ministeries van VWS en Financiën.

Antwoorden Staatssecretaris

Vraag van het lid Ter Veer (D66): De komende tijd zal veel grond aan de landbouw worden onttrokken. Dit is alleen erg als er geen consequenties aan worden verbonden voor het beleid. Boeren in een stadstaat betekent woekeren met schaarse ruimte en produceren wat dan geboden is.

Gezien de grote ruimtedruk zal veel meer gebruik moeten worden gemaakt van de mogelijkheid om verschillende functies met elkaar et combineren. Voor de landbouw doen zich goede mogelijkheden voor in de vorm van combinaties met natuur- en landschapsbeheer, waterberging en recreatie. Zoals is verwoord in Voedsel en Groen zullen, voor zover daarbij eisen worden gesteld die verder gaan dan een goede landbouwpraktijk en er geen markt blijkt voor financiering, publieke middelen moeten worden ingezet om dit mogelijk te maken. Daarnaast zullen de boeren voldoende mogelijkhden moeten hebben om bij een schaarser wordende ruimte binnen de maatschappelijke randvoorwaarden, internationaal concurrerend te produceren. Het kabinet zal de vernieuwing die daarvoor binnen de landbouw nodig is stimuleren en daarnaast een voorwaardenscheppend beleid uitwerken in de Vijfde nota ruimtelijke ordening en in het tweede Structuurschema Groene Ruimte.

Vraag van het lid Augusteijn-Esser (D66): Natuurcompensatie bij bijvoorbeeld Maasvlakte, Westerschelde, Maaswerken valt tegen.

Claims zijn mooi maar daarmee heb je nog niets gerealiseerd, op welke wijze wil de Stas hier eigen initiatief nemen en hoeverre wil zij haar verantwoordelijkheid invulling geven.

Zoals in het AO Maaswerken reeds is opgemerkt is een ICES-claim voorbereid voor het tweede deel van het integrale project Maaswerken. Deze claim wordt door LNV ingediend met steun van V&W. Daarmee heb ik invulling gegeven aan mijn verantwoordelijkheid.

Als het gaat om compensatie, gelden de regels uit het SGR. Initiatiefnemer in deze en andere grote infrastructurele werken V&W is gehouden aan compensatiebeginsel. Dit betekent dat compensatie zal plaatsvinden bij zowel Maaswerken, Maasvlakte en Westerschelde.

Vraag van het lid Schreijer-Pierik (CDA): Grondbehoefte landbouw.

– cijfers LNV-VROM verschillen

– sector heeft meer grond nodig.

De verschillen in de ruimtebehoefte zijn te verklaren uit verschillende aannames die horen bij de verwachte ontwikkelingen in de economie en de mate van liberalisering. Inmiddels hanteren LNV en VROM gezamenlijk een bandbreedte van 170 000–400 000 ha.

Vraag van het lid Ter Veer (D66): In de open ruimte is en blijft de landbouw de eerste grondgebruiker en de planologische garantie tegen dichtslibben en aantasting door witte schimmel; delen de bewindslieden mijn opvatting dat we hier de greep verliezen?

Wij onderschrijven dat de grondgebonden landbouw in belangrijke mate bijdraagt aan het openhouden van het landelijk gebied. Daarnaast is echter ook een adequaat planologisch beleid noodzakelijk om dit te realiseren. Zoals o.a. blijkt uit de Balans ruimtelijke kwaliteit 1999 vormt de huidige invulling van het planologische beleid zeker in gebieden waar sprake is van een grote verstedelijkingsdruk onvoldoende garantie tegen dichtslibben. In de Vijfde nota ruimtelijke ordening zal nadrukkelijk in de vorm van een contourenbeleid worden aangegeven op welke wijze de verstedelijking zodanig kan worden geleid, dat ongewenste dichtslibbing van open ruimten wordt voorkomen. In het tweede Structuurschema Groene Ruimte zal dit verder worden uitgewerkt.

Uit de Natuurbalans 2000 blijkt bovendien dat o.a. als gevolg van stedelijke bebouwing de vervlakking van het landschap zich nog steeds voortzet. In de Nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur heeft het kabinet een offensieve en op ontwikkeling gerichte aanpak aangekondigd, waarbij «rode functies» ook kunnen bijdragen aan verbetering van de landschappelijke kwaliteit.

Vraag van het lid Poppe (SP): Gedachten gaan uit naar afroming door de overheid van winsten op grond. Is de Minister van LNV van plan hiervan een flink deel in te zetten voor de omschakeling van de landbouw en het agrarische natuurbeheer?

Deze vraag kan op dit moment niet worden beantwoord, omdat het onderwerp afroming van winsten van grond binnen het Kabinet nog onderwerp van de discussie in relatie tot het te voeren grondbeleid.

Vraag van het lid Passtoors (VVD): Is de Staatssecretaris nog voornemens ooit met cijfers en prioriteitsstelling te komen of beperkt zij zich tot het aangeven van de invulling van de 2 miljard voor de komende 20 jaar waarvan 50 mln. voor 2001, voor 13 000 ha robuuste verbindingen en 20 000 ha opknappen van landschap.

We zijn ternauwernood gestart met implementatie van de nota «Natuur voor Mensen». Na eerste concretisering van bijvoorbeeld robuste verbindingen en dooradering van het landschap – waarbij de provincies een belangrijke rol spelen – kan nadere prioriteitsstelling plaatsvinden.

In «Natuur voor Mensen» is aan- gegeven dat deze precisering in het SGR2 wordt gegeven.

Vraag van het lid Vos (GroenLinks): Wanneer komt het Kabinet met middelen voor het natuuroffensief? Klopt het dat LNV in het kader van ICES-3 geen extra gelden voor dit natuuroffensief heeft geclaimed?

In het kader van ICES-3 heeft LNV voor verschillende onderdelen van het natuuroffensief voorstellen voorbereid. Op de preciese invulling van het natuuroffensief komen wij voor 1 maart 2001 bij u terug.

Vraag van het lid Augusteijn-Esser (D66): En hoe staat het met de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn? Is het waar dat de EU-Commissie Nederland in gebreke stelt t.a.v. deze richtingen? Om welke bezwaren gaat het en wat zijn de gevolgen hiervan voor ons nationaal beleid?

De ingebrekestelling is gedateerd 24 oktober.

De ingebrekestelling betreft voor- namelijk de gebiedsbescherming. Op enkele onderdelen betreft zij ook de Flora- en faunawet.

De Europese Commissie is van oordeel dat Nederland de verplichtingen van met name artikel 6 van de Habitatrichtlijn onvoldoende in het Nederlandse recht heeft omgezet.

Het oordeel is voornamelijk gebaseerd op de huidige regelgeving.

Niettemin meent de Commissie dat ook de nieuwe Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet onvoldoende zijn.

Nederland heeft medio juni 1994 aan de Commissie medegedeeld hoe Nederland voldeed aan de Habitatrichtlijn.

Het bevreemdt nogal dat pas nu actie door de Commissie is ingesteld.

Ik beraad mij thans nog op mijn reactie. Ik meen enerzijds dat uiteraard ten volle dient te zijn voldaan aan de EU-verdragsverplichtingen. Anderzijds is de wijze waarop in ons land tot op heden natuurbeschermingsmaatregelen worden bevorderd mijns inziens aan de maat.

Daarbij wijs ik erop dat ik op basis van de nieuwe Natuurbeschermingswet extra maatregelen wil nemen teneinde de juiste omgang met artikel 6 van de Habitatrichtlijn verder te bevorderen. Ik wijs daartoe naar het daaromtrent gestelde in de Nota natuur voor mensen, mensen voor natuur.

Eén van de belangrijkste punt van kritiek is dat onvoldoende wettelijke maatregelen gelden om instandhoudingsmaatregelen af te dwingen. De gedoogplicht dienaangaande in de nieuwe Natuurbeschermingswet acht de Commissie bijvoorbeeld onvoldoende.

Beheer gebaseerd op vrijwilligheid is onvoldoende. De Natuurbeschermingswet geldt slechts voor een beperkt deel van de Vogel/Habitatgebieden (beschermd natuurmonument). Het bestemmingsplan is een onvoldoende beschermingsinstrument.

Vraag van het lid Schreijer-Pierik (CDA): Inzicht knelpunten bij agentschappen t.a.v. Programma Beheer en herstructureringsregelingen.

Als gevolg van de complexiteit van het nieuwe subsidiestelsel Programma beheer hebben zich in de loop van dit jaar enige aanloopproblemen voorgedaan bij de uitvoering van de regelingen door Laser en DLG.

De problemen hebben vooral betrekking op overgang van de oude regelingen naar de nieuwe SAN en SH en de automatisering. Voor zover bekend zijn er geen wezenlijke problemen bij de uitvoering van de herstructureringsregelingen.

Vraag van het lid Passtoors (VVD): Welke criteria liggen ten grondslag aan de subsidies voor agrarisch natuurbeheer?

Beoordeling geschiedt op volgorde van binnenkomst en aan de hand van toetsing aan de voorwaarden uit de regeling.

Vraag van het lid Passtoors (VVD): Hoe wordt beoordeling bij aanvragen voor het particulier- en agrarisch natuurbeheer trouwens gedaan?

Gaat het op binnenkomst, op natuurdoeltypen, regio of oppervlakte?

Basis is de volgorde van binnenkomst.

Vraag van het lid Schreijer-Pierik (CDA): Kan de Staatssecretaris reageren op de 12 punten van het CDA die zijn ingebracht bij het nota-overleg over de nota «Natuur voor mensen» die kunnen bijdragen aan een betere, slagvaardiger invulling van het agrarisch natuurbeheer.

Het 12 puntenlijstje van mevrouw Schreijer wil ik graag gebruiken om de uitvoering van programmabeheer te verbeteren.

Een aantal punten worden inmiddels opgepakt bijvoorbeeld:

– verkorting behandelingstijd aanvragen;

– meerjarige vergoedingen van organisatie kosten van collectieven;

– afstemming van de vergoedingssystemen van de SAN en de SN.

Daarnaast voorzie ik een aantal punten bij de aangekondigde evaluatie betrokken moet worden bijv.:

– de landschapspakketten;

– de voorzieningen voor de openluchtrecreatie.

Enkele punten zullen, gegeven de ervaringen van dit jaar, al eerder worden bekeken. Bijvoorbeeld Randenbeheer.

Tenslotte is ook een aantal punten genoemd die niet zo maar gewijzigd kunnen worden bijvoorbeeld:

– subsidiëring buiten begrensde gebieden (agrarisch natuurbeheer) is in strijd met het sturingsmodel met provincies;

– de EU stelt hoge eisen aan de controle van subsidies en staat stapeling van subsidiës niet toe.

Vraag van het lid Passtoors (VVD): Wanneer kan de Kamer de AMvB's en regelingen voor de Flora- en faunawet en Nb-wet verwachten?

FF-wet:

– 5 algemene maatregelen van bestuur zijn inmiddels genotificeerd (de 6e AMvB behoeft niet te worden genotificeerd). Er zijn geen opmerkingen ontvangen.

– De overige uitvoeringsregelingen zullen in Brussel worden genotificeerd zodra de concepten gereed zijn.

– De 6 ontwerp-besluiten AMvB's zijn naar aanleiding van de adviezen van de Raad van State aangepast.

– De nadere rapporten, de AMvB's en de daarbij behorende nota's van toelichting worden nog deze maand in het Staatsblad gepubliceerd.

– Van plaatsing zal melding worden gemaakt aan beide Kamers. Er kan dan met de voorhangprocedure (8 weken) worden gestart.

Nb-wet:

naar verwachting zal deze wet en de daarop gebaseerde AMvB betreffende de onderwerpen waarvoor LNV de vergunning blijft verkennen eerste helft volgend jaar in werking kunnen treden.

Vraag van de leden Dijsselbloem (PvdA) enAugusteijn-Esser (D66): Is de Boer-Norm (groei-economie -> extra milieu-financiën) ook van toepassing op natuurbeleid?

De zogenaamde Boer-Norm vindt zijn oorsprong in de nota «Milieu en Economie» die door het vorige Kabinet is uitgebracht. In deze nota is onder milieu ook natuur begrepen. De norm zelf is voor het eerst in het NMP-3 opgenomen. De de Boer-Norm behelst naar mijn mening, en die van collega Pronk, ook dat bij meer dan behoedzame groei de extra natuurdruk zo veel mogelijk zal worden gecompenseerd.

Tot op heden is bij toepassing van «de norm» niet expliciet met natuur rekening gehouden. Samen met mijn collega Pronk zal ik onderzoeken wat meer dan behoedzame groei voor natuur betekent in het kader van de toezegging die hij aan uw kamer heeft gedaan om te onderzoeken of hiervoor een systematiek ontwikkeld kan worden.

Vraag van het lid Snijder-Hazelhoff (VVD): Op korte termijn helder beleid en uitvoering over mogelijkheid voor agrariërs om inkomen te verwerven uit onderhoud van natuur en landschap.

Op korte termijn zet ik op het volgende in:

Voor subsidies natuur en landschap: Programma Beheer.

Voorts Cross Compliance nader uitwerken (inkomenssteun koppelen aan natuur- en landschap).

Tenslotte ben ik bezig met het opzetten van een aantal proeftuinen om met groenblauwe dooradering de kwaliteit van het landschap te verbeteren.

Vraag van het lid Dijsselbloem (PvdA): De convenants-leningen zijn als bron voor de financiering opgedroogd. Wordt deze constructie voortgezet? Delen de provincies uw conclusies?

Het is niet de bedoeling de convenants-leningen na dit jaar voort te zetten. Ik verwijs naar de brief van 3 november jl. over de financiering van het SGR die de komende jaren sluitend is zonder de inzet van dergelijke leningen.

Vraag van het lid Schreijer-Pierik (CDA): Gaarne duidelijkheid over het ganzenvergunningbeleid.

U wordt door mij per brief nader geïnformeerd over mijn overwegingen inzake het ganzenvergunningenbeleid. Op grond van de ervaringen in het afgelopen jaar kom ik tot de conclusie dat onze internationale verantwoordelijkheid voor ganzen het beste kan worden waargemaakt door continuering van het gedooggebiedenbeleid (tot 20 000 ha) en geen afschot meer van ganzen als wintergasten.

De schade aan landbouwgewassen blijkt niet adequaat door afschot, te kunnen worden teruggedrongen. Mede daarom kies ik daar nu niet voor.

De schaderegeling via het Jachtfonds blijft uiteraard bestaan.

Vraag van het lid Passtoors (VVD): Hoe verhoudt de aanwijzing van de Noordzee als EHS zich tot internationale verdragen?

De gehele Nederlandse Noordzee (NCP) is reeds in het Natuurbeleidsplan (1990) en SGR (1993) als kerngebied van de EHS aangemerkt.

Dit is in de nota «Natuur voor Mensen» opnieuw bevestigd en de nadere uitwerking die momenteel gemaakt wordt is hierin beschreven.

Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de Noordzee een multifunctioneel gebied is. Dit betekent dat economische activiteiten die inpasbaar zijn in de ecologische doelen, kunnen worden toegestaan. Er is geen sprake van strijdigheid met internationale verdragen.

Vraag van het lid Passtoors (VVD): Hoe lost de regering het dilemma op t.a.v. de internationale verplichtingen van de flora- en faunawet dat ontstaan is door het beroep van de Benelux op artikel 13 van de Beneluxovereenkomst inzake de indeling in wildcategoriën.

Op grond van de Flora- en faunawet is de jacht te beschouwen als een geclausuleerde vrijstelling van de diverse verboden in die wet. De Flora- en faunawet biedt de mogelijkheid bij algemene maatregel van bestuur nadere regels betreffende vrijstellingen te stellen. Ik ben derhalve van plan de ontstane frictie op te lossen door in het Jachtbesluit de wildsoorten in de internationale verplichte Benelux-categoriën in te delen.

Vraag van het lid Augusteijn-Esser (D66): 100 miljoen voorschot nodig geweest van Natuurmonumenten. Klopt dat?

Natuurmonumenten heeft uit eigen middelen en op eigen initiatief circa f 80 miljoen voorgeschoten.

In de loop van dit jaar en de komende jaren zal het te subsidiëren deel door Provincies en LNV worden verwerkt. Dit in een tempo dat door de budgetruimte wordt mogelijk gemaakt.

Vraag van het lid Vos (GroenLinks): Alarmerende berichten over kabeljauw, schol en tong. Wat gaat de staatssecretaris ondernemen?

Maandag 6 november zijn de biologische vangstadviezen door de ICES bekendgemaakt. De situatie van soorten als wijting en kabeljauw is inderdaad zorgelijk. De situatie van de platvisbestanden, m.n. schol, moet worden verbeterd maar kan niet over één kam worden geschoren met de van kabeljauw en wijting. Op dit moment wordt onderhandeld tussen de EU en Noorwegen over de gedeelde bestanden. Op grond daarvan zal de Europese Commissie definitieve voorstellen voor TAC's en quota formuleren. Ik heb de reactie van het visserijbedrijfsleven op de adviezen nog niet gezien. In december zal ik een definitief standpunt innemen.

Naar boven