Vragen van het lid Karimi aan de minister-president, minister van Algemene Zaken, over een voorgenomen handelsmissie onder leiding van staatssecretaris Ybema naar Cuba, later deze week.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter! De wijze waarop de reizen van bewindspersonen naar landen waar sprake is van structurele mensenrechtenschendingen worden voorbereid, wordt een steeds meer gênante vertoning. Al weken kunnen wij in kranten lezen hoe de ministeries van Buitenlandse Zaken en Economische Zaken over elkaar heen rollen over de reis van een handelsdelegatie, onder leiding van staatssecretaris Ybema naar Cuba. China en Indonesië zijn Cuba voorafgegaan. De minister van Buitenlandse Zaken heeft herhaaldelijk de Kamer laten weten dat bij het aangaan van een relatie met gevoelige landen – dat is zijn eufemisme voor landen die voortdurend de mensenrechten schenden – hij eerst naar die landen zou moeten afreizen om de politieke kaders vast te stellen, voordat een eventuele handelsmissie naar die landen afreist. In februari 1999 bezocht ook de directeur-generaal politieke zaken van Buitenlandse Zaken Cuba, ter voorbereiding van een eventuele reis van zijn minister. Toen al bleek dat de Cubaanse gesprekspartners, onder wie de minister van buitenlandse zaken, geen oor hadden voor de mensenrechtenkwesties. "De gesprekspartners ontkenden dat van enig gebrek aan vrijheid van het individu of schending van mensenrechten sprake was." Deze ambtelijke missie vond ook nog eens plaats voordat Cuba de strengere wetgeving met hogere straffen implementeerde inzake contacten van Cubanen met het buitenland. Ook had het proces tegen vier bekende dissiden ten nog niet plaatsgevonden. Dus geen reis van de minister van Buitenlandse Zaken naar Cuba, maar toch, ondanks de lijn van Van Aartsen en de duidelijk aantoonbare verslechtering van de mensenrech- tensituatie, gaat de handelsdelegatie onder leiding van staatssecretaris Ybema naar Cuba.

Voorzitter! Dit gebrek aan samen- hang, en deze ruzie in het regeringsbeleid, hebben een beschamend niveau bereikt. Daarom de volgende vragen aan de minister-president.

Is de minister-president het met mij eens, dat de relatie met de landen die structureel de mensenrechten schenden, onderdeel is van het buitenlandse beleid? Deelt dit kabinet het beleid van Van Aartsen, dat bij bezoeken aan gevoelige landen allereerst de politieke kaders door de minister van Buitenlandse Zaken moeten worden vastgesteld, voordat er een handelsdelegatie afreist? Hoe beoordeelt de minister-president het feit dat de staatssecretaris voor buitenlandse handel een handelsmissie naar Cuba op eigen houtje heeft gepland en voorbereid? Wie is voor deze gang van zaken verantwoordelijk? Aan de voorwaarden die de minister stelt aan een politiek bezoek van een handelsdelegatie is in het geval van Cuba niet voldaan. Wat is dan de bedoeling van de reis van staatssecretaris Ybema, en is het niet juist een ver- keerd signaal? Wat vindt de minis- ter-president ervan dat de minister van Buitenlandse Zaken op het laatste moment moet proberen met aan de delegatie toegevoegde ambtenaren en/of het schrijven van brieven de schade te beperken?

Minister Kok:

Voorzitter! Als ik het goed heb, beantwoord ik deze vragen vanwege het verblijf buitenslands van de minister van Buitenlandse Zaken. In de contacten die over dit onderwerp hebben plaatsgevonden, is gistermorgen volledige overeenstemming bereikt tussen de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Economische Zaken over het bezoek en de wijze waarop dat vorm krijgt. Overigens heeft dit onderwerp in het verkeer met de Kamer een lange voorgeschiedenis. Ik wijs op antwoorden van 20 april 1999 op vragen die onder andere door mevrouw Karimi zijn gesteld, waarin de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de staatssecretaris van Economische Zaken, aangeeft wat de betekenis is van het zoveel mogelijk intensiveren van de dialoog met Cuba. Nadien zijn er omstandigheden ontstaan die het, naar het inzicht van de minister en het gehele kabinet, nodig maakten om de contacten met Cuba voort te zetten, ook op het niveau van de ministers van buitenlandse zaken.

Dat heeft onder andere geresulteerd in een gesprek op 22 september jl. tijdens de Algemene Vergadering van de VN waarin minister Van Aartsen indringend aan de minister van Cuba heeft duidelijk gemaakt wat de zorgen en opvattingen van Nederland zijn met betrekking tot de mensenrechtensituatie in Cuba. De contacten die er sinds dat gesprek tussen Havana en Den Haag hebben plaatsgevonden, hebben minister Van Aartsen ervan overtuigd dat een kritische dialoog thans de meest effectieve bijdrage kan leveren aan de verbetering van de mensenrech- tensituatie in Cuba. Concreet heeft dit ertoe geleid dat er precieze afspraken zijn gemaakt over een brief die staatssecretaris Ybema namens de Nederlandse regering meeneemt naar Havana en over de wijze waarop hij de gesprekken met alle verantwoordelijken zal voeren. Daarin zal aandacht worden geschonken aan de problematiek van de mensenrechten. Anders gezegd, het mensenrechtenvraagstuk en de opvattingen van de Nederlandse regering terzake, zoals verwoord door minister Van Aartsen, met de steun van het gehele kabinet, krijgen voluit de aandacht tijdens het bezoek van staatssecretaris Ybema. Er is ook afgesproken dat de plaatsvervangend directeur-generaal politieke zaken van Buitenlandse Zaken deel zal uitmaken van de delegatie. Het is en blijft een handelsmissie, maar dan met een hoog politiek karakter als het gaat om het aan de orde stellen en kritisch bespreken van de mensenrechtensituatie in dat land. Nederland staat daar namelijk buitengewoon kritisch tegenover.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Ik dank de minister-president voor de antwoorden. Ik heb helaas op mijn eerste vraag geen antwoord gekregen. Hoe staat het kabinet ten opzichte van de lijn van minister Van Aartsen, dat in dergelijke situaties de politieke kaders door het ministerie van Buitenlandse Zaken zullen moeten worden vastgesteld en dat daarna pas een handelsrelatie tot stand kan komen? Verder refereert de minister-president aan het gesprek tussen de minister van buitenlandse zaken van Cuba en onze minister. Daarin is gevraagd om een brief van Cuba. Die brief is nog steeds niet uit Cuba gekomen. Dat is een ondersteuning van mijn argumentatie dat Cuba geen open oor heeft voor wensen vanuit Nederland.

De woordvoerder van het ministerie van Buitenlandse Zaken, de heer Jochems, zei vanochtend in het Algemeen Dagblad dat Cuba deze handelsdelegatie politiek uit zal buiten en dat er nauwelijks ruimte zal zijn voor gesprekken over mensenrechten. Hoe staat de minister-president daar tegenover?

Minister Kok:

Voorzitter! De politieke kaders waarbinnen deze reis plaatsvindt, zijn met volledige instemming en op initiatief van de minister van Buitenlandse Zaken vastgesteld. Na het bezoek aan New York, waar collega Van Aartsen met de Cubaanse minister heeft gesproken, was er inderdaad sprake van een brief die vanuit Havanna naar Den Haag zou komen. De Cubaanse minister zou daarin nader ingaan op de opvattingen van Cuba, dit in reactie op het gevoerde gesprek in New York. Die brief is aanvankelijk in het vooruitzicht gesteld. De tijd verstreek en na het afgelopen weekend hebben wij vast kunnen stellen dat die brief er nog steeds niet was. De minister van Buitenlandse Zaken heeft toen een afweging moeten maken tussen het belang van een kritische dialoog met Cuba en de eventualiteit van een volledig niet door laten gaan van het handelsbezoek met alle negatieve gevolgen van dien. De minister heeft vanmiddag op de radio vanuit Washington, waar hij thans verblijft, laten weten dat hij nog steeds goede redenen heeft om aan te nemen dat er op korte termijn een schriftelijke reactie uit Havana zal komen, maar hij vond het gisterochtend niet langer verantwoord om onduidelijkheid over het doorgaan van het bezoek te laten voortbestaan. Had hij dit niet gedaan, dan was er vanmiddag waarschijnlijk gedebatteerd over de vraag waarom er nog steeds geen knoop was doorgehakt.

Dan kom ik bij de uitlatingen van een woordvoerder in een van de ochtendbladen. Die komen uiteraard in de allereerste plaats voor zijn rekening, maar ik heb begrepen uit de contacten die Algemene Zaken onderhoudt met betrokkene, dat hij zich in de wijze waarop hij is geciteerd niet kan vinden.

De voorzitter:

Er hebben zich nog twee leden gemeld voor dit onderwerp. Die zal ik nog het woord geven en dan zullen wij deze vragenronde moeten sluiten vanwege de tijd. Ik zeg dit, omdat ik hiermee aan wil geven dat de Kamer in veel gevallen bij het stellen van mondelinge vragen over de voorgeschreven tijd heengaat. Op deze manier kan nooit een planning gemaakt worden voor het aantal mondelinge vragen dat aan de orde kan komen tijdens het vragenuur. Vanaf volgende week zal ik dan ook de microfoon uitzetten als sprekers zich niet aan de tijd houden.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Mevrouw de voorzitter! De CDA-fractie heeft zich hogelijk verbaasd over het gehakketak tussen het ministerie van Economische Zaken en het ministerie van Buitenlandse Zaken over de Cubareis. Hoe is het mogelijk dat pas afgelopen maandag, terwijl men van plan is donderdag af te reizen, een definitieve beslissing wordt genomen? In het voorjaar kregen wij al de informatie dat de staatssecretaris van Economische Zaken een bezoek aan Cuba zou brengen. Dan mag je toch aannemen dat alles in gang is gezet, dat er een kritische dialoog komt. Hoe is het mogelijk dat er dan op het laatste moment een kink in de kabel komt? De CDA-fractie vindt dat er eenheid van beleid moet zijn. Als er een reis wordt voorbereid, dan moeten onderwerpen als mensenrechten en handel impliciet worden meegenomen. Die twee zaken kunnen samengaan, mits afgewogen.

De voorzitter:

Mevrouw Van Ardenne, deze week kunt u nog zo lang spreken, maar volgende week kan dat niet meer. U moet nu afronden.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Ik verneem graag de reactie van de minister-president op deze handelwijze. Nederland slaat hiermee geen goed figuur.

Minister Kok:

Voorzitter! Mevrouw Van Ardenne vraagt zich af waarom pas op maandag een definitief besluit is genomen. Ik heb daarover al iets gezegd in antwoord op mevrouw Karimi. Naar de mening van de minister van Buitenlandse Zaken was het van het grootst mogelijke belang om aan Havanna tot het laatste moment waarop wij moesten beslissen, duidelijk te maken dat die schriftelijke toezegging ook werd gehonoreerd. Dan doel ik op de toezegging dat er zwart op wit een reactie zou komen uit Havana op het niet mis te verstane betoog dat collega Van Aartsen in New York aan het adres van de Cubaanse collega van buitenlandse zaken heeft gericht. Maandag konden wij niet langer wachten. Toen is besloten, opnieuw in volle eensgezindheid, om vanwege het belang van de kritische dialoog de reis toch door te laten gaan, ondanks het uitblijven van de brief. Daarbij is nadrukkelijk gesteld dat de reis het karakter van een handelsmissie heeft, maar dat ook de politieke mogelijkheid benut moet worden om ter plaatse uitdrukking te geven aan onze opvattingen over de mensen- rechtensituatie op Cuba. Ik ben het niet met mevrouw Van Ardenne eens dat dit het aanzien van Nederland zal schaden. Nederland komt niet terug op de wenselijkheid van bepaalde economische betrekkingen, maar tegelijkertijd benutten wij deze reis om heel duidelijk en scherp tot uitdrukking te brengen wat wij vinden van de situatie in dat land. Dat blijkt mondeling en dat blijkt schriftelijk.

Naar boven