Vragen van het lid Verhagen aan de staatssecretaris van Justitie, over de berichtgeving inzake de IND.

De heer Verhagen (CDA):

Mevrouw de voorzitter! De asielprocedures moeten sneller en nauwkeuriger. De behandeling van asielverzoeken en de uitzetting van afgewezen asielzoekers laten ernstig te wensen over, zo concludeert het bureau Berenschot in een rapport van oktober 1995. In reactie hierop kwam het kabinet-Kok I met het zogenaamde stappenplan. In januari 1997 meldde een zelfverzekerde staatssecretaris aan de Kamer dat het stappenplan succesvol was afgerond en dat de achterstanden waren weggewerkt. Wie schetst onze verbazing toen wij afgelopen zaterdag in de GPD-bladen een artikel zagen met de kop 'Wanbeleid bij IND'? Een crisismanager stelt dat de IND besluiteloos is en leidt aan een misselijkmakende afschuifcultuur. Er zou geen idee zijn van de werkelijke achterstanden. De kwaliteit van de opleiding van het personeel zou onvoldoende zijn. De werkinstructies zouden tegenstrijdig zijn etc. Kortom, er is een waslijst van zorgwekkende signalen. Volgens de ombudsman zouden de massaliteit en intensiteit van die negatieve signalen groter zijn dan ooit.

Gezien de verwachte verdere toename van het aantal aanvragen voor 1999 en de voortdurend stijgende budgetten in het kader van het asielbeleid, wil ik de staatssecretaris de volgende vragen stellen.

1. Is de staatssecretaris bereid om de bevindingen van Berenschot, regioplan en BMC, inclusief nieuwe bevindingen van crisismanagers, vóór het algemeen overleg van 15 december a.s. aan de Kamer aan te bieden?

2. Hoe is het mogelijk dat de vorige staatssecretaris in januari 1997 kon melden dat het project inzake verbetering van de kwaliteit succesvol was afgerond en dat de achterstanden waren weggewerkt, terwijl nu het tegendeel blijkt?

3. Hoelang is er na januari 1997 eigenlijk sprake geweest van een verbeterde kwaliteit en het ontbreken van achterstanden?

4. Wat is gedaan om de resultaten van januari 1997 overeind te houden?

5. Deelt de staatssecretaris de mening dat de kwaliteit en de effectiviteit van de asielprocedure moeten worden verbeterd om echte vluchtelingen te kunnen onderscheiden van degenen die de procedure oneigenlijk gebruiken, en om de voortdurende stijging van de budgetten te kunnen verantwoorden?

6. Welke stappen gaat de staatssecretaris concreet zetten om de situatie, anders dan na de rapporten van 1995, nu wel blijvend te verbeteren?

Staatssecretaris Cohen:

Mevrouw de voorzitter! De heer Verhagen begon zijn vraag met een verwijzing naar een rapport uit 1995 van Berenschot. Dat rapport is tezamen met het regioplan het belangrijkste rapport waarop dit artikel is gebaseerd. Dit artikel is tot stand gekomen zonder dat er sprake is geweest van enig contact met de IND. Tevens baseert men zich in dit artikel op andere wijze achterhaalde en ten dele onjuiste gegevens.

Ik noem een aantal onjuiste gegevens. In het stuk wordt gesproken van een budget van 2 mld. voor de IND. Daar is geen sprake van. Het budget van de IND bedraagt ongeveer 400 mln. Er is vervolgens in het stuk sprake van een BMC-rapport dat net zo'n beroerde situatie schetst als de rapporten van Berenschot en regioplan. Een dergelijk BMC-rapport is er niet. Ik beschik over een ingezonden brief van de directeur van BMC waarin hij afstand neemt van deze notering in dit stuk. Verder staat erin dat de IND 'oorlogshaarden' tot veilige gebieden verklaart. Dit miskent de situatie dat de IND dat natuurlijk niet doet. De IND voert beleid uit dat gemaakt wordt door de staatssecretaris en dat op dit punt ook geïnitieerd wordt door de ambtsberichten van Buitenlandse Zaken.

Dit artikel is derhalve eenzijdig en gebaseerd op oude gegevens. Dat neemt niet weg dat er op basis van die oude gegevens natuurlijk het nodige is gebeurd, want 1995 is alweer een tijd geleden. Omdat die rapporten er inderdaad niet om logen, is er op grond van die gegevens intern door de IND een notitie samengesteld die een startpositie weergeeft die ertoe moet leiden dat de kwaliteit van de IND wordt verbeterd.

Dat heeft geleid tot het plan IND 2001. Dit is een verbeterplan voor de lange termijn dat jaarlijks wordt voorzien van actualiseringen. De eerste actualiseringen worden opgenomen in het plan IND 1998. In dit plan zijn de verbeteringen in de structuur, de opleiding van medewerkers en managers en de kwaliteit van beheer en besturing aan de orde. Dat plan is in dit jaar uitgevoerd en leidt er vervolgens toe dat in 1999 in het kader van het langetermijnbeleid opnieuw een dergelijk plan zal worden opgesteld. Kortom, binnen de IND wordt hard gewerkt aan de noodzakelijke kwaliteitsverbetering. In deze Kamer heb ik vaker gezegd dat de IND een kwetsbare organisatie is. Dat is die nog steeds en dat komt omdat de IND de afgelopen tien jaar met 1000% is gegroeid. De dienst blijft kwetsbaar als de noodzakelijke groei van die organisatie in de komende jaren met opnieuw zo'n 600 fulltime equivalenten noodzakelijk zal zijn.

Op zichzelf is het noodzakelijk dat de IND verbetert, maar daar wordt aan gewerkt. Ik nodig Kamerleden die dat willen graag uit om bij de IND, waarvan het noodzakelijk is dat het een transparante organisatie is, zelf poolshoogte te komen nemen om te zien hoe er gewerkt wordt en hoe de verbeteringen en de verbetertrajecten in gang zijn gezet.

Voorzitter! Daarmee heb ik in het algemeen een antwoord gegeven op een aantal vragen van de heer Verhagen. Hij heeft mij een aantal specifieke vragen gesteld die het mij in het licht van datgene wat er in het artikel heeft gestaan, moeilijk maken er op een zinvolle manier antwoord op te geven. Waarom zou het bijvoorbeeld noodzakelijk zijn om alsnog het rapport van Berenschot uit 1995 aan de Kamer te overleggen? Dat is namelijk een achterhaald rapport.

De heer Verhagen heeft gevraagd of het noodzakelijk is de kwaliteit van de procedures te verbeteren. Dat is inderdaad het geval. Het is de heer Verhagen bekend dat er mede met het oog daarop gewerkt wordt aan een nieuwe Vreemdelingenwet. Een nieuwe wet met nieuwe procedures – hoe nodig op zichzelf ook – kan echter weer nieuwe problemen voor de IND met zich brengen. Naast de oplopende werkdruk zullen de nieuwe regels geïmplementeerd moeten worden.

De vraag welke stappen er worden gezet, meen ik met het voorgaande reeds grondig beantwoord te hebben.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Ik dank de staatssecretaris voor de heldere beantwoording en ook voor de uitnodiging om stage te komen lopen bij de IND. Ik maak daar graag gebruik van om zelf poolshoogte te kunnen nemen.

De staatssecretaris heeft gezegd dat er wordt verwezen naar een achterhaald rapport en ook dat het beeld dat uit het artikel naar voren komt nogal eenzijdig is. Eenzijdige informatie kan overigens gebaseerd zijn op nieuwe gegevens. Daarom heb ik ook gevraagd of de bevindingen van de crisismanagers aanleiding geven tot het beeld dat in het artikel wordt geschetst.

Zijn de opleidingen afdoende en kwalitatief dusdanig dat het nieuw aangetrokken personeel in staat is het werk goed te doen? Kan de IND de huidige instroom aan? Is er sprake van tegenstrijdige werkinstructies, zoals gesuggereerd in het artikel? Hoe staat het met de achterstanden? Ik roep in herinnering dat de Kamer meermalen om inzicht in de procedure heeft gevraagd. Collega Rijpstra heeft specifiek gevraagd te schetsen welke procedure een individuele asielzoeker moet doorlopen. De heer Entzinger schrijft dat het op basis van zijn informatie en op basis van de cijfers van de IND onmogelijk is om een individuele zaak te volgen door de mallemolen heen. Niemand weet hoelang het duurt voordat een dossier is verwerkt en wie waar in de procedure zit.

Voorzitter! Dit sluit haarscherp aan bij de wens van de Kamer om meer inzicht te krijgen in de procedure en met name in de achterstanden. Kan aan de hand van het voorbeeld van asielzoeker X fase voor fase aangegeven worden op welke wijze de procedure verloopt?

Staatssecretaris Cohen:

Voorzitter! De heer Verhagen heeft gevraagd naar de bevindingen van de crisismanagers. Ik weet niet waar hij op doelt. Voorzover ik weet, zijn er op dit ogenblik geen crisismanagers werkzaam bij de IND. Er wordt mede door een aantal managers gewerkt aan verbetering. Natuurlijk wordt van tijd tot tijd – soms door externe deskundigen – bezien in hoeverre het mogelijk is om de organisatie te verbeteren. Ik heb al gezegd dat dit ook nodig is, omdat de IND nog steeds een kwetsbare organisatie is. Er is een traject uitgezet om de werkwijze te verbeteren.

In dat kader is er sprake van verbetering van de opleidingen. De heer Verhagen heeft gevraagd of een en ander afdoende is. Voorzitter! Ik heb nog nooit meegemaakt dat een opleiding niet verbeterd kon worden. Dat is hier natuurlijk ook het geval. Er is echter het nodige gebeurd, juist ook in het afgelopen jaar. Er zal voortdurend gewerkt moeten worden aan het kwalitatief verder op peil brengen van de opleidingen. Ook dat is noodzakelijk als wij willen dat de asielprocedure beter gaat verlopen dan nu het geval is.

De heer Verhagen vraagt of de IND de huidige instroom aankan. Die vraag zal ik beantwoorden in het licht van wat er gebeurd is na de bekende piek in 1994. In oktober 1997 waren alle oude zaken die beslisbaar waren, door de IND weggewerkt. Grosso modo was die hobbel eind 1996 verdwenen. Sinds oktober 1997 is er een nieuwe hoge instroom. De gevolgen daarvan zijn te lezen in de halfjaarlijkse rapportage van de IND, die wij in het algemeen overleg van 15 december zullen bespreken. Daaruit blijkt dat er inderdaad sprake is van nieuwe achterstanden die samenhangen met de grotere instroom. De heer Verhagen heeft vervolgens terecht opgemerkt dat het niet altijd eenvoudig is om de asielprocedure van individuen te volgen. Ook dat punt is al vaker besproken. Ik heb in een eerder overleg opgemerkt dat de cohortbenadering zou moeten worden toegepast. Ik streef ernaar in het voorjaar in ieder geval ten aanzien van één cohort gegevens te kunnen produceren en om die cohortbenadering verder in te voeren. Lukt dat niet op die korte termijn, dan is het in ieder geval de bedoeling om daar wel naar te streven. Ik ben het met de heer Verhagen eens dat het van belang is om die cohortbenadering toe te passen. Dat betekent overigens niet dat individuele zaken niet te volgen zijn. Gegevens over een bepaalde zaak zijn altijd op te sporen, zoals ik met enige regelmaat heb kunnen constateren.

Ook vroeg de heer Verhagen nog of er sprake is van tegenstrijdige werkinstructies. Ik ken er één van uit het verleden. Daarna is mij dat niet opgevallen noch gemeld.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Het was wel even schrikken toen ik het artikel las. De staatssecretaris zegt nu dat een deel van de informatie is verouderd en deels onjuist is en dat er hard wordt gewerkt aan verbeteringen bij de IND. Dat is bekend. Overigens dateert niet alle kritiek in het artikel van 1995. Ook wordt de huidige kwaliteit van de IND in relatie tot de huidige problemen aan de orde gesteld. Daarom heb ik de volgende vragen voor de staatssecretaris.

Graag krijg ik het oordeel van de staatssecretaris over de huidige stand van zaken bij de IND waar het gaat om werkwijze en organisatie bij de IND, die door de Nationale ombudsman het zorgenkindje van de politiek is genoemd. Erkent de staatssecretaris dat de huidige knelpunten in het asielbeleid niet alleen zijn toe te schrijven aan de groeiende toestroom, maar ook zeker voor een deel aan de werkwijze bij de IND en de organisatie? In het artikel worden enkele uitspraken van de Nationale ombudsman geciteerd, onder andere de volgende: de IND is een patiënt met hoge koorts en het ziet er niet naar uit dat die koorts gauw zal wijken. Ook zegt hij: de rapportage en de cijfers van de staatssecretaris aan de Kamer is nattevingerwerk. Graag een reactie op die uitspraken van de ombudsman.

Staatssecretaris Cohen:

Mevrouw de voorzitter! De heer Rouvoet vraagt mij om een beoordeling van de huidige situatie. Ik meen dat ik die gegeven heb in de beantwoording van de vragen van de heer Verhagen. Ik heb gezegd dat er sprake is van een kwetsbare organisatie die desalniettemin, ondanks het feit dat er voortdurend sprake is van een grotere werkdruk en ondanks het feit dat er sprake is van nieuw personeel, zijn uiterste best doet om de noodzakelijke kwaliteitsverbetering tot stand te brengen. De kwaliteit is dus niet goed genoeg, maar er wordt binnen de grenzen van het mogelijke gedaan wat kan om die noodzakelijke kwaliteitsverbetering tot stand te brengen.

De heer Rouvoet wijst vervolgens op een aantal opmerkingen van de Nationale ombudsman. De ombudsman heeft er vaker – en ik heb daar ook met hem over gesproken – op gewezen dat een substantieel aantal van de klachten die bij hem terechtkomen te maken heeft met asielkwesties. Hij heeft daarvoor twee keer mijn aandacht gevraagd en ik heb daar schriftelijk op gereageerd. In die brief staat dat het overgrote deel van die klachten zaken betreft van Iraakse en Afghaanse asielzoekers voor wie extra onderzoek noodzakelijk is gebleken. Daardoor zijn de beslistermijnen overschreden. Ik heb dat verschillende malen aan de Tweede Kamer gemeld. Dit hangt samen met een intensivering van het beleid van de IND op het gebied van onderzoek naar Iraakse en Afghaanse asielzoekers. Het betreft hier ingezet beleid, dat door de Kamer geaccordeerd is. Dit heeft geleid tot een groot aantal klachten bij de Nationale ombudsman. De ombudsman zegt dat de rapportage bestaat uit 'nattevingerwerk'. Ik wil die woorden niet graag voor mijn rekening nemen. Mogelijk heeft dit te maken met het feit dat er, zoals ik al eerder zei, geen cohortbenadering is. Daardoor is het moeilijker om de gegevens te interpreteren.

Voorzitter! De heer Rouvoet vroeg ten slotte of ik van mening ben dat de knelpunten in de huidige problematiek samenhangen met de problemen van de IND. Daar lijkt mij geen sprake van. De knelpunten in het asielbeleid zijn in de hele keten te vinden, vanaf het begin tot het eind. Daar hebben alle actoren hun deel in en daar maakt de IND ook deel van uit. De problemen die daar bestaan, bestaan voor een deel ook elders. Het totaal maakt dat de zaak op dit ogenblik is zoals zij is.

De heer Middel (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! De fractie van de PvdA heeft geen behoefte in te gaan op de door de krant aangehaalde anonieme 32-jarige medewerker van een 'bekend adviesbureau'. Ik vind echter wel dat de IND het vanwege de aard van zijn werkzaamheden verdient voortdurend aandacht te krijgen, zeker van ons. De aard van de werkzaamheden maakt namelijk dat de IND het nooit goed doet en nooit goed kan doen. Als je dat weet, moet je verder kijken. Ik wil de staatssecretaris daarom twee vragen stellen. De PvdA-fractie is van mening dat het functioneren van de IND het beste afgemeten kan worden aan het aantal beschikkingen dat hij afgeeft, de kwaliteit daarvan – ook gemeten aan de werkvoorraad – en de termijn waarbinnen dat gebeurt. Kan de staatssecretaris in zijn algemeenheid zeggen of het aantal beschikkingen, de kwaliteit ervan en de termijn waarbinnen zij worden afgegeven, hem – en dus ook ons – reden geeft tot zorg?

De tweede vraag hoeft hij nu niet te beantwoorden. Ik hoop echter wel dat hij dat doet voor 15 december. Wij praten dan over het asielbeleid. De IND heeft een aparte positie op enige afstand van de staatssecretaris. Wij hebben daar destijds zeer bewust voor gekozen. Toch is de staatssecretaris politiek verantwoordelijk voor wat er met en rond de IND gebeurt. De fractie van de PvdA wil van de staatssecretaris weten of hij van mening is dat de positie van de IND in ons bestel – en de afstand van de IND tot het kabinet, in het bijzonder hemzelf – heroverwogen dient te worden. Is het niet zinnig te bekijken of het meer voor- dan nadelen heeft om de IND dichter bij de politiek te brengen?

Staatssecretaris Cohen:

Mevrouw de voorzitter! De heer Middel vraagt of het aantal beschikkingen, de kwaliteit ervan en de termijn waarbinnen zij worden afgegeven, reden tot zorg is. Mijn antwoord daarop is 'ja' en 'nee'. 'Ja', wanneer je moet constateren dat op dit ogenblik sprake is van achterstanden, terwijl de IND niet zo goed functioneert als hij zou moeten. 'Nee', wanneer je constateert dat de IND in het licht van de moeilijke omstandigheden die ik eerder heb geschetst, zijn uiterste best doet om die kwaliteitssprongen te maken.

De tweede vraag van de heer Middel was of het te overwegen zou zijn om de positie van de IND dichter bij de politiek te brengen. Om te beginnen constateer ik dat ik als staatssecretaris voluit verantwoordelijk ben voor de IND. Vervolgens constateer ik dat mijn contacten met de IND en de top van de IND buitengewoon intensief zijn. Ik heb vanuit dat perspectief niet onmiddellijk de neiging te denken dat een andere organisatie noodzakelijk is. De heer Middel nodigt mij uit daar nog eens over na te denken. Ik wil die tijd even nemen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter! Ik kan niet zeggen dat het krantenartikel van afgelopen zaterdag mij zeer verbaasde. Al bij de justitiebegroting en het daaraan voorafgaande begrotingsonderzoek hebben wij zeer uitgebreid gepraat over de voortdurende problemen bij de IND. Ook toen vond ik de antwoorden van de staatssecretaris niet geheel bevredigend, vooral omdat er, zoals de staatssecretaris ook nu herhaalt, sprake is van een groei van 1000% en tegelijkertijd van een relatieve afname van het aantal beslissingen. Ik verzoek de staatssecretaris nogmaals om daarbij stil te staan.

Ik heb toen een motie ingediend met het verzoek een onderzoek door de Rekenkamer in te laten stellen naar het functioneren van de IND. De staatssecretaris heeft verzocht deze motie aan te houden of in te trekken, omdat hij ruimte wilde voor zijn plannen voor kwaliteitsverbetering. Ik heb mijn motie daarom aangehouden.

Inmiddels bereiken ons nieuwe berichten, waardoor ik mij zorgen maak over de vraag in hoeverre die plannen voor kwaliteitsverbetering werkelijk slagen. Ik noem er een aantal. In 1997 zouden 400 medewerkers worden aangesteld. Na vragen van ons bleek het voornamelijk om uitzendkrachten te gaan. Nu is er ruimte voor 600 nieuwe medewerkers. Inmiddels heb ik vernomen dat van die 600 medewerkers er 200 à 300 tijdelijk zijn aangesteld via uitzendbureau Randstad. De staatssecretaris heeft in het debat over de justitiebegroting uitdrukkelijk gezegd dat dit niet meer zou gebeuren. Ik hoor graag een reactie.

De voorzitter:

Denkt u aan uw tijd?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik kom bij de Dublinclaimanten. Wij begrijpen dat de lange duur van de procedure die Dublinclaimanten moeten doorlopen, vooral wordt veroorzaakt door de trage en inefficiënte werkwijze van de IND en niet door de trage reactie van de Dublinlanden. Is dat waar? Zo ja, wat gaat de staatssecretaris hieraan doen?

Ten slotte wil ik iets vragen over de aanbevelingen van de ombudsman. Wij begrijpen van de ombudsman dat hij keer op keer moet rapporteren...

De voorzitter:

Mevrouw Halsema, stelt u alstublieft uw vraag. U bent echt door uw tijd heen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Waarom worden de aanbevelingen van de ombudsman niet overgenomen? Het gaat over het opnemen van het nader gehoor, videovoorlichting aan asielzoekers en het regelmatig toetsen van de kwaliteit van tolken en contactambtenaren. Waarom heeft de staatssecretaris deze aanbevelingen tot nu toe niet overgenomen?

Staatssecretaris Cohen:

Mevrouw de voorzitter! Wat mij niet verbaast, is dat mevrouw Halsema niet verbaasd is over een artikel dat vooral is gebaseerd op oude feiten. Ik constateer dat zij een aantal punten ten tonele voert als nieuwe berichten die hier al vaker zijn besproken, dus daar zie ik weinig nieuws in. Wij hebben de uitzendkrachten al eerder besproken. Daar is in het verleden wel gebruik van gemaakt, maar daarvan is geconstateerd dat dit absoluut niet werkt. Er moet nog geworven worden voor de 600 nieuwe medewerkers die er moeten komen. Er is geen sprake van dat zij via Randstad worden aangesteld. In de hele organisatie wordt ernaar gestreefd om geen tijdelijke medewerkers aan te trekken, maar juist medewerkers die langdurig bij de IND zullen werken.

De opmerking dat de traagheid van de procedure bij Dublinclaimanten wordt veroorzaakt door de IND, kan ik niet bevestigen. Ik zal het nog een keer navragen, maar ik ben ervan overtuigd dat de claims binnen een of maximaal twee dagen door de IND aan het desbetreffende buitenland worden gesteld. Zodra zij de deur uit zijn, ligt het niet meer aan de IND hoelang dat duurt.

Op de vraag over de aanbevelingen van de ombudsman durf ik op dit moment geen antwoord te geven. Ik wil die punten nagaan en daarover nader berichten.

Ik heb gemeld dat er sprake is geweest van een groei met 1000%. Mevrouw Halsema heeft in het verleden al vaker gevraagd hoe het kan dat deze leidt tot een afname van het aantal beslissingen. Voorzover daar al sprake van is, is dat een gevolg van het feit dat de kwaliteit van die beslissingen verbeterd moest worden. Een deel van de groei van de IND is niet in de besliscapaciteit gaan zitten, maar in andere capaciteit, te weten deskundigheid over landen en om mensen op te leiden. Kortom, het is onmogelijk onmiddellijk een correlatie aan te geven tussen die groei en het aantal beslissingen.

De heer Kamp (VVD):

Mevrouw de voorzitter! Ik kan mij wel vinden in de schets van de IND als organisatie, maar dan in de schets van de staatssecretaris. Ik kan bovendien bevestigen dat de IND voor Kamerleden een transparante organisatie is.

Ik heb twee vragen aan de staatssecretaris. Kan hij bevestigen dat in de periode tussen 1996 en 1999 het aantal asielaanvragen met 300% is gegroeid en de capaciteit van de IND met 80% is gegroeid? Kan hij tevens bevestigen dat het noodzakelijk is om de allereerste prioriteit te geven aan de kwaliteit van het werk? Als je geen goed werk levert, geen goede beslissingen neemt, krijg je in een later stadium van de procedure namelijk alles dubbel en dwars voor de kiezen.

Staatssecretaris Cohen:

Voorzitter! Ik kan de eerste vraag niet onmiddellijk beantwoorden, omdat ik de precieze getallen niet in het hoofd heb. Ik zal de heer Kamp daarover berichten.

De tweede vraag toont meteen het probleem. Natuurlijk ben ik het met de heer Kamp eens dat de eerste prioriteit ligt bij de kwaliteit van het werk. Daar was het allemaal om begonnen. In een periode waarin er sprake moet zijn van groei van de organisatie, moet ook kwaliteit worden gestopt in de nieuwe mensen. Die kwaliteit komt voor een deel uit degenen die er al werken. Aangezien men maar een ding tegelijkertijd kan doen, is het een kwestie van kiezen. Als men kiest voor investeren in de kwaliteit van nieuwe mensen, moet men enigszins achterblijven op het gebied van het geven van een goede beoordeling, de kerntaak. Dat is het dilemma. Daarom gebruik ik ook voortdurend de kwalificatie 'kwetsbare organisatie'.

De heer Wijn (CDA):

Voorzitter! De staatssecretaris heeft gezegd: de kennis en het kwaliteitsniveau van de IND zijn onvoldoende, niet goed genoeg. Dat kan ik mij voorstellen, want ons bereiken berichten waaruit blijkt dat iemand die bij de IND in dienst treedt, gemiddeld negen maanden later de IND alweer verlaat. De staatssecretaris gaat over de kwaliteit van de IND. Kan hij een datum noemen waarop de kwaliteit van de IND naar zijn mening op orde is?

De staatssecretaris heeft aangegeven dat er een verhouding is tussen de capaciteit van de IND en de geleverde kwaliteit. In de aanloop naar de verkiezingen is de prognose van het aantal instromende asielzoekers bijgesteld. Oorspronkelijk was het aantal 48.000 en het is bijgesteld naar 32.500, terwijl veel mensen in het veld allang wisten dat het wel degelijk om 48.000 zou gaan. In hoeverre heeft de bewuste verlaging van de prognose ertoe geleid dat er nu een probleem is bij de IND, dat er te weinig mensen het werk kunnen doen, omdat mensen te laat zijn ingehuurd waardoor zij onvoldoende kennis van zaken hebben, er wachtlijsten ontstaan en de organisatie vastloopt?

Aan de heer Middel van de PvdA wil ik het volgende vragen. Heeft u geweten dat de prognose fout was en de bijstelling omlaag niet correct was? Vindt hij dat de PvdA er medeverantwoordelijk voor is dat de IND nu zo slecht functioneert en capaciteitstekorten heeft?

Staatssecretaris Cohen:

Voorzitter! De heer Wijn koppelde twee begrippen aan elkaar en vond dat daar enige logica in zat. Hij zei: de kwaliteit is onvoldoende, niet goed genoeg. Ik houd het bij de tweede kwalificatie: niet goed genoeg. Met de kwalificatie 'onvoldoende' ben ik het niet eens.

Hij heeft gevraagd of ik een datum kan aangeven wanneer de kwaliteit op orde is. Dat kan ik natuurlijk niet. Uit het hele debat is duidelijk geworden dat er in de asielketen voortdurende sprake is van onderlinge interferenties. Wanneer de groei van het aantal asielzoekers toeneemt, leidt dit ertoe dat het maken van de kwaliteitssprong, die noodzakelijk is bij de IND, langer zal duren. Wanneer die groei afvlakt, zal het eerder gebeuren. Ik nodig ook de geachte afgevaardigde uit om de plannen te komen bekijken die er zijn om de kwaliteit te verbeteren, zodat hij er zich van kan vergewissen hoe een en ander in elkaar zit.

Ten slotte wordt gevraagd of de groei van de afgelopen tijd van invloed is geweest op het functioneren van de IND. In mijn beantwoording heb ik duidelijk gemaakt dat sinds de slechte rapportage uit 1995 door de IND systematisch is gewerkt aan verbetering van de kwaliteit. Zeker, daarbij zijn dingen gebeurd waarvan achteraf kan worden gezegd dat die beter anders hadden kunnen worden gedaan, maar over het geheel genomen vind ik dat de IND systematisch heeft gewerkt aan kwaliteitsverbetering en dat men zich daarbij niet heeft laten beïnvloeden door wat ik zou willen omschrijven als: de getallenkwestie.

De heer Middel (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! De heer Wijn stelde nog twee vragen aan mijn adres. Daar antwoord ik graag op. Op grond van de ontwikkelingen in voorgaande jaren hebben wij in het voorjaar de verwachting omtrent het aantal asielzoekers dat zich in Nederland zou aanmelden, naar beneden bijgesteld. Als de heer Verhagen het woord had gevoerd in plaats van de heer Wijn, hadden wij ongetwijfeld allemaal gehoord dat hij er toen al voor waarschuwde dat dit een verkeerde beslissing was. Hoe dan ook, wij hebben dit heel bewust gedaan, op grond van ervaringen van de laatste jaren. Vervolgens – en dat hebben de heren Wijn en Verhagen moeten missen, omdat zij er niet aan mochten meedoen – hebben wij ons tijdens de besprekingen over het regeerakkoord zeer nadrukkelijk met de inhoud beziggehouden. Dan gaat het om de werkwijze en om andere maatregelen die een beter functioneren in asielprocedures moeten bevorderen. Daarbij valt ons kwalijk te nemen – en als de heer Wijn dat wil, trek ik dat mij graag aan – dat wij op dat moment de instroomcijfers wat naar de achtergrond hebben geduwd, omdat wij ons vooral concentreerden op de inhoud en minder op de kwantiteit. Toen wij klaar waren met onze plannen voor de toekomst van het asielbeleid, bleek inderdaad dat de toestroom groter was dan wij nog in het voorjaar veronderstelden. Vervolgens – en dit is met volledige instemming van de PvdA-fractie gebeurd – hebben wij de staatssecretaris gevraagd om een aantal maatregelen te nemen. Dat heeft geleid tot de roemruchte oktoberbrief, waarover uitvoerig in de Kamer is gediscussieerd en naar aanleiding waarvan maatregelen zijn afgekondigd die in een aantal opzichten nog verdergaan dan wat in het regeerakkoord was afgesproken.

Als de heer Wijn het zich kan permitteren – en misschien kan hij dat wel als lid van een oppositiefractie – zou het misschien goed zijn als hij nog eens keek naar het van 1995 daterende rapport van bureau Berenschot. Dat is het kwalitatief beste rapport over het functioneren en het – op onderdelen – disfunctioneren van de IND. Daarin wordt heel nadrukkelijk ingegaan op de werkwijze van de IND. Daaruit kan de heer Wijn leren – wij hebben dat althans wel gedaan – dat het functioneren van de IND niet zozeer te maken heeft met een toename van het aantal asielzoekers, maar meer met zaken die inherent zijn aan de IND zelf. Op zich antwoord ik dan ook ontkennend op de vraag van de heer Wijn of de toename van het aantal asielzoekers te maken heeft met het functioneren of het disfunctioneren van de IND. Het kan alleen maar erger worden, dat wel, maar volgens de onderzoeksrapporten ligt de kern van de problemen elders. Er zijn maatregelen getroffen om daar wat aan te doen en daar moeten wij dan ook gewoon mee doorgaan.

De heer Dittrich (D66):

Mevrouw de voorzitter! In het regeerakkoord is een passage opgenomen over de kwaliteit van de asielprocedures. Daarin speelt de IND een essentiële rol. Een goed begin van de asielprocedure is het halve werk in die procedure. Ik heb de staatssecretaris een aantal keren horen zeggen dat er veranderingen op komst zijn, bijvoorbeeld als gevolg van de herziening van de Vreemdelingenwet. Ook heb ik hem horen zeggen dat men een krachtsinspanning levert om het werk te doen en dat men zijn uiterste best doet. Heeft de staatssecretaris er vertrouwen in dat in de toekomst de noodzakelijke kwaliteit door de IND kan worden geleverd? Zo ja, waar baseert hij dat vertrouwen op? Zo neen, dan hebben wij een fors probleem. In dat geval moet de staatssecretaris aangeven hoe daarmee wordt omgegaan. Nogmaals, voor asielzoekers is het van het grootste belang dat de IND zijn werk goed kan doen.

Staatssecretaris Cohen:

Voorzitter! Ook bij het beantwoorden van eerdere vragen heb ik al gezegd dat de kwaliteit van de IND afhankelijk is van een aantal factoren. Eén daarvan is de wijze waarop de dienst er zelf voor zorgt dat de kwaliteit beter wordt. In de plannen en in de manier waarop ze worden uitgevoerd, heb ik vertrouwen. Maar ook relevant is het aantal asielzoekers waarom het gaat. En ook al heeft de heer Middel er gelijk in dat dit niet het enige criterium is, als het gaat om een substantiële toename en als die in de komende jaren mocht doorzetten, dan is het onvermijdelijk dat dit implicaties heeft voor de kwaliteit van de IND. Aan de ene kant geeft de wijze waarop de IND op dit moment systematisch werkt aan verbetering van de kwaliteit mij vertrouwen, aan de andere kant is het niet uitsluitend daarvan afhankelijk of die kwaliteit in de komende tijd verbeterd kan worden, al heeft de heer Dittrich er gelijk in dat de asielprocedure optimaal zal zijn als de nieuwe procedure in werking treedt.

Naar boven