Vragen van het lid Dittrich aan de minister van Justitie over de website waarop de woonplaatsen van ex-zedendelinquenten in kaart worden gebracht.

De heer Dittrich (D66):

Mevrouw de voorzitter! De laatste maanden duiken steeds meer berichten op over buurtbewoners die zich zorgen maken over iemand die bij hen in de wijk is komen wonen. Vaak gaat het dan om iemand die pedoseksueel is. De buurtbewoners maken zich zorgen over de veiligheid van hun kinderen en regelmatig kiezen zij dan ook voor actiemiddelen om aan die ongerustheid uitdrukking te geven. In Urk zijn bijvoorbeeld ruiten ingegooid. In Haaksbergen werden affiches in de buurt verspreid en in Rotterdam posters. Gisteren stond er een verhaal in de krant over buurtbewoners in Ypenburg bij Den Haag, die hun buurman, misschien een pedoseksueel, uit de buurt hebben verjaagd. Hij is met zijn vrouw en kinderen op stel en sprong verhuisd. En vorige week werd bekend dat er een stichting werd opgericht: Registratie opgespoorde pedofielen. Die stichting gaat een eigen website openen waarop de woonplaatsen van ex-zedendelin- quenten in kaart zijn gebracht. Vanaf half november kan iedereen dan zijn eigen adres intikken om zijn eigen buurt te laten testen en om na te gaan of er binnen een straal van 2500 meter een veroordeelde pedo- seksueel woont.

Mevrouw de voorzitter! D66 neemt de verontrusting in de samenleving over ernstige zedenmisdrijven serieus. Mijn fractie snapt ook dat mensen verschoond willen blijven van nieuwe, ernstige misdrijven. Daar heeft de overheid ook een taak in, een kerntaak zelfs. Maar wij vinden ook dat iemand die zijn straf heeft uitgezeten weer een nieuw leven in die samenleving moet kunnen opbouwen. Als ik kijk naar al die uitingsvormen die ik net genoemd heb, met die website als laatste, dan constateer ik dat die toch vaak uitmonden in het volgen van een eigenrichting. Als daar niet tegen opgetreden wordt, leidt dat opnieuw tot onzekerheid. Zo komen we als samenleving op een glijbaan terecht. Daarom wil ik de minister van Justitie de volgende vragen over deze problemen stellen.

1. Ziet u deze actievormen als een signaal dat er minder vertrouwen is in justitie en politie en, zo ja, welke stappen gaat u op korte termijn zetten om dat vertrouwen te herstellen?

2. Wat gaat u ondernemen om te voorkomen dat straks onschuldige mensen het slachtoffer worden van informatie die op Internet door particulieren wordt gepubliceerd? Welke stappen kunt u overigens ondernemen tegen organisatoren van die website?

3. Wat vindt u van het voorstel van D66 om de wet zodanig aan te passen, dat de rechter naast het opleggen van een straf iemand ook kan veroordelen te verhuizen, zodat de slachtoffers uit de buurt niet meer geconfronteerd hoeven te worden met de desbetreffende persoon?

Minister Korthals:

Voorzitter! Laat ik vooropstellen dat ik niet positief sta tegenover het initiatief van de stichting met de naam Strop. Maar ik neem het signaal dat door haar wordt afgegeven wel serieus. Laat ik daar heel duidelijk over zijn: er is natuurlijk in de samenleving op dit punt bepaald een zorg. Daarom is het goed dat gevraagd wordt welke acties wij zullen ondernemen om die zorg zoveel mogelijk weg te nemen. Ik stel hierbij voorop dat niet alle mogelijkheden kunnen worden uitgebannen. Het is onmogelijk te voorkomen dat delinquenten die terugkeren in de maatschappij ooit weer iets zullen doen. Wij kunnen wel proberen om die kans zo gering mogelijk te maken. Een van de mogelijkheden is om het instrument voor de inschatting dat recidive zal optreden, te verbeteren. Een tweede mogelijkheid is het ervoor zorgen dat degenen die met overheidstaken in die buurt zijn belast, op de hoogte worden gesteld van het feit dat zo iemand is teruggekeerd. In de derde plaats zal er natuurlijk toezicht moeten zijn op degenen die uit de TBS worden ontslagen. Het is belangrijk dat informatieverschaffing plaatsvindt, maar ik wil ervoor waken dat dit gebeurt richting de buurt en de buurtbewoners. Anders ga je inderdaad het pad van eigenrichting op. Dat neemt niet weg dat ik de verontrusting van het moment serieus neem.

Zie ik deze acties als signaal dat er weinig vertrouwen is in politie en justitie? Er zijn dezer dagen veelvul- dig zaken waarbij ex-delinquenten zijn betrokken. Het is een taak voor de overheid om dat zoveel mogelijk te voorkomen langs de wegen die ik zojuist heb genoemd.

Waarom ben ik ertegen? Omdat het altijd onzeker is of de mensen die op een website staan, daadwerkelijk zedendelinquenten zijn, terwijl zij vervolgens daarvan wel de wrange vruchten plukken. Het is niet voor niets dat de overheid de samenleving moet beschermen. Wij moeten alles doen om eigenrichting tegen te gaan.

Hoe kan dat? Er zijn natuurlijk strafrechtelijke mogelijkheden. In dit geval is de wet waarschijnlijk niet overtreden, maar het openbaar ministerie houdt het in de gaten. Bij degenen die op deze manier reageren, hoop ik vertrouwen te wekken met de genomen maatregelen.

Wat denkt de minister van het aan de rechter geven van de mogelijkheid om degenen die wegens een zedendelict zijn veroordeeld, de straf op te leggen dat zij moeten verhuizen? Ik heb daar nog geen afgerond oordeel over. De vraag wordt mij zo een, twee, drie gesteld; ik wil er langer over nadenken. Dat is overigens in het verleden al voor een deel gedaan. Als wij dit doen, zadelen wij andere buurten met het probleem op. Wij moeten ervoor oppassen om allerlei bijkomende straffen in ons strafrecht op te nemen. Op zichzelf ben ik bereid de vraag nog eens goed te bekijken.

De heer Dittrich (D66):

Mevrouw de voorzitter! Ik dank de minister voor zijn beantwoording, waarin hij duidelijk heeft aangegeven dat hij het een slechte ontwikkeling vindt als wij in de samenleving steeds meer vormen van eigenrichting gaan zien. De minister heeft gezegd niet positief te staan tegenover het voorstel van de stichting Strop om een website te openen, vanwege de gevaren die hieraan verbonden zijn.

Ik heb gezegd dat het in onze wetgeving onmogelijk is dat de rechter iemand strafrechtelijk veroordeeld om te verhuizen. De minister wil erover nadenken. Wij willen hem hierbij meegeven dat het in sommige situaties erg belangrijk kan zijn. Als iemand een ernstig zedenmisdrijf heeft gepleegd, zijn straf heeft uitgezeten en weer in zijn eigen huis terugkomt, is het mogelijk dat de ouders van misbruikte kinderen zich genoodzaakt voelen om te verhuizen. Wat D66 betreft moet een rechter in een bepaalde situatie kunnen opleggen dat iemand elders moet gaan wonen. Ik ben het met de minister eens dat in een andere buurt dan ook weer problematische situaties kunnen ontstaan. Daarom is het belangrijk dat de politie wordt geïnformeerd over de woonplaats van iemand, en dat ook de reclassering daarin een taak heeft. Daarmee kan als het ware een oogje in het zeil worden gehouden. Ik ben het volledig met de minister eens dat een buurt niet rechtstreeks via Internet of anderszins geïnformeerd moet gaan worden, omdat dat kan leiden tot allerlei ongeregelde acties, waarvan ook onschuldige mensen het slachtoffer kunnen zijn.

Minister Korthals:

Voorzitter! Ik heb begrepen dat de heer Dittrich meer een slotcommentaar gaf, dan dat hij mij nog een vraag heeft gesteld.

Naar boven