Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, te behandelen op donderdag 25 november bij het begin van de vergadering:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene nabestaandenwet ter ontkoppeling van de vrijwillige verzekering Algemene nabestaandenwet van de vrijwillige verzekering Algemene Ouderdomswet voor gewezen verzekerden ouder dan 65 jaar (26866).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Met betrekking tot de orde van vandaag deel ik de Kamer mede dat de behandeling van de Tracéwet hedenavond geen doorgang kan vinden.

Op verzoek van de PvdA-fractie benoem ik in de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken het lid Bussemaker tot lid in plaats van het lid Van Gijzel en het lid Gortzak tot plv. lid in plaats van het lid Bussemaker.

Het woord is aan de heer Kamp.

De heer Kamp (VVD):

Mevrouw de voorzitter! De VVD-fractie wil de staatssecretaris van Justitie vragen naar de Kamer te komen om uitleg te geven over zijn beleid inzake alleenstaande minderjarige asielzoekers. Wij vragen de Kamer dus om toestemming om hem te interpelleren.

Ik geef graag in enkele zinnen aan waarom dat volgens ons nodig en urgent is. In het lopende jaar 1999 verdubbelt het aantal asielzoekers in Nederland ten opzichte van het jaar 1992, maar het aantal alleenstaande minderjarige asielzoekers vertienvoudigt in die periode. Dat aantal is nu ruim 500 per maand. De directe kosten van opvang en begeleiding lopen in de honderden miljoenen guldens. Daarom is deze interpellatie nodig.

De interpellatie is urgent, omdat een beleidsevaluatie en een beleidsnotitie die in maart 1998 waren aangekondigd, er nog steeds niet zijn. Over die stukken zijn in de afgelopen anderhalf jaar weliswaar mondelinge en schriftelijke toezeggingen gedaan, maar die zijn niet nagekomen. De VVD-fractie vreest dan ook er niet meer op te kunnen vertrouwen dat de laatste toezegging (u krijgt de beleidsevaluatie en beleidsnotitie in november van 1999) wél wordt nagekomen. Wij vinden verder uitstel van bespreking van dit onderwerp met de staatssecretaris onverantwoord. Daarom willen wij nú van hem weten wat er aan de hand is en wat hij gaat doen.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Voorzitter! Ik begrijp dat het normaal is dat elk Kamerlid om een interpellatie kan vragen, maar ik wil dit moment toch niet voorbij laten gaan zonder op een aantal procedurele rariteiten te wijzen. Zo is er over dit onderwerp al een algemeen overleg gepland op 20 januari. Wij gaan er dan ook van uit dat de notitie van de staatssecretaris binnen de gestelde termijn bij de Kamer komt.

Op 13 september jl. hebben wij met de staatssecretaris gesproken over de rapportage inzake asielketen, waaronder de alleenstaande minderjarige asielzoekers. Toen heeft de staatssecretaris een aantal redenen opgesomd waarom hij niet eerder dan in het najaar van 1999 met die notitie zou kunnen komen. Daar is de Kamer akkoord mee gegaan.

Als ik het wel heb, begint de winter pas op 21 december. Bovendien heeft de heer Kamp in het bewuste overleg op 13 september geen bezwaren geuit tegen deze termijn. Nu kan ik mij voorstellen dat de heer Kamp twee maanden nodig heeft gehad om wakker te worden, maar als hij nu echt wakker is, waarom vraagt hij niet om vandaag nog de interpellatie te houden? Immers, een interpellatie is een spoeddebat. Als het echt spoed heeft, waarom wil hij nog een week wachten?

De voorzitter:

Ik heb mij intussen laten informeren en gebleken is dat er gisteren een procedurevergadering is geweest van de vaste commissie voor Justitie. Ik vraag mij af, als dit zo speelt bij alle leden, waarom dit gisteren niet in die commissie is besproken. Als de andere leden het woord gevoerd hebben, vraag ik de heer Kamp om hierop te reageren. Maar misschien is de heer Hoekema, die de volgende spreker is, bij de procedurevergadering geweest en kan hij daar iets over zeggen.

De heer Hoekema (D66):

Mevrouw de voorzitter! Ik was niet in de procedurevergadering aanwezig, maar u stelt wel de vraag die ik via u aan de heer Kamp had willen stellen, namelijk waarom het niet gisteren is ingebracht in de procedurevergadering. De heer Kamp snijdt op zichzelf een belangrijke en urgente problematiek aan, maar er waren andere wegen denkbaar om er een debat over te hebben. Hij had een algemeen overleg voor de jaarwisseling kunnen aanvragen als hij, met enig recht, januari te laat vindt. Er had een brief aan de staatssecretaris kunnen worden gezonden met een verzoek om uitleg waarom de notitie niet is gekomen. Kortom, de problematiek is belangrijk, maar dit is een wat geforceerde U-bocht, waar mijn fractie vraagtekens bij zet.

De heer Wijn (CDA):

Voorzitter! Wij wachten al tijden op de notitie inzake het AMA-beleid; die was al door staatssecretaris Schmitz toegezegd. Als fractie van het CDA vragen wij ons steeds maar af waar die blijft. Ik houd het er maar op dat de coalitie zo verdeeld is dat zij niet tot beleid komt.

De voorzitter:

Ik heb de heer Kamp even laten uitspreken, hoewel ook hij veel te veel van dit soort aannames en constateringen deed. Dit is geen politiek debat, maar een procedureel debat. Ik verwacht dat hiermee nu verder rekening gehouden wordt.

De heer Wijn (CDA):

Wij hebben op 20 januari een debat over de AMA's. Het is nodig dat wij ons goed daarop voorbereiden. Het is dan ook noodzakelijk dat er nu eindelijk een notitie komt. Als dit met een interpellatie geforceerd kan worden, zijn wij daar een groot voorstander van.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter! Ik zal het recht op interpellatie van de heer Kamp niet blokkeren, maar ik sluit mij aan bij de woorden van mevrouw Albayrak. Het gaat om een onderwerp dat al lang loopt en er is hierover een algemeen overleg in januari gepland. Het is daarom de vraag of een interpellatie de juiste manier is om dit onderwerp uitvoerig met de staatssecretaris te bespreken.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Ik ben gisteren wel in de procedurevergadering geweest. Wegens tijdgebrek kon dit punt niet besproken worden, helaas.

Ik heb een vraag aan de heer Kamp naar aanleiding van zijn verzoek. Als wij in de interpellatie niet kunnen spreken over een notitie van de staatssecretaris, is de interpellatie van heel beperkte betekenis. Dan praten wij alleen over een procedure om zo snel mogelijk zo'n notitie te krijgen. De vraag is of hiervoor wel een interpellatie nodig is.

De heer Kamp (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Ik heb geprobeerd dit onderwerp aan de orde te stellen in de rondvraag van de procedurevergadering. Dat kon, maar het moest zeer kort. Volledigheidshalve heb ik gisteren alle woordvoerders persoonlijk benaderd en hen geïnformeerd. Er is in dit opzicht dus geen sprake van een overvaltechniek.

Ik vind het uitstekend om de interpellatie vandaag te houden als u het op korte termijn kunt plannen en de andere woordvoerders er prijs op stellen. Het leek mij dat het ook volgende week dinsdag kan, maar ik heb geen enkel probleem met de datum van vandaag.

Mevrouw Albayrak wees erop dat er een algemeen overleg in januari gepland is. Er kan nog zoveel gepland zijn. Het gaat erom dat wij het stuk niet hebben. Het stuk is voor maart 1998 aangekondigd omdat het zo urgent was. Vervolgens zou het in november van het vorige jaar komen, toen in juli van dit jaar en nu in november van dit jaar. Het stuk komt echter iedere keer maar niet. Deze week vertelde iemand van de immigratiedienst van Zweden mij dat Zweden dit jaar 80 alleenstaande minderjarige asielzoekers heeft gekregen.

De voorzitter:

Nee, mijnheer Kamp, dat doen wij niet nog een keer.

De heer Kamp (VVD):

Ik vind het een urgente zaak. De fractie van de VVD is van mening dat het prachtig is dat er voor januari een algemeen overleg staat gepland, maar waar het om gaat, is dat het stuk er na anderhalf jaar nog steeds niet is. Wij willen nu hom of kuit hebben van de staatssecretaris.

De voorzitter:

En het antwoord op de vraag van de heer De Wit waarover de interpellatie gaat? Ook ik ben daarin wel geïnteresseerd. U hebt daarover nagedacht: gaat de interpellatie over het feit dat de notitie er niet is, of wilt u inhoudelijk over het beleid praten?

De heer Kamp (VVD):

Ik wil de staatssecretaris vragen wat de feiten zijn. Hoe zit het met de enorme groei van het aantal alleenstaande minderjarige asielzoekers?

De voorzitter:

U doet het heel goed en heel slim, maar de vraag is of u in de interpellatie met de staatssecretaris wilt praten over de inhoud of over het feit dat de notitie er nog niet is.

De heer Kamp (VVD):

Na anderhalf jaar vertraging ga ik nu aan de staatssecretaris vragen wat er aan de hand is, hoe hij dit beoordeelt, wat de oorzaken van de huidige situatie zijn en welke maatregelen hij wil nemen om daar een einde aan te maken.

De voorzitter:

U beantwoordt de vraag niet. Mijn constatering is dat u beide wilt doen, maar dat het u vooral om de inhoud gaat.

Ik zeg er even bij tegen de leden dat wij bij eerdere vergaderingen van de commissie voor de Werkwijze der Kamer met elkaar hebben afgesproken – ik schijn het tegenwoordig per dag te moeten herhalen – dat wij een interpellatieverzoek in principe toestaan. Fracties kunnen altijd beoordelen of zij daar al dan niet aan willen deelnemen, maar er is een mores om te proberen elkaar dat toe te staan. Zo niet, dan moet u zeggen dat u het per se niet wilt. Anders kunnen we hier geen duidelijkheid scheppen.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Voorzitter! Mij is nog steeds niet duidelijk waar die interpellatie over moet gaan, ondanks het antwoord van de heer Kamp. Hij wilde de inhoudelijke redenen opnoemen waarom hij die interpellatie wenste, maar ik wijs er nog eens op dat hij diezelfde vraag over relatieve en absolute aantallen alleenstaande minderjarige asielzoekers in Nederland op 13 september aan de staatssecretaris heeft gesteld. De staatssecretaris zou dat onderzoeken en de uitkomsten van het onderzoek in de notitie opnemen. De heer Kamp heeft toen in zijn tweede termijn opgemerkt, dat hij daarmee akkoord ging maar dat het wel uitdrukkelijk in die notitie moest worden betrokken. Deze notitie ontvangen wij uiterlijk 21 december. Ik zie het werkelijk nog steeds niet!

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter! Ik zat toen in New York. Ik was helemaal niet bij dat overleg aanwezig!

De heer Hoekema (D66):

Mevrouw de voorzitter! Niets let de heer Kamp om dinsdag bij het vragenuurtje de staatssecretaris te vragen hoelang het nog duurt en niets let de heer Kamp om nog een uitvoerig algemeen overleg voor de kerstdagen te hebben. Ik zie nog steeds de noodzaak van die interpellatie niet in.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Ik voeg mij daarbij. Als de heer Kamp hiermee wil bewerkstelligen dat die notitie er inderdaad komt, dan kan een interpellatie een instrument daartoe zijn. Of dat het meest geschikte instrument is, is aan hem. Gaat het echter om de inhoud van het beleid, dan ben ik het met de heer Wijn eens, dat voor een dergelijk debat een zorgvuldige voorbereiding noodzakelijk is en dan kan het niet vanavond.

De heer Wijn (CDA):

Voorzitter! Als tot drie keer toe een notitie is toegezegd en zij maar niet komt, vind ik dit middel wel degelijk geëigend om daarover met de staatssecretaris van gedachten te wisselen.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter! Ik realiseer mij heel goed dat het recht van interpellatie een recht is van de Kamer. Ik heb aangegeven waarom de VVD-fractie na anderhalf jaar met de huidige situatie het geduld heeft verloren. Zij vindt dat dit belangrijk genoeg is en de meerderheid van de Kamer moet dit zelf maar beoordelen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het interpellatieverzoek toe te staan en de interpellatie nog hedenavond te houden. Het precieze tijdstip kan ik nog niet zeggen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Wit.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter! Gisteren is er een rapport verschenen van het Research centrum onderwijs en arbeidsmarkt van de Universiteit van Maastricht. Daarin wordt gesproken over een dreigende tweedeling op de arbeidsmarkt. Over ruim een week hebben wij de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en daarom wil ik de minister van Sociale Zaken vragen om een brief met een reactie op de essentie van dat rapport, en dat graag vóór de begrotingsbehandeling.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Ter Veer.

De heer Ter Veer (D66):

Voorzitter! Ik verzoek u het verslag van het algemeen overleg dat wij hedenochtend hebben gehad met de staatssecretaris van LNV en de minister van VROM over gewasbeschermingsmiddelen aan de agenda voor de volgende week toe te voegen. Onze voorkeur gaat overigens uit naar de donderdag, want wij krijgen nog een brief.

De voorzitter:

Wellicht wilt u na die brief het verslag niet meer op de agenda hebben.

De heer Ter Veer (D66):

De collega's zijn daarvan overtuigd, dus breng ik die boodschap alleen maar over.

De voorzitter:

Ik zal er rekening mee houden en de volgende week met een nader voorstel komen.

Het woord is aan mevrouw Van der Hoeven.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Namens de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen verzoek ik u het verslag van het algemeen overleg over geweld op school aan de agenda van de volgende week toe te voegen.

De voorzitter:

Ook daarvoor zullen wij een tijdstip zoeken.

Naar boven