Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Dankers aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over haar beweringen dat er voldoende geld zou zijn voor het wegwerken van de wachtlijsten in de thuiszorg.

Mevrouw Dankers (CDA):

Voorzitter! Gezondheidszorg, verzorging en verpleging behoren tot de sociale grondrechten van iedereen in ons land. Die sociale grondrechten staan steeds meer onder druk als gevolg van de problemen met de wachtlijsten. Te veel mensen moeten te lang wachten op de zorg waarvan een onafhankelijk orgaan heeft vastgesteld dat mensen die nodig hebben. Het vertrouwen in de Haagse politiek is zover gedaald dat de gang naar de rechter kennelijk voor een aantal burgers en organisaties de enige weg lijkt. De afgelopen weken is er een grote stroomversnelling ontstaan en begin deze week bleek dat er tal van procedures in allerlei sectoren komen. Over die procedures heeft de CDA-fractie geen vragen, want de rechterlijke macht gaat daarbij zijn eigen weg. Wij hebben wel vragen over de acties van de staatssecretaris in de afgelopen week naar aanleiding van alle berichtgeving. Op woensdagochtend koppen de kranten dat de staatssecretaris zegt dat er geld zat is voor het wegwerken van de wachtlijsten in de thuiszorg. Zij rekende voor dat daar ongeveer 100 mln. voor nodig is. Donderdag heeft de staatssecretaris een gesprek gevoerd met verzekeraars over extra geld voor de wachtlijsten. Wij hebben daarom een aantal vragen voor de staatssecretaris.

Als er genoeg geld is voor de wachtlijsten in de thuiszorg, waarom zijn die dan niet allang weggewerkt? Waarom zijn zij er nog steeds en waarom groeien zij altijd nog? Geldt het ook voor de andere sectoren dat er geen wachtlijsten zouden hoeven zijn omdat er voldoende geld is? Als er voldoende geld is voor de wachtlijsten in de thuiszorg, waarom legt de staatssecretaris dan een dag later extra geld op tafel in het gesprek met de verzekeraars?

De thuiszorg zegt dat niet 100 mln., maar ongeveer 230 mln. nodig is om de wachtlijsten weg te werken. Het NIZW geeft hen gelijk. Blijft de staatssecretaris bij de eigen inschatting dat het met 100 mln. zou moeten kunnen? Zo nee, hebben de anderen dan gelijk en geldt die onderschatting van de extra gelden die nodig zijn voor de wachtlijsten dan ook voor andere sectoren? Als het gaat om meer dan het dubbele bedrag, blijft de staatssecretaris dan van mening dat er voldoende geld is? Hoeveel geld heeft de staatssecretaris afgelopen donderdag in haar gesprekken met de zorgverzekeraars extra toegezegd? Op welke posten vond zij dat geld? Is de weergave in de kranten van heden daarover correct? Heeft het structurele werking, in afwijking van de meerjarenakkoorden? Heeft zij met de verzekeraars strategisch beraad gevoerd over te houden procedures, al dan niet door hen te starten, tegen de Staat der Nederlanden?

De voorzitter:

Ik denk dat ik in tweede termijn iets van uw tijd af moet trekken, mevrouw Dankers.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Mevrouw de voorzitter! Verleden week donderdag of vrijdag heeft de rechter uitgesproken in een kort geding dat de zorgkantoren een zorgplicht hebben ten aanzien van hun verzekerden en dat het beroep op overmacht dat zij hebben gedaan, niet gehonoreerd kon worden. Het is een buitengewoon belangrijke uitspraak van de rechter. Ik ben eerlijk gezegd ook blij dat met die uitspraak vast is komen te staan dat wij spreken over een verzekering, waarbij het zorgkantoor als uitvoeringsorgaan een zorgplicht heeft ten aanzien van zijn verzekerden. Dat is een heel belangrijke vaststelling.

Een ander belangrijk element in die uitspraak was dat de betreffende vier vrouwen onredelijk lang hebben moeten wachten. De rechter zegt impliciet dat er een normering dient te komen van wat als een aanvaardbare wachttijd beschouwd moet worden. Ook dat is een heel belangrijk uitgangspunt. Het is een van de elementen die in het plan van aanpak wachtlijsten met de sector, verzekeraars, zorgaanbieders en cliëntenorganisaties is overeengekomen.

Deze zomer hebben alle partijen met elkaar afspraken gemaakt over de aanpak van de wachtlijsten. Voor het plan van aanpak wachtlijsten in de thuiszorg en de ouderenzorg is in deze kabinetsperiode 1,3 mld. beschikbaar Volgend jaar is van die 1,3 mld. 420 mln. beschikbaar voor de aanpak van de wachtlijsten. In het betreffende interview naar aanleiding van de uitspraak van de rechter, vroeg de journalist of 1,3 mld. genoeg was. Ik heb die journalist hetzelfde geantwoord als ik altijd tegen de Kamer gezegd heb. Wij kunnen, omdat wij niet exact weten hoe groot de wachtlijsten zijn – omdat er sprake is van vervuiling maar waarschijnlijk ook nog van een onvervulde vraag van mensen die zich op dit moment niet melden – op dit moment geen harde garanties geven. Ik heb echter gezegd dat wij met het beschikbare bedrag in deze kabinetsperiode een substantiële bijdrage kunnen leveren aan het terugdringen van de wachtlijsten tot een hopelijk aanvaardbare lengte. Om dat te illustreren, heb ik een simpel rekensommetje gemaakt, namelijk wat er voor huishoudelijke hulp geboden door alfahulpen nodig zou zijn. De rekensom die door de thuiszorg is gemaakt, is niet gemaakt op basis van het tarief van een alfahulp maar van een thuishulp A van ƒ 50 per uur. Het verschil tussen de ƒ 50 en de ƒ 19 verklaart het verschil tussen de rekensom van de thuiszorg en mijn rekensom. Wat er in de praktijk nodig is, zal moeten blijken op basis van de vraag. In sommige situaties zal alfahulp toereikend zijn en in een aantal andere gevallen niet. Daarbij zal dus de zorgbehoefte van de cliënt voorop moeten staan. De rekensom was dus alleen een illustratie.

De terminologie "er is geld zat" komt niet uit mijn mond. Dit is de kop die erboven is gezet. Wel is er met de beschikbare bedragen uit het regeerakkoord een hele forse aanpak mogelijk.

Voorzitter! Mevrouw Dankers vroeg wat het overleg met Zorgverzekeraars Nederland van vorige week en gisteren – in breder verband met de andere meerjarenpartijen – heeft opgeleverd. De zorgverzekeraars hebben mij gevraagd om bij het contracteren van de zorg wat extra speelruimte te mogen hebben. Wij hebben vervolgens met elkaar vastgesteld dat bij een tweetal regelingen, de intensieve thuiszorgregeling en het persoonsgebonden budget nog sprake is van financiële ruimte. Het geld dat dit jaar beschikbaar is voor de aanpak van de wachtlijsten wordt dus niet volledig uitgegeven. Bij de intensieve thuiszorgregeling hebben wij vastgesteld dat de regelgeving voor de instellingen en de zorgkantoren belemmert dat het geld wordt uitgegeven. We hebben dus afgesproken dat zorgkantoren met instellingen aanvullende productieafspraken mogen maken, waardoor men extra zorg kan bieden. Ik heb overigens de zorgkantoren aangespoord, zoals we ook al eerder gedaan hebben, de beschikbare middelen die voor het PGB nog onbesteed blijven – ongeveer 30 mln. – daadwerkelijk toe te kennen en ervoor te zorgen dat daarmee zorg geleverd wordt, zodat de mensen van de wachtlijst af kunnen. Wij weten allen dat mensen vaak op de wachtlijst voor PGB en de wachtlijst voor zorg in natura staan, omdat zij willen kijken hoe zij het snelste aan de beurt zijn. Op het moment dat men meer gebruik maakt van de bestaande mogelijkheden, kunnen de wachtlijsten ook substantieel korter worden. Wij hebben dat vorige week donderdag met elkaar afgesproken. Daarover is vervolgens overleg geweest met de uitvoeringsorganen, het COTG en het College voor zorgverzekeringen. Gisteren hebben wij met alle partijen die betrokken zijn bij het plan van aanpak wachtlijsten en de meerjarenafspraken thuiszorg rond de tafel gezeten om te praten over de situatie. Iedereen heeft met de oplossingsrichting in kunnen stemmen. Partijen zijn uiteengegaan met de boodschap: "Handen uit de mouwen. We moeten er tegenaan". De urgentie van de problematiek is heel duidelijk. Er moet stevig werk van gemaakt worden. Voor de komende jaren zijn de middelen daarvoor beschikbaar. Er worden nu plannen gemaakt voor de omzetting daarvan in extra zorg ten behoeve van degenen die dat nodig hebben. Het is tevens van belang om vast te stellen dat alle partijen het erover eens zijn dat de extra middelen bij voorrang aangewend moeten worden voor de meest urgente gevallen.

De voorzitter:

Kunt u uw beantwoording afronden?

Staatssecretaris Vliegenthart:

Ik ga ervan uit dat aanstaande maandag bij de bespreking van de zorgnota verder gesproken zal worden over het plan van aanpak wachtlijsten.

Er is geen strategisch overleg met ZN over het al dan niet voeren van een kort geding tegen de staat ten behoeve van het verkrijgen van helderheid. Partijen maken een eigen afweging.

Mevrouw Dankers (CDA):

Voorzitter! Dit laatste zullen wij wel merken. De staatssecretaris heeft gezegd dat nu echt de handen uit de mouwen gaan. Was zij, gezien deze kwalificatie, van mening dat dit eerder niet het geval was? Voor de komende weken tot het eind van dit jaar wordt 42 mln. uitgetrokken. Welk bedrag is op basis daarvan volgend jaar nodig? Ik heb geen antwoord gekregen op de vraag of voor het wegwerken van de wachtlijsten in de thuiszorg 230 mln. of 100 mln. nodig is. Dat is van belang voor de beoordeling van de cijfers. Een forse aanpak is overigens iets anders dan het wegwerken van de wachtlijsten.

De staatssecretaris heeft middelen gevonden bij het persoonsgebonden budget en de intensieve thuiszorg. Dat verbaast mij bijzonder. Hoe kan er sprake zijn van onderuitputting als duizenden mensen wachten op een PGB? Het is raar dat deze middelen vanwege de regelgeving niet uitgegeven kunnen worden in de intensieve thuiszorg en dat dit geld vervolgens aan andere zaken wordt besteed. Graag helderheid op dit punt.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Voorzitter! Voor de aanpak van de wachtlijsten in de ouderenzorg is het belangrijk om de wachtlijsten voor de thuiszorg niet te isoleren van de wachtlijsten voor verzorgings- en verpleeghuizen. Wij weten dat een aantal mensen op dit moment wacht op een plaats in een verpleeghuis. Zij hebben veel thuiszorg nodig. Via de regionale aanpak die op dit moment wordt ontwikkeld, wordt gestreefd naar een integrale aanpak van de wachtlijsten in de regio. Theoretisch kan berekend worden wat er nodig is om de wachtlijsten voor de thuiszorg weg te werken. Gaat het om alfahulp, dan komt men uit op 100 mln., gegeven het aantal van 23.000 wachtenden. Gaat het om thuishulp A, dan is daarmee een bedrag van 233 mln. gemoeid. Dit zijn echter statische gegevens, waarbij geen rekening wordt gehouden met bijvoorbeeld ruimte die vrij kan komen voor meer hulp thuis via uitbreiding van verpleeghuiszorg. Vandaar dat een integrale aanpak wordt nagestreefd.

Voorzitter! Ten aanzien van de onderuitputting van het persoonsgebonden budget ben ik het met mevrouw Dankers eens dat het helpen van degenen op de wachtlijst voor het PGB ook een bijdrage levert aan het terugdringen van andere wachtlijsten. Vaak staat men op beide wachtlijsten. De zorgkantoren zullen de ruimte voor het benutten van het persoonsgebonden budget ook voluit moeten gebruiken, zodat het beschikbare geld daar ook daadwerkelijk aan wordt uitgegeven. Voor volgend jaar is er ook voor het persoonsgebonden budget 65 mln. extra beschikbaar. Zorgkantoren kunnen aan de slag en zullen dat ook doen.

Als onderuitputting bij de intensieve thuiszorg het gevolg is van strenge regelgeving, is het logisch om de regels te verruimen, zodat meer zorg geboden kan worden. Met de thuiszorginstellingen en Zorgverzekeraars Nederland is afgesproken dat men waarborgt dat iedere cliënt die intensieve thuiszorg nodig heeft, deze ook daadwerkelijk krijgt.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter! Aanstaande maandag gaan wij in op de zorgnota, waarbij dit onderwerp ook uitvoerig aan bod zal komen, maar ik wil de staatssecretaris nu toch vast twee punten voorleggen. Het eerste betreft de onderuitputting bij de regeling voor intensieve thuiszorg. Deze regeling is bedoeld voor mensen die meer dan drie uur zijn geïndiceerd voor verpleging en verzorging en is erop gericht dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. Ik ben er dan ook verbaasd over dat er sprake is van onderuitputting. Kan de staatssecretaris dit toelichten?

Voorts worden op dit moment allerlei individuele aanspraken gemaakt. Kan het kabinet vóór aanstaande maandag aangeven hoe het op deze individuele aanspraken anticipeert? Hoe zal het hiermee omgaan? Hoe verhouden deze individuele aanspraken zich tot de meerjarenafspraken?

Staatssecretaris Vliegenthart:

Voorzitter! De oorzaak van de onderuitputting in de ITZ-regeling is dat het een voorwaarde is dat men eerst drie uur algemene thuiszorg moet krijgen voordat aanspraak kan worden gemaakt op de regeling intensieve thuiszorg, die nog meer uren per dag mogelijk maakt. Er zijn relatief weinig mensen die aan de criteria voldoen. Daarom verruimen wij nu de regeling, waardoor meer mensen gebruik kunnen maken van de zorg.

Het antwoord op de vraag hoe wij met de uitspraken van de rechter omgaan, heb ik in reactie op opmerkingen van mevrouw Dankers reeds gegeven. Wij zijn op zichzelf blij met de uitspraken van de rechter. Deze leggen heel nadrukkelijk vast dat individuele burgers die geïndiceerd zijn, ook aanspraak kunnen maken op zorg. Het is buitengewoon belangrijk dat het verzekeringskarakter van de AWBZ op die wijze nog eens helder is vastgelegd en dat het zorgkantoor een zorgplicht heeft. Voor de aanpak van de wachtlijsten hebben wij een groot aantal afspraken gemaakt in het desbetreffende plan van aanpak en er is 1,3 mld. beschikbaar om de wachtlijsten te bekorten. Dat is de wijze waarop wij de wachtlijsten met de verschillende partijen in de komende tijd systematisch korter willen maken. Een van de elementen ervan is dat wij ook moeten afspreken wat wij beschouwen als aanvaardbare wachttijden. Het is heel belangrijk om burgers rechtszekerheid te geven over de termijn waarbinnen men daadwerkelijk kan worden geholpen. Met ZN is deze week afgesproken dat wij proberen om op 1 januari a.s. de conceptbeleidsregels op dit punt klaar te hebben, zodat wij helderheid kunnen verschaffen. Te zien is dan dat de individuele aanspraak van burgers ingekaderd wordt in de wijze waarop indicatieorgaan, zorgkantoor en instelling terzake samenwerken.

Mevrouw Hermann (GroenLinks):

Voorzitter! Bij de behandeling van de begroting heb ik gevraagd wie in juridische zin verantwoordelijk is voor de levering van de AWBZ-zorg. Daarbij heb ik gesteld dat het jammer was – ik zal geen harder woord gebruiken – dat over dit onderwerp juridisch getouwtrek was ontstaan waarbij de minister verwijst naar het zorgkantoor en het zorgkantoor naar de minister. Er is nu een uitspraak gedaan en die is toch iets ruimer dan de staatssecretaris zojuist citeerde. Het zorgkantoor is namelijk primair verantwoordelijk en heeft leveringsplicht, maar wanneer het zorgkantoor meent, daar niet volledig aan te kunnen voldoen, komt ook de regering weer in beeld. Graag verneem ik van de staatssecretaris of het feit dat nu door de rechter is uitgesproken wie er uiteindelijk de laatste verantwoordelijkheid heeft, geen signaal is dat deze regering haar verantwoordelijkheid niet geheel heeft genomen zoals zij dat hoorde te doen. Omdat het hier gaat over een onderwerp waarbij de zwaksten in de samenleving het gelag betalen, lijkt deze vraag mij extra belangrijk.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Ik ben met mevrouw Hermann van mening dat het buitengewoon belangrijk is om de wachtlijsten in de ouderenzorg en in de thuiszorg in het bijzonder, met spoed aan te pakken. Daar hebben wij geen verschil van mening over. In totaal is 2 mld. beschikbaar voor de werkdrukverlaging in de ouderenzorg en 1,3 mld. en voor het oplossen van het probleem rond de wachtlijsten. Dit geeft uitdrukking aan de prioriteit waarop ik doel. Wij hebben met alle partijen afspraken gemaakt over de manier waarop de wachtlijsten korter kunnen worden gemaakt. Dat dat urgent is, spreekt voor mij vanzelf. Ik ben het niet met mevrouw Hermann eens dat er op dit moment sprake is van juridisch getouwtrek. Het is helder dat de rijksoverheid verantwoordelijk is voor wet- en regelgeving en voor de macrofinanciële kaders, maar dat daarbinnen het zorgkantoor een zorgplicht heeft als het gaat om de uitvoering van de AWBZ. Dat is door de rechter bevestigd. Ik denk dat het goed is dat die helderheid bestaat. Wij zijn het met alle partijen – dus inclusief de zorgverzekeraars, de zorgaanbieders en de cliëntenorganisaties – eens over de aanpak van de wachtlijsten. Dat alles is neergelegd in meerjarenafspraken. Alle partijen hebben zo hun eigen verantwoordelijkheden, maar geven gezamenlijk invulling aan het traject in het kader waarvan de wachtlijsten bij voorrang worden aangepakt.

Mevrouw Terpstra (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie is buitengewoon verheugd dat de staatssecretaris alles op alles wil zetten om de wachtlijsten weg te werken en zij prijst haar dat zij de onderuitputting van het persoonsgebonden budget wil bewaren voor dat budget en het wegwerken van de wachtlijsten. Daarmee geeft zij gehoor aan een kamerbrede uitspraak. Bravo! Wij zien evenwel dat sommige zorgkantoren onvoldoende hebben gereageerd op de oekaze die de staatssecretaris hen via de Ziekenfondsraad heeft doen toekomen. Mogen wij ervan uitgaan dat de staatssecretaris zo spoedig mogelijk persoonlijk met die zorgkantoren – dus niet via de Ziekenfondsraad – overlegt over de besteding van de onderuitputting van het persoonsgebonden budget? Dat is van belang want op die manier zouden 2500 mensen extra kunnen worden geholpen. Het lijkt mij dat dat binnen zes weken moet kunnen worden gerealiseerd.

Er is ook sprake van onderuitputting bij het persoonsgebonden budget voor verstandelijk gehandicapten. Ook hier dreigt een rechtszaak en dat zouden wij eigenlijk moeten voorkomen. Mijn vraag is dan ook of de staatssecretaris deze onderuitputting in de orde van grootte van 30 mln. wil inzetten ten behoeve van om en nabij 1000 wachtenden.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Voorzitter! Ik ben met mevrouw Terpstra van mening dat wij samen met de zorgkantoren moeten nagaan waardoor de onderuitputting wordt veroorzaakt. Een aantal zorgkantoren doet het erg goed, terwijl andere achterblijven. De laatste kennen een vrij behoudende manier van toekennen en begroten. Wij hebben hierover vorige week met de zorgverzekeraars gesproken en wij zullen daarover verder spreken met de zorgkantoren. Wij willen namelijk dat het beschikbare budget volledig wordt benut voor de doelen waarvoor het is toegekend. Dat zijn wij dus hartgrondig met elkaar eens.

De onderuitputting van het persoonsgebonden budget voor verstandelijk gehandicapten is geringer dan die van het persoonsgebonden budget voor verpleging en verzorging, maar ook daar geldt dat de beschikbare middelen volledig moeten worden ingezet. Het is immers niet uit te leggen dat mensen moeten wachten, terwijl er wel geld beschikbaar is.

Mevrouw Van Vliet (D66):

Voorzitter! Ook wij zijn tevreden dat de staatssecretaris zo voortvarend te werk gaat bij het formuleren van een antwoord op de huidige ontwikkelingen. Wij zijn echter lichtelijk teleurgesteld dat de 42 mln. geen extra gelden bleken te zijn maar het resultaat zijn van verschuivingen binnen de meerjarenafspraken. Is de staatssecretaris niet van mening dat het verschuiven van gelden binnen de meerjarenafspraken eigenlijk in strijd is met de afspraak dat er voor de instellingen binnen de sector gedurende een aantal jaren helderheid bestaat over het beschikbare budget?

Staatssecretaris Vliegenthart:

Voorzitter! Ik wijs erop dat de verschuiving betrekking heeft op 1999 en niet op de periode 2000 t/m 2002. Voor die periode gelden de meerjarenafspraken dus volledig. Wij hebben met alle partijen overeenstemming bereikt over de gekozen oplossing. Mevrouw Van Vliet zegt dat wij voor deze oplossing geen bestaande middelen mogen gebruiken, maar dat wij hiervoor extra geld moeten vrijmaken. Ik wijs haar er dan wel op dat het de betrokken partijen om het even is waar het geld vandaan komt, zolang zij maar in staat worden gesteld om extra zorg te leveren. Het ligt daarom zeer voor de hand om gebruik te maken van het geld dat reeds beschikbaar is.

Mevrouw Kant (SP):

Mevrouw de voorzitter! Het is een falen van de politiek dat mensen bij de rechter hun recht op AWBZ-zorg moeten halen. De rechter heeft nu een uitspraak gedaan over de thuiszorg, maar er zijn natuurlijk nog veel meer mensen die wachten op zorg. Ik noem de 13.000 mensen die wachten op gehandicaptenzorg, de 28.000 die wachten op een plaats in een verpleeg- of een verzorgingshuis en de 70.000 kinderen die wachten op een plaats in de jeugdzorg. De staatssecretaris heeft nooit gezegd dat zij kan garanderen dat de nu beschikbare gelden voldoende zijn om alle wachtlijsten op te lossen. Gisteren is een rapport gepubliceerd waaruit blijkt dat de zorg nog 1 mld. nodig heeft om de problemen op te lossen. Dit bedrag is zo hoog dat zij deze garantie ook niet kan geven. De staatssecretaris geeft tegelijkertijd wel aan dat zij vindt dat die wachtlijsten moeten worden opgelost. De staatssecretaris kan met de gelden die haar nu ter beschikking staan, niet de garantie geven dat de wachtlijsten worden opgelost. Kan zij echter wel de garantie geven dat er, zo nodig, extra geld ter beschikking zal worden gesteld door het kabinet om de wachtlijsten op te lossen? Wanneer zal dit extra geld ter beschikking worden gesteld? Kan zij met andere woorden aangeven waar voor haar de deadline ligt?

Mijn volgende vraag is van een andere orde. Ik stel haar naar aanleiding van de schriftelijke vragen die het Kamerlid Vliegenthart in 1995 heeft gesteld. Zij stelde toen vragen over een rechterlijke uitspraak over de AWBZ-zorg en dan in het bijzonder over de jeugdzorg. Haar vraag luidde of de overheid niet verplicht is voldoende middelen ter beschikking te stellen voor de AWBZ-zorg. Ik ben heel benieuw hoe de staatssecretaris deze vraag van het Kamerlid Vliegenthart beantwoordt.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Voorzitter! De overheid stelt extra geld ter beschikking voor de bestrijding van de wachtlijsten. In antwoord op een eerdere vraag heb ik aangeven dat er in deze kabinetsperiode 1,3 mld. beschikbaar is voor de aanpak van de wachtlijsten. Mevrouw Kant heeft gelijk dat het mijn inzet is om de wachtlijsten zo snel mogelijk weg te werken. Dat ik geen garantie geef, heeft te maken met de onduidelijk over de ware grootte van het probleem. De oorzaak van die onduidelijkheid is de gebrekkige registratie en de vervuiling van het systeem. Omdat ik niet weet hoe groot het probleem precies is, kan ik niet aangeven wanneer het probleem zal zijn opgelost. Een en ander neemt niet weg dat ik een dergelijke garantie graag zou geven. Om dat te kunnen doen, zal ik echter eerst een beter zicht in de zorgvraag moeten hebben. Een essentieel onderdeel van het plan van aanpak wachtlijsten is dan ook het creëren van meer duidelijkheid over de zorgvraag. Vooruitlopend op het definitieve registratiesysteem, hebben wij inmiddels een enquête het land ingestuurd. De bedoeling hiervan is ons beeld van de stand van zaken te actualiseren. Deze gegevens kunnen ons in de loop van het jaar een antwoord geven op de vraag of wij op de goede weg zijn met hetgeen nu in gang wordt gezet en of de wachtlijsten daadwerkelijk worden teruggedrongen. Al met al mag er geen misverstand over bestaan dat het terugdringen van de wachtlijsten mijn eerste prioriteit is.

Mevrouw Van Blerck-Woerdman (VVD):

Voorzitter! De staatssecretaris zegt tegen mevrouw Kant dat zij geen inzicht heeft in de ware grootte van de wachtlijsten en dat zij daarom geen garanties kan geven. Eerder zei zij echter dat de wachtlijsten voor PGB-cliënten en die voor thuiszorg cliënten elkaar overlappen. Als zij onvoldoende inzicht heeft in de wachtlijsten, waar baseert zij die zekerheid dan op? Mogen wij er verder van uitgaan dat de staatssecretaris nog deze week met de zorgkantoren zal overleggen over de inzet van de PGB-middelen?

Staatssecretaris Vliegenthart:

Voorzitter! Ik heb al gesproken met Zorgverzekeraars Nederland. Als mevrouw Van Blerck doelt op het individuele overleg met de zorgkantoren, kan ik haar zeggen dat ik deze week hierover niet met hen zal overleggen. Ik zal bezien of dit overleg naar voren kan worden gehaald, maar ik kan daarover op dit moment niets met zekerheid zeggen. Wij hebben een en ander nadrukkelijk aan de orde gesteld bij het College voor zorgverzekeringen en bij Zorgverzekeraars Nederland. Wij gaan hiermee voortvarend aan de slag. Wij verschillen niet van mening over de noodzaak om dat geld te besteden.

Mevrouw Van Blerck vroeg hoe ik kan weten – bij een gebrekkig inzicht – dat er sprake is van dubbeltellingen. Wij krijgen vanuit de regio's geluiden. Aangegeven wordt dat burgers op twee paarden tegelijk wedden om te kijken of zij linksom of rechtsom het snelste aan de beurt zijn. Burgers die onzeker zijn over de wachtlijsten, kan niet worden verweten als zij zeggen: het maakt ons niet uit of wij het persoonsgebonden budget of zorg in natura eerder kunnen krijgen. Er is een kleine groep mensen die echt ten principale kiezen voor een persoonsgebonden budget en absoluut geen gebruik willen maken van de zorg in natura. Het is verhoudingsgewijs een kleine groep.

De heer Oudkerk (PvdA):

Voorzitter! Des Pudels Kern is natuurlijk de vraag of wij het in dit land willen dat iedere vorm van zorg uiteindelijk via de rechter moet worden afgedwongen of dat de overheid daarvoor garanties wil geven. De staatssecretaris heeft gereageerd op een rechterlijke uitspraak. Dat is mooi. Wij willen maandag als wij met de minister en de staatssecretaris spreken over de meerjarenafspraken, kunnen beoordelen welk gedeelte van de zorg echt zoveel acute problemen in zich heeft, dat de meerjarenafspraken wellicht moeten worden aangepast. Ik vraag de staatssecretaris nogmaals met klem om voor aanstaande maandag – het liefst vrijdag – een kabinetsnota terzake aan te bieden zodat wij erover kunnen debatteren en wij voor de korte termijn die acute problemen kunnen aanpakken die werkelijk aanpak vergen.

Staatssecretaris Vliegenthart:

Voorzitter! Misschien praten wij langs elkaar heen. Ik heb van de zomer het plan van aanpak wachtlijsten naar de Kamer gestuurd. Daarin is aangegeven welke middelen beschikbaar zijn voor de aanpak van de wachtlijsten. Van het totale beschikbare budget voor de ouderenzorg van 2 mld. is 675 mln. bestemd voor de aanpak van de werkdruk, extra handen aan het bed en verbetering van de kwaliteit en 1,3 mld. voor de aanpak van de wachtlijsten. Daarover is stevig onderhandeld. Dat zijn de prioriteiten die zijn gesteld. In de stukken staat al datgene wat er aan informatie op dit moment beschikbaar is op grond waarvan kan worden aangegeven of wat beschikbaar is ook toereikend is. Ik zal proberen op basis van de regionale plannen die vorige week bij het departement zijn ingediend aan te geven hoe de verdeling er op hoofdlijnen uitziet. Het kan geen detailleerde beschouwing zijn. Van belang is dat wij niet alleen kijken naar volgend jaar. Ook in de jaren erna komen er nog nieuwe tranches extra middelen beschikbaar. De kern van de benadering blijft dat wij vinden dat men in de regio moet kijken wat de knelpunten zijn en waarop op hoofdlijnen wordt ingezet. Ik denk dat wij in een aantal situaties moeten zeggen dat wij het in Den Haag niet beter weten dan de partijen in de regio die met hun neus op de problemen zitten en prima weten waar de accenten gelegd moeten worden.

Naar boven