Vragen van het lid Atsma aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de minister-president, over sponsoring en beïnvloeding van programma's van publieke en commerciële omroep door de overheid.

De heer Atsma (CDA):

De afgelopen dagen zijn onder andere in de Volkskrant en De Telegraaf publicaties verschenen waaruit blijkt dat de overheid de afgelopen jaren ruim 14 mln. heeft gestoken in sponsoring van programma's van zowel de commerciële als de publieke omroep. Een en ander blijkt uit een overzicht van de Voorlichtingsraad.

Volgens de publicaties gebruiken vrijwel alle ministeries een deel van het voorlichtingsbudget om programma's mogelijk te maken en/of invloed uit te oefenen op de inhoud van de desbetreffende programma's.

De discussie over sponsoring van televisieprogramma's is overigens niet nieuw. Recent is daarover in deze Kamer nog uitvoerig gesproken bij de behandeling van de Concessiewet. RVD-voorlichter Van der Wulp stelde gisteren in de Volkskrant dat "als je een boodschap in een goed bekeken programma kunt krijgen, deze indringender overkomt dan via een reclamespot".

Voor de CDA-fractie is dit als verklaring en rechtvaardiging onvoldoende. Vandaar de volgende vragen aan de minister-president.

Is het waar dat er sprake van is dat het Rijk invloed op de televisie koopt, zoals door De Telegraaf van afgelopen vrijdag en zaterdag wordt gesuggereerd?

Hoe kan de kijker weten dat hij niet naar een door de overheid gesponsord programma of naar een verkapte overheidspot zit te kijken?

Hoe ziet het beleid van de RVD in dezen eruit, met name als het gaat om het verpakken van overheidsboodschappen in programma's?

Waar wordt de grens getrokken? Wie doet dat en wat is daarin de rol van Algemene Zaken?

Acht de minister-president het te rechtvaardigen dat overheidsmiddelen op deze manier worden aangewend?

Ten slotte een aantal vragen aan de staatssecretaris die over mediazaken gaat.

Hoe beoordeelt de heer Van der Ploeg deze gang van zaken?

Is de staatssecretaris met de CDA-fractie van mening dat de journalistieke onafhankelijkheid voor de volle 100% gegarandeerd moet worden, ook als er sprake is van sponsoring? De Nederlandse vereniging van journalisten heeft daarop zowel in een langer als korter verleden verschillende malen gewezen.

Acht de staatssecretaris het wenselijk het beleid ten aanzien van sponsoring nog verder te verscherpen? Wij weten dat per 1 september een en ander wordt aangepast, maar vindt hij het wenselijk dat bijvoorbeeld behalve de publieke omroep ook de commerciële omroep onder nog nadrukkelijker regels valt dan tot nu toe het geval is?

Wat vindt de staatssecretaris van de suggestie die uit de artikelen opklink, dat er sprake is van een dubbele boekhouding bij de omroepen?

Minister Kok:

Mevrouw de voorzitter! Ik zou in antwoord op de eerste vraag niet willen spreken van het kopen van invloed maar van het tegen betaling mede tot stand brengen van coproducties, waarbij de verantwoordelijkheid voor de inhoud van het programma volledig bij de zendgemachtigde blijft en waarbij overigens in de aan- en afkondiging van het programma aan de kijker informatie wordt gegeven over de bijdrage van overheidswege daaraan.

Het antwoord op de vraag over het beleid van het Rijk is als volgt. In 1992 zijn strakkere beleidslijnen geformuleerd, die nog steeds toegepast worden. De beleidslijnen zijn door de toenmalige minister-president aan de Kamer medegedeeld. De Voorlichtingsraad, waarin de voorlichters van alle departementen zijn vertegenwoordigd, heeft een rol bij het oordelen in concrete situaties, bij het geven van adviezen. Het voorzitterschap van deze raad is in handen van de Rijksvoorlichtingsdienst, van Algemene Zaken.

Is het rechtvaardig dat op deze wijze overheidsgeld aan deze programma's wordt besteed? Ja, maar ik kan het mij voorstellen dat aan de hand van het verstrekte overzicht vragen rijzen waarover de Kamer gedetailleerder met de regering wil spreken. Om maar meteen een praktisch voorstel te doen, ik zou er geen moeite mee hebben als het kabinet een precieze notitie opstelt met de verschillende coproducties die de afgelopen zes jaar zijn gefinancierd. Al dan niet met een advisering van het Commissariaat voor de media erbij, kan de Kamer er dan over oordelen. Het mag allemaal transparant. Ik acht het gevoerde beleid prima te rechtvaardigen in het licht van eerder vastgestelde uitgangspunten en de wijze waarop ze worden gehandhaafd.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Er is gevraagd om een verdere verscherping van het beleid inzake sponsoring, ook voor de commerciële omroepen. Dat is niet de bedoeling. Wij hebben wel regelgeving in werking gesteld bij de Concessiewet om het regime bij de publieke omroep aan te scherpen van "ja, mits" naar "nee, tenzij". Ook op het punt van de regels voor coproducties met de overheid is de Kamer uitgebreid geïnformeerd. Er zijn duidelijke spelregels voor. Ik noem er een aantal. Bewindslieden komen normaal gesproken niet in deze programma's voor. In de aankondiging en aftiteling moet gemeld worden dat sprake is van een coproductie. Er is een lijn dat de overheid terughoudend is met het sponsoren van programma's c.q. programmaseries, vooral die met een overwegend amusementskarakter. Het totale bedrag is ook zeer bescheiden. Bovendien wordt het voornemen van een coproductie of een gesponsord project bij de Voorlichtingsraad gemeld.

Het hoofddoel is transparantie. De minister-president heeft ook voorgesteld om het zo transparant mogelijk te maken. Het Commissariaat voor de media zal hierbij assisteren. De Tweede Kamer zal een overzicht ontvangen, zodat volstrekt duidelijk is waar het om gaat. De programma's zullen met naam en toenaam worden genoemd. Er is niets te verbergen. Het is belangrijk om deze informatie aan de Kamer te geven.

Er is gevraagd naar de journalistieke onafhankelijkheid bij sponso ring. In de Mediawet is expliciet vastgelegd dat in het programmastatuut de onafhankelijkheid van programmamakers bij sponsoring en dergelijke gegarandeerd is. Ik acht programmamakers mans genoeg om die grens te trekken.

De heer Atsma vroeg naar een dubbele boekhouding bij omroepen. Ik weet niet precies wat die vraag inhield. Als gedoeld wordt op sluikreclame of verboden sponsoring, dan kan ik antwoorden dat ook daar inzicht in zal worden geboden.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Met die laatste vraag doelde ik erop dat uit de publicaties afgeleid zou kunnen worden dat een bedrag van enkele honderden miljoenen sponsorgeld in de publieke en commerciële omroep omgaat. In de officiële cijfers is maar een fractie van dat bedrag terug te vinden. Is inderdaad, zoals gesuggereerd is, sprake van een dubbele boekhouding?

De staatssecretaris heeft tijdens de behandeling van de Concessiewet een aantal zaken aangedragen waaraan sponsoring moet voldoen. Die zaken waren volstrekt helder; de Kamer kon zich er in meerderheid in vinden. Waar het nu echter om gaat, is de vraag of je door middel van het beschikbaar stellen van geld invloed mag uitoefenen op de inhoud van programma's. Dat is de uitdrukkelijke suggestie die in de artikelen naar voren is gekomen. Daar zouden wij graag klip en klaar een antwoord op krijgen. Dit mogen wij nooit toestaan, anders komen wij dicht bij propagandaprogramma's. Dat willen wij absoluut niet. Wij vinden het verstandig dat het kabinet daar volledig afstand van neemt.

Voor het overige zijn wij blij met de toezegging van de minister-president dat er op korte termijn een notitie naar de Kamer komt, waarin het beleid en de te hanteren uitgangspunten nog eens klip en klaar worden aangegeven. Daarin wordt ook ingegaan op de transparantie.

Minister Kok:

Voorzitter! De staatssecretaris reageerde al op de kwestie van de dubbele boekhouding. Ik ben van mening dat de bedragen, zoals ze zijn genoemd in het overzicht dat aan een van dagbladen op verzoek ter beschikking is gesteld, kloppen. Er zit dus geen dubbele bodem onder.

Naar aanleiding van de laatste opmerking van de heer Atsma kom ik nog eens te spreken over hoe naar mijn mening de verhouding ligt. Het gaat niet om het met geld kopen van invloed. Het gaat om aanvaard overheidsbeleid. Het gaat om een vanaf 1992 verscherpt regime van regels die terzake moeten worden gehanteerd. Daarbij wordt geen invloed gekocht. Er komt tegen betaling een coproductie tot stand. De kijker krijgt via de aankondiging en de aftiteling te zien wat voor vlees hij in de kuip krijgt. De zendgemachtigde is en blijft baas over de inhoudelijke criteria van het desbetreffende programma. Dat is geen invloed kopen en zeker geen propaganda bedrijven. Het gaat om producties, waar de zendgemachtigde en degene die er de financiën bij levert, voordeel in zien. Er is uiteraard niets op tegen nog eens heel kritisch te kijken, in samenspraak met het parlement, naar de wijze waarop die in 1992 overeengekomen regels worden toegepast. Wellicht doen zich op het grensvlak tussen informatie en infotainment, amusementachtige programma's, situaties voor waarvan men zich kan afvragen of dat wel de bedoeling is. Ik heb thans absoluut geen reden afstand te nemen van het gevoerde beleid, maar ik stel mij open, op basis van de toegezegde notitie, voor een toelichting respectievelijk gedachtewisseling daarover.

De heer Atsma (CDA):

Voorzitter! De minister-president wijst erop dat via de aankondiging en de aftiteling duidelijkheid kan worden verstrekt over de rol van de overheid ten aanzien van de sponsoring. Tijdens de behandeling van de Concessiewet doelden wij met name op de financiering. Ik kan mij dit heel goed voorstellen als het gaat om een cultureel programma dat je anders niet op de buis zou kunnen krijgen. In de kern gaat het erom – dat blijkt ook uit de artikelen – dat de overheid nadrukkelijk een boodschap heeft meegegeven aan de programmamaker. De overheid heeft die programmamaker of de omroep ook geld betaald om die boodschap te verpakken in het programma. Dit kun je echter noch in de aankondiging, noch in de aftiteling duidelijk maken. Daar hebben wij echter ook grote bezwaren tegen. Daar zou je volstrekt afstand van moeten nemen, want het is de kijker ook niet duidelijk. Het lijkt inderdaad op propaganda. Ik dank de minister-president voor zijn toezegging dat hij er door middel van een notitie nader op in zal gaan.

Minister Kok:

Voorzitter! Over de toezegging zijn wij het eens. Wij blijven het blijkbaar oneens over de vraag of dit al dan niet een eigenlijk onderdeel is van overheidsinformatie- en voorlichtingsbeleid. Het verbaast mij zeer dat de CDA-fractie zoveel principiële bezwaren heeft tegen een beleidslijn die in deze vorm reeds vanaf 1992 bestaat. Ik houd mij beschikbaar voor een gedachtewisseling over de vraag hoe er in concrete situaties met de concrete invulling wordt omgegaan. Het verbaast mij echter zeer dat de CDA-fractie ten principale afstand neemt van dit beleid.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! De minister-president heeft waarschijnlijk gelijk als hij zegt dat een en ander tot nu toe in overeenstemming is met de richtlijnen en de regels, maar ik denk toch dat er reden is om je te bezinnen. Wij geven 1200 mln. per jaar aan de publieke omroep. Zeker ten aanzien van de publieke omroep mag de kijker wat mij betreft verwachten dat het om onafhankelijke programma's gaat. Daarnaast is er 14 mln. beschikbaar voor sponsoring. Gelet op dit soort discussies lijkt het mij beter iedere schijn van beïnvloeding van programma's door de overheid te vermijden. Wat dat betreft zouden wij die 14 mln. moeten toevoegen aan het omroepbudget. Dan kan men daar de afwegingen maken. Ik zeg dat ook tegen de achtergrond van het feit dat mij tijdens dit vragenuur het bericht bereikte dat de directeur van de Rijksvoorlichtingsdienst inmiddels is toegetreden tot het bestuur van de Wereldomroep. Als dat klopt, dan vind ik dat nogal riskant. Wij moeten die weg niet op.

De voorzitter:

Dat is wel een beetje bezijden het onderwerp dat wij hier in dit mondelinge vragenuur behandelen.

De heer Bakker (D66):

Het heeft te maken met de vervlechting tussen overheid en omroep en de inhoud van programma's. Daar zou dit probleem zich juist heel pregnant kunnen voordoen en daarom leg ik het voor.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Ik hoor van de heer Bakker een ongebruikelijk pleidooi voor het verhogen van de omroepbijdragen. Ik denk niet dat dit de bedoeling is. Elke programmamaker en elke omroep kan weigeren. Er is sprake van een contract en een coproductie waarbij de redactionele onafhankelijkheid van de programmamakers gewaarborgd is. Uit de aankondiging en de aftiteling is het voor eenieder volstrekt duidelijk dat het een coproductie betreft. Ik zie daarom het probleem niet. Het gaat om ongeveer 1% van de totale omroepbegroting, zoals de heer Bakker zelf al aangaf. Dat is alleszins bescheiden te noemen. Ik denk dat er van beïnvloeding door de staat op de inhoud van de programma's geen sprake kan zijn.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! Is dat niet precies de reden dat wij het doen? Als de staatssecretaris zegt dat de staat geen invloed heeft op de inhoud van programma's, dan kan het net zo goed worden nagelaten. De reden om programma's te sponsoren, is de wil om via het programma iets te bereiken, zoals gedragsbeïnvloeding, informatie of wat dies meer zij. Daarmee is dan toch de journalistieke en programmatische onafhankelijkheid wel degelijk in het geding, ongeacht of daar goede afspraken over worden gemaakt. Ook in het belang van de kijker, die niet altijd precies de titelrol afkijkt om te zien wie er nu precies achter dat programma zit, is mijn stelling dat je beter iedere schijn kunt vermijden. Beslissingen over programma's kunnen dan ook beter in Hilversum vallen dan in Den Haag.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Het is aan Hilversum zelf om wel of niet te kiezen voor zo'n coproductie. Hilversum kan zelf beoordelen of dat de onafhankelijkheid van de publieke omroep in gevaar brengt. Dat geldt zeker voor de programmamakers. Verder zijn er allemaal waarborgen in de Mediawet. Ik zie dus dat gevaar niet. Voor de kijkers zitten de waarborgen in de aankondiging en in de aftiteling. De minister-president zei al tegen de heer Atsma dat het zeker niet om propaganda gaat. Als de heer Bakker de lijst ziet, die ook toegezonden zal worden, zal hem duidelijk worden dat het vooral gaat om informatieve en educatieve programma's. Dat zijn programma's waaraan geen enkele schijn van een probleem kan hangen. Het kabinet ziet hierin dus absoluut geen probleem.

De heer Bakker (D66):

Aan de hand van de notitie die wij krijgen, zullen wij verder discussiëren. De staatssecretaris zegt dat het om informatieve programma's gaat en er dus geen probleem is, maar er is juist in dat geval wel een probleem. Immers, welke informatie is belangrijk en wie bepaalt dat? Dat is de kern van de vraag. Wordt dat door de overheid bepaald of door de programmamaker? Afijn, het lijkt mij dat wij er nog wel op terug zullen komen.

De heer Nicolaï (VVD):

Voorzitter! De minister-president zegt dat hetgeen hier gebeurd is, volgens de richtlijnen kon en mocht. Een van de twee woordvoerders van de PvdA zegt dat ook, maar de andere woordvoerder verklaart dat het totaal in strijd is met de regels die zijn afgesproken. Dat oordeel heeft de VVD-fractie niet, maar wij zijn op dit moment wel ongelukkig. Wij vinden dat er wel degelijk twijfel over is of dit allemaal volgens de richtlijn gaat. Daarom stel ik er enkele vragen over aan de minister-president. Vindt hij het terughoudend om een bedrag van 3 mln. aan een serie van RTL4 over verkeersspelletjes te betalen? Vindt de minister-president het terughoudend om ook aan Fort Alpha geld te betalen, gezien de extra terughoudendheid die bij dramaseries betracht zou moeten worden.

Over het algemene doel is afgesproken dat het meer moet zijn dan beleid dat aanvaard is door de Kamer. Het moet beleid zijn waartegen überhaupt geen sprake kan zijn van noemenswaardige weerstand door noemenswaardige minderheden. Hoe kijkt de minister-president in dat verband aan tegen het meebetalen aan programma's om mensen uit de auto te krijgen? Hoe kijkt hij aan tegen de mogelijkheid dat betaald wordt om de verhoging van de benzineprijs wat acceptabeler te maken voor de Nederlandse bevolking?

Mijn derde vraag...

De voorzitter:

Het lijkt mij goed dat de minister nu eerst antwoord geeft op uw vragen tot nu toe.

De heer Nicolaï (VVD):

Zo u wilt, voorzitter.

De voorzitter:

Het lijkt mij nuttig, ja.

Minister Kok:

Voorzitter! Ik kan mij in redelijkheid niet voorstellen dat het serieus de bedoeling is om in dit vragenuur een aantal van die incidentele onderwerpen te bespreken.

De voorzitter:

Dat was precies de reden waarom ik even ingreep. Ik meen namelijk dat de Kamer hierover dan beter een procedurevergadering of een algemeen overleg kan houden. Op deze manier komen wij in het mondelinge vragenuur in ieder geval niet veel verder. Maar goed, misschien kunt u toch reageren op de vragen van de heer Nicolaï.

Minister Kok:

Ja, met dien verstande dat ik vind dat de individuele voorbeelden en onderwerpen juist goed aan de orde kunnen komen als de aangekondigde notitie van het kabinet voorligt. Naar mijn mening wordt in de praktijk, ook in de door de heer Nicolaï genoemde gevallen, inderdaad met wijsheid en voldoende terughoudendheid gehandeld. Het bedrag van 14,5 mln. is natuurlijk groot, maar het gaat over een periode van zes jaar en het moet bekeken worden in verhouding tot de honderden miljoenen die beschikbaar komen voor de omroepen voor het verzorgen van allerlei programma's. Het punt is niet dat wij de publieke omroep nog eens aan een paar miljoen extra willen helpen. De gedachte is dat de overheid een aantal beleidsdoelstellingen heeft, die ondersteund worden door het parlement en waarvoor het van belang is dat die door middel van de verschillende voorlichtingskanalen bekendheid krijgen. Het gaat dan om de overheid in de brede zin van het woord, niet om een toevallig samengesteld kabinet. De mogelijk heid van een coproductie doet zich dan voor. Sinds 1992 weet iedereen dat die mogelijkheid er is en hoe de regels daarvoor luiden. Soms is blijkbaar het schokeffect van een artikel nodig, waardoor iedereen wordt wakker geschud en zegt: hier moeten wij eens goed naar kijken. Dat kan gebeuren, maar ik ben niet van mening dat onder de verantwoordelijkheid van het kabinet een onvoldoende terughoudend beleid is gevoerd. Dat geldt ook voor de genoemde voorbeelden, die later in een specifieke gedachtewisseling tussen de betrokkenen misschien kunnen worden besproken.

De heer Nicolaï (VVD):

Ik heb nog een vraag voor de staatssecretaris in verband met de grote bedragen die naar de publieke omroep gaan en het probleem dat een gedeelte daarvan buiten de boeken wordt gehouden. De regels zijn op dit punt aangescherpt. Denkt de staatssecretaris dat het Commissariaat voor de media met die nieuwe regels in de hand wel het grijze gebied van het creatief boekhouden kan ontsluieren?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Dit is een heel belangrijk punt. In mijn opdracht aan het Commissariaat voor de media om de hele zaak zo duidelijk mogelijk te maken, zal ik ook aangeven dat het grijze gebied van de boekhouding zo transparant mogelijk gemaakt moet worden. In de notitie aan de Tweede Kamer zal daarover gerapporteerd worden.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Ik begrijp toch niet goed hoe zowel de minister-president als de staatssecretaris met droge ogen kunnen beweren dat het hier om niets meer of minder gaat dan het uitvoeren van bestaand beleid. Bij de behandeling van de Concessiewet in januari 2000 heeft de staatssecretaris duidelijk gezegd dat er wat hem betreft geen sprake mag zijn van sponsoring van informatieve programma's. Dat was de reden van de aanscherping, de reden waarom wij overgingen tot "nee, tenzij". Het staat letterlijk in de Handelingen. Wij kunnen dat allemaal nalezen. Hoe kan hij nu met droge ogen volhouden dat er geen sprake is van sponsoring van informatieve programma's als hij het gehele lijstje van coproducties leest? Ik wil graag een reactie op mijn stelling dat de staatssecretaris in strijd handelt met datgene wat hij hier bij de behandeling van de Concessiewet naar voren heeft gebracht.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Er ligt een misverstand in deze vraag besloten. De definitie van sponsoring volgens de Mediawet is het verstrekken van financiële of andere bijdragen door een overheidsbedrijf of particuliere onderneming die zich gewoonlijk niet bezighoudt met omroepactiviteiten of met de vervaardiging van audiovisuele producties ten behoeve van de totstandkoming of aankoop van een programmaonderdeel. Hieronder valt duidelijk niet het bijdragen van overheden aan coproducties. De aanscherping van het begrip sponsoring van "ja, mits" naar "nee, tenzij" is bedoeld voor informatieve programma's, maar geldt met name voor sponsoring door andere partijen.

De heer Verhagen (CDA):

Dus u stelt eisen aan andere partijen, maar diezelfde eisen stelt u niet aan de overheid zelf?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Ten aanzien van de overheid zelf bestaat een veel specifiekere gedragscode die dateert uit 1992. Deze code zal kritisch tegen het licht gehouden worden en daarover zal gerapporteerd worden aan de Tweede Kamer. In veel opzichten gaat die code verder dan de vereisten die aan particuliere sponsors gesteld kunnen worden.

De heer Verhagen (CDA):

Dat laat onverlet dat er door middel van de coproducties sprake is van sponsoring van een informatief programma.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Niet noodzakelijk. Nogmaals, de verschillende gedragslijnen die bij een bepaald ministerie en bij een bepaalde omroep gevolgd worden voor coproducties, zullen nog eens goed uitgelegd worden en kritisch tegen het licht gehouden worden. Ik zal in de notitie ook uitleggen hoe een coproductie verschilt van sponsoring door particulieren. Ik neem aan dat ik u daar nog uitgebreid over kan spreken, als u daar zoveel belangstelling voor heeft.

De heer Verhagen (CDA):

Ik wil graag dat u in de notitie ingaat op het verschil tussen sponsoring van informatieve programma's en coproducties. Ik denk dat u zichzelf toestaat wat u bedrijven niet wilt toestaan. Als de overheid geloofwaardig in dit dossier wil blijven opereren, kunt u dit op den duur niet volhouden.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Ik probeer het nog een keer. Een bedrijf kan niet het NOS-journaal gaan sponsoren om daar een bepaalde boodschap over het voetlicht te krijgen. Dat is echter iets heel anders dan de cases waarover het gaat bij de verschillende ministeries die een coproductie zijn aangegaan met de publieke omroep. Ook dat zal duidelijk worden uit de notitie.

De heer Verhagen (CDA):

Minister Pronk mag dus wel geld geven aan ontbijt-tv om daar aandacht te besteden aan het milieu in lijn met zijn beleid? Maar de ANWB mag ontbijt-tv niet sponsoren om aandacht te besteden aan een item tegen rekeningrijden?

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Ik ga hier niet in op specifieke vragen. Dit punt zal terugkomen en besproken kunnen worden aan de hand van de notitie.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter! De minister-president en de staatssecretaris spreken nu over het gezamenlijk tot stand brengen van coproducties. Mijn eerste vraag is: waar kan ik dat in de Mediawet vinden? Waar is dat gereguleerd? Ik ben niet gelukkig met dit nieuwe fenomeen, dat volgens mij nog nooit besproken is. Volgens mij gaat het verder dan sponsoring. Het suggereert wel degelijk dat er in ruil voor een financiële tegemoetkoming invloed is op de inhoudelijke programmering. Dat lijkt me in strijd met de regels voor sponsoring van het publieke bestel. Ik wil daar graag antwoord op hebben van de staatssecretaris.

Verder hebben wij bij de behandeling van de Mediawet gesproken over sponsoring. Het Commissariaat voor de media is voor het verbieden van sponsoring evenals GroenLinks.

De voorzitter:

Mevrouw Halsema, u trekt conclusies in plaats van vragen te stellen. Misschien kunt u ter afronding een vraag stellen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb al een vraag gesteld, maar ik wil er graag een aan toevoegen. In de geest van de wens van het Commissariaat voor de media lijkt het mij dat de overheid het goede voorbeeld moet geven en geleidelijk alle gelden verminderen die in publieke producties worden gestoken.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Wij hebben uitgebreid van gedachten gewisseld over het voorstel van het Commissariaat voor de media en GroenLinks van een totaalverbod op sponsoring tijdens de behandeling van de Concessiewet. Het lijkt niet aan de orde om die discussie weer open te breken. Wij zijn het er toen met elkaar, met een meerderheid van de Tweede Kamer over eens geworden om van een regime van "ja, mits" naar een regime van "nee, tenzij" te gaan. Ik laat het hier even bij.

Wat de vraag over de aangescherpte richtlijn van de overheid betreft het volgende. Deze regels zijn terug te vinden in een brief van de minister-president aan de Tweede Kamer van 15 oktober 1992. Deze aangescherpte richtlijn wordt ook gehandhaafd. Nogmaals, omdat de richtlijn al dateert van acht jaar terug, zal deze aangescherpte richtlijn in de notitie aan de Kamer aan de orde komen en kritisch tegen het licht gehouden worden. Zoals ik het nu kan bekijken, staat er echter een goede richtlijn. Hierover zal met de Kamer gesproken worden evenals over de informatie welke coproducties de ministeries zijn aangegaan met de publieke omroep. Wij kunnen daarover dan op grond van goede informatie van gedachten wisselen, als dat nog nodig mocht blijken.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter! De sponsoring van televisieprogramma's wordt toegestaan om sluikreclame tegen te gaan. Dat was de oorspronkelijke bedoeling. Dat lijkt nu ook bij de overheid niet goed te lukken. Er schijnen gevallen te zijn waar in de aftiteling de betrokkenheid van de overheid niet vermeld is. Ik vraag me af of de doelstelling om sluikreclame tegen te gaan, wordt gehaald. Dat lukt in ieder geval niet bij de commerciële omroepen. Ik vraag de staatssecretaris daarom of hij op grond daarvan nu niet verder wil gaan en serieus wil kijken naar het verder beperken van sponsoring en uiteindelijk het verbod van sponsoring. Dat is volgens mij de enige oplossing.

Verder wil ik aan de minister-president vragen of hij bij het advies van de commissie over de toekomst van de overheidscommunicatie die hij vorige maand in het leven heeft geroepen, deze discussie over de invloed die de overheid op televisieprogramma's heeft, wil betrekken. Misschien wil hij daarbij expliciet aandacht besteden aan de vraag waar coproductie zich echt onderscheidt van overheidspropaganda. Wanneer de minister-president straks optreedt in programma's met gekochte zendtijd zoals eerder in Koffietijd met Viola Holt, dan zou het advies van die commissie nog wel eens kunnen leiden tot een veelvuldiger optreden van de minister-president in dat soort programma's.

Staatssecretaris Van der Ploeg:

Voorzitter! Sluikreclame is niet de bedoeling en verboden vormen van sponsoring evenmin. Ook de publieke omroepen overtreden een enkele keer de wet op dit punt. De gevallen die – ook recentelijk – in de pers zijn genoemd, betreffen vooral zaken waarin het Commissariaat voor de media zijn plicht heeft gedaan, dat wil zeggen dat de overtredingen zijn opgespoord en bestraft. Daar werkt de wet dus.

Overigens zijn de regels het afgelopen jaar dusdanig aangescherpt dat er geen grijs gebied meer is. Sponsoring mag alleen via een contract met de omroep en de NOS kijkt mee. Alles wordt ook gerapporteerd aan de NOS. Elke omroep verstrekt jaarlijks een gespecificeerd overzicht aan het commissariaat. Dit leidt ertoe dat er voorlopig geen reden is om de regels aan te passen, maar wij zullen dit kritisch bekijken.

Mevrouw Wagenaar (PvdA):

Voorzitter! Overheidscommunicatie hoort natuurlijk open en transparant te zijn en in die zin verdienen open uitingen ook altijd de voorkeur. Dit neemt niet weg dat er ook andere uitingen mogelijk moeten zijn om breed gedragen beleid onder de aandacht van het publiek te brengen. In 1992 zijn er over coproducties strikte afspraken gemaakt. In die periode zijn ook andere discussies gevoerd over overheidsvoorlichting. Juist in het licht van de nieuwe mogelijkheden die ICT biedt en het feit dat de overheid zelf het web opgaat, vraag ik de minister-president om samen met de minister voor het grotesteden- en integratiebeleid een notitie op te stellen voor de Kamer, waarin de oude principia van overheidsvoorlichting tegen het licht worden gehouden en wellicht nieuwe te berde worden gebracht. Wellicht zijn wij hieraan toe.

Minister Kok:

Mevrouw de voorzitter! Op het laatste punt van mevrouw Wagenaar wil ik graag positief reageren, in die zin dat ik mij kan voorstellen dat dit onderdeel zou kunnen zijn van de memorie van toelichting bij de begroting van het ministerie van Algemene Zaken die het kabinet passeert en vanzelfsprekend met betrokkenheid van andere collega's kan worden voorbereid.

Misschien mag ik gelijk ook de vraag van de heer Van Bommel beantwoorden over de commissie die vorige maand is ingesteld. Ik heb er geen moeite mee om de artikelen en het hier gewisselde aan de voorzitter van de commissie over te brengen. De commissie kan dan zelf bezien in hoeverre zij op dit onderwerp wil ingaan. Ik voeg hieraan toe dat ik er belang aan hecht dat het kabinet sneller een notitie aan het parlement zal versturen. Ik ga ervan uit dat niemand in redelijkheid verbaasd kan zijn over de regels van 1992, zelfs niet als men er toen niet bij was. In 1992 was er aanleiding om het zo te doen. Die regels zijn dus bekend. Daarnaast verbaast het mij dat bij de behandeling van de Concessiewet blijkbaar niemand op het idee is gekomen om te vragen hoe de inbreng van de staatssecretaris zich verhoudt tot de bestaande regels inzake coproductie. Dit kan gebeuren. Wij zullen in ieder geval open informatie verschaffen en de precieze gegevens die de Kamer noodzakelijk acht. Wij zullen aangeven aan welke normen deze vormen van coproducties moeten voldoen en hoe die worden gehanteerd. De Kamer maakt uiteraard haar eigen afwegingen over de vraag of zij het nog eens is met die uitgangspunten respectievelijk met de wijze waarop die uitgangspunten in de praktijk zijn en worden gebracht.

De heer Van Bommel (SP):

Dit was eigenlijk niet mijn vraag. Ik vroeg of de minister-president bij het advies dat hij straks krijgt, maar misschien ook bij de adviesaanvraag aan de commissie, de zorgen van de Kamer wil betrekken. Er is kennelijk sprake van een grijs gebied tussen een coproductie en sponsoring of andere vormen van betrokkenheid.

Minister Kok:

De adviesaanvraag is reeds uitgegaan; de commissie is al aan het werk. Ik heb al toegezegd dat ik alle informatie die op deze gedachtewisseling betrekking heeft, aan de commissie ter hand zal stellen. Voor de duidelijkheid: dit betekent niet alleen de zorgen die zijn geuit, maar ook de uitleg die daarbij is gegeven.

Naar boven