Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, de stemmingen over de moties voorgesteld tijdens het debat over de geluidszones Schiphol uit te stellen tot morgen.

Tevens stel ik op verzoek van enkele fracties voor, de stemmingen over de moties voorgesteld tijdens het debat over kleine regionale luchthavens te verplaatsen naar dinsdag 6 juni 2000.

Mevrouw Verbugt (VVD):

Voorzitter! Wij hebben over de kleine regionale luchthavens zeer uitvoerig gedebatteerd. Ik kan mij voorstellen dat er collega's zijn die nog iets willen wijzigen, maar wij zouden ook morgen over de gewijzigde voorstellen kunnen stemmen, tegelijk met de stemmingen over de moties over Schiphol.

De voorzitter:

Enkele fracties hebben verzocht om de stemmingen tot volgende week uit te stellen. De reden daarvoor is mij op dit moment niet bekend, maar ik stel voor dat ik dit nader zal onderzoeken. Eventueel kunnen we hierover morgen stemmen.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Ter Veer.

De heer Ter Veer (D66):

Voorzitter! Namens een aantal fracties verzoek ik u om de stemmingen over de Meststoffenwet (26473) uit te stellen en een korte heropening toe te staan in verband met een brief die de minister van Landbouw ons vrijdag jongstleden stuurde. Dit verzoek betreft ook de motie-Meijer die bij dezelfde plenaire behandeling is ingediend.

De voorzitter:

Betekent dit dat dit morgen moet worden afgehandeld?

De heer Ter Veer (D66):

Nee, dat kan op zijn vroegst volgende week.

De voorzitter:

Het lijkt mij dat daartegen geen bezwaar bestaat. Niemand reageert, dus iedereen is het met u eens. Ik stel derhalve vast dat de stemmingen in verband met wetsvoorstel 26463 van de agenda zijn afgevoerd.

Het woord is aan de heer Vos.

De heer Vos (VVD):

Voorzitter! Ik verzoek u het VAO over het omgangsrecht van 25 mei jl. aan de agenda toe te voegen.

De voorzitter:

Heeft dat veel haast?

De heer Vos (VVD):

Dat kan op een door u te bepalen tijdstip plaatsvinden.

De voorzitter:

Dan zal ik daarover een nader voorstel doen.

Het woord is aan de heer Klein Molekamp.

De heer Klein Molekamp (VVD):

Voorzitter! Op 16 november 1999 heeft staatssecretaris De Vries de nota Partners voor water aan de Tweede Kamer aangeboden. Toen ontbrak nog de financiële paragraaf, maar kort voor het Wereldwaterforum gaf de regering te kennen dat 200 mln. voor het internationale waterbeleid beschikbaar wordt gesteld. Dit was aanleiding voor de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat om aan de regering te vragen om zo snel mogelijk inzicht te geven in de verdeling van de gelden. Sinds het Wereldwaterforum is er echter onduidelijkheid ontstaan, want staatssecretaris De Vries gaf ons op 17 april een gedeeltelijk antwoord en vorige week kregen wij een stuk van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, maar geen van tweeën geeft een duidelijk inzicht in de besteding van de gelden van de regering. Dat leidt bij ons tot een aantal vragen. Om te beginnen...

De voorzitter:

Nee, mijnheer Klein Molekamp, tijdens de regeling van werkzaamheden kunnen geen vragen worden gesteld. U kunt nu zeggen wat u van de regering wilt.

De heer Klein Molekamp (VVD):

Graag krijgen wij van de regering duidelijkheid over de vraag wie verantwoordelijk is voor het internationale waterbeleid. In de nota Partners voor water wekt de staatssecretaris de indruk...

De voorzitter:

Mijnheer Klein Molekamp, als u dat nu had willen weten, dan had u daarover mondelinge vragen moeten stellen. U wenst kennelijk een nadere brief over dit onderwerp. U kunt geen vragen stellen bij de regeling van werkzaamheden.

De heer Klein Molekamp (VVD):

Graag ontvangen wij van de regering een brief waarin heel duidelijk staat hoe de 200 mln. wordt besteed en wie verantwoordelijk is voor Partners voor water. Bovendien willen wij zo snel mogelijk met de regering overleggen over de follow-up van het Wereldwaterforum.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Daar zal men uitstekend begrijpen wat u wilt.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Haan.

De heer De Haan (CDA):

Voorzitter! Morgenochtend vindt een VoorzitterEcofin-raadbijeenkomst plaats. In het weekend zullen daar besluiten worden genomen met betrekking tot de uitbreiding van de EMU. Wellicht zal ik hierover een motie indienen. Ik verzoek u daarvoor morgenmiddag ruimte te verschaffen.

De voorzitter:

Gezien het feit dat morgen de laatste vergaderdag van de week is, stel ik deze aankondiging op hoge prijs. Wij zullen later bekijken of dit nodig is.

Het woord is aan de heer Van der Knaap.

De heer Van der Knaap (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Vanavond wordt er een algemeen overleg gehouden over de NH-90. Ik voorzie nu al dat wij morgenmiddag plenair over dit onderwerp verder willen praten.

De voorzitter:

Ook nu stel ik het hogelijk op prijs dat u mij dit nu al mededeelt. Ik zal morgen naar bevind van zaken handelen.

Dan gaan wij nu stemmen. Men heeft mij gevraagd de stemmingen in verband met wetsvoorstel 27035 van de agenda af te voeren. Ik heb daarin toegestemd. Over dit wetsvoorstel en de motie zal morgen worden gestemd.

Naar boven