Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

Vragen van het lid Karimi aan de minister van Buitenlandse Zaken, over de gang van zaken rond de maatregel jegens een van de ambtenaren van de Europese Commissie, de heer Van Buitenen, in het licht van de eerdere uitspraken van de minister, gedaan in het debat over het aftreden van de Europese Commissie (17 maart 1999).

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Verleden week werd bekend dat de Nederlandse ambtenaar Paul van Buitenen bij de Europese Commissie niet kan terugkeren in zijn oude baan. Hij is gedegradeerd naar een functie bij de gebouwenbeheerdienst. Bovendien loopt er ook nog een disciplinair onderzoek naar hem. Voor mijn fractie is dat een onbegrijpelijke en ook ongewenste gang van zaken, en lang niet alleen voor mijn fractie, als ik afga op de vele verontwaardigde reacties van Nederlandse burgers die ons bereiken. Terecht zien velen Van Buitenen als een symbool van de klokkenluider. Hij had de moed om de vriendjespolitiek en het dubieuze gedrag bij de Commissie aan de kaak te stellen.

Het comité van wijzen dat deze beschuldigingen onderzocht, heeft de heer Van Buitenen gelijk gegeven. Dit heeft uiteindelijk tot de val en de demissionaire status van de huidige Commissie geleid. Deze Commissie, staande op haar laatste benen, laadt de verdenking op zich uit wraak tegen Van Buitenen te handelen. Het is een politieke zwaktebod om de boodschapper van het slechte nieuws de kop te snellen.

Voorzitter! Mijn fractie verlangt eerherstel voor Van Buitenen. Dit betekent dat er geen tuchtrechtelijke strafmaatregelen worden getroffen en dat hij weer zijn functie bij de financiële controledienst kan vervullen. Dat is de functie die hij juist zo goed naar eer en geweten heeft vervuld. Daarom stel ik graag de minister de volgende vragen.

Herinnert hij zich dat hij in het Kamerdebat over de val van de Commissie op vragen van GroenLinks te kennen gaf dat de Commissie de schorsing van Van Buitenen moest opheffen? Betekent dit niet dat Van Buitenen weer gewoon in zijn oude baan moet kunnen functioneren? Is hij bereid om dit kenbaar te maken aan de huidige demissionaire Commissievoorzitter? Als dat niet mogelijk is of niet het gewenste resultaat heeft, rijst de vraag of de minister bereid is om een en ander bij de heer Prodi aan te kaarten. De minister heeft immers tijdens het Kamerdebat van 17 maart gezegd dat er wat dit betreft mogelijk een rol was weggelegd voor de nieuwe voorzitter van de Commissie. Kan de minister uitleggen waarom de tuchtrechtelijke procedure tegen Van Buitenen wordt doorgezet terwijl hij gelijk heeft gekregen van het comité van wijzen? Waarom wordt hij geparkeerd bij de gebouwendienst?

Voorzitter! Het is duidelijk dat voor veel mensen Van Buitenen niet alleen degene is die de vuile was buiten heeft gehangen, maar ook een symbool van het zelfreinigende vermogen van de Europese politiek. Een fatsoenlijke behandeling van zijn zaak kan dan ook het vertrouwen in de Europese politiek vergroten. Dat is bitter hard nodig voor een goede opkomst bij de Europese verkiezingen, in juni te houden.

Minister Van Aartsen:

Mevrouw de voorzitter! Ik herinner mij heel goed het debat dat wij hier op 17 maart jl. hebben gehad. Ik heb toen letterlijk gezegd dat de nieuwe Commissie een stap zal moeten zetten om de schorsing op te heffen. Dat zijn mijn woorden tijdens dat debat geweest.

Ik moet constateren dat de oude Commissie besloten heeft om de schorsing van de heer Van Buitenen op te heffen. Dat is inmiddels gebeurd. Verder is het besluit genomen om hem het salaris te geven waarop hij in de afgelopen vier maanden recht had. Hij was gekort op zijn salaris.

Dat is de huidige situatie. Inmiddels loopt er nog een procedure. Het lijkt mij verstandig om die procedure af te wachten. Als ik mij even verplaats in de positie van de heer Van Buitenen, lijkt dat mij in zijn eigen belang. Ik kan uiteraard niet op het resultaat van die procedure vooruitlopen, maar de procedure kan uitlopen in een conclusie in de richting waarvan de geachte afgevaardigde in wezen werkt.

De heer Van Buitenen heeft een functie gekregen binnen het directoraat-generaal gebouwen van de Commissie. Ik kan moeilijk treden in de vraag of die functie werkelijk gelijkwaardig is aan zijn vorige functie. Het hoofdpunt lijkt mij dat de beslissing is genomen om de schorsing van de heer Van Buitenen op te heffen. Zolang de procedure loopt, lijkt het mij in algemene zin niet in het belang van de heer Van Buitenen zelf dat de Nederlandse regering al uitspraken doet. Ik heb zeer veel vertrouwen in het lopende proces. In algemene zin lijkt het mij ook niet in het belang van de heer Van Buitenen dat een lidstaat zich met de procedure op dit moment gaat bezighouden.

Ik kan uiteraard niet overzien hoe lang de procedure duurt. Ik heb het idee dat dit nog wel enige tijd kan duren. Er zijn verschillende inschattingen. Het definitieve besluit kan vallen als de nieuwe Commissie is aangetreden. De Nederlandse regering heeft alle vertrouwen in de intelligentie van de nieuwe Commissie-Prodi.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Zoals ik zei, staat de heer Van Buitenen symbool voor het zelfreinigend vermogen van de Europese politiek. Juist gelet op de Europese verkiezingen, is het belangrijk dat het de publieke opinie duidelijk wordt dat hij een goede behandeling krijgt.

De minister heeft in het vorige debat gezegd dat de huidige Commissie diep, diep demissionair is. Hij heeft gezegd dat voor de schorsing van de heer Van Buitenen een oplossing zou moeten worden gevonden. Dat is een reden temeer om de nieuwe Commissie zo snel mogelijk te laten functioneren. Waar haalt de minister het vertrouwen in de huidige Commissie vandaan? Is het niet verstandig, en in de lijn die hij in het vorige debat heeft ingezet, dat hij bij de nieuwe voorzitter aandringt op een fatsoenlijke regeling, waarbij de heer Van Buitenen terugkeert in de functie waarin hij juist heel goed heeft gefunctioneerd?

Minister Van Aartsen:

Mevrouw de voorzitter! Het is een besluit geweest van de directeur-generaal personeelszaken, uiteraard onder de politieke verantwoordelijkheid van de betreffende commissaris, de heer Likaanen. Deze commissie heeft, weliswaar demissionair zijnde, het besluit genomen om de schorsing van de heer Van Buitenen op te heffen. Er loopt een procedure en naar het oordeel van de Nederlandse regering is het in het belang van de heer Van Buitenen zelf ook dat die procedure afgewikkeld kan worden. Wij hopen uiteraard dat dit eerder sneller dan later zal zijn. De nieuwe Commissie zal rond de zomer aantreden en wellicht is het zelfs mogelijk dat de eindbesluiten nog onder deze Commissie kunnen vallen. Het hoofdargument voor mij is dat het verstandig is om ons als lidstaat niet in de procedure te begeven, omdat dit Europa, de Commissie, Nederland noch – en dat is het allerbelangrijkst – de heer Van Buitenen zal helpen.

De heer Van den Akker (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Ik heb de antwoorden van de minister gehoord, maar het is toch vreemd dat de tuchtrechtelijke procedure tegen de heer Van Buitenen nog steeds niet is opgeheven maar gewoon wordt voortgezet. Wat houdt die tuchtrechtelijke procedure precies in? Het lijkt mij wel degelijk in het belang van de heer Van Buitenen dat wij hier vragen over stellen, opdat de minister misschien zijn invloed in Brussel kan aanwenden om daar toch eens achteraan te gaan.

Is het niet verstandiger dat de Commissie in goed overleg met de heer Van Buitenen treedt opdat hij op de beste manier kan terugkomen en weer een baan krijgt die past bij zijn ervaring? Wil de minister zich daarvoor inzetten bij de Commissie? Beide partijen kunnen daar toch hun voordeel mee doen.

Wil Nederland zich overigens in Brussel sterk maken voor een soort WOB op Brussels niveau? Als een dergelijke wet openbaarheid bestond, had deze informatie door het Europees Parlement kunnen worden gevraagd en had de Commissie deze gegevens ook moeten overleggen.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! De directeur-generaal had drie mogelijkheden tot zijn beschikking. Hij had geen gevolg kunnen geven aan de procedure, hij had een waarschuwing of een berisping kunnen geven of hij had de zaak naar de tuchtraad kunnen verwijzen. Het laatste is geschied. Deze tuchtraad heeft een bijzondere samenstelling, die per geval wordt bepaald aan de hand van het toeval. Het is geen vooraf samengestelde commissie. Deze tuchtraad zal uiteindelijk advies geven aan de directeur-generaal. Zoals ik al heb gezegd, lijkt het mij verstandig om het even aan die vaste procedure in Europees verband over te laten, alvorens als lidstaat daarover allerlei opinies naar voren te brengen.

Ik denk overigens dat ook onder het gezag van een demissionaire Commissie verstandige, intelligente oplossingen kunnen worden gevonden.

In de bijeenkomsten van de ministers van buitenlandse zaken over ook de toekomst van de nieuwe Commissie is als een van de desiderata naar voren gekomen dat er meer transparantie en openheid in Brussel moet komen. Ik heb daar met mijn Zweedse collega al over gesproken en wij zullen in de komende periode zeker proberen om ook op dit gebied met meer openheid in het politieke leven te staan. Dat is een van de punten op de agenda voor Europa.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter! Ik wil de minister twee vragen stellen. Er bestaat op dit moment in Europa geen regeling voor klokkenluiders. Bij afwezigheid van een dergelijke regeling is de heer Van Buitenen uit zijn huidige functie ontzet. Is de minister het met mij eens dat dit een verkeerd signaal is?

De minister sprak over het aflopen van een procedure, zoals te doen gebruikelijk bij arbeidsrechtelijke conflicten. Dat is de regel, maar wij spreken hier over een uitzondering. De uitzondering is daarin gelegen dat iemand, getuigend van grote persoonlijke moed, het heeft aangedurfd om zijn bazen te weerstaan en naar buiten te treden met informatie die heeft geleid tot de bekende affaire. Vraagt deze uitzonderlijke situatie niet om een uitzonderlijke procedure? Zou het niet minimaal van hoffelijkheid getuigen als de Nederlandse regering gevoelens van verontrusting uitspreekt in de richting van de Europese Commissie over de wijze waarop de procedure zich nu ontwikkelt?

Minister Van Aartsen:

Mevrouw de voorzitter! Voorzover ik het Nederlandse ambtenarenrecht nog ken, bevat dit geen aparte bepaling voor zogenaamde klokkenluiders. Wij hebben hiervoor in Nederland dus ook geen uitgebalanceerde procedure. Europa moet daarom met dit fenomeen omgaan op de wijze waarop het op dit moment gebeurt. Naar aanleiding van de opmerkingen van de heer Vendrik hecht ik eraan om nogmaals te zeggen dat deze Commissie de schorsing van de heer Van Buitenen ongedaan heeft gemaakt.

De heer Vendrik heeft gelijk dat wij met de heer Van Buitenen met een uitzonderlijke situatie van doen hebben. De heer Van Buitenen heeft inderdaad de vinger gelegd op een aantal problemen. Door zijn optreden is de commissie van wijzen er gekomen en heeft de hele Commissie op 22 maart ontslag genomen. Ik ben ervan overtuigd dat juist deze uitzonderlijke situatie ook bij het vervolg van de procedure een belangrijke rol zal spelen. Dat bedoelde ik toen ik zei dat ik vertrouwen heb in de intelligentie van deze demissionaire Commissie, maar ook in die van de nieuwe Commissie. Ik acht het niet in het belang van de heer Van Buitenen dat een lidstaat zich zeer nadrukkelijk bezighoudt met de vraag welke procedure door de Commissie of door organen van de Commissie moet worden gevolgd. Ik geloof dat dit gezien de stand van zaken niet verstandig is.

Naar boven