Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (XIV) voor het jaar 1999 (26200 XIV);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Landbouw-Egalisatiefonds, afdeling A, voor het jaar 1999 (26200 B);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Diergezondheidsfonds voor het jaar 1999 (26200 G),

en van:

- de motie-Van Ardenne-van der Hoeven/Schreijer-Pierik over een onevenredig nadeel voor knelgevallen in de varkenshouderij (26200-XIV, nr. 9);

- de motie-Waalkens c.s. over een oplossing voor 26 categorieën knelgevallen in de varkenshouderij (26200-XIV, nr. 10);

- de motie-Ter Veer c.s. over voorlichting over bedrijfsbeëindiging in de varkenshouderij (26200-XIV, nr. 11).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Ik dank beide bewindslieden voor hun uitgebreide mondelinge en, vooruitlopend op dit debat, schriftelijke beantwoording. Wij hebben dit debat als constructief ervaren, omdat zij een aantal toezeggingen hebben gedaan die mijn fractie veel aanknopingspunten geven voor een toekomstige discussie over een aantal essentiële onderwerpen. Ik noem allereerst de inkomensvorming. De minister heeft hierover gezegd dat die een wezenlijk onderdeel zal vormen van de discussie over zijn beleidsagenda voor de komende jaren. Ik ben daar blij om, omdat hij zelf gezegd heeft dat er in het peloton nogal wat boerenbedrijven zijn die moeilijke jaren doormaken. Ook de Kamer kan het daar niet bij laten.

Mijn tweede punt betreft het beroemde poldermodel, het overlegmodel dat zo succesvol was en zal zijn. Ik heb begrepen dat beide bewindslieden bereid zijn om dat model in ere te herstellen, dat wil zeggen: overleg voeren met sectoren en daarna kijken op welke wijze maatregelen kunnen worden ingepast in een traject, opdat de doelen worden vastgesteld.

Voorzitter! Maar er blijven nog wat haken en ogen over in het financiële kader van deze begroting en van de meerjarenbegroting. Het valt ons op dat beide bewindslieden niet heel zeker zijn van hun financiële vertaling. Ik denk dat het belangrijk is dat zij zich daarvan bewust zijn. Je kunt ambities hebben, je kunt heel veel mooie verhalen houden, maar als je in overleg met provincies gebiedsgerichte plannen wilt uitwerken, komt het er toch op aan dat je met elkaar precies weet wat de budgetten zijn. Op dit moment is dat onduidelijk. De minister heeft het over stapelen. Ik heb vooralsnog alleen nog maar bezuinigingen kunnen stapelen: bezuinigingen op landinrichting, bezuinigingen voor het Groene Hart, bezuinigingen bij de Landbouwuniversiteit. Kortom, er zijn te veel bezuinigingen en er is nog een achterstand die weggewerkt moet worden. Vervolgens is er een betrekkelijk kleine financiële impuls. Ik denk dat het lastig wordt om de ecologische hoofdstructuur uit te voeren binnen de gestelde kaders; dat het lastig wordt om de reconstructie van de varkenshouderij, het zandgrondenbeleid en de nitraatrichtlijn uit te voeren. Natuurlijk wachten wij met belangstelling de activiteiten van beide bewindslieden af en wij sporen hen aan om, daar waar financiële mogelijkheden zijn, die zo goed mogelijk te benutten.

Voorzitter! Ik zou de Kamer graag een aantal moties voorhouden. De eerste gaat over het Diergezondheidsfonds. De VVD heeft in eerste termijn gesteld dat zij het belangrijk vindt dat de melkveehouderij zelfstandig het Diergezondheidsfonds zal kunnen beheren. De fractie van het CDA is het daarmee eens en zij stelt de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat thans de uitvoering van het Diergezondheidsfonds een overheidstaak is;

van mening, dat het innen en beheren van heffingen ten behoeve van dierziektebestrijding een publiek-private verantwoordelijkheid behoort te zijn;

verzoekt de regering ten behoeve van het Diergezondheidsfonds varkenshouderij over te gaan tot de instelling van een gebruikersraad,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ardenne-van der Hoeven, Stellingwerf en Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (26200 XIV).

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Ik heb zojuist een motie voorgelezen die te maken heeft met het huidige Diergezondheidsfonds varkenshouderij. Ik wil aansluitend en meer specifiek voor de melkveehouderij, in lijn met de uitspraken van collega Oplaat, de volgende motie aan de Kamer voorhouden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het beheer van een fonds voor politionele dierziekten een publiek-private verantwoordelijkheid is;

constaterende, dat de melkveehouderij zich bereid heeft verklaard de 70 mln. voor het fonds zelf te beheren;

verzoekt de regering het fonds politionele dierziekten voor de melkveehouderij door de sector te laten beheren binnen de publieke randvoorwaarden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ardenne-van der Hoeven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (26200 XIV).

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Ik wijs de minister en de staatssecretaris erop dat het bij het Diergezondheidsfonds om grote bedragen gaat. Ik heb zojuist een bedrag van 70 mln. genoemd voor de melkveehouderij. Maar het fonds loopt bijvoorbeeld op dit moment zo'n 25 mln. aan rente op. De sector zou natuurlijk heel graag over dergelijke bedragen willen beschikken en er een bestemming aan kunnen geven.

Mijn volgende motie heeft te maken met het agrarisch natuurbeheer. Wij komen tot de constatering dat het in Nederland schort aan natuurontwikkeling. Het is de vraag of wij aan de ambities met betrekking tot natuuraankopen kunnen voldoen. Ik wil de Kamer dan ookVan Aardenne-van der Hoeven graag de volgende motie voorhouden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat agrarisch natuurbeheer ook dient te worden aangemerkt als natuurcompensatie;

verzoekt de regering het areaal agrarisch natuurbeheer versneld uit te breiden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ardenne-van der Hoeven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (26200 XIV).

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Ik kom bij de laatste motie en die heeft te maken met de waterschade. Niet alle bedrijven die met waterschade te maken hebben, vallen onder de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen. Ik zou graag de minister willen voorhouden dat er een regeling bestaat die te maken heeft met de 30/70-regeling. Wanneer je extreme schade hebt, moet je een deel zelf betalen en voor het overige kun je een beroep doen op fondsen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen (WTS) voor een belangrijk deel tegemoetkomt aan de waterschade die vele akkerbouwers en tuinders als gevolg van de zware regenval hebben ondervonden;

constaterende, dat in gebieden waar minder dan 100 mm neerslag is gevallen, eveneens sprake is van extreme schade zoals bijvoorbeeld bij aardappeltelers in Groningen maar ook elders in ons land;

verzoekt de regering voor deze eveneens zwaar gedupeerden een bevredigende schaderegeling te treffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ardenne-van der Hoeven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (26200 XIV).

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! In het debat is mij verder opgevallen dat met name de coalitiepartij VVD veel heeft geblazen als het gaat om de financiële vertaalslag van deze begroting.

Ik had van de heer Geluk verwacht dat hij met voorstellen zou komen om voor de glastuinbouw meer geld uit de ICES-pot ter beschikking te stellen. Dat is niet gebeurd.

Ik had van de VVD en met name van de heer Oplaat verwacht dat hij de motie van het CDA zou steunen om op zo kort mogelijke termijn tegemoet te komen aan de schrijnende gevallen in de varkenshouderij. Dat is ook niet het geval. Ik constateer dat de VVD buiten blaast en binnen zwijgt!

De heer Geluk (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Ik wil graag even reageren. Het is gemakkelijk om veel meel in de mond te nemen, maar dan ga je ook blazen.

Het CDA heeft een voorstel gedaan bij de behandeling van de Vinex om bijvoorbeeld een nader onderzoek te vragen met betrekking tot het gebied in de Hoeksche Waard dat bestemd is voor de glastuinbouw. De mogelijkheid tot herstructurering van glastuinbouw in de Hoeksche Waard is daardoor vertraagd. Hoe moet ik dat rijmen? Juist daar zouden wij glastuinbouw willen entameren en nu wordt het op die manier onmogelijk gemaakt.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Als het aan mijn fractie ligt, zal de Hoeksche Waard zo snel mogelijk worden ontwikkeld, ook voor de glastuinbouw. Daarover geen enkel misverstand.

De heer Geluk (VVD):

Sterker nog, mevrouw Van Ardenne, u heeft een motie ondertekend waarin wordt gevraagd dat op de langere termijn te schuiven. Ik begrijp dat niet.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Ik begrijp het wel. Het is van het hoogste belang dat in de Hoeksche Waard een glastuinbouwcomplex wordt ontwikkeld. Mijn fractie is van mening dat dit ook moet gebeuren. Sterker nog, het staat op dit moment in de streekplannen van de provincie. Op dat punt staat dus niets in de weg.

Ik heb echter een heel ander punt aangesneden, namelijk de financiële vertaalslag. De ruimtelijke ordening is belangrijk, maar dat was mijn punt niet.

De heer Geluk (VVD):

Maar u weet dat er een regeerakkoord is, waaraan ook wij gebonden zijn. Wij trekken onze handtekening daaronder niet terug. Die blijft staan. Vandaar dat wij toch moeten kijken naar wat de regering in dezen doet. Dat hebben wij ook gedaan.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Dat respecteer ik. Natuurlijk, u moet zich aan het regeerakkoord houden, maar schrijft u dat dan ook in De Bloemisterij. Schrijft u dan niet, dat u nog mogelijkheden ziet om daarin verandering aan te brengen, want dat heeft u vandaag en gisteren niet gedaan.

De heer Geluk (VVD):

Nee, dat is niet waar.

De voorzitter:

De laatste keer, mijnheer Geluk!

De heer Geluk (VVD):

Dat soort aantijgingen wil ik natuurlijk bestrijden. Ik heb het juist wel gedaan. Ik heb gezegd dat het moet gebeuren via het sprokkelen in andere potten, bijvoorbeeld bij de CO2. Ik vind het wat aanmatigend dat u dit soort dingen tegen mij zegt, mevrouw Van Ardenne.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

De CO2-gelden zijn al geoormerkt. U put uit dezelfde pot. Dat is volstrekt niets nieuws.

De heer Waalkens (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Ik dank de minister en de staatssecretaris voor hun antwoorden.

Het antwoord met betrekking tot de kostenontwikkeling bij het quotum en met name de verhuur is voor ons niet voldoende. Het element mobiliteit dat wij willen inbrengen, is niet genoemd. Daarom stellen wij de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

gezien de voorstellen van de Europese Commissie in Agenda 2000;

kennisnemend van de in snel tempo naderende discussie over het quoteringssysteem als onderdeel van de Commissievoorstellen;

bezorgd over de oplopende quotumprijzen en de daardoor verslechterende concurrentiepositie van de Nederlandse melkveehouderij;

gezien de nationale mogelijkheden die de minister heeft hierin actief in te grijpen;

verzoekt de minister op korte termijn met maatregelen te komen die de kosten van het quotum verlagen en de mobiliteit in de sector vergroten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Waalkens, Ter Veer en Oplaat. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (26200 XIV).

De heer Waalkens (PvdA):

De minister heeft gesproken over het zoeken naar modaliteiten voor de mogelijke financiering van het kenniscluster. Wij willen daarbij nog eens nadrukkelijk wijzen op hetgeen in de beleidsagenda wordt gesteld: het beschikbaar stellen van stimuleringsgelden voor heroriëntatie.

Wij vragen aandacht voor de dynamiek in de herstructurering van de glastuinbouw. De LNV-inspanningen zullen gericht moeten worden op het verkrijgen van gelden die bij de verdeling van de ICES-gelden vrij zijn gekomen. De argumenten daarvoor kunnen gevonden worden in de RO-componenten en het CO2-beleid.

Wij hebben een discussie gevoerd over de knelgevallenregeling. Wij zijn bijna aan het debat daaromtrent. Gezien de toezegging van de minister om de in eerste termijn ingediende motie mee te nemen in de beantwoording, trekken wij die motie bij dezen in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Waalkens c.s. (26200-XIV, nr. 10) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Ik dank de bewindslieden voor hun beantwoording. Het is prima om het compensatiebeginsel vast te leggen in de Natuurbeschermingswet. Ik vraag wel of dat alstublieft snel kan gebeuren en of het alstublieft geen eenheidsworst wordt. Er moeten criteria worden gesteld per doeltype. De bewindslieden hebben voor de gewone compensatie al gezegd: rood betaalt voor groen. Ik voeg daaraan toe dat dit voor de echte grote werken niet voldoende is. Dan zal er sprake moeten zijn van een win-winsituatie.

Wij houden de bewindslieden van harte aan hun inzet om te ontsnipperen. Ik neem aan dat wij de subsidieregelingen in het kader van het programma beheer ter bespreking krijgen voorgelegd. Het verwerven van gronden blijft mogelijk als particulier natuurbeheer niet wordt gecontinueerd. Willen de bewindslieden bevestigen dat de middelen voor dat beheer dan ook terugvloeien naar het groenfonds om aangewend te kunnen worden voor verwerving? Die middelen moeten niet terugvloeien naar de algemene middelen.

Ik constateer een goede houding bij de bewindslieden ten opzichte van de landinrichting. Ook dat onderwerp komt hier weer aan de orde. Bekeken zal worden wanneer de vogelrichtlijngebieden kunnen worden uitgebreid. Wanneer kan de staatssecretaris de Kamer daarover informeren?

Het is van wezenlijk belang om de kwantitatieve en kwalitatieve tussendoelstellingen en instrumenten zeker te stellen. Op die manier kan de vinger aan de pols worden gehouden. Dat willen wij nogmaals bevestigen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden. Ik denk dat wij zeker een interessante periode met hen tegemoet kunnen gaan. Allereerst wil ik de minister een vraag stellen over het Europese landbouwbeleid. Hij heeft gezegd dat hij het LEI-rapport over productiebeheersing in ieder geval zal betrekken bij de discussie over de inkomensvorming. Dat lijkt mij een goede zaak. De minister ziet op dit moment in de Europese discussie en de WTO-discussie nog geen ruimte voor een dergelijk scenario. Is hij wel bereid om te zoeken naar aansluiting bij andere landen? Wellicht zitten meer Europese landen met problemen met verdergaande liberalisering en dus met druk op de inkomens in de landbouwsector. De minister stelde tevens, gesprekken aan te willen gaan over het Europese beleid in het kader van de Agenda 2000. Wil hij dit tot een publiek debat maken, waarbij hij niet alleen de landbouwsector maar de landbouwsector in den brede betrekt? Ik denk dan ook aan allerlei kritische groeperingen en maatschappelijke organisaties die wel degelijk opvattingen hebben over deze zaak.

De minister heeft mijn verzoek ingewilligd om in te gaan op voorstellen om de productie en de verwerking van vlees in eigen land te houden. Hij heeft gezegd een dergelijke ontwikkeling te willen faciliëren. Wil hij daarvoor financiële middelen ter beschikking stellen? Ziet hij mogelijkheden om een bepaalde vorm van heffing op vlees, zoals voorgesteld in een rapport van de FNV en Dierenbescherming, in te zetten als middel om zo'n proces te versnellen?

Ik herhaal dat het moment is aangebroken om ook in de kippensector een plafond te stellen. Daar loopt het mestprobleem uit de hand. Ik leg daarom de volgende motie voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de pluimveesector in zijn nota 'Iedereen kiplekker' in april 1998 de regering verzocht zo spoedig mogelijk een groeistop in te voeren in de pluimveehouderij;

constaterende, dat de groei van de pluimveestapel in 1997 volgens de meitelling van het CBS bijna 5 miljoen dieren was;

constaterende, dat er in 1998 en 1999 geen maatregelen zijn voorzien die een verdere groei van de pluimveestapel beperken;

overwegende, dat de groei van het aantal dieren in de pluimveehouderij de mestreducerende maatregelen in de varkenshouderij ondermijnt;

verzoekt het kabinet zo spoedig mogelijk een systeem van verhandelbare pluimveerechten in te voeren en de Kamer daartoe op korte termijn een voorstel te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (26200 XIV).

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Over het welzijn van kippen komen wij nog later te spreken. Ik zou in ieder geval onder de aandacht van de minister willen brengen dat bij het interfacultair centrum voor welzijn van dieren een projectvoorstel klaarligt voor een onderzoek naar positieve welzijnsindicatoren. Het lijkt mij van belang dat dergelijk onderzoek wordt verricht. Is de minister bereid om dit voorstel, ook als het om eventuele financiële ondersteuning gaat, positief te bezien?

Wat de biologische landbouw betreft ben ik wat teleurgesteld over het antwoord op het punt van de varkenshouderij. De minister is blijkbaar niet van plan om daar extra actie in te ondernemen. Er ligt echter een Kameruitspraak, waarin de minister wordt gevraagd om stappen in die richting te zetten. Ik hoor er nog graag iets over.

Wij zullen nog iets horen over de Europese nitraatrichtlijn. Vanuit Europa is volgens mij een deadline gesteld voor de procedure die Nederland ingaat. Wellicht kan de minister de Kamer daarover helderheid verschaffen. Wanneer zal de slagboom vallen? Wij moeten natuurlijk voorkomen dat wij in grote financiële problemen komen.

Over de bezuinigingen zal de minister met de Landbouwuniversiteit in overleg treden. Betekent dat dat de bezuinigingen nog niet definitief zijn? Zal het realiteitsgehalte van de bezuinigingen worden afgezet tegen de door de universiteit geschetste problemen? Is de minister eventueel bereid om te berekenen hoeveel geld de Landbouwuniversiteit zou krijgen als zij onder de regels van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zou vallen?

Ik ben absoluut niet gerust op de gang van zaken rond het Meerjarenplan gewasbescherming. Wij zullen er later nog over spreken, maar ik ben van mening dat een versnelling beslist noodzakelijk is. Anders halen wij de doelen voor 2000 niet.

De staatssecretaris heeft enige aardige woorden gewijd aan mijn plan voor een natuurgrondbank. Wat ik voor ogen heb, gaat niet alleen om compensatie voor natuurschade. Ik denk aan een ruimer beeld. Als bijvoorbeeld infrastructuur wordt aangelegd, moet aan de andere kant aan natuur gewerkt worden.

Voorzitter! Ten slotte dien ik drie moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de blijvende grondschaarste in Nederland de problemen ten aanzien van het op tijd realiseren van de ecologische hoofdstructuur zal verergeren;

overwegende, dat de aankoopstrategie voor natuuruitbreiding op zijn minst gelijkwaardig dient te zijn aan de aankoopstrategie die wordt toegepast voor infrastructuur en verstedelijking;

overwegende, dat de door de staatssecretaris genoemde Wet agrarisch grondverkeer in de praktijk niet voldoende haar vruchten afwerpt;

verzoekt de regering een onderzoek uit te voeren naar de mogelijkheden om de Wet voorkeursrecht effectief toe te passen bij aankoop van gronden voor natuurdoeleinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (26200 XIV).

De Kamer,Vos

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de bij de Europese Commissie ingediende lijst van de in twee tranches voorgestelde gebieden onder de EG-habitatrichtlijn duidelijke hiaten vertoont, waardoor deze lijst niet de door de Kamer bij motie gevraagde kwalitatieve evenwichtigheid heeft;

overwegende, dat bepaalde grote wateren slechts ten dele zijn aangemeld, waardoor deze gebieden niet in hun ecologische samenhang worden beschermd;

overwegende, dat bepaalde communautaire habitattypen en soorten niet of in onvoldoende mate binnen de aangemelde gebieden zijn vertegenwoordigd;

overwegende, dat de op deze lijst ontbrekende gebieden met natuurwaarden van communautair belang merendeels bestaan uit grote wateren in eigendom en beheer van de Staat of reeds beschermde natuurgebieden, waardoor tegen aanmelding geen overwegende bezwaren hoeven te bestaan;

overwegende, dat het Europese netwerk Natura 2000 in Nederland de ruggengraat kan gaan vormen voor de ecologische hoofdstructuur, waarvan de begrenzing tot nu toe moeizaam verloopt;

verzoekt de regering wetenschappelijk advies in te winnen over noodzakelijke aanvullingen op de ingediende lijst, deze gebieden alsnog op korte termijn aan te melden bij de Europese Commissie en de Kamer op de hoogte te stellen van de uitkomsten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden M.B. Vos, Van Ardenne-van der Hoeven, Stellingwerf en Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (26200 XIV).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de ambities voor de realisatie van de EHS niet mogen worden aangetast;

overwegende, dat een doelmatigheidsbezuiniging van 30 mln. op natuurbeheer kan leiden tot het verlagen van de ambities van de ecologische hoofdstructuur;

voorts overwegende, dat de beschikbare middelen volledig en optimaal moeten worden benut voor de realisatie van de EHS;

verzoekt de regering de middelen die beschikbaar zijn voor particulier beheer en niet worden benut, jaarlijks ter beschikking te stellen aan het Nationaal groenfonds ter realisatie van de ecologische hoofdstructuur middels verwerving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden M.B. Vos, Augusteijn-Esser en Swildens-Rozendaal. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (26200 XIV).

De heer Geluk (VVD):

Voorzitter! Allereerst zeg ik de minister hartelijk dank voor de mondelinge en schriftelijke beantwoording van onze vragen. Na de discussie in eerste termijn zijn er nog enkele vragen blijven liggen.

Het schriftelijke antwoord op de vraag over de vrijkomende agrarische bebouwing is dat functieverandering mogelijk is. Volgens de minister gebeurt dat met behoud van het primaat van landbouwbestemming. Er bestaat, zo schreef hij, een Leidraad visie op stedelijke functieverandering in het landelijk gebied. Graag ontvangen wij deze leidraad of een brief hierover, aangezien ons bij navraag is gebleken dat de leidraad niet echt overal bekend is. Vooral vanwege de toenemende bedrijfsbeëindiging en de op stapel staande reconstructiewet behoeft dit onze sterke aandacht.

De vraag over vrijstelling van onroerendezaakbelasting is ook schriftelijk beantwoord. Graag vernemen wij van de minister wat zijn insteek is en op welke termijn resultaten van een gesprek met de minister van Binnenlandse Zaken te verwachten zijn.

De fractie van de VVD heeft de nota van wijziging te laat ontvangen om haar nog in eerste termijn te kunnen meenemen. Het gaat hierin echter om grote bedragen. Wij gaan ervan uit dat over de gelden voor de periode 2000-2010 nog een apart overleg wordt gevoerd. De VVD zal bij die gelegenheid ingaan op de verdeling van de gelden in de jaren 2000-2010. Vandaag bespreken wij de gelden die bestemd zijn voor 1999. De VVD heeft hier nog enkele vragen over. Het valt op dat het blokje 'agrarisch natuurbeheer', zoals het in het regeerakkoord staat, is uitgebreid tot 'agrarisch natuur- en landschapsbeheer'. Het lijkt een kleine verandering, maar de VVD wil toch graag weten wat de achtergrond is van deze verandering. Valt particulier natuurbeheer hier nu ook onder? Op zichzelf is er niets tegen een verbreding van het agrarisch natuurbeheer tot agrarisch natuur- en landschapsbeheer. De vraag is echter of de consequentie hiervan vertaald is in de onderverdeling van de middelen. Bij agrarisch natuurbeheer denk je aan de relatie natuur-landbouw. In de toelichting op dit blokje staat een reeks onderwerpen waaraan het geld hiervoor besteed zou moeten worden. Het lijkt erop dat het hele plattelandsbeleid nu uit dit potje van slechts 3 mln. betaald moet gaan worden. Dat kan echter nooit de bedoeling zijn.

Voorzitter! Het is goed om aan het einde van het debat nog wat zaken op een rij te zetten. Het tot nu toe door de minister en de staatssecretaris gegeven antwoord heeft naar onze mening een hoog abstractieniveau. Het uitvoeren van de zeer ambitieuze plannen is iets heel anders. 'Vitaal platteland' is een nieuw begrip, maar het is toch geen Viagrapil. Wat is de definitie van dit begrip? Volgens ons is het multi-interpretabel. Wij verstaan er in elk geval onder een economische versterking voor mensen die op het platteland wonen en werken, en een verdere ontwikkeling van landschap en natuur. Daarbij moet gerealiseerd worden dat natuur en landschap worden gemaakt door de mensen die er wonen, en niet door bijvoorbeeld de recreanten die er af en toe eens verblijven. Prima vinden wij de insteek van de minister terzake van de versterking van en de aandacht voor de concurrentiepositie van de land- en tuinbouw. Dit is de voorwaartse verdediging waarvoor wij in eerste termijn hebben gepleit. Wij houden echter zorg over de financiële vertaling van dit beleid. Ik denk dat ook de boer en tuinder die van dit debat horen of lezen, de vraag overhouden wat zij hiervan te verwachten hebben. Kan de minister met de zorg voor Agenda 2000 in het achterhoofd kort drie punten aangeven waardoor de ondernemer het gevoel krijgt dat wij ervoor gaan?

De heer Oplaat (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Ik dank de bewindslieden voor de adequate beantwoording. Er zijn nog een paar vraagjes blijven liggen. De VVD was en is van mening dat ammoniakbeleid uitsluitend moet worden gebaseerd op het emissiespoor. Depositie is wat de VVD betreft niet aan de orde, ook niet in de reconstructiewet. Uitsluitend is uitsluitend. De dikke van Dale is daar helder over. 'Uitsluitend' is in dit verband een bijwoord, en betekent 'met uitsluiting van iets anders, enkel en alleen'. Het regeerakkoord laat er dus geen twijfel over bestaan: alle coalitiepartijen hebben bij volle bewustzijn hun handtekening onder dit regeerakkoord gezet. De regering kan rekenen op de handtekening van de VVD.

Mevrouw de voorzitter! Het voorstel van D66 voor het radicaal afschaffen van het melkleasen vindt de VVD wat te voorbarig. De brief die de minister op 30 september naar de Kamer heeft gestuurd, stemt tevreden. De mede door de VVD ondersteunde motie over dit onderwerp is daar heel helder over. Het is in mijn beleving dan ook een vervolg op de motie van de heren Blauw en Woltjer, alhoewel die door sommigen in dit huis al eens als halfbakken is betiteld.

Mevrouw de voorzitter! De VVD constateert dat de ministers van LNV en VROM het nog niet eens zijn over de aanpak van het nitraatbeleid. Laat ik hier vandaag heel helder zijn: de VVD staat achter de minister van LNV en achter de afspraken in het regeerakkoord omtrent het stimulerende pakket maatregelen. Wat mij betreft mag deze minister van LNV dan ook zijn tanden laten zien aan zijn collega van VROM.

Mevrouw de voorzitter! Ik kom toe aan het potje voor de politionele dierziekten. De CDA-woordvoerster, mevrouw Van Ardenne, heeft eerlijk gezegd dat de VVD in eerste termijn naar voren is gekomen met dit punt. Ik vind het dan ook niet de meest koninklijke weg dat een punt dat door de VVD naar voren is gebracht in eerste termijn, door het CDA in een motie wordt omgezet. Maar het neemt niet weg dat de VVD en naar ik heb begrepen ook de coalitiepartners de motie van het CDA zullen ondersteunen bij de stemmingen.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Ik denk dat het voor de Handelingen toch goed is collega Oplaat erop te wijzen dat het Diergezondheidsfonds en de incompetenties daarin door mij in eerste termijn aan de orde zijn gesteld. Ik heb u inderdaad geattaqueerd op wat u zei in uw eerste termijn.

De heer Oplaat (VVD):

Ik spreek nu specifiek over het potje van 70 mln., dat de rundveehouderij beschikbaar heeft. Daarop heeft u mij aangesproken. Ik heb gezegd dat de door u daarover ingediende motie ondersteuning zal krijgen van de coalitiefracties. Uw andere motie, namelijk die over de gebruikersraad, is volgens ons iets te specifiek. Daarom dienen wij een andere motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening, dat de eindverantwoordelijkheid voor de dierziektebestrijding bij het Rijk moet liggen;

constaterende, dat het heffingensysteem uitgebreid zal worden naar andere landbouwhuisdieren en pluimvee;

overwegende, dat het beheer van het Diergezondheidsfonds bij het Rijk zal komen te liggen;

van mening, dat de sector zou moeten worden betrokken bij het beheer van het Diergezondheidsfonds en de uitvoering van de inning;

verzoekt de regering in overleg te treden met het bedrijfsleven over de mogelijkheden hiertoe,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Oplaat, Ter Veer en Waalkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21 (26200 XIV).

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Hoe geloofwaardig is de heer Oplaat nu eigenlijk? In eerste termijn heeft hij gesteld dat die 70 mln. moet worden beheerd door de sector zelve, en dus niet in het fonds moet komen. Nu komt hij met een motie, waarin hij nota bene accepteert dat de melkveehouderij het heffingensysteem via het bestaande fonds zal moeten laten lopen. Dat houdt dus in dat hij afstand neemt van datgene wat hij in eerste termijn heeft gesteld.

De heer Oplaat (VVD):

Nee, dat ziet u verkeerd. Ik heb in eerste termijn gesteld dat de sector die 70 mln. op dit moment al in portefeuille heeft. Daarvan kan alleen de sector zelf de rentes trekken, bijvoorbeeld voor het verbranden van karkassen ter voorkoming van ziekteverspreiding enzovoorts. Er moet straks een nieuw fonds worden gevormd, wat in zijn algemeenheid kan oplopen tot 500 mln. Daarom hebben wij in de tweede motie gevraagd of de sector bij de uitvoering kan worden betrokken. Een optie kan dan zijn het instellen van een gebruikersraad, zoals u heeft vastgelegd in uw motie. Maar wij willen eerst het voorstel van de regering afwachten en ons daarover een oordeel vormen.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Dan is dit kennelijk het neoliberale denken van de VVD. Ik had het nog niet bij u geconstateerd, mijnheer Oplaat. Dit is volstrekt nieuw. U heeft in eerste termijn gesteld dat het goed is als sectoren zelfstandig het beheer hebben en alles in eigen hand kunnen houden, en nu komt u met een motie waarin geconstateerd wordt dat andere sectoren dan de varkenshouderij nu ook onder het bestaande fonds voor politionele dierziekten vallen. U heeft in eerste termijn een andere indruk gewekt.

De heer Oplaat (VVD):

Ik heb er dinsdag al op gewezen dat er over de varkenshouderij al een debat isOplaat gevoerd en dat daar een democra tisch besluit over is geveld. Het vertrekpunt is 19 mei. Ik ga uit van de begroting die nu voorligt. Deze begroting biedt de mogelijkheid om een motie in te dienen zoals ik zojuist heb gedaan. Dat geldt overigens ook voor uw eerste motie, waarvoor u heel coulant ondersteuning hebt gekregen van de Paarse fracties, die het belang van uw motie inzagen.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Dat is absoluut geen antwoord op mijn vraag. Ik constateer dat u sinds dinsdag 180 graden gedraaid bent. U biedt de melkveehouderij op deze wijze geen enkele basis om zelfstandig een politioneel fonds te beheren.

De heer Oplaat (VVD):

Ik betreur het dat u de verkeerde conclusie trekt, juist nu de Paarse fracties de motie van het CDA – de liberale gedachtespinsels van het CDA – ondersteunen. Ik denk dat wij van mening verschillen over de interpretatie van mijn motie, maar dat zal de toekomst uitwijzen.

Voorzitter! Over de moties over de knelgevallen is genoeg gezegd. Collega Waalkens heeft de moties ingetrokken, omdat de minister bevredigend heeft geantwoord.

Dan kom ik bij de verhandelbaarheid van de grondgebonden rechten en ik verwijs naar de motie-Blauw en de brief van de minister op dit punt. Mij is nog niet duidelijk of de grondgebonden rechten worden afgeroomd. Graag krijg ik op dit punt helderheid.

Tot slot vraag ik de minister naar de afgifte van de exportcertificaten voor droge mest en het beleid van de RVV. Tot op heden heb ik op deze vraag nog geen antwoord gekregen.

De heer Passtoors (VVD):

Voorzitter! Ik dank de minister en de staatssecretaris voor de antwoorden en toelichtingen op een aantal punten. Op de nadere verdeling van de ICES-gelden zal in een later stadium worden ingegaan. Met de inzet voor dit jaar gaan wij akkoord. Ik heb nog één vraag over de ICT. Heeft het landbouwonderwijs daar nu al revenuen van of komt dit pas later aan de orde?

Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag over het onderzoek naar de effecten voor de volksgezondheid van het vormen van ruige natuur, vooral in de nabijheid van woonkernen. Ik heb gewezen op het gevaar van het terugkeren van malaria. Is de staatssecretaris bereid daar onderzoek naar te laten verrichten?

De staatssecretaris heeft in het kader van de regeling voor natuur die in Brussel voorligt, gezegd dat Brussel met een aantal vragen is teruggekomen. Van welke aard zijn die vragen?

Tot slot heb ik nog een vraag over de uitbesteding van beheer door grote terreinbeherende organisaties aan nabijgelegen boeren. Dat lijkt mij een goede zaak. Zou de staatssecretaris dat willen stimuleren?

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! De SP-fractie heeft in eerste termijn het armoedevraagstuk op het platteland met nadruk op de agenda geplaatst. De regering heeft daar positief op gereageerd. Veel meer kan ik er niet over zeggen, want ik ben al over mijn spreektijd heen.

Op vele andere vragen is ook positief gereageerd. De beide bewindslieden hebben heel wat op hun schouders genomen. Bravo daarvoor! Wij zullen ze wel uiterst kritisch blijven volgen, want nu de uitvoering nog.

Er is ook een motie ingediend op stuk nr. 11 over de armoede op het platteland. Deze gaat over bedrijfsbeëindiging en schuldsanering. Het Agrarisch Dagblad meldt vandaag dat deze Kamerbreed is, maar dat de SP ontbreekt als ondertekenaar. Dat is heel jammer. De heer Ter Veer was mij niet tegengekomen. Ik verzoek hem om dat recht te zetten en mijn handtekening eronder te zetten.

De heer Ter Veer (D66):

Dat verzoek lijkt mij alleszins redelijk en dat wordt gehonoreerd.

De heer Poppe (SP):

Hartelijk dank.

Op mijn opmerkingen over de fokmethodes en de kwetsbaarheid die daarmee volgens deskundigen ontstaat, antwoordt de minister op schrift positief: binnen het fokkerijonderzoek van de DLO zal nadrukkelijk aandacht worden besteed aan de problematiek van de hoogproductieve dieren om meer inzicht te krijgen in de samenhang tussen productieniveau, management en gezondheids- en welzijnsproblemen. Dat is een positief antwoord, maar toch nog iets te dun voor mij. Daarom dien ik de volgende motie in. Deze motie is erop gericht dat de Kamer over dat onderzoek wordt geïnformeerd. Als de minister daar positief op reageert, is het vandaag helemaal gemakkelijk voor mij.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat naar de mening van deskundigen de huidige fokmethodes van het rundvee te eenzijdig zijn gericht op een aantal orgaansystemen van het dier, met onder andere als doel productieverhoging;

overwegende, dat bij de huidige fokmethodes het dier niet als totaliteit wordt bezien;

overwegende, dat door deze fokmethodes het steeds hoogproductievere vee kwetsbaar wordt voor infectieziekten in het algemeen, energiebalansverstoring en diverse reproductiestoornissen;

overwegende, dat het dierenwelzijn hiermee in het geding is;

verzoekt de regering gericht onderzoek te laten doen naar deze problematiek en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Poppe, M.B. Vos en Stellingwerf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (26200 XIV).

De heer Ter Veer (D66):

Mevrouw de voorzitter! Ik dank de bewindslieden voor de antwoorden.

Ik begrijp dat kracht en kwaliteit de nieuwe trefwoorden zijn. Deze zullen in een discussienota worden uitgewerkt. Ons is de vraag voorgelegd of wij denken dat alle thema's ten tonele zijn gevoerd. Wat de fractie van D66 betreft is dat in ieder geval op één punt nog niet uitputtend gebeurd. Ik vraag speciale aandacht te besteden aan de dubbele opdracht die het departement heeft: het voeden van 16 miljoen Nederlanders en het leveren van een bijdrage aan de voedselzekerheid voor 6 miljard mensen op deze aarde.

Ik kan kort zijn over mijn drie hoofdpunten. Ik ben het eens met het antwoord van de staatssecretaris over de antibiotica. Ik heb een motie ingediend over het leasen, zodat de regering zich door de Kamer gesteund weet. Hoewel ik geen profeet ben, doe ik toch de voorspelling dat veel ruilverkaveling met een administratief karakter van de rol afgevoerd zal zijn als wij over een jaar terugkijken.

De heer Oplaat (VVD):

U hebt toch geen motie ingediend over het leasen, maar over de beheersing van de quotumkosten, waarvan leasen een onderdeel kan zijn?

De heer Ter Veer (D66):

Ik heb geen motie ingediend over het radicaal afschaffen van het leasen. Wij vragen de minister te bekijken hoe een bijdrage kan worden geleverd aan het terugdringen van de quotumkosten door een maatregel tegen het leasen, welke dan ook.

De heer Oplaat (VVD):

Leasen kan daar een onderdeel van zijn?

De heer Ter Veer (D66):

Ja.

De heer Oplaat (VVD):

Ik dacht even dat ik die gemist had.

De heer Ter Veer (D66):

De motie is maar voor één duiding vatbaar, dus daar kan geen misverstand over zijn.

De fractie van D66 is verder van mening dat het stenogram over de Landbouwuniversiteit Wageningen voldoende aanknopingspunten biedt om tevreden te zijn.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Mevrouw de voorzitter! Ik zal het zeer kort houden vanwege mijn zeer beperkte spreektijd. Ik heb in eerste termijn de nadruk gelegd op natuurontwikkeling, met name gericht op kansen voor verbetering van de biodiversiteit. Daarbinnen spelen de ecologische hoofdstructuur, de begrenzing en de kwaliteit een belangrijke rol. Het is dus zaak om de vinger aan de pols te houden. Dat betekent mijns inziens dat wij 2018 niet als einddoel moeten zien, maar tussendoelen moeten stellen. De staatssecretaris heeft daar positief op gereageerd, maar mijns inziens niet precies genoeg; vandaar dat ik een motie wil indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de uitvoering van de ecologische hoofdstructuur voortgang dient te houden;

overwegende, dat in de provincies de begrenzingen deels en kwalitatieve doelstellingen in het geheel nog niet zijn vastgelegd;

voorts overwegende, dat Rijk en provincies samen verantwoordelijk zijn voor het tempo van uitvoering van de taakstelling;

verzoekt de regering binnen het kader van het reeds vastgelegde aantal hectares, toetsbare tussendoelstellingen te formuleren voor de komende vier jaar ten aanzien van verwerving, inrichting, beheer en kwaliteit van de EHS en de Kamer daarover op korte termijn te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voor- gesteld door de leden Augusteijn-Esser, Swildens-Rozendaal en Passtoors. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23 (26200 XIV).

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ik dank de bewindslieden voor de antwoorden, met name op punten als de grondprijsstijging, de inkomenscompensatie in het kader van Agenda 2000 en het overleg over een uitvoeringsprogramma EHS met gemeenten en provincies. Wat dat laatste betreft, ga ik er overigens van uit dat bij die gesprekken ook de opnamesnelheid in streek- en bestemmingsplannen zal worden vastgelegd. Met betrekking tot het thema van de inkomenscompensatie, het LEI-rapport en productiebeheersing vraag ik om de initiatiefnemers – het NAJK, het NAV en de NMV – bij de discussie te betrekken. Dat versta ik onder overleg met de sector. Overigens is ook de milieubeweging op internationaal niveau zeker actief.

Ik heb twee concrete vragen en enkele moties. Wij komen nog te spreken over de pluimveehouderij. Ik benadruk dat daarbij extra aandacht moet worden besteed aan de volièresystemen. Uit recent onderzoek van het IMAG blijkt dat die systemen een uitweg uit het dilemma ten aanzien van milieu, dierwelzijn en diergezondheid kunnen bieden.

Ook mijn eerste motie gaat over de pluimveehouderij. Die sector breidt namelijk uit en vergroot het mestprobleem. Ik vrees dat dit probleem uiteindelijk via verschuiving op het bordje van de varkenshouderij terecht zal komen. Een deel van het probleem kan volgens mij worden ingedamd door deze motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - de pluimveehouderij de laatste jaren fors is uitgebreid;

  • - de mestproblematiek daarmee evenredig is vergroot;

spreekt als haar mening uit dat uitbreiding van de niet grondgebonden pluimveehouderij alleen dan mogelijk is wanneer een met die beoogde uitbreiding samenhangende hoeveelheid mestproductierechten wordt opgekocht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Stellingwerf. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (26200 XIV).

De heer Stellingwerf (RPF):

Ik heb in de schriftelijke beantwoording gelezen dat de controle op de paardensport betrekking heeft op opsporingsonderzoek inzake dopinggebruik en bookmakers. De kosten daarvan zijn 5,5 ton per jaar. Vanwege het strafrechtelijke karakter kan dat bedrag niet wordenStellingwerf doorberekend. Dat is begrijpelijk, maar onbevredigend. Gelet op de dierziekteheffing die uiteindelijk honderden miljoenen moet opleveren, mag een creatievere benadering van de bewindslieden worden gevraagd. Ik verzoek de regering om voor volgend jaar te bekijken of er niet een soort leges, heffing of wat dan ook kan worden bedacht, zodat deze kosten via een andere weg in ieder geval bij die sport – het gaat om een elitesport – in rekening kunnen worden gebracht.

Mijn tweede motie heeft betrekking op veredeling van biologische gewassen. Vanwege de GGO-revolutie dreigt een gigantische achterstand bij de veredeling van biologische gewassen. Dat kan binnen enkele jaren onomkeerbaar blijken te zijn. Daarom dien ik deze motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - de biologische landbouw een belangrijke rol vervult met betrekking tot het zorgvuldig omgaan met milieu en natuur en met betrekking tot de instandhouding van GGO-vrije voedselketens;

  • - de prioriteit van de veredelingsbedrijven ligt bij de genetisch veranderde gewassen en dat dientengevolge de veredeling van biologische gewassen onvoldoende is gegarandeerd;

  • - dit een bedreiging vormt voor de biologische sector als geheel;

verzoekt de regering in overleg met de zaadveredelingsbedrijven en de biologische sector op korte termijn een plan van aanpak op te stellen op grond waarvan de veredeling van de biologische gewassen kan worden gestimuleerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stellingwerf, Van der Vlies, M.B. Vos, Van Ardenne-van der Hoeven en Poppe.

Zij krijgt nr. 25 (26200 XIV).

De heer Stellingwerf (RPF):

De laatste motie gaat over hetzelfde thema. Nederland is actief op het gebied van GGO en consumer concerns en het laatste thema zou concreet moeten worden geagendeerd in de internationale fora. Ik denk dat het goed is als de Kamer daar een duidelijke uitspraak over doet.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - de instandhouding van GGO-vrije voedselketens onder druk staat;

  • - deze problematiek vanuit het oogpunt van consumentenbelang internationale aandacht verdient;

verzoekt de regering de instandhouding van GGO-vrije voedselketens binnen de internationale fora van Agenda 2000, WTO en FAO als 'consumer concern' aangemerkt te krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stellingwerf, M.B. Vos, Van Ardenne-van der Hoeven en Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (26200 XIV).

De heer Ter Veer (D66):

Moet dit impliciet worden gezien als een ontmoediging van landbouwproductie die wel gebruik maakt van GGO? Bedoelt de heer Stellingwerf eigenlijk dat die soja er nooit had moeten zijn?

De heer Stellingwerf (RPF):

Dat gaat volstrekt voorbij aan de bedoeling van de motie. Ik vraag alleen aandacht voor een sector die in ieder geval op dit moment nog zwak is en die ondersteuning verdient. Gezien de ontwikkelingen is het nodig dat het als een zorg wordt ingebracht in de discussies. Ik denk dus dat ik ontkennend op die vraag kan antwoorden.

Over de 4 mln. voor het soortenbeleid – ik kwam er net bij interruptie even op terug – verwacht ik in de tweede termijn van de minister nog een positief bericht te horen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter! Ik wil graag de bewindslieden dankzeggen voor hun beantwoording. Veel voornemens zijn onder woorden gebracht; veel notities, brieven en nota's zijn aangekondigd en in het vooruitzicht gesteld. Wat mij van dat alles aanstond, was dat consequent een overlegstructuur met de sector en andere overheden werd ingebouwd. Dat is een aanpak die ik steeds heb bepleit en die nu opnieuw gestalte krijgt. Dat zie ik op zichzelf met vertrouwen tegemoet, nu maar hopen dat ook de resultaten navenant zullen zijn.

Over de pluimveesector had ik een motie voorbereid, zie ook mijn inbreng in eerste termijn, maar er is nog dit kalenderjaar een conclusie toegezegd naar aanleiding van het met de sector te voeren overleg. Dan vind ik dat ik die motie achterwege kan laten, omdat binnen afzienbare termijn een concrete stap gezet lijkt te worden. Dan zullen wij er uiteraard nog een debat over voeren. Ik vind dan ook dat de moties van mevrouw Vos en de heer Stellingwerf tot dan hadden kunnen worden aangehouden. Maar goed, het is aan hen ter beoordeling.

Voorzitter! Ik heb zelf nog één motie omdat ik vind dat de Kamer de regering daar een duwtje moet geven. De inhoud daarvan spreekt voor zichzelf. De motie is medeondertekend door alle andere woordvoerders.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de regering naar aanleiding van het rapport Antimicrobiële groeibevorderaars van de Gezondheidsraad overweegt een verbod in te stellen op het gebruik van die groeibevorderaars in diervoeders;

overwegende, dat het van groot belang is – mede met het oog op de tijd die gemoeid is met het zoeken naar alternatieven en de daarmee samenhangende concurrentiepositie van de afzonderlijke nationale vleesproductiesectoren – waar nodig tot een per sector te differentiëren benadering te komen;

voorts overwegende, dat ook opVan der Vlies Europees niveau onderzoek gaande is naar de gevolgen van het gebruik van deze groeibevorderaars op de volksgezondheid en dat de uitkomsten van dit onderzoek op dit moment nog niet bekend zijn;

dringt er bij de regering op aan het nationaal in te zetten beleid (plan van aanpak) gepaard te doen gaan met een krachtige inzet op Europees niveau teneinde harmonisatie op dit gebied te bewerkstelligen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Vlies, Stellingwerf, Van Ardenne-van der Hoeven, Ter Veer, Waalkens, Oplaat, M.B. Vos en Poppe.

Zij krijgt nr. 27 (26200 XIV).

Minister Apotheker:

Mevrouw de voorzitter! Ik wil graag ingaan op een aantal algemene punten buiten de ingediende moties om.

Mevrouw Van Ardenne zei in een kenschets van haar eerste impressie van deze bewindslieden, dat op zichzelf de aandachtspunten en het overleggen met de sectoren haar instemming genieten, maar dat zij wat twijfelt aan de duidelijkheid die in ieder geval de minister nu zou hebben over het financiële kader en de doorwerking in de diverse jaartranches wat de beschikbare middelen betreft om het beleid met kracht tot uitvoering te brengen. Ik wil daar heel kort over zijn. Ik heb bewust aan het begin van mijn betoog het totale financiële kader aan uw Kamer voorgehouden, niet alleen de gelden voor de beleidsintensivering rondom land- en tuinbouw, de sectoren en de reconstructiegebieden, maar ook de mogelijkheden van de nog vrij te besteden gelden binnen de bestaande begroting, met name die voor het stimuleringskader en de overgebleven gelden voor de glastuinbouw en de herstructurering van de varkenshouderij. Ik kwam tot de conclusie dat er de komende twaalf jaar ruim 3 mld. beschikbaar is voor de producerende sector en de producerende gebieden. De jaartranches zijn ook duidelijk. In de nota van wijziging is de regeling voor 1999 heel helder. Die kan eenvoudig worden doorgetrokken in het blok tot 2002 en vervolgens in het blok 2003-2010. Ik wil in ieder geval zeggen dat de financiële vooruitzichten mij helder voor ogen staan en dat ik daardoor zeer goed vorm denk te kunnen geven aan de verticale coördinatoren naar sectoren en gebieden toe.

De heer Passtoors (VVD):

Voorzitter! Ik weet niet of de minister ervan op de hoogte is, maar wij hebben gisteren in de vaste commissie voor LNV besloten dat de begrotingswijziging dermate laat is gekomen, dat wij eerst nog met beide bewindspersonen willen spreken over de wijziging en de verdeling na 1999, voordat wij daarmee akkoord gaan.

Minister Apotheker:

Formeel is dat ook juist, gezien de begrotingssystematiek.

Mevrouw Van Ardenne heeft heel specifiek gesproken over de waterschade en de andere knelgevallen op dit terrein. In tegenstelling tot wat de geachte afgevaardigde denkt, is er geen regeling die op basis van de WTS daarvoor opengesteld zou kunnen worden. De verhouding 30/70 die zij noemt, is een van de voorwaarden van Brussel in het geval dat er een schaderegeling ad hoc nodig is. Ik erken volmondig dat, zoals ik in de gebieden zelf heb gehoord, buiten de inmiddels vastgestelde schadegebieden in Zuidwest-Nederland de situatie plaatselijk moeilijk is, maar mijns inziens is er geen sprake van risico's en schade die niet tot de normale bedrijfsrisico's gerekend kunnen worden, hoe nat dit seizoen ook is.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Ik erken dat er op dit moment nog geen regeling is. In de motie wordt ook gevraagd een passende regeling te treffen. Dat zou inderdaad een regeling ad hoc moeten worden, op basis van het feit dat het hier gaat om extreme schade. Je kunt dan altijd een ad-hocregeling treffen die vervolgens door Brussel moet worden goedgekeurd. Ik vraag de minister zich daarop te bezinnen. De situatie is voor nogal wat bedrijven in het noorden en het oosten van het land uitermate zorgwekkend.

Minister Apotheker:

Ik heb, ook uit eerdere uitlatingen uwerzijds, de indruk gekregen dat u niet twijfelt aan mijn inzet om de landbouwsector zo goed mogelijk in beeld te brengen in het kader van de waterschadeproblematiek. Dat heb ik gedaan en zal ik blijven doen. Ik zal er eens naar kijken, maar voorlopig hebt u mijn taxatie op dit stuk gekregen.

Ik ben net als de heer Waalkens bezorgd over de kostenaspecten van het quotumstelsel en de leasekwestie. Vanwege de snelheid die ik moest betrachten in eerste termijn, heb ik dat kennelijk niet uitvoerig genoeg duidelijk gemaakt. Nog dit jaar wil ik aangeven hoe en met welk instrumentarium in brede zin tot een kostenverlichting kan worden gekomen. Eind oktober, begin november zal ik, zoals gezegd, daarover in concluderende zin een gesprek met de sector voeren. Daarna zal ik uw Kamer informeren over mijn opstelling. Ik vind de motie niet vervelend; ze is een ondersteuning van het dossier zoals ik dat graag wil behandelen. Tegelijkertijd kan ik haar overbodig verklaren, zoals dat hier heet.

Ik ben blij dat de heer Waalkens niet zegt dat de bezuinigingstaakstelling terzake van de LUW ter discussie moet worden gesteld. Ik wil dat ook niet. Ik weet vrij zeker dat er niet één weg naar Rome leidt voor het halen van de taakstelling. Er zijn diverse modaliteiten, juist bij de LUW. Ze is enig in haar soort. Het onderzoekdeel en het onderwijsdeel vormen één macrokader voor die ene universiteit, waardoor er ook meer kansen zijn om de taakstelling te halen. Met die inzet zal ik met de LUW omgaan.

De heer Waalkens (PvdA):

Ik heb niet specifiek naar de LUW verwezen. maar naar het kenniscluster. Ik zou ook naar het hoger agrarisch onderwijs willen kijken.

Minister Apotheker:

Precies. In de beleidsagenda hebben wij niet voor niets opgenomen dat wij willen kijken naar de mogelijkheid van het vormen van een consortium van de agrarische hogescholen, het liefst alle zes maar eventueel een geringer aantal, en het creëren van een doorlooptraject naar de universiteit. Dat is niet alleen motiverend voor de toekomstige studenten, het kan ook een kostenkans betekenen. Het kan misschien gepaard gaan met een financiële stimulering om dat proces op gang te krijgen.

De heer Passtoors (VVD):

Het CDA sprak nog over de 300 studenten uit het buitenland of ontwikkelingslanden. Is het niet mogelijk om in de toekomst ontwikkelingssamenwerkingsgelden door te sluizen naar de LUW?

Minister Apotheker:

Ik zou het hierbij willen houden. Alle factoren die de LUW specifiek maken, komen in beeld. Dit kan een reden zijn om een goed gesprek te voeren. Ik wil de objectiveerbaarheid naar andere technische universiteiten in stand houden als raamwerk.

Mevrouw Vos sprak uitdrukkelijk over een maatschappelijk debat over Agenda 2000. Zij vroeg aandacht voor cross compliance en consumer concerns. Het donderdagmiddagoverleg met de Kamer zorgt er naar mijn bescheiden mening voor dat de vergaderfrequentie niet behoeft te worden opgevoerd. Het overleg met de sectoren op dit punt is meer dan hevig. Een maatschappelijk debat lijkt mij op dit moment niet noodzakelijk.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De Akkerbouwvakbond, het Kritisch landbouwberaad en diverse milieuorganisaties voelen zich niet voldoende betrokken bij dit debat. Dat is het signaal dat ik en anderen hebben gekregen. Ik verzoek de minister hen actief te betrekken bij een publieke discussie. Tot nu toe vinden de gesprekken meer binnenskamers plaats.

Minister Apotheker:

Ik zeg toe dat ik zal aangeven hoe internationalisering – een van de zeven thema's van de beleidsagenda – meer dan met alleen de huidige partners uitgewerkt zal worden. Ik zeg inhoudelijk niets toe. Het thema moet worden verbreed naar de financiële begrenzing waarbij andere departementen een grote rol spelen. Wij moeten weten wat Nederland daarvan vindt. Internationalisering moet in algemene zin – niet alleen bij LNV – aan de orde worden gesteld. Vanuit LNV wil ik wel een bijdrage leveren.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Wilt u een publiek debat in het openbaar daarover bevorderen?

Minister Apotheker:

Gunt u ons de tijd om de gedane toezegging om te zetten in heldere taal.

De heer Stellingwerf (RPF):

U noemt steeds de sector waarmee u overlegt, maar daaronder versta ik in het algemeen alleen LTO.

Minister Apotheker:

Nee, daar zijn heel veel actoren bij inbegrepen. LNV onderhandelt met de verticale coördinatieactoren, zoals provincies, de sectoren die ook regiospecifiek werken, organisaties op het gebied van natuur en milieu, de consumentenorganisaties. De kennismakingsgesprekken met deze instanties in de komende maanden vormen een mooie kans om ook gerichte gesprekken over de agenda's te voeren.

Voorzitter! Ik had mevrouw Vos al toegezegd om over de projecten voor kwaliteitsverbetering in de keten van de vleessector schriftelijk aan de Kamer te rapporteren, met vermelding van de financiële instrumentaria die daarvoor tot nu toe zijn ingezet.

Wij hebben nog twee maanden de tijd om het aanvullende nitraatbeleid helder aan te geven. Toen ik zei dat er nog geen deadline was, doelde ik erop dat er nog niet kan worden ingegrepen, ook al heb je dat beleid in twee maanden geformuleerd. Maar wij moeten het wel binnen twee maanden doen, en ik ben daar met mijn collega van VROM druk over in gesprek. Er zijn overigens tot nu toe geen inhoudelijke verschillen van mening over de hoofdpaden die daarbij bewandeld zouden kunnen worden, maar om ook een financiële koppeling aan te brengen moet ik nog een aantal weken aan de slag.

De heer Oplaat (VVD):

Voorzitter! Het inhoudelijke verschil baseerde ik op het volgende. In de VROM-begroting wordt specifiek gesproken van scherpere eisen en scherpere normen. De minister van LNV omschrijft het in zijn begroting iets 'boervriendelijker'; hij wil, net als in het regeerakkoord, een stimulerend pakket van maatregelen. Dat spreekt de VVD bijzonder aan.

Minister Apotheker:

U zult rekening moeten houden met de matching van beide gezonde begrippen in het Nederlandse bestuursjargon.

Op de kippensector wil ik, naar aanleiding van de motie van mevrouw Vos, kort ingaan. Ik heb reeds aangegeven dat het mij niet alleen om het dierenwelzijn gaat. Ik heb met name gewezen op de fosfaatproblematiek, kortom het mestoverschot dat wij in tegenstelling tot wat wij eerder dachten, ook in het buitenland niet kwijt kunnen. Ik heb gezegd dat deze problematiek mede de noodzaak voedt om met de sector te praten. Mij is ieder signaal van de Kamer welkom om de mestproblematiek niet alleen scherper in beeld te brengen als element van de problematiek binnen de kippensector, maar ook als onderdeel van de aanpak van de problemen op de zandgronden. Zoiets ondersteunt mijn beleid. Ik ga hiermee uitdrukkelijk rekening houden. Ik zal het ook gebruiken bij mijn argumentatie rondom de reconstructiewetgeving en bij mijn overleg met de sector over de ideeën aldaar om daar snel en krachtig inhoud aan te geven. De ernst van de situatie is ons meer dan duidelijk.

De heer Geluk heeft niet alleen vragen gesteld, maar ook een algemene indruk gegeven van ons optreden en van de beleidslijnen van LNV zoals die door beide bewindslieden zijn toegelicht. Hij stelt een hoog abstractieniveau vast en daagt ons uit om wat scherper en concreter te zijn over het beleid voor de komende jaren. Ik heb bewust de drieslag steeds voor ogen gehouden en ik heb die bij het benadrukken van de vele aspecten als een soort cadeauverpakking gebruikt. Het is een eenvoudige drieslag: versterking van het agro-ondernemerschap, omdat er, punt twee, op een ecologisch en maatschappelijk aanvaardbare wijze moet worden geproduceerd. Doe je beide, dan wordt de dubbelslag een drieslag: de groene ruimte krijgt niet alleen kwaliteit via het natuurbeleid, maar ook in de producerende gebieden. Deze drieslag vormt mijn concretisering van de komende periode.

Ik zal in drie zinnen de concrete inzet voor Agenda 2000 weergeven. Ik begin met een verantwoorde overgang, zoals aangekondigd in de voorstellen van prijssteun naar inkomenssteun, maar dat moet niet als enige gebeuren. De heer Waalkens heeft daar terecht op gewezen. Daaropvolgend moet Nederlands beleid komen op het vergroten van de economische weerbaarheid en de verdere liberalisering van die ontwikkelingen. Dat betekent dat men zijn kracht moet zoeken in toegevoegde waarde, ketenontwikkeling en, het speerpunt, de internationalisering. In de derde plaats is er het financiële verhaal, dat ook kansen moet bieden voor een goede blijvende inkomenssteun, de gedeeltelijke renationalisering en het streven naar de nationale enveloppe om beide doelen, kostenbeheersing en overeind blijven van de sector met een gedeeltelijke inkomenssteun, te kunnen waarmaken. Dat is mijn drieslag op dit punt.

Ik ben verheugd over de oproep van de heer Oplaat om – ook al is het niet mijn eerste intuïtieve gewoonte om de tanden te laten zien – het niet bij regelgeving te laten. Als je iets wilt van gebieden waar die gestapelde problematiek is, dan horen daar stimulerings- en investeringsgelden bij. Zo vat ik het ICES-kader op om er snel uit te komen.

Straks kom ik nog op een aantal punten dat is blijven liggen. De heer Poppe heeft mij gelijk gegeven in de wijze waarop ik het inkomensvraagstuk in de toekomst wil behandelen. Ik zeg hem toe dat ik zal kijken of de onderkant, of het peloton, zoals mevrouw Van Ardenne het noemde, permanente aandacht heeft. Ik wil dat zelf ook weten.

De heer Ter Veer zei in zijn oordeel over de beleidsagenda dat hij het miste dat de voedselbenadering in mondiale zin niet alleen in kwaliteitsketens wordt belicht maar ook hoe dat, vanuit Nederland bezien, voor al die miljarden mensen kan worden gerealiseerd. Ik zie in de komende maanden de gesprekken wat dit betreft in de Kamer en in de vaste commissie graag tegemoet om verder te komen met het thema over de kwaliteit van voedsel in mondiale zin. In mijn ogen biedt de beleidsagenda voldoende prikkelende alinea's om daarover een goede discussie te voeren.

De heer Stellingwerf heb ik al beantwoord toen hij inging op een vraag van een van de andere leden of het volièresysteem niet wat meer in beeld zou kunnen worden gebracht en of het alleen maar zou gaan om het afschaffen van andere zaken. Ik wil daarover met de sector praten, want ik ben ook op zoek naar een goed evenwicht, maar ik neem een progressieve houding aan want er moet iets veranderen. Maar er zijn wel volksgezondheidsaspecten verbonden aan andere systemen.

Met betrekking tot de biologische landbouw heeft de heer Stellingwerf een motie ingediend over het stimuleren van de veredeling. Ik wil het Platform biologica blijven steunen. Ik zie die motie dan ook als ondersteuning van het beleid en ik heb geen enkel probleem met de inhoud van het signaal dat in de motie is verwoord. De heer Stellingwerf heeft ook gewezen op het meer in internationale fora agenderen, dus in Agenda 2000 en in het WTO-kader, van de consumer concerns. Hij gaf als voorbeeld de GGO-benadering. Ik zeg niet dat Nederland niet voorop zou willen lopen, maar de meerwaarde om het breder te doen is nu eenmaal veel groter. Een humaan continent als Europa zou dat dus gezamenlijk moeten zeggen. Dat is de inzet die ik blijf betrachten op dit punt.

Voorzitter! Ik kom ter afsluiting toe aan een paar punten die zijn blijven liggen. Ik heb met waardering kennisgenomen van de argumentatie waarom de motie over de knelgevallen is ingetrokken. Dat betekent dat door dit intrekken een verhoogde inzet nodig is om de scherpte en de analyse in de beoordeling te houden. Ik zeg dat nogmaals toe.

Het is duidelijk dat de motie over de pluimveerechten als zodanig door mij overbodig wordt gevonden, want ik ga heel snel met de sector praten.

Rondom de glastuinbouw blijft er nog een puntje liggen, waarover in deze termijn kort is gesproken. Ik wil hierop kort reageren. Wij hebben van de vorige ronde 205 mln. niet uitgegeven. Er is 245 mln. beschikbaar voor de komende, weliswaar lange periode. Dat is dus een bedrag voor 450 mln. om de glastuinbouw te ondersteunen in de richting van een duurzame, verantwoorde concurrentiepositie, ook wat het milieu en de CO2-emissie betreft. Op die onderdelen ondersteun ik de heer Waalkens. Hij vroeg met name aandacht voor de ruimtelijkeordeningskant van de zaak en verzocht ons het zoeken naar goede nieuwe projectlocaties te stimuleren. En hij verwees naar de CO2-problematiek. Ik vind deze sector een goed voorbeeld voor het sluiten van een milieuconvenant, naast de afspraken die er reeds met de sector bestaan.

De heer Waalkens (PvdA):

Het blijkt steeds nodig om vanuit de overheid die dynamiek te bewerkstelligen. Ik zou de minister willen vragen met de sector te overleggen over het beschikbaar stellen van gelden. Er zijn herstructureringsplannen mislukt omdat de bodem van het potje voor dat bepaalde jaar in zicht was.

Minister Apotheker:

Er is nu een tijdelijke stop, maar de regeling 1999 zal gauw weer worden opengesteld. Ik zal dat met kracht bevorderen.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voor dit jaar is het geld op. Is de minister bereid de regeling zo snel mogelijk open te stellen c.q. naar voren te halen?

Minister Apotheker:

In 1999 wordt de regeling structuurverbetering opnieuw opengesteld.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Uiteraard, want het bedrag gaat dan pas in. Is het mogelijk die regeling eerder open te stellen. Men wacht nu met aanvragen tot 1 januari, maar de dynamiek moet erin blijven.

Minister Apotheker:

Alles wat binnen de comptabiliteitswetgeving mogelijk is, zal ik proberen te benutten. Ik moet wel even wennen, want bij gemeenten werkt dat toch iets anders.

Mevrouw de voorzitter! Ik zeg toe dat ik nog dit jaar de Kamer zal informeren over de afspraken die gemaakt zijn over de OZB-kwestie onder andere met betrekking tot substraatteelt.

De Leidraad functieverandering landelijk gebied zal ik de Kamer doen toekomen.

Ik zeg tegen de heer Passtoors dat de investeringen inderdaad zullen doorwerken in het agrarisch onderwijs als het gaat om de extra ICES-gelden voor ICT- en communicatieontwikkelingen. Het toesluizen van bedragen naar onze begroting is in aantocht.

In het huidige stelsel van varkens- rechten wordt geen onderscheid gemaakt tussen grondgebonden en niet-grondgebonden rechten. Bij overdracht van varkensrechten wordt dus altijd afgeroomd.

De heer Oplaat (VVD):

Mijn vraag had betrekking op de motie-Blauw en de brief die daarover is gestuurd. Daarin werd geen duidelijkheid gegeven of er wel of niet zou worden afgeroomd.

Minister Apotheker:

Nu wij toch nadere correspondentie met elkaar gaan voeren, zal ik dit punt daarbij meenemen.

Staatssecretaris Faber:

Mevrouw de voorzitter! Ook in tweede termijn is de nadruk terecht gelegd op het belang van de ecologische hoofdstructuur. Uit mijn eerste termijn is gebleken hoe belangrijk wij het vinden daarmee aan de gang te gaan. In die zin ervaren wij de desbetreffende woorden in tweede termijn als ondersteunend. Uiteraard zal ik de vinger aan de pols houden bij de voortgang van een en ander en de Kamer periodiek daarover berichten.

Er is een motie ingediend waarin wordt gesproken over toetsbare tussendoelen. Ik schrok even toen mevrouw Augusteijn zei dat wij 2018 niet als einddoel moesten blijven zien. Ik denk dat wij dat wel degelijk als einddoel moeten blijven zien. Dat hebben wij met elkaar afgesproken. De vraag is alleen hoe je haalbare, toetsbare tussendoelen formuleert.

Mevrouw Augusteijn-Esser (D66):

Voorzitter! Er is sprake van een misverstand. Als ik het zo gezegd heb, heb ik het verkeerd gezegd. Wij kijken niet alleen naar het einddoel, maar ook naar tussendoelen.

Staatssecretaris Faber:

Het einddoel houden wij overeind. Daarover bestaat een heel heldere afspraak. De volgende vraag is of je die tussendoelstellingen kunt formuleren. Ik dacht dat ik in eerste termijn had toegezegd dat te doen. Er vond een discussie plaats over de vraag wat er in tweede termijn nog zou blijven liggen. In die zin zie ik de motie als een ondersteuning van datgene wat ik in eerste termijn heb toegezegd, namelijk de tussendoelen formuleren.

Voorzitter! Mevrouw Van Ardenne heeft in het kader van het natuurbeheer gezegd: misschien gaat het allemaal niet zo voorspoedig. Dat zal de toekomst uitwijzen. Zij heeft daarbij gezegd dat in ieder geval het areaal agrarisch natuurbeheer versneld moet worden uitgebreid. Zij diende op dit punt een motie in. Maar dit staat in wezen exact in het regeerakkoord: het agrarisch natuurbeheer moet worden uitgebreid. Sterker nog, er is zelfs extra geld voor vrijgemaakt. Wij pakken het dus voortvarend aan. Ik ben dan ook van mening dat de motie feitelijk overbodig is.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Als de staatssecretaris op dit punt het regeerakkoord volgt en hiervoor voldoende ruimte op de begroting heeft, erken ik dat de motie overbodig is. Ik zit nog wel met het punt van de echte uitvoering. De staatssecretaris gaat pas begin volgend jaar spreken met de provincies over het beheer zelf, terwijl het programma beheer met ingang van 1 januari 1999 van start zou gaan. Nu blijkt dat te zijn verschoven naar het jaar 2000. Hoe zal het volgend jaar dan gaan? Men rekent erop om begin volgend jaar van start te kunnen gaan.

Staatssecretaris Faber:

Zoals u weet, is er een tijdelijke regeling versneld in de maak. Die is zo goed als klaar, zo heb ik in eerste termijn gezegd. Agrarisch natuurbeheer is op zichzelf natuurlijk geen nieuw fenomeen. Wij blijven er dus heel voortvarend mee bezig. Het areaal wordt daartoe zeker uitgebreid. Sterker nog, in de opmerkingen over de bezuiniging van 30 mln. doelmatiger natuurbeheer hebben wij meegenomen dat er juist een extra claim moet worden gelegd op particulier en agrarisch natuurbeheer. Dat beleid wordt dus aan alle kanten versterkt.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Dat lijkt mij niet, voorzitter. Dit jaar worden gebruikt om het programma beheer te kunnen starten. Er is nota bene een jaar vertraging ontstaan. Dat is buitengewoon teleurstellend, niet alleen voor agrarische natuurbeheerders maar voor alle particuliere natuurbeheerders. Als de staatssecretaris haar ambities wil waarmaken, is het goed als zij op korte termijn met de provincies om de tafel gaat zitten om na te gaan hoe dit traject versneld kan worden.

Staatssecretaris Faber:

Met dat laatste punt ben ik het helemaal eens. Ik heb voor het onderwerp programma beheer als zodanig als het ware een time-out gevraagd, zoals ik de Kamer ook heb bericht. Ik wil hier nog eens goed naar kijken, juist omdat er van de zijde van de provincies en de natuurbeheerders commentaar kwam. Het zou allemaal erg administratief zijn. Zij vroegen zich af of op deze manier wel effectief de doelen worden gediend waarvoor zij staan. Als dat signaal zo sterk naar voren komt, is het goed om een en ander even opnieuw tegen het licht te houden.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Dat lijkt mij goed; vereenvoudiging. Wanneer mogen wij hierover een notitie verwachten van de staatssecretaris? Het is van belang om dat te weten, gelet op de voortgang in het traject.

Staatssecretaris Faber:

Eind dit jaar, begin volgend jaar.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Dank u wel.

Staatssecretaris Faber:

Over de ambities is ook een motie ingediend. Gevraagd is of de middelen die wel beschikbaar zijn voor particulier beheer maar niet worden benut, jaarlijks ter beschikking kunnen worden gesteld van het groenfonds. Mevrouw Swildens vroeg in wezen of met deze middelen toch natuur kan worden ontwikkeld. Ja, dat is het geval. De middelen blijven beschikbaar voor de LNV-begroting en zullen dan ook worden ingezet om alsnog de gronden te verwerven, zodat de doelen van het natuurbeleid niet in gevaar komen. Ik meen hiermee ook de vragen op dit terrein van mevrouw Vos te hebben beantwoord.

Voorzitter! De habitat- en de vogelrichtlijn zijn terecht aan de orde gesteld. Mevrouw Swildens heeft gevraagd wanneer daarover meer duidelijkheid ontstaat. De taskforce is hard bezig. Een en ander heeft echter enige tijd nodig. Wij hebben in Europees verband gemeld dat wij er een jaar voor nodig hebben. Ik hoop de Kamer rond de zomer 1999 hierover te kunnen berichten. Een aantal gebieden die tevens op de lijst met habitatgebieden staan, zijn in Brussel onder voorbehoud aangemeld.

Aan een nader wetenschappelijk onderzoek naar de gebiedenlijst voor de vogelrichtlijn bestaat geen behoefte. Bij de samenstelling van de lijst zijn strikt ecologische criteria op wetenschappelijke basis toegepast. De Europese Commissie toetst of de criteria goed zijn toegepast. De Commissie is dus aan zet. Een aanvullend eigen onderzoek achteraf acht ik niet zinvol. Ik raad de motie dan ook af.

De heer Passtoors heeft gevraagd welke vragen zijn losgeweekt over de regeling voor natuur. De vragen hebben met name betrekking op de fiscale vrijstelling voor particulier natuurbeheer. Men vraagt om een nadere uitleg.

Ik kom op de plaats van het Diergezondheidsfonds. Naar aanleiding van de eerste termijn heb ik schriftelijk antwoord gegeven. De systematiek van de dierziekteheffing en het beheer van het Diergezondheidsfonds zijn in de wet geregeld. Amendementen om het anders te doen, zijn indertijd verworpen. Wij houden ons uiteraard aan de wet. Het lijkt mij goed om, zoals de heren Oplaat, Ter Veer en Waalkens in een motie vragen, de sector te betrekken bij het beheer van het fonds en de uitvoering van de inning. Ik zal deze motie graag uitvoeren. De motie van mevrouw Van Ardenne waarin wordt gevraagd om het instellen van een gebruikersraad, lijkt mij dan wat overbodig. Immers, dit element kan met de sector worden besproken.

De heer Passtoors heeft gevraagd naar de gevolgen van ruige natuur voor de volksgezondheid. Het is niet bekend dat er extra volksgezondheidsrisico's zitten aan ruige natuurgebieden. De risico's zijn in het algemeen zeer beperkt. Onderzoeksresultaten geven geen aanleiding om te veronderstellen dat aan ruige natuur andere risico's zijn verbonden dan aan de bestaande, zo u wilt: traditionele natuur.

De heer Passtoors (VVD):

De staatssecretaris is toch bekend met het artikel van een professor uit Eindhoven? Dat artikel was de aanleiding voor mijn vraag. Als daar iets van waar zou zijn, is het de moeite waard om het te onderzoeken.

Staatssecretaris Faber:

Er vinden meer onderzoeken plaats op het gebied van de volksgezondheid. Het is misschien iets om met de minister van VWS te bespreken. Wij hebben in ieder geval geen gegevens die de uitspraken in dit artikel bevestigen.

De heer Passtoors heeft gevraagd om het beheer in het kader van de EHS uit te besteden aan boeren. Voorzover dat mogelijk en uit bedrijfsmatig oogpunt ook verantwoord is, kan het natuurlijk, maar het blijft een verantwoordelijkheid van de beheerder om daarover afspraken te maken. Ik weet dat het in sommige gevallen gebeurt.

Mevrouw Vos heeft gevraagd om een nader onderzoek naar de toepassing van de Wet voorkeursrecht agrarische gronden voor natuurdoeleinden. In eerste termijn heb ik uitgebreid aangegeven waarom deze wet nooit is toegepast. Ik verwacht er echt geen positieve resultaten van. Het aanbod van gronden neemt er niet door toe. Eigenaren kunnen niet tot verkoop worden gedwongen. Het heeft geen prijsdempend effect. Het werkt niet versnellend. Bovendien is het fraudegevoelig. Nader onderzoek is volgens mij niet nodig. Ik ontraad dan ook de aanvaarding van de motie terzake.

De heer Poppe heeft een motie ingediend over hoogproductieve dieren en het stellen van grenzen aan de fokkerij. In de schriftelijke beantwoording is daar al uitgebreid op ingegaan. In het algemeen kun je zeggen dat Nederland ervoor ijvert – de minister heeft dat ook al gezegd – om de consumer concerns in WTO-verband op de agenda te krijgen. Daarbij wordt uiteraard sterk gedacht aan de volksgezondheid en het dierenwelzijn. Ook bij Agenda 2000 komt dit punt ruim aan de orde. De minister – hij heeft dat al gezegd – zal de inspanningen op dit vlak gewoon voortzetten. De motie lijkt op dit moment dus overbodig.

De heer Poppe (SP):

Als u de motie overbodig acht, omdat u al bezig bent met de uitvoering van datgene wat in het dictum staat, dan zou dat mooi zijn. In het dictum wordt evenwel gesproken over een gericht onderzoek en het informeren van de Kamer. Als u zegt dat de motie overbodig is, zegt u daarmee ook dat de Kamer hierover geïnformeerd zal worden. Mijn vraag is dan op welke termijn dat zal gebeuren.

Staatssecretaris Faber:

Over de WTO-onderhandelingen en Agenda 2000 wordt de Kamer regelmatig geïnformeerd.

De heer Poppe (SP):

Het gaat hier over de resultaten van de fokmethodes en de kwetsbaarheid van met name het rundvee. De minister heeft gezegd dat DLO hier onderzoek naar doet. Ik zeg dat dit gericht gedaan moet worden, omdat het te maken heeft met het gebruik van antibiotica en andere medicijnen en omdat het te maken heeft met dierenwelzijn. Wanneer kan de Kamer over dat onderzoek van DLO, een Nederlands onderzoek, geïnformeerd worden? Als u zegt dat de Kamer binnen een bepaalde termijn over de resultaten van dat onderzoek geïnformeerd kan worden, dan ben ik heel tevreden.

Staatssecretaris Faber:

Laat ik met u afspreken dat u hier een schriftelijke reactie op krijgt.

De heer Poppe (SP):

Tja, dan laat ik de motie liggen.

De heer Ter Veer (D66):

Ik zou die reactie graag uitgebreid willen zien met de ervaring en de wetenschap die hierbij van de zijde van Holland genetics aangedragen kan worden. Holland genetics heeft onderzoek hiernaar gesponsord en dat onderzoek is inmiddels afgesloten.

Staatssecretaris Faber:

Dat wordt bij de reactie betrokken.

De heer Stellingwerf heeft gevraagd of de heffing voor de controles op de paardensport op de een of andere manier via de sector kan verlopen. Dat is wettelijk echter niet mogelijk, zoals wij ook al in de schriftelijke beantwoording hebben laten weten. Het in de kosten doorberekenen van een strafrechtelijk optreden zou een novum zijn in ons democratisch stelsel.

De heer Stellingwerf (RPF):

Dat vraag ik ook niet. Ik heb gevraagd om volgend jaar creatief te zijn. U hebt dus nog een jaar de tijd om te bekijken hoe een bedrag ter grootte van het bedrag dat nu wordt ingezet voor de strafrechtelijke toets, op de een of andere manier bij de sector in rekening gebracht kan worden. De varkenshouderij moet tientallen miljoenen en straks zelfs honderden miljoenen opbrengen voor een dierziekteheffing. In dat licht is het te gek voor woorden dat wij 0,5 mln. per jaar moeten bijdragen aan topsport van paarden, ook al gaat het om dopingonderzoek en bookmakersfraude. Dat lijken mij juist zaken die in rekening moeten worden gebracht.

Staatssecretaris Faber:

Voorzitter! Het lijkt mij niet zo verstandig om aan het einde van de begrotingsbehandeling een discussie aan te gaan over de rekkelijken en de preciezen. Op dit punt wil ik echter wel heel precies zijn. Wij moeten ons gewoon aan de wet houden. Creatieve oplossingen verdragen zich daar niet mee.

De heer Stellingwerf (RPF):

Ik constateer dat wij langs elkaar heen praten. Eventueel moet er overleg gevoerd worden met de paardensportsector. Er moet in ieder geval tot een soort kostenvergelijk gekomen worden, zodat de overheid hier geen geld op toe behoeft te leggen. Dit behoeft niet in strijd te zijn met de wet. U moet dat uiteraard voorkomen.

Staatssecretaris Faber:

Ook het doorberekenen van die kosten is in strijd met de wet.

De heer Stellingwerf (RPF):

Dan moet ik er zelf maar eens achteraan.

Staatssecretaris Faber:

De heer Van der Vlies heeft een motie ingediend over de Europese harmonisatie met betrekking tot de antibiotica in veevoeders. Die motie is een ondersteuning van het beleid, zoals ik dat in eerste instantie uiteengezet heb. Nederland zet zich hier krachtig voor in. Dat doen wij niet alleen in Nederland zelf, maar zeker ook in Europees verband. Er zijn al veel gesprekken over gevoerd en het lijkt langzaam maar zeker wat los te weken in Europa. De Kamer zal hier – ik heb dat al toegezegd – binnenkort een kabinetsstandpunt over krijgen. De Europese dimensie zal daarin worden meegenomen. Zoals gezegd, zal hier ook overleg over gevoerd worden met de sector.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik wil nog een vraag stellen over de motie op stuk nr. 19, over de habitatrichtlijn. De staatssecretaris heeft aangegeven dat de Europese Commissie nu aan zet is. Er zijn wel degelijk gebieden die op basis van ecologische criteria aangemeld hadden kunnen en ook moeten worden, wat niet is gebeurd. Zou zij in ieder geval de Kamer op de hoogte kunnen stellen van welke gebieden nog niet zijn aangemeld, en waarom niet?

Staatssecretaris Faber:

U heeft een heel overzicht gekregen van de gebieden die zijn aangemeld op basis van die ecologische criteria, waar die gebieden bij horen. Daarover valt verder niet veel te vertellen.

De voorzitter:

Mevrouw Vos, ik herinner mij dat de heer Stellingwerf hierover ook al een interruptiedebat met de staatssecretaris heeft gevoerd. Gaat de heer Stellingwerf dat nog een keer doen?

De heer Stellingwerf (RPF):

Nee, dat zou ik niet meer durven, voorzitter!

De voorzitter:

Heel goed.

De heer Stellingwerf (RPF):

Ik heb wel twee keer gevraagd naar de 0,5 mln. voor het soortenbeleid.

Staatssecretaris Faber:

U hebt daar twee keer naar gevraagd, waarbij u zei dat het antwoord niet bevredigend was. Dat is natuurlijk heel jammer, maar het bedrag als zodanig blijft wel staan. Handhaving is zo'n wezenlijk onderdeel van dat hele complex van het soortenbeleid, dat het heel terecht is dat geld wordt overgeheveld naar de AID.

De heer Stellingwerf (RPF):

De handhaving vind ik even belangrijk als u, maar wij hebben vorig jaar afgesproken, zelfs via een nota van wijziging, dat voor het specifieke soortenbeleid, dus echt voor de planten- en diersoorten, 4 mln. beschikbaar zou komen.

De voorzitter:

Zelfs dat herinner ik mij uit een eerdere interruptie.

De heer Stellingwerf (RPF):

Maar ik vind dat de staatssecretaris niet op de argumenten ingaat.

Staatssecretaris Faber:

Maar handhaving op dat stelsel van het beleid hoort toch bij die 4 mln. waaraan je geld uitbesteedt?

De heer Stellingwerf (RPF):

Dan had het 4,5 mln. moeten worden, en geen 3,5 mln. plus 0,5 mln. Ik overweeg daarop een amendement in te dienen.

Staatssecretaris Faber:

Dan verschillen wij daarover van mening. Op deze manier past het wel degelijk binnen de contouren van de motie. Voor het overige zal op een aantal moties nog schriftelijk worden gereageerd.

De voorzitter:

Omdat enkele leden mij dat verzocht hebben, vraag ik de bewindslieden of zij nog voor het weekeinde schriftelijk hun oordeel over alle moties willen geven. Dat mag heel kort zijn, behalve als zijzelf een langere uitleg hebben toegezegd. Ook dat is bij sommige moties het geval geweest.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Ik heb op één vraag geen antwoord gekregen van de staatssecretaris, namelijk de vraag of de rente in het Diergezondheidsfonds door de sector kan worden besteed.

Staatssecretaris Faber:

Die vraag wordt schriftelijk beantwoord.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven