Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rabbae.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Zoals u weet, heeft de heer Cohen, staatssecretaris van Justitie, gezegd dat voor Dublinasielzoekers, die via een ander land naar Nederland zijn gereisd en daar in aanmerking zijn gekomen voor een asielprocedure, geen opvang in Nederland mogelijk is behoudens gevallen van humanitaire aard. Het is bekend dat zowel VluchtelingenWerk als het Leger des Heils zich bekommerd heeft om het lot van ongeveer 110 asielzoekers die onder de Dublinafspraak vallen. Op dit moment brengen VluchtelingenWerk en het Leger des Heils deze mensen echter terug naar een centrale opvang in Nederland, omdat zij van mening zijn dat zij de opvang zelf niet aankunnen en dat deze een taak van de overheid is. Onder deze groep mensen bevinden zich vele zwangere vrouwen, vele kinderen onder de tien jaar en een aantal zieken, die naar mijn opvatting niet aan de straat overgeleverd kunnen worden. Daarom heeft mijn fractie er behoefte aan spoedig, als het kan vandaag nog, in een interpellatiedebat met de staatssecretaris van Justitie te debatteren over de vraag wat hij gaat doen voor deze groep, die valt onder zware humanitaire omstandigheden.

De voorzitter:

Voordat ik de leden indien gewenst het woord geef over uw verzoek, maak ik twee opmerkingen. U had dit onderwerp gisteren voor mondelinge vragen aangemeld, maar door tijdgebrek is het helaas niet aan de orde gekomen. Mijn vraag is waarom u dit onderwerp dan niet als eerste aanmeldt voor de mondelinge vragen van volgende week. Verder heb ik begrepen dat er in de commissie over gesproken is of er een algemeen overleg over dit onderwerp moest worden gehouden, maar dat de commissie, om redenen die uiteraard aan haar zijn, negatief hierover heeft beslist. Misschien wilt u deze twee overwegingen in uw antwoord betrekken als u ingaat op de reacties van andere collega's op uw verzoek.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Vanochtend heeft de vaste commissie voor Justitie het verzoek om een algemeen overleg over dit onderwerp te houden inderdaad afgewezen, omdat het debat al is afgerond en er door de rechterlijke uitspraak geen nieuw feit is ontstaan. Nu doet GroenLinks een verzoek om interpellatie van de bewindspersoon. Ik meen dat wij dit niet mogen afwijzen. Er moeten hier heel sterke argumenten zijn voordat wij fracties beletten om een interpellatie te houden. Ik wil namens de fractie van de Partij van de Arbeid het verzoek dus niet afwijzen. Een behoorlijke voorbereiding maakt het echter onmogelijk om de interpellatie vandaag te houden. De agenda van morgen kan ik niet overzien. Ik kan mij voorstellen dat wij de interpellatie begin volgende week houden.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Het onderwerp waarover de heer Rabbae met spoed een debat met de staatssecretaris wenst, is het gevolg van het beleid dat de regeringspartijen hebben geaccordeerd in het debat dat wij hierover gevoerd hebben. Wij hebben uitvoerig alle elementen gewisseld, inclusief de consequenties waarop de heer Rabbae vandaag terecht wijst. Om die reden heeft de fractie van het CDA zich tegen de voorstellen opgesteld en tegelijkertijd gesteld dat Dublinclaims niet op een fatsoenlijke manier kunnen worden afgehandeld, zolang er geen sprake is van een adequate grenscontrole. Dat is de consequentie van dit beleid. Dat is hier uitvoerig besproken. In die zin is het debat afgerond.

De staatssecretaris heeft tijdens dat debat ook gezegd dat hij op humanitaire gronden maatregelen zou treffen. Daarom lijkt het mij op z'n minst noodzakelijk dat de staatssecretaris reageert op de opmerkingen van heer Rabbae over mensen die van opvang zouden zijn uitgezonderd.

Ik zou via u, voorzitter, willen vragen om een brief van de staatssecretaris. Aan de hand van die brief zouden wij dan een debat kunnen houden.

De heer De Wit (SP):

Ik steun het verzoek van de fractie van GroenLinks. Met name de door de heer Rabbae aangevoerde argumenten van humanitaire aard zijn van belang. Die spruiten voort uit de ruimte die de staatssecretaris heeft gelaten in de beantwoording terzake aan de Kamer. Daarover moet op korte termijn duidelijkheid ontstaan.

Nogmaals, wij steunen dit verzoek, voorzitter.

De heer Van Oven (PvdA):

Het aanvullende voorstel van de heer Verhagen zou ik niet willen steunen, voorzitter. Er is namelijk geen sprake van een nieuwe situatie. De rechter heeft het beleid van de regering gedekt. Er kan reden zijn om vragen te stellen, maar niet om een verklaring te vragen aan de staatssecretaris.

De voorzitter:

De heer Verhagen sprak over een brief.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter! De fractie van de VVD heeft geen behoefte aan die interpellatie, maar verzet zich er ook niet tegen. Wij denken dat de zaak duidelijk is. Begin volgende week lijkt ons een goed moment.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! Ook de fractie van D66 heeft geen bezwaar tegen de interpellatie.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! U heeft gelijk. Wij hebben dit onderwerp gemeld voor mondelinge vragen afgelopen dinsdag, omdat het aansluit bij de actualiteit. Het was ons bekend dat vandaag deze 109 mensen op straat zouden worden gezet. In die zin was het qua actualiteit wel toepasselijk.

Helaas gingen door tijdgebrek deze mondelinge vragen niet door. Ik heb daarom de moeite genomen deze zaak in de commissie aan de orde te stellen. De meerderheid van de commissieleden was van mening, naar mijn mening ook vanwege de materiële aspecten van deze kwestie, dat een algemeen overleg hierover niet nodig was. Vandaar dat ik mij tot u en de andere collega's richt met het verzoek om hierover vandaag alsnog te kunnen spreken met de staatssecretaris. Ik doe dat verzoek vanwege de urgentie van de zaak. Het nieuwe feit, zo zeg ik tegen collega Van Oven, is dat vandaag 109 mensen op straat worden gezet, van wie een deel naar mijn overtuiging volledig valt onder de titel van humanitaire aard en bejegening. Ik weet echter niet wat de staatssecretaris daarmee gaat doen. Omdat de staatssecretaris in dezen een discretionaire bevoegdheid heeft, wil de fractie van GroenLinks graag weten wat het humanitaire beleid van de staatssecretaris op dit punt inhoudt.

Dat is de reden van ons verzoek, voorzitter. Wij willen de interpellatie liever vandaag houden dan volgende week, omdat volgende week al te laat is.

De voorzitter:

Ik stel u voor, de interpellatie niet vandaag te houden. Gezien de agenda, heb ik grote aarzeling de interpellatie er vandaag aan toe te voegen. Ik word door twee bewindslieden terecht streng aangekeken, want zij hebben er al een ander spoeddebat tussendoor gekregen. Ik aarzel dus heel erg om de interpellatie vandaag toe te staan, hoe belangrijk ieder onderwerp dat hier wordt aangebracht ook is.

Ik stel u voor, in de loop van de dag een nader voorstel te doen, niet bij een reguliere regeling, maar tussendoor. Uiteraard worden de fracties en de fractiesecretarissen over dat voorstel ingelicht. Wij richten ons erop de interpellatie zo mogelijk morgen te houden, maar geeft u mij die ruimte.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter.

Aldus wordt besloten.

Naar boven