Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 22 februari 2000 over de IJzeren Rijn.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Leefbaarheid en natuur zijn een zwaarwegend argument in de discussie over de reactivering van de IJzeren Rijn. GroenLinks vindt dit belangrijk en is van mening dat de Kamer hierover een uitspraak moet doen waarmee de minister op pad kan in de onderhandelingen met de Belgen en Duitsers. Een uitspraak van de Kamer is belangrijk, omdat anders in de lucht blijft hangen wat haar positie is, terwijl de Belgen en Duitsers wel duidelijk positie hebben gekozen in de discussie over de IJzeren Rijn. Dat is hun goed recht. Ik vind dat de Kamer dit ook moet doen om de minister een heldere positie te geven in de discussie. Ik wil daarom de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het nationaal park De Meinweg als natuurgebied de hoogste status heeft gekregen;

voorts overwegende, dat voor de Weerter en Budeler Bergen een habitatstatus in procedure is gebracht;

spreekt als haar mening uit dat een heringebruikname van de IJzeren Rijn door het Meinweggebied en de Weerter en Budeler Bergen onwenselijk is,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Steenhoven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (26828).

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Voorzitter! Deze motie lijkt heel erg op de motie die door de PvdA, de VVD en D66 in eerdere instantie is ingediend, maar is ingetrokken. Ik heb daar alleen de Weerter en Budeler Bergen aan toegevoegd.

Voorzitter! Het is in het kader van de discussie over de MER belangrijk dat alle mogelijkheden die actueel en relevant zijn, worden meegenomen. Wij hebben daar in het algemeen overleg een discussie over gehad, met name over de Montzenroute. Als er uiteindelijk een MER gaat komen waarin de Montzenroute niet wordt meegenomen, zal volgens ons zo'n MER aan veel kritiek blootstaan, niet alleen van Europese maar ook van Nederlandse zijde, omdat deze in het parlement niet goed bediscussieerd en bekeken kan worden.

Wij willen daarom de volgende motie aan de Kamer voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat een volledige MER-procedure voor de IJzeren Rijn noodzakelijk is waarin ook alle relevante tracés die als alternatief kunnen dienen, zijn opgenomen;

verzoekt de regering te bevorderen dat ook het Montzentracé onderdeel uitmaakt van deze milieueffectrapportage,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Steenhoven en Stellingwerf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32 (26828).

Mevrouw Verbugt (VVD):

Mevrouw de voorzitter! De VVD-fractie heeft eerder kenbaar gemaakt waarom zij problemen ziet op het punt van het tracé door De Meinweg. Wij opteren voor economische meerwaarde en voor een verantwoorde inpassing. Wij stellen vast dat een definitief tracé door De Meinweg niet de inzet is van het kabinet. Als er een tijdelijke oplossing nodig mocht blijken, zal deze ook echt tijdelijk zijn en zal hoe dan ook geen onherstelbare schade worden aangericht.

Er ligt op dit moment nog geen definitieve keuze voor, noch voor de korte noch voor de lange termijn. Onze wens om kansen op economisch terrein te benutten, zien wij terug in een motie van de PvdA, die wij hebben medeondertekend. De VVD vindt dat de Nederlandse vervoerders ook toegang moeten krijgen tot het grensoverschrijdend vervoer op de railverbindingen die wij thans aanleggen. Ik wil daarom de volgende uitspraak aan de Kamer voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, de ontwikkelingen met betrekking tot diverse grensoverschrijdende railverbindingen, zoals de HSL-Zuid, VERA-lijn en IJzeren Rijn;

voorts overwegende, het belang van het liberaliseren van het Europees spoorbeleid voor zowel personen- als goederenverkeer;

voorts overwegende, de voortgang die onlangs hiermee in de Europese Transportraad is geboekt;

verzoekt de regering in het overleg met de Belgische regering te bevorderen dat ook niet-Belgische, waaronder Nederlandse spoorwegondernemingen voor bi- en trilateraal vervoer van deze verbindingen gebruik kunnen maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verbugt, Feenstra, Giskes en Leers. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (26828).

De heer Leers (CDA):

Voorzitter! Het overleg dat de Kamer de afgelopen week heeft gevoerd met de minister van Verkeer en Waterstaat over de IJzeren Rijn, was alleszins bevredigend. De weg die de minister heeft uitgestippeld in het delicate onderhandelingsproces, heeft zonder meer de volle instemming van de CDA-fractie. Niettemin is er toch de behoefte om een tweetal uitspraken aan de Kamer voor te leggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de Belgische regering verzocht heeft om haar in de gelegenheid te stellen zo spoedig mogelijk rechtstreeks goederenspoorvervoer mogelijk te maken tussen de Antwerpse haven en het Ruhrgebied waarbij het gebruik van de zogenaamde Brabantroute als een mogelijke optie genoemd wordt;

overwegende, dat de Brabantroute reeds ernstige capaciteitsproblemen kent en de druk van het goederenvervoer de komende jaren vóór het gereedkomen van de Betuwelijn nog verder zal toenemen;

van mening, dat het ongewenst is dat het personenvervoer op de Brabantroute hierdoor in de knel komt;

verzoekt de regering aan de Kamer zo spoedig mogelijk te rapporteren wat de nog bestaande restcapaciteit op de Brabantroute is, welke groei van het goederenvervoer per spoor de komende jaren verwacht wordt anticiperend op het gereedkomen van de Betuwelijn en wat de consequenties kunnen zijn van de benutting van de Brabantroute voor personen- en goederenvervoer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leers, Feenstra, Verbugt en Giskes. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (26828).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat er besprekingen gaande zijn tussen Nederland, België en Duitsland over de mogelijkheid van reactivering van de IJzeren Rijn ten behoeve van het goederenvervoer;

constaterende, dat in dat verband besloten is onderzoek te starten naar het historisch tracé en de alternatieven daarvan;

van mening, dat bij de uitwerking van de alternatieven ook de mogelijkheid van het personenvervoer een rol moet spelen;

verzoekt de regering de mogelijkheid van personenvervoer nadrukkelijk te betrekken bij de uitwerking van de startnotitie en daarbij ook het tracé langs de A67 in beschouwing te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leers, Feenstra, Verbugt en Giskes. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (26828).

Mevrouw Giskes (D66):

Mevrouw de voorzitter! D66 vindt het belangrijk dat er een goede definitieve spoorverbinding komt van Antwerpen naar Duitsland. Tot die tijd moet een voorlopige oplossing worden getroffen. Wij hebben dan ook onze steun toegezegd aan het voornemen van de minister om een milieueffectrapportage te doen uitvoeren naar de gebruiksmogelijkheden van het historisch tracé via Limburg. Wij hebben nadrukkelijk om informatie gevraagd over de Montzenroute, wat daar nog mogelijk is, ook als het om een tijdelijke voorziening gaat. Ik wacht het antwoord van de minister op de motie-Van der Steenhoven met belangstelling af waarin de regering wordt gevraagd deze route zelfs in de MER-procedure te betrekken. Ik reken in ieder geval op nadere informatie.

Mijn fractie is verder van mening dat pas een afweging kan worden gemaakt van de ideale oplossing voor het definitieve tracé, als zicht bestaat op de samenhang tussen alle vervoersstromen per spoor door Nederland en België, voorzover er raakvlakken zijn met de Nederlandse kant. Ik heb hierom nadrukkelijk gevraagd, maar het antwoord van de minister was onbevredigend. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering ter voorbereiding van het Nationaal verkeers- en vervoersplan de Kamer vóór 1 april 2000 inzicht te geven in de samenhang tussen alle projecten en ideeën op het gebied van goederenvervoer per spoor in Nederland en, voorzover relevant voor Nederland, België,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Giskes, Verbugt, Feenstra, Leers, Van der Steenhoven, Van den Berg, Stellingwerf en Van Bommel.

Zij krijgt nr. 36 (26828).

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! Als ik mag aannemen dat de RPF ook namens het GPV spreekt, is deze motie Kamerbreed ondertekend. Met het oog op de bestrijding van motie-inflatie, voeg ik hieraan toe dat deze motie wordt ingetrokken als de minister alsnog heel nadrukkelijk toezegt dat zij deze informatie zal verstrekken. Ik hoop dat anderen dit ook zullen doen.

De heer Van den Berg (SGP):

Mevrouw de voorzitter! De discussie over de IJzeren Rijn is belangrijk, alleen al vanwege de consequenties voor het betrokken gebied. Daarover hebben wij al eerder gesproken. Ik zie echter nog een veel wijder belang in relatie met alle andere ontwikkelingen op het gebied van het railvervoer. Daarin moeten wij inzicht hebben. In de motie van mevrouw Giskes wordt hierom gevraagd; daarom zeg ik hierover nu verder niets.

Ik vind ook dat de relatie moet worden bezien met het totale goederenvervoersbeleid, ook over de weg en over het water. De minister heeft gezegd dat die afweging zal worden gemaakt wij in het kader van het NVVP, maar wij kunnen toch niet alles naar het NVVP schuiven. Wanneer krijgen wij het NVVP? De minister heeft gezegd dat het plan voor de zomer komt, maar in welke vorm? Ik herinner aan de oude discussie die wij ook al eens met mevrouw Giskes hebben gevoerd. In mijn ogen heeft het NVVP de status van een planologische kernbeslissing. Daartoe moet een hele procedure worden doorlopen. Mijn vraag is met andere woorden: wanneer kan de Kamer over het NVVP praten en een afweging maken van de verschillende aspecten van het goederenvervoer?

Een tweede vraag betreft de reactivering van de IJzeren Rijn, waarbij mijn fractie de grootst mogelijke zorgvuldigheid noodzakelijk acht, vanwege de gevoeligheid van het gebied. Dat is zeker het geval als wij spreken over reactivering op het huidige tracé. Mijn fractie stemt op zichzelf in met het streven van de minister naar een dubbelbesluit, waarbij een MER-procedure wordt gevolgd. Ik herhaal echter de vraag waarop ik in het AO geen antwoord heb gekregen. Er moet wel eerst overeenstemming met Belgen en Duitsers zijn over deze aanpak. Maar wat als die overeenstemming niet bereikt wordt?

Ik vraag dit ook in verband met het volgende. Ons is geworden een afschrift van de handelingen van het Belgische parlement. Minister Durant zei daar dat de Belgische regering akkoord ging met een korte MER-procedure, waarvan de maximumduur is vastgelegd. Eind februari zou zij daaromtrent garanties hebben, waarna zij het dossier zou reactiveren. Wat wordt bedoeld met een korte MER-procedure waarvan de eindtermijn is vastgelegd? Hoe past die in onze eigen nationale procedures? Maken wij andere afspraken, die de nationale wetgeving niet helemaal zullen volgen?

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter! Wij hebben deze week uitgebreid gedebatteerd over de mogelijke heringebruikname van de IJzeren Rijn. Toen is wel duidelijk geworden dat een goede afweging maken op dit moment niet mogelijk is, maar ook niet nodig is. Wij gaan eerst een studie doen naar het historische tracé en de mogelijke alternatieven. Ik heb al aangegeven dat daar ook andere vervoerswijzen bij betrokken zouden moeten worden, om tot een betere afweging te komen van de vraag of je iets per spoor, over de weg of over het water wilt doen. Daarom stel ik voor om bij het opstellen van een milieueffectrapportage uitdrukkelijk aandacht te besteden aan andere transportwijzen; vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat goederen behalve via spoor ook via weg en water vervoerd kunnen worden;

constaterende, dat in de startnotitie IJzeren Rijn uitsluitend wordt gedacht aan goederenvervoer per spoor;

verzoekt de regering te bevorderen dat ook goederenvervoer via weg en water onderdeel uitmaakt van de milieueffectrapportage over de IJzeren Rijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (26828).

De heer Van Bommel (SP):

Een tweede conclusie uit het debat van de afgelopen week is dat de regering in ieder geval de garantie geeft dat het definitieve tracé niet door het Meinweggebied zal lopen. Mijn fractie vindt het echter ondenkbaar dat ook de tijdelijke openstelling van dit tracé aan de orde zou zijn. Ik kanVan Bommel mij niet voorstellen dat de MER zou uitwijzen dat dit de beste oplossing zou zijn. Er is echter genoeg realisme bij de SP-fractie om die MER eerst af te wachten.

De heer Feenstra (PvdA):

Voorzitter! Wij hebben een goed overleg gehad, op zoek naar oplossingen met toekomstwaarde, voor de langere termijn. In dat kader hebben wij ook gezocht naar verantwoorde oplossingen voor de korte termijn, op basis van een MER-tracéprocedure. Daarbij zal gelet worden op de belangen van bewoners, natuur en landschap, milieu en economie en dat alles in goed nabuurschap. De procedure is nu nog in een vroeg stadium. Het is daarom van belang deze elementen in een uitspraak van de Kamer vast te leggen, ook in relatie tot onze zuiderburen. Ik dien de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, de startnotitie IJzeren Rijn als eerste stap in de gecombineerde MER-tracéprocedure;

overwegende, dat voor alle tracévoorstellen met toekomstwaarde conform de Tracéwet moet gelden dat de belangen van omwonenden en van natuur en landschap zoveel mogelijk worden ontzien;

overwegende, dat voor een aantal tracévoorstellen geldt dat de vervoerseconomische perspectieven van het multimodale transportcentrum van Venlo kunnen worden benut;

overwegende, dat het uiteindelijk vast te stellen tracé beschouwd moet worden als een onderdeel van een integraal vervoerseconomisch netwerk voor de Zeeuwse haven en Zuid-Nederland;

verzoekt het kabinet in de MER-tracéprocedure de via Venlo lopende tracévoorstellen én de economische betekenis van het integraal netwerk voor de regio nader uit te werken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Feenstra, Verbugt, Giskes en Leers. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (26828).

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! De discussie over de IJzeren Rijn is gebaat bij helderheid. De minister heeft in het algemeen overleg veel duidelijk gemaakt over de procedure en over haar doelstellingen. Daar waren wij tevreden mee, maar direct na het overleg kregen wij vanuit het Belgische allerlei relativerende geluiden over de MER te horen. Er werd bijvoorbeeld gezegd dat er bij tijdelijk gebruik van de lijn geen MER zou behoeven te worden gemaakt, maar dat er slechts gebruik gemaakt zou behoeven te worden van het materiaal dat bij de MER voor de definitieve oplossing beschikbaar zal komen. Nu hecht ik uiteraard veel waarde aan de woorden van de Belgen, maar nog meer aan het woord van deze minister. Ik vraag haar dus om een reactie hierop. En omdat ik na haar reactie geen motie meer kan indienen, doe ik het nu alvast. Wellicht is er na het antwoord van de minister geen stemming over de motie meer nodig, maar dat kan ik alleen achteraf beoordelen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de minister het toelaten van goederenvervoer over het historisch tracé van de IJzeren Rijn voor een beperkte periode niet uitsluit;

spreekt uit dat hierover geen besluit kan worden genomen dan nadat de MER-procedure volledig is afgerond,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stellingwerf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (26828).

Minister Netelenbos:

Voorzitter! Er zijn vele moties ingediend, maar ik heb het gevoelen dat ze voor een groot deel te maken hebben met toezeggingen die ik reeds gedaan heb, zodat ik die moties als ondersteuning zie.

Ik ontraad de Kamer aanvaarding van de motie van de heer Van der Steenhoven over het ongewenste van het weer in gebruik nemen van het Meinwegtracé, net zoals de vorige keer. Ik zou heel graag zien dat degenen die dit blijven zeggen, ook meewegen dat niemand zit te wachten op een internationaal conflict. Het is een zeer ingewikkelde procedure, waarbij wij ook moeten proberen om in de definitieve fase te doen wat in het belang van het milieu is. Ik ben blij dat de meerderheid van de Kamer deze benadering steunt, als ik het goed begrepen heb. En ik vind het jammer dat dit niet voor GroenLinks geldt.

De tweede motie van de heer Van der Steenhoven gaat over de MER en het Montzentracé. Ik ontraad de Kamer ook aanvaarding van deze motie. Dit tracé ligt namelijk niet in Nederland, zodat de Tweede Kamer hier niet over gaat. De Benelux is immers echt nog geen entiteit. De Belgen vinden de hele MER-procedure niet nodig, maar ik zal proberen om hen ervan te overtuigen dat er sprake moet zijn van een MER. Maar het gaat wel heel ver om tegen de Belgen te zeggen dat zij deze procedure ook op hun eigen grondgebied moeten toepassen. Dat kan echt niet.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb ook niet verordonneerd dat de Belgen dit zouden moeten doen, ik heb de minister in de motie gevraagd in het overleg te bespreken om de optie van het Montzentracé bij de MER te betrekken, ook omdat straks bij de beoordeling of er aan de Habitatrichtlijn voldaan wordt, ook de informatie over het Montzentracé nodig is.

Minister Netelenbos:

Ik ontraad aanvaarding van deze motie, omdat het proces waarmee wij bezig zijn, al ingewikkeld genoeg is. Ik zou willen dat u mij mijn werk laat doen en dat u het resultaat daarvan beoordeelt. Ik heb dus geen behoefte aan deze motie.

Voorzitter! De motie van mevrouw Verbugt gaat over het gebruik van het tracé door Nederlandse spoorwegondernemingen. Ik heb al in het overleg gezegd dat ik dit zeer voor de hand liggend vind, ook al omdat het tracé voor een deel over Nederlands grondgebied gaat. Dit moet een onderdeel zijn van de te maken afspraken, dus ik zie deze motie als ondersteuning.

Dan heeft de heer Leers een motie ingediend over personenvervoer over de IJzeren Rijn en bundeling met de A67. Beide zaken heb ik reeds in het algemeen overleg toegezegd en ik zie deze motie dan ook als ondersteuning van mijn beleid.

De heer Leers heeft samen met anderen ook nog een motie ingediend over de restcapaciteit van de Brabantroute. Ik heb in het overleg uitgelegd dat wij bezig zijn met het Toergoedprogramma. In juni kunnen wij daarover mededelingen doen, dan weten wij hoe het zit met de capaciteit en met de beslechting van geschillen op dat punt. Als dat in lijn is met de motie, dan zie ik deze als een ondersteuning. Ik zeg er wel meteen bij dat ik een en ander niet kan versnellen, omdat ik voor informatie ook afhankelijk ben van de NS.

In verband met de motie van mevrouw Giskes wijs ik de Kamer erop dat ik over het spoor en de samenhang met het goederenvervoer naar aanleiding van het plan van de heer Leers al had toegezegd dat wij een integrale visie zullen ontwikkelen. Ik zal mijn best doen om die voor 1 april aan de Kamer te sturen. De vraag van de heer Van den Berg over het NVVP en andere modaliteiten kan daarin niet voor 1 april worden verwerkt. Die materie is veel te complex. Het gaat hierbij onder andere om ruimteclaims, discussies met VROM en de vijfde nota ruimtelijke ordening te maken. In april zullen wij daarover overleg voeren met de betrokken landsdelen. Ik ga ervan uit dat het stuk in juni door het kabinet wordt geaccordeerd. Een deel daarvan is beleid, een deel is PKB en een deel is een agenda. Zo bouwen wij het stuk op. Het PKB-deel zal naar de Raad van State moeten worden gezonden. Het moet mogelijk zijn, met name omdat er een beleids- en agendakant inzit, dat de Kamer in juni over die onderdelen in een of andere vorm beschikt. Het integrale karakter van de benadering kan dan door de Kamer worden beoordeeld zonder dat zij voor het wettelijke deel op de Raad van State hoeft te wachten. Ik hoop derhalve dat mevrouw Giskes tot de conclusie komt dat haar motie niet nodig is. Het meeste is al toegezegd naar aanleiding van het stuk van de heer Leers.

De motie van de heer Van Bommel beoogt de elementen weg en water in de MER mee te nemen. Ik heb al uitgelegd dat het een Belgisch verzoek voor goederenvervoer over het spoor betreft. De heer Van Bommel kan zijn eigen beleid voor water daar wel naast leggen, maar – nogmaals – het is een Belgisch verzoek. Wij beantwoorden dat verzoek op onze manier en dat moet de heer Van Bommel respecteren. Ik ontraad aanvaarding van deze motie zeer. De Kamer en het kabinet kunnen discussiëren, maar als België het oude recht van overpad wil reactiveren, kan het kabinet niet over vervoer via binnenscheepvaart spreken.

De heer Van Bommel (SP):

In zijn algemeenheid klopt het wat de minister zegt. Het gaat er echter om dat uiteindelijk een definitief tracé gekozen wordt om het achterland te bereiken dat mogelijk voor een fors deel over Nederlands grondgebied loopt. Het kan voor de Nederlandse politiek zeer relevant zijn om dit te bekijken, omdat wij in het gesprek met onze zuiderburen tot een overeenkomst kunnen komen.

Minister Netelenbos:

Nogmaals, ik ontraad aanvaarding van de motie. Ik heb er ook geen behoefte aan om het algemeen overleg te herhalen. Natuurlijk moeten wij doorgaan met de discussie over de modal shift, maar ik kan de onderhandelingen met de Belgen niet ingaan als ik namens de heer Van Bommel moet stellen dat wij het spoor van de binnenvaart moeten volgen.

De heer Feenstra heeft een motie ingediend over de MER-tracéprocedure en Venlo. Ik zie deze motie als een ondersteuning van het beleid. In het algemeen overleg hebben wij hier al vele woorden aan gewijd.

De heer Stellingwerf merkte op dat de Belgen, nadat het algemeen overleg was gevoerd, de MER-procedure hebben gerelativeerd. Hij voert echter de discussie met mij en dat betekent dat de MER-procedure volgens Nederlands recht wordt afgewikkeld. Dit is een absoluut ontbindende voorwaarde. Ik zal uitleggen dat een MER-loos reactiveren niet tot tijdwinst leidt. Integendeel, dit zal tot vertraging leiden. De MER eist een periode tussen nu en 2001 en dat betekent dat op zijn vroegst in 2002 op het historische tracé kan worden gereden. Het is niet anders, het is Nederlands recht. Ik hoop dat de heer Stellingwerf na deze uitleg ook van mening is dat zijn motie overbodig is.

De heer Stellingwerf (RPF):

U vindt de motie overbodig?

Minister Netelenbos:

Inderdaad, ik vind de motie overbodig.

De heer Stellingwerf (RPF):

Dus trek ik mijn motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Stellingwerf (26828, nr. 39) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het eind van de vergadering over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven