Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 12 november 1998 over Kosovo.

De voorzitter:

Ik wijs erop dat er slechts één termijn is, de spreektijd twee minuten bedraagt en het niet is toegestaan om in het AO gewisselde argumenten te herhalen. In dit geval hebben de woordvoerders de pech dat de voorzitter van het AO en de fungerend voorzitter van deze vergadering dezelfde zijn.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Verleden week hebben wij uitvoerig gesproken over de manier waarop Nederland een bijdrage zou moeten en kunnen leveren aan de noodzakelijke oplossing van de situatie in Kosovo. De ontwikkelingen baren ons nog steeds grote zorgen. Daarom heeft de CDA-fractie de regering ook gesteund toen het erop aankwam om een helder en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar signaal af te geven richting Milosevic waar de internationale gemeenschap voor heeft te staan. Daarom hebben wij toen de regering ook volledig ondersteund waar het ging om deelname aan de inzet van het luchtwapen. Wij vinden dat wij als internationale gemeenschap geen onduidelijkheid moeten laten bestaan over wat wij met betrekking tot Kosovo van Milosevic verlangen. De vraag die nu voorligt, is of wat in de follow-up voorzien is, de OVSE-waarnemersmissie en de extraction force, een geloofwaardige NAVO-troepenmacht, wel een voldoende antwoord is waarmee kan worden bereikt dat zowel de humanitaire nood van talloze vluchtelingen kan worden gelenigd als tegelijkertijd ook het politieke effect zal hebben dat er serieuze onderhandelingen worden gestart tussen de Kosovaren en Milosevic om te komen tot een autonomie van de Kosovaren binnen Klein Joegoslavië of hoe wij dat op dit moment ook noemen.

De discussie verleden week heeft duidelijk gemaakt dat de taken van de waarnemers nog niet geheel duidelijk zijn en dat het in ieder geval niet duidelijk is of zij wel in staat zijn te doen wat beoogd is. Meer dan ooit zitten de waarnemers tussen twee vuren en bepaald niet in een vredessituatie. NAVO-bevelhebber Clark heeft recent weer gewaarschuwd voor het oplaaien van de burgeroorlog in Kosovo. Je ziet dat men zich klaarmaakt om de strijd in het voorjaar weer te hervatten. Wij zullen daarom zeer serieus moeten bezien of voldaan is aan de voorwaarden die ook de regering heeft gesteld voor deelname aan bijvoorbeeld de waarnemersmissie.

Voor de CDA-fractie is een geloofwaardige NAVO-troepenmacht om zeker te stellen dat de waarnemers niet kunnen verworden tot gijzelaars, een absolute vereiste. Als die er is, kan namelijk het enige middel waarmee tot nu toe Milosevic op de knieën is gebracht, de inzet van het luchtwapen, niet worden toegepast. Derhalve is een geloofwaardige NAVO-troepenmacht een absolute voorwaarde.

Tijdens het algemeen overleg heb ik namens de CDA-fractie gesteld dat weliswaar meer duidelijkheid is ontstaan over commandostructuur, de inzet van Saceur, hoe de lijnen lopen, het voorkomen van dubbele sleutels, e.d., maar dat toch nog steeds onvoldoende duidelijk is of die extraction force, of NAVO-troepenmacht die gelegerd zal zijn in Macedonië, inderdaad zo geloofwaardig zal kunnen opereren als wel vereist is. Milosevic neemt het Macedonië bijzonder kwalijk...

De voorzitter:

U moet echt op uw tijd letten!

De heer Verhagen (CDA):

...dat zij de basis zouden zijn voor deze extraction force. Tegelijkertijd hebben de Verenigde Staten, het enige land waarvoor Milosevic respect blijkt te hebben, te kennen gegeven niet te zullen deelnemen aan deze extraction force. Vandaar dat voor ons op dit moment nog niet voldaan is aan de voorwaarden die wij hebben gesteld. Daarom wil ik mede namens collega Van Middelkoop de volgende motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening, dat de veiligheid van de waarnemers voor de OVSE-missie in Kosovo tot op heden onvoldoende is gewaarborgd;

roept de regering op nu geen besluit te nemen tot het zenden van Nederlandse waarnemers naar de OVSE-verificatiemissie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verhagen en Van Middelkoop. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 222 (22181).

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De vraag is wat de heer Verhagen vindt van het beeld dat straks 30 landen waarnemers sturen naar Kosovo en dat Nederland daar niet bij is. Verder vraag ik hem hoe hij denkt een vreedzame oplossing Verhagenin Kosovo te bereiken als Nederland niet bereid is deze verantwoordelijkheid te nemen.

De heer Verhagen (CDA):

Ik heb vorige week gezegd dat de CDA-fractie wel degelijk bereid is haar verantwoordelijkheid te nemen en een bijdrage te leveren aan het oplossen van de afgrijselijke situatie in Kosovo en aan de hulp ten behoeve van de vele vluchtelingen. Wij mogen echter geen schijnoplossing aanbieden om ons geweten te sussen. In plaats daarvan pleiten wij voor een werkelijk geloofwaardig optreden van de internationale gemeenschap. Als wij ongewapende waarnemers naar Kosovo sturen, kunnen die – vanwege de explosieve situatie – heel gemakkelijk speelbal worden van diverse partijen. Daarnaast is er het risico dat zij worden gegijzeld en dan heeft de internationale gemeenschap in feite geen effectief middel meer om in te grijpen. De inzet van het luchtwapen zal dan namelijk bot zijn. Er is sprake van een schijnoplossing als medewerking wordt verleend aan de verificatiemissie zonder dat een werkelijke bijdrage wordt geleverd aan datgene dat op dit moment zou moeten gebeuren, namelijk de terugkeer van de vluchtelingen, humanitaire hulp en politieke onderhandelingen tussen de strijdende partijen. Wij doen alsof de internationale gemeenschap op dit moment werkelijk een bijdrage levert, maar wij maken dat tegelijkertijd in feite onmogelijk door een concept te kiezen met zoveel vraagtekens bij de geloofwaardigheid van het optreden van de internationale gemeenschap. De CDA-fractie is dus gaarne bereid een bijdrage te leveren, maar uit de motie blijkt dat zij vindt dat de veiligheid tot op heden onvoldoende gewaarborgd is en dat zij daarom de regering oproept nu geen besluit te nemen. Dat wil zeggen dat wij op dit moment niet kunnen instemmen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Wat moet er volgens de CDA-fractie gebeuren om alsnog te kunnen instemmen?

De heer Verhagen (CDA):

In ieder geval moet er een geloofwaardige NAVO-troepenmacht in Macedonië worden gestationeerd die kan zekerstellen dat de OVSE-waarnemers niet verworden tot gijzelaars. Wij mogen niet de suggestie wekken dat de veiligheid van de vluchtelingen is gewaarborgd, maar moeten werkelijk kunnen ingrijpen als dat nodig is. Daarvoor zijn er op dit moment echter onvoldoende garanties.

De heer Hoekema (D66):

De heer Verhagen zegt dat de veiligheid van de verificatiemissie tot op heden nog niet is verzekerd. De motie die hij zojuist indiende, bevat een tijdselement. Mijn vraag is of die veiligheid zou moeten worden verzekerd door een andere opzet van de verificatiemissie – zoals de heer Blaauw vorige week tijdens het algemeen overleg suggereerde – of ziet de heer Verhagen de oplossing van dit probleem vooral in het versterken van de evacuatiemacht? Zo ja, hoe zou die evacuatiemacht nog verder moeten worden versterkt om het door hem gewenste doel dichterbij te brengen? Moeten de Amerikanen daaraan dan meedoen?

De heer Verhagen (CDA):

Een groot deel van de garanties die op dit moment worden geboden voor een eventuele evacuatie van de waarnemers, is gebaseerd op de garantie van de heer Milosevic dat zijn troepen zullen helpen bij een eventuele evacuatie. Het meeste gevaar is juist van zijn kant te verwachten voor het geval de NAVO-troepenmacht moet ingrijpen. Net als in Bosnië indertijd is er in wezen geen geloofwaardig scenario met betrekking tot het voorkomen van gijzeling, indien er geen geloofwaardige NAVO-troepenmacht is. Dit betekent, mede gelet op de ervaringen met betrekking tot Bosnië, dat de regering haar uiterste best moet doen om ervoor te zorgen dat de Amerikanen zich meer committeren en ook daadwerkelijk deelnemen aan de NAVO-troepenmacht.

De heer Hoekema (D66):

Mijn conclusie is dat de CDA-fractie vooral veranderingen wil hebben in de opzet van de evacuatiemacht en dat zij, als die plaatsvinden, tevreden is met de huidige opzet van de verificatiemissie.

De heer Verhagen (CDA):

Ik zeg dat ik tot op heden onvoldoende garanties heb voor een geloofwaardig optreden van de internationale gemeenschap en dat ik er daarom niet vóór ben een Nederlands contingent beschikbaar te stellen. Indien er een nieuwe situatie ontstaat en de Nederlandse regering ons nieuwe voorstellen doet, zullen wij die voorstellen op hun merites beoordelen.

De heer Valk (PvdA):

Wat vindt de heer Verhagen ervan dat zich op dit moment al honderden internationale waarnemers in Kosovo bevinden?

De heer Verhagen (CDA):

Zoals u weet, wordt hierover zelfs in NAVO-kringen uiterst verschillend gedacht. Zoals u ook weet, is het de vraag of er voldoende garanties zijn dat het luchtwapen kan worden ingezet. U heeft zelf betwijfeld of wat in de onderhandelingen tussen Milosevic en het UCK is gevraagd, al gerealiseerd is. Het gevaar dat niet afgedwongen kan worden wat noodzakelijk is – terugkeer van de vluchtelingen en politieke onderhandelingen – is door de aanwezigheid van de waarnemers vergroot.

De heer Valk (PvdA):

U zegt dus dat het helemaal niet goed is dat op dit moment überhaupt waarnemers actief zijn in Kosovo.

De heer Verhagen (CDA):

De vraag die voor mij aan de orde is, is of Nederland moet deelnemen aan de waarnemersmissie. Ik vind een waarnemersmissie zonder de aanwezigheid van een geloofwaardige NAVO-troepenmacht in Macedonië een zeer riskante zaak.

De heer Valk (PvdA):

Ik krijg geen antwoord op mijn vraag, namelijk: wat vindt u van de aanwezigheid van deze waarnemers? Als ik uw redenering moet volgen, moet die waarnemersmissie onmiddellijk worden teruggetrokken. En wat dan?

De heer Verhagen (CDA):

Dat is de conclusie van de heer Valk. Mijn stelling is dat een waarnemersmissie zonder voldoende garanties een riskante zaak is.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ten aanzien van de waarnemers die er nu in Kosovo zijn en de verificatiemissie waarover wij nu praten, hebben wij het over verschillende mandaten. De verificatiemissie waarover wij nu praten, is verantwoordelijk voor een heel pakket aan taken, waarbij ik onder meer denk aan de hulp aan ontheemden en samenwerking met UNHCR. Die missie doet een ander soort werk dan hetgeen al sinds jaren door de OVSE in dit gebied wordt gedaan. Ik denk dan ook dat op dit punt de vergelijking niet helemaal reëel is.

De heer Verhagen (CDA):

Ik ben het daarmee volledig eens. Dit is een van de elementen die ik in het algemeen overleg naar voren heb gebracht. Aangezien de voorzitter heeft aangedrongen op een tweeminutendebat heb ik niet alles herhaald wat ik vorige week naar voren heb gebracht.

De heer Van Bommel (SP):

Als de heer Verhagen zegt dat het niet verantwoord is dat Nederland deelneemt aan een OVSE-verificatiemissie, zegt hij toch eigenlijk dat er helemaal geen OVSE-waarnemers naar dat gebied zouden moeten gaan?

De heer Verhagen (CDA):

Wat ik zeg, is dat de regering moet werken aan een geloofwaardige aanwezigheid van de NAVO, met de mogelijkheid tot werkelijk ingrijpen indien dat noodzakelijk is. Er moeten garanties zijn dat er middelen zijn om te voorkomen dat de inzet van het luchtwapen feitelijk niet gerealiseerd kan worden. Derhalve heb ik niets meer en niets minder gezegd dan dat tot op heden de veiligheid onvoldoende gewaarborgd is en dat nu geen besluit genomen kan worden tot uitzending van Nederlandse vrijwilligers, militairen, voor de Oost-Europese vredesmissie.

De heer Van Bommel (SP):

U geeft echt geen antwoord op mijn vraag. Stelt u nu dat het voor Nederlandse waarnemers niet veilig zou zijn, maar voor eventuele waarnemers uit andere landen wel? Dan zou ik het niet met u eens zijn.

De heer Verhagen (CDA):

Daar gaan wij niet over. Voor mij is op dit moment de vraag aan de orde of wij, gegeven de huidige situatie en de huidige condities, zouden moeten instemmen met uitzending van Nederlandse waarnemers voor de waarnemersmissie. Op dit moment zeggen wij daar 'nee' op.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Er is een akkoord over Kosovo, een akkoord dat niet ideaal is, maar dat naar de mening van de fractie van GroenLinks wel de enige weg is naar een vreedzame oplossing in Kosovo. Er moet uiteraard nog heel veel gebeuren. Wij zijn van mening dat het zenden van een grote waarnemersmissie noodzakelijk is om deze vreedzame oplossing te bereiken, de naleving van de resoluties van de Veiligheidsraad te waarborgen, vluchtelingen te ondersteunen en te beginnen met de opbouw voor een nieuwe situatie na de oorlog. De veiligheid is in dit geheel uiteraard cruciaal. Veiligheid kun je nooit voor 100% garanderen. Wij vinden echter wel dat de regering, de OVSE en de NAVO er alles of veel aan hebben gedaan om die veiligheid zoveel mogelijk te garanderen, door het instellen van verkenningsvluchten, door het vestigen van een NAVO-troepenmacht en extraction force in Macedonië, die zo nodig mensen kan evacueren en door, de vorige week, op een goede manier te komen tot een heldere bevelsstructuur voor deze extraction force.

Het is ook van groot belang dat heel veel landen, zo'n 30 landen, meedoen aan deze missie en dat groepen worden samengesteld die uit meer nationaliteiten bestaan. Voor ons is van groot belang dat er vrijwilligers naar Kosovo zullen worden gestuurd. Wij gaan ervan uit dat die vrijwilligers grondig zijn getraind, grondig gebrieft en op een goede wijze uitgerust. Ik hoor graag een bevestiging van de regering dat er goed getrainde en geselecteerde mensen vanuit Nederland heen worden gestuurd.

Een punt van zorg is uiteraard dat er weliswaar een akkoord is met Milosevic, waar je overigens ook nog vraagtekens bij kunt zetten, maar dat er nog onderhandelingen lopen met de Kosovaarse oppositie. Er is niet echt zicht op hoe die uiteindelijk uitvallen. Daar moet hard aan getrokken worden.

Hoe staat het nu met de wapenleveranties vanuit Albanië naar Kosovo? Tot nu toe zijn die behoorlijk doorgegaan. Wordt ervoor gezorgd dat die worden stopgezet?

Mijn fractie komt vooralsnog tot de conclusie dat wij niet anders kunnen dan instemmen met de waarnemersmissie. Er zijn voldoende veiligheidsgaranties. Niet instemmen met het zenden van waarnemers komt erop neer dat je niet je verantwoordelijkheid neemt om een vreedzame oplossing te vinden in Kosovo, voor alle vluchtelingen daar. Daar is het uiteindelijk om begonnen. Wij vinden het teleurstellend dat een aantal fracties in de Kamer niet bereid is nu verantwoordelijkheid te nemen. Zij menen blijkbaar dat andere landen de zaak moeten opknappen en dat Nederland niet mee moet doen. Ik vind dat jammer. Ik vind het absoluut nodig dat Nederland die keuze wel maakt.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! Donderdag debatteerde de Kamer over de vraag of Nederland nu reeds, in beginsel deels, al hard militairen en militair materieel wilde toezeggen voor een drietal missies, namelijk de luchtverificatiemissie, waarvoor een Orionvliegtuig nodig is, de Kosovo verificatiemissie, de KVM en de evacuatiemacht, de extraction force. De fractie van D66 heeft donderdag ingestemd met het in principe ter beschikking stellen van Nederlandse militairen voor deze missies, in het besef van de risico's. Die risico's zijn reëel en niet nul. Dat bleek het afgelopen weekend alweer. In principe zijn zij echter beheersbaar. Door veiligheidsmaatregelen en een zeer stevige NAVO-rol daarbij moeten deze risico's zoveel mogelijk kunnen worden gereduceerd tot een aanvaardbare omvang. Deze stevige rol blijkt vooral uit de opzet van de extraction force. Ik vraag de ministers om hierover meer te vertellen omdat donderdag, het moment waarop wij het debat voerden, het operationele plan van de NAVO nog niet gereed was. Dit staat ook in de brief van verleden week. Ik heb zelfs gelezen dat er in NAVO-kader gesproken wordt over mogelijke deelname van Rusland en misschien andere landen. Tot de heer Verhagen zeg ik dat ook mijn fractie buitengewoon veel belang hecht aan de nu reeds blijkende zeer stevige NAVO-rol van de extraction force die onder direct commando van Saceur en Cinc-South zal opereren.

Mijn fractie stemde in in het besef van het belang van het Kosovo-akkoord, hoe onvolmaakt en broos ook. Het gaat om het belang van het tot stand brengen van een goede politieke oplossing voor Kosovo en een veilige omgeving voor de vluchtelingen en om het belang van de vrede. Dit alles dient tot stand te komen onder directe aansturing van de VS en dat mag vertrouwen geven in de veiligheidsvoorziening van alle missies. Een brede Europese en Noord-Amerikaanse participatie bij het toezien op en het afdwingen van de Kosovo-afspraken acht mijn fractie van groot belang. Russische en Amerikaanse deelname is verzekerd aan de verificatiemissie en, mogelijkerwijze wat Rusland betreft, de extraction force. Hoe staat het met de inzet van Amerikaanse stafmilitairen bij de extraction force?

Het zou mijn fractie ernstig teleurstellen als Nederland afhaakt bij de verificatiemissie of de extraction force. Aan de verificatiemissie doen meer dan 30 landen mee, van Kazachstan tot Luxemburg, van Ierland tot Litouwen en van Moldova tot Portugal. In al die landen is een risicoafweging gemaakt. De opstelling van een aantal fracties in het debat zou een breuk kunnen gaan vormen in de praktijk bij Kamerbrede steun aan de besluitvorming omtrent Nederlandse deelname aan vredesoperaties. Zo kan dit signaal uitdrukken dat Nederland geen vertrouwen heeft in de verificatiemissie. Daarmee kan worden geïmpliceerd dat de huidige waarnemers in een onvolmaakte veiligheidsomgeving opereren en dat Nederland het akkoord tussen Holbrooke en Milosevic onvolkomen zou vinden. Ik zie zeer ongaarne dat deze Kamer dat signaal zou afgeven. Met belangstelling en vertrouwen zien wij uit naar de antwoorden van de bewindspersonen.

De heer Valk (PvdA):

Voorzitter! Ondanks onvolkomenheden is het akkoord Holbrooke-Milosevic een enorme vooruitgang. Het resulteerde onder meer in een massale terugkeer van vluchtelingen en daklozen die tot voor kort in de bergen verkeerden. Ik onderstreep nadrukkelijk dat er op dit moment geen enkel alternatief is voor dit akkoord. Het welslagen daarvan is afhankelijk van aanwezigheid van een grote waarnemersmissie. Deze aanwezigheid moet namelijk bijdragen aan een situatie van rust en vertrouwen. Van een ding kunnen we zeker zijn: zonder de aanwezigheid van waarnemers, en de bescherming van hen op de achterhand, zal de oorlog binnen de kortste keren weer uitbreken. Zo simpel ligt het.

Op dit moment participeren de belangrijkste OVSE-landen in de waarnemersmissie. Als Nederland niet mee zal doen aan deze missie, keert zij zich volgens die redenering de facto tegen het akkoord. Dat is de consequentie van de redenering van het CDA. Dit betekent dat wanneer men zegt niet bereid te zijn hieraan deel te nemen, men in zijn algemeenheid de aanwezigheid van waarnemers in dit gebied afwijst. Een andere consequentie van die redenering is dat Kosovo weer wordt uitgeleverd aan degenen die in de eerste plaats de strijd opzoeken.

De heer Verhagen (CDA):

De heer Valk suggereert dat de partijen om de tafel gaan zitten en dat de vluchtelingen kunnen terugkeren vanwege het feit dat de waarnemersmissie er is. Is de heer Valk het met mij eens dat juist het geven van een serieuze invulling aan de mogelijke inzet van het luchtwapen, zoals gebeurd is, geleid heeft tot een geloofwaardige dreiging ten opzichte van Milosevic en tot de situatie dat de troepen zijn teruggetrokken en de vluchtelingen konden terugkeren? Is het niet veeleer de serieuze dreiging van de internationale gemeenschap geweest dan het feit dat er waarnemers van de OVSE heen zouden gaan?

De heer Valk (PvdA):

Het akkoord tussen Holbrooke en Milosevic is een resultante van de dreiging van de kant van de NAVO. Op het moment dat wij zeggen dat wij verder niet meewerken aan de uitvoering van dat akkoord en dus niet aan het plaatsen van waarnemers, zeggen wij in feite dat wij terug naar af willen. Dat is de consequentie van de redenering van de heer Verhagen.

Voorzitter! Ik zal nog iets zeggen over de deelname aan een evacuatiemacht. Die evacuatiemacht is ook een voorwaarde voor het welslagen van de waarnemersmissie. De belangrijkste Europese landen doen mee. De Verenigde Staten zijn nadrukkelijk gecommitteerd. De evacuatiemacht zal goed bewapend worden. Er is geen sprake van een dubbele sleutel. Dat geeft reden voor vertrouwen. Daarom steunen wij het voornemen van de regering om in principe bereid te zijn aan deze evacuatiemacht deel te nemen.

Dan nog een laatste opmerking. Wij weten allemaal dat de missie risico's kent. Die zijn vorige week nadrukkelijk genoemd door de woordvoerders in het algemeen overleg. Maar niets doen, brengt nog veel grotere risico's met zich mee, namelijk het gevaar van het opnieuw uitbreken van een verwoestende oorlog in Kosovo.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzitter! Ik voer het woord mede namens de fracties van de SGP en de RPF.

In de ministerraad van 6 november jl. is uitvoerig gesproken over de vraag of Nederland een bijdrage zou moeten leveren aan de Kosovo verificatiemissie. Na afloop ontving de Kamer een brief waaruit bleek dat het kabinet bereid was tot deelname. Uit de media begrepen wij dat het bepaald geen hamerstuk is geweest. Daarom zal het de eerstverantwoordelijke ministers niet hebben verbaasd dat daarna in het AO en ook nu weer in de Kamer serieuze verschillen van mening bleken te bestaan. Ik neem aan dat zij een deel van de argumentatie wel herkennen.

Ik heb er tijdens het algemeen overleg geen misverstand over laten bestaan dat wij daadwerkelijke deelname aan de Kosovo verificatiemissie op dit moment niet verantwoord achten. De risico's zijn te groot, omdat het gebied nog onvoldoende gepacificeerd is, er nog onvoldoende vredeswil is en er vooral nog te weinig politieke akkoorden zijn gesloten. Dat standpunt geldt nog onverkort, zeker na het incident van het afgelopen weekeinde. Ik wil er overigens geen enkel misverstand over laten bestaan dat, wanneer wél voldoende aan relevante voorwaarden is voldaan, wij de eersten zullen zijn om steun te geven aan de uitzending van verificateurs, zoals wij dat ook deden toen het ging om de inzet van het luchtwapen.

Ik ben mij bewust van de ernstige verantwoordelijkheden van de ministers in dit soort zaken. Enig oppositioneel sentiment is mij bij dit soort zaken dan ook vreemd. De Kamer is er echter niet voor niets. Zij draagt een eigen zelfstandige verantwoordelijkheid.

De situatie die zich nu voordoet, is bepaald uniek. Het ziet ernaar uit dat voor het eerst in vele jaren een Kamermeerderheid zich verzet tegen de Nederlandse deelname aan een internationale operatie, er een verschil is in taxatie van risico's en er een andere afweging plaatsvindt. Het was te verwachten dat dit eens moest gebeuren, nu Nederland militair en civiel zo vaak en onder zo verschillende omstandigheden actief wil bijdragen aan het bevorderen van de internationale rechtsorde, waartoe de Grondwet ons verplicht. Het geeft misschien ook aan dat deelname aan internationale operaties normaal is geworden. Verschillen van inzicht zijn dan niet altijd meer te ontwijken. Het is niet anders.

Ten slotte nog een enkel woord over de evacuatiemacht, de extraction force. Ook hierover heb ik vorige week met enige scepsis gesproken. Maar als Nederland daaraan wil deelnemen, hebben wij er geen bezwaar tegen. Wij komen dan, vermoed ik zo, terecht in een vergelijkbare positie als de Amerikanen, die ook niet deelnemen aan de verificatiemissie, maar wel aan de evacuatiemacht.

De heer Hoekema (D66):

Ook aan de heer Van Middelkoop stel ik de vraag die ik afgelopen donderdag stelde. Wat moet er in zijn optiek gebeuren om de situatie in Kosovo zodanig veiliger te maken dat het zenden van een macht, ter verificatie of om evacuatie af te dwingen, verantwoord is? Hij sprak net over een verdere politieke regeling. Moet de internationale gemeenschap nu een aantal maanden met de handen over elkaar toezien en afwachten tot die veilige omgeving is gecreëerd door politieke condities? Of acht hij het denkbaar dat door veranderingen in de extraction force of in de missie waar de CDA-collega over sprak, instemming van zijn kant mogelijk wordt?

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik zoek het niet in versterking van de geloofwaardigheid van de NAVO, het luchtwapen en dergelijke, en dus ook niet in de extraction force. Idealiter heb ik een situatie voor ogen waarin je zo'n extraction force niet nodig hebt, maar ik kan mij voorstellen dat je die achter de hand hebt. U weet evengoed als ik dat wij dat soort evacuatiemachten ook niet achter de hand hadden in Haïti en andere landen waar wij mensen met nauwelijks enig geweldsgebruik naartoe hebben gezonden.

Het gaat mij erom dat er een fasering is in dit soort acties. Eerst dreig je met militair geweld, zoals wij al vaak hebben gedaan. Dan moet er een situatie ontstaan waarin duidelijke akkoorden worden gesloten, die waar te nemen zijn. Deze zijn er nu onvoldoende. Er is niet eens een duidelijk bestand in de zin van een staakt-het-vuren, waarin men zich bijvoorbeeld ertoe verplicht alle relevante wapens neer te leggen. Er is niet eens een akkoord over hoe het verder moet het de inrichting van de samenleving. Dit hoeft niet geheel uitgewerkt te zijn; dat besef ik ook wel. Wij zitten nu echter in de overgangsfase die er zo vaak is, waarin partijen het nog duidelijker moeten maken dat er echt sprake is van een vredeswil. Als dit het geval is, doet zich ten principale een situatie voor waarbij waarnemers passen. Ik heb zo-even al gezegd dat, als deze situatie zich voordoet, wat mij betreft liever vandaag dan morgen, Nederland naar mijn mening een bijdrage kan leveren.

De heer Hoekema (D66):

Verwacht u nu echt dat er betere akkoorden dan de huidige komen zonder enig element van militair toezicht of militaire dwang op de partijen? Dat gaat toch niet vanzelf?

De heer Van Middelkoop (GPV):

De militaire druk blijft natuurlijk. Actord is als dreiging nog altijd reëel aanwezig. Het diplomatieke overleg moet gewoon voortgaan. Dit is helemaal niet bijzonder, omdat wij naar mijn overtuiging in zo'n overgangsfase zitten. Ik wil de geloofwaardigheid van de handtekening van Milosevic en de uitspraken van het UCK verder in de praktijk kunnen toetsen voordat er voor mij een situatie ontstaat waarin wij waarnemers dat gebied in kunnen sturen. Ik heb vorige week het beeld gebruikt van mannen en vrouwen met een aktetas onder de arm.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Bent u niet bezig met een cirkelredenering? Juist om meer vrede te bereiken en de onderhandelingen een stap verder te brengen, is het nodig dat er waarnemers in dat gebied zijn. Ik denk dat wij er nooit komen als wij gaan wachten totdat die resultaten bereikt zijn. Daar krijg ik graag helderheid over van u.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Waarom hebben wij drie weken geleden geen waarnemers gestuurd? Wij waren het er toen allemaal over eens dat de situatie daar bepaald niet rijp voor was; dat is een understatement. De situatie was toen dat met de dreiging van militair geweld Milosevic op het pad van de vredeswil, de pacificatie, moest worden gedwongen. Pas als dit is gelukt, kun je gaan nadenken over waarnemers. Ik zeg dat het nu te vroeg is om het voor onze verantwoording te nemen waarnemers naar dat nog niet geheel gepacificeerde gebied te sturen. Zo bijzonder is dat niet. Ik houd het niet voor onmogelijk dat wij over een paar weken tot een geheel andere conclusie komen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Wat vindt u ervan dat 30 andere landen het nu blijkbaar wel het goede moment vinden, ook de Verenigde Staten en Rusland overigens, maar dat Nederland niet meedoet? Wat vindt u van die beoordeling?

De heer Van Middelkoop (GPV):

De Verenigde Staten vormen niet zo'n goed voorbeeld, want u weet evengoed als ik dat zij juist weer niet aan de verificatiemissie deelnemen. Dat heeft misschien andere redenen dan een taxatie van de risico's.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De Verenigde Staten doen wel mee aan de verificatiemissie, maar niet aan de extraction force.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Nu moet ik mijzelf in bescherming nemen. Daar reageer ik even niet op.

Minister Van Aartsen:

De Amerikanen zullen aan de verificatiemissie deelnemen, met 200 man, van wie een aantal nu in Kosovo aanwezig is.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik maakte een vergissing doordat het geen militairen betreft. Daardoor kan het. Het Congres is er nooit toe bereid geweest militairen voor dat soort zaken in te zetten. Wat was ook weer de vraag van mevrouw Vos die hieraan voorafging?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik zei dat 30 andere landen het blijkbaar wel het moment vinden en bereid zijn mensen te sturen.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Vindt u dat nu zo'n sterk argument? Wij hebben hier onze eigen verantwoordelijkheid te nemen. Dat is in andere parlementen ook het geval. Als bepaalde landen dat om wat voor redenen dan ook – misschien, zo zeg ik voorzichtig, omdat zij een wat minder ontwikkelde parlementaire democratie of een minder zelfstandig parlement hebben – wel mensen sturen, het zij zo. Ieder neemt zijn eigen verantwoordelijkheid, maar wij hebben de onze te nemen voor onze mensen. U zult mij ook niet horen zeggen, zoals de heer Van Bommel zo-even probeerde de heer Verhagen te laten doen, dat de OVSE maar moet stoppen met wat zij nu doet in Kosovo. Nee, dat gaat mij op dit moment niet aan.

Zoals ik vorige week tijdens het algemeen overleg heb gezegd, zou ik het prima vinden dat er voortgewerkt wordt aan die missie. Nogmaals, wij praten hier over een zware missie die een enorme training vergt. Daarbij moet ook gedacht worden aan allerlei logistieke voorwaarden, aan een goede organisatie en wat dies meer zij. Neem de tijd om dat verder op te bouwen. Dan kunnen wij er goed bij zijn als de situatie van een gepacificeerd Kosovo intreedt. En ik hoop echt dat dit gebeurt.

De heer Valk (PvdA):

Ik denk dat het ons wel degelijk aangaat of de OVSE waarnemers stuurt. Nederland heeft zich immers ook gecommitteerd aan het akkoord tussen Holbrooke en Milosevic. Vindt de heer Van Middelkoop dat de waarnemers moeten worden teruggetrokken?

De heer Van Middelkoop (GPV):

Die discussie hebben wij nu tweemaal gevoerd, mijnheer Valk, in het AO tussen u en mij en zo-even hier met de heer Verhagen. Ik wil hier niet uitspreken dat het Nederlandse parlement vindt dat de hele OVSE dit of dat moet doen of nalaten; daarvoor dragen wij geen verantwoordelijkheid.

De heer Valk (PvdA):

Maar vindt u het goed dat de OVSE daar op dit moment vertegenwoordigd is?

De heer Van Middelkoop (GPV):

Wij moeten de zaak wel zuiver houden. Ik doe natuurlijk geen enkele afkeurende uitspraak daarover. Nogmaals, de aanwezigheid van OVSE-mensen aldaar, die overigens al heel lang in die regio zitten is, is van een heel ander type missie dan de fullyfledged missie waarover wij nu spreken en waarvoor wij eventueel verantwoordelijkheid moeten dragen.

De heer Valk (PvdA):

Ik vraag uw oordeel over de waarnemers die op dit moment in het kader van het akkoord tussen Holbrooke en Milosevic zijn uitgestuurd.

De voorzitter:

Dat was uw laatste vraag, mijnheer Valk.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik heb geen enkele behoefte om daarover een negatieve uitspraak te doen. Dat zou ik zelfs potsierlijk vinden. Als elders andere afwegingen worden gemaakt ten aanzien van de risico's, heb ik dat te respecteren zoals ik andere parlementen heb te respecteren. Dat is toch heel normaal, mijnheer Valk? Maar hier hebben wij onze eigen verantwoordelijkheid. U moet uzelf ook serieus nemen, evenals uw collega's. Wij hebben hier een toetsingskader. Wij hebben hier vaak gesproken over het taxeren van risico's. Wel, daarmee zijn wij nu bezig! Als wij zouden kunnen volstaan met het verwijzen naar wat anderen doen, waar praten wij dan nog over?

De heer Valk (PvdA):

Maar dan moet ik...

De voorzitter:

Nee, u heeft het woord niet. Het was uw laatste vraag, anders loopt het verschrikkelijk uit.

De heer Van Bommel (SP):

Ik wil niet met de heer Van Middelkoop spreken over de waarnemers die er nu al zitten. Die hebben een andere status. Wanneer de heer Van Middelkoop zegt dat de veiligheidssituatie onvoldoende is voor Nederlandse waarnemers, dan is die situatie toch niet anders voor waarnemers in OVSE-verband?

De heer Van Middelkoop (GPV):

Waarom zouden wij op het punt van de logica met elkaar in discussie treden?

Nogmaals, nu ligt er een brief van het Nederlandse kabinet met een Nederlands voorstel en dat wordt beoordeeld door Nederlandse parlementariërs. Verder reikt onze verantwoordelijkheid niet.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter! Er is dagelijks sprake van ontwikkelingen in Kosovo. Twee problemen blijven recht overeind. Daarop heb ik ook gewezen in het AO.

Allereerst het centrale probleem dat er geen politiek akkoord is tussen de etnische Albanezen en Milosevic. Vervolgens het probleem dat Milosevic wel verantwoordelijk is voor de veiligheid van de waarnemers die eventueel naar Kosovo gaan. Die problemen zijn niet opgelost en bovendien lijkt de oplossing niet in zicht.

Als wij de berichten van NAVO-bevelhebber Clark mogen geloven, wordt de situatie eerder slechter dan beter. Hij zegt dat er zowel aan Servische als aan Albanese zijde sprake is van herbewapening en dat de diplomatieke waarnemers die zich in het gebied bevinden bedreigd worden. Dat is de reden waarom de fractie van de SP haar standpunt niet wijzigt maar er eerder in volhardt, namelijk dat het op dit moment niet verantwoord is om deel te nemen aan een verificatiemissie.

Voorzitter! Ik wil echter wél zover gaan en stellen dat het wanneer het voor Nederlanders niet veilig is deel te nemen aan een dergelijke missie, per definitie ook niet veilig is voor andere waarnemers onder OVSE-hoed. Ik ga nog een stap verder. De extraction force, de reddingsmacht, die in Macedonië gelegerd zou worden, heeft rechtstreeks te maken met de aanwezigheid van de waarnemers die de verificatie uitvoeren. Op het moment dat je suggereert dat de verificatie daar niet veilig kan worden uitgevoerd, ontvalt ook de noodzaak voor het stationeren van een reddingsmacht in Macedonië. Ik dien daarom de volgende motie in, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat een politiek akkoord tussen Belgrado en de etnische Albanezen in Kosovo ontbreekt en dat er nu al sprake is van bedreiging van diplomatieke waarnemers;

van mening, dat het sturen van ongewapende Van Bommelwaarnemers onder die omstandigheden een onverantwoord risico inhoudt;

overwegende, dat het zenden van een reddingsmacht rechtstreeks samenhangt met de aanwezigheid van de bedoelde verificatiemissie;

verzoekt de regering noch een bijdrage te leveren aan een verificatiemissie in Kosovo noch aan een reddingsmacht in Macedonië,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 223 (22181).

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Wat heeft de SP dan te bieden in dit geval? Hoe kan volgens de heer Van Bommel vrede in Kosovo worden bereikt? Hij is absoluut niet bereid om daar wat dan ook in te zetten. Is het niet nodig om waarnemers in te zetten?

De heer Van Bommel (SP):

Vrede in Kosovo kan alleen ontstaan via de onderhandelingstafel. Een politiek akkoord dat wordt bereikt tussen de etnische Albanezen en Milosevic is de enige weg om vrede in dat gebied te krijgen en om tot ontspanning te komen. Het zenden van ongewapende waarnemers in een situatie waar sprake is van herbewapening aan beide zijden, kan ertoe leiden dat de ongewapende waarnemers onderdeel worden van de strijd, dat zij een levend schild worden in de strijd tussen de etnische Albanezen en de mensen van Milosevic. Die situatie is niet gewenst, maar die is niet te voorkomen, ook niet met een reddingsmacht in Macedonië. Dan moet je daar ook niet op aansturen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Is het ook voor de positie van de vluchtelingen niet noodzakelijk dat er een grote waarnemersmacht is? Die waarnemers kunnen de vluchtelingen ondersteunen en naar huis begeleiden.

De heer Van Bommel (SP):

Op dit moment geven alle berichten aan dat Milosevic zich in ieder geval houdt aan de eisen uit resolutie 1199 om zich terug te trekken. De laatste berichten spreken dat weer iets tegen, omdat er sprake is van herbewapening. Maar de terugtrekking heeft er al wel in geresulteerd dat de vluchtelingen uit de bergen kunnen terugkeren naar de dorpen. Er is toezicht door waarnemers met een andere status dan die van OVSE-waarnemers. Aan die situatie kunnen wij werken. Maar wij moeten tegelijkertijd streven naar onderhandelingen tussen de etnische Albanezen en Milosevic. Daar zal uiteindelijk het akkoord vandaan moeten komen. Er zijn signalen dat die onderhandelingen op gang kunnen komen. Ik zou dat proces vooralsnog een kans willen geven. Die kans moet niet bedreigd worden door nu waarnemers in een grote macht, met eventueel een extraction force achter de hand, die kant op te sturen.

De heer Blaauw (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Ik zal niet alles herhalen wat in het algemeen overleg naar voren is gebracht. Ik zal nog slechts op enkele punten ingaan, omdat die nu ook door anderen naar voren zijn gebracht.

Ik begin met de overeenkomst tussen Holbrooke en Milosevic, waarvan wij de tekst niet kennen omdat wij het papier nooit hebben kunnen aanschouwen. Wij weten dat de overeenkomst niet mede is gesloten met de Albanese Kosovaren, waardoor aan één van de voorwaarden voor vredesoperatie niet wordt voldaan, namelijk dat alle partijen in een gebied zich moeten schikken naar en zich moeten houden aan een overeenkomst.

De vertaling van het verhaal van Holbrooke, gehouden in de Contactgroep en wat dies meer zij, is nu enerzijds een overeenkomst tussen de OVSE en de Federale Republiek Joegoslavië en anderzijds een overeenkomst tussen de NAVO en de Federale Republiek Joegoslavië. Het gaat dus om twee operaties. De operatie met de NAVO heeft betrekking op de verificatie van de onbekende overeenkomst tussen Holbrooke en Milosevic, een verificatie vanuit de lucht. Dat sluit aan bij verhaal van Holbrooke inzake de VR-resoluties 1199 en 1203. Dat is dan het handvat. Ik heb zo mijn problemen met de overeenkomst inzake de verificatie vanuit de lucht. Maar als de militairen denken dat zij een dergelijke verificatie kunnen uitvoeren, houden wij die zeker niet tegen. Wij gaan dan ook akkoord met Nederlandse deelname.

Aan de overeenkomst tussen de OVSE en de FRJ zitten voor de VVD-fractie veel meer haken en ogen. Naar ons gevoel kent de overeenkomst heel wat 'gaten', ondanks de mooie teksten. Die moet men namelijk voor een goede beoordeling eerst vertalen. Men moet ze zien in het licht van de mentaliteit en de gedachtewereld van de participanten op de Balkan. Wat dat betreft vinden wij de overeenkomst van een minder goed gehalte. Zij is namelijk niet dichtgetimmerd. Tegelijk hebben wij ook problemen met het feit dat de OVSE zelve de overeenkomst moet uitvoeren. De OVSE is een raamorganisatie en wij weten hoe zij bij grote operaties heeft kunnen opereren. Dan denken we aan de waarnemingen bij verkiezingen, onder andere in Bosnië. Wij kennen eveneens de zwakheden van die organisatie.

De mensen die deel zullen nemen aan de Kosovo verification mission moeten van de Servische overheid de garantie krijgen dat hun veiligheid gewaarborgd is. Ik hoef dan niet in details te treden bij mijn inschatting dat er allerlei haken en ogen zullen zijn en dat de positie van de OVSE-waarnemers zal kunnen vervagen. Zeker zal bij het oplopen van de spanning en het toenemen van kleinere militaire operaties in Kosovo tussen enerzijds ongeregelde troepen en anderzijds de Albanese Kosovaren uit de KLA de kans van gijzelneming zeer groot zijn. Dat hebben we ook gemerkt bij andere conflicten in Bosnië. Hierop hebben wij al in een vorig overleg met de minister gewezen.

Ik wil de minister van Buitenlandse Zaken complimenteren met datgene wat hij in internationaal verband mede tot stand heeft gebracht en dan denk ik aan de extraction force. Die is bedoeld om te voorkomen dat een conflict uit de hand zal lopen. Toch vinden wij dat er nog niet voldoende is gedaan. Wij hebben nog steeds problemen met de positie van de waarnemers in de Kosovo verification mission. Het wijzen op de eventuele mogelijkheid van inzet van Actord zien wij eigenlijk als een schijnargument. Waarom? Duidelijk is door de minister gezegd dat Actord niet ingezet kan worden wanneer de Kosovo verification mission in Kosovo nog on the ground is. De leden van de mission zouden eerst weggehaald moeten kunnen worden.

Wij zijn het er ook over eens dat de extraction force niet groot genoeg is om een totale evacuatie van de Kosovo verification mission uit te voeren. Er wordt nog elders een eenheid opgebouwd om zo nodig voor versterking te kunnen zorgen.

Voorzitter! De tijd loopt door. Ik heb aangegeven hoe de VVD-fractie over de drie operaties denkt. Wij gaan akkoord met deelname aan de luchtverificatie. Wij vinden dat Nederland ook deel moet nemen aan de extraction force en dat daarvoor voldoende en robuuste eenheden moeten worden ingezet. Wat de VVD-fractie betreft heeft de minister in het algemeen overleg de problemen met de leiding opgelost. De lijnen lopen nu wel degelijk via de NAVO. Echter, hoe de zaak verder zal lopen – wel of niet dubbele sleutels? – is voor ons nog niet duidelijk. Desondanks willen wij het groene licht geven voor deelname door Nederland aan de extraction force. Wij blijven echter gekant tegen deelname op de grond in de Kosovo verification mission. De VVD-fractie vindt namelijk dat wij onze eigen verantwoordelijkheid op dit punt hebben. Wij wensen dus niet aan die missie deel te nemen.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! Is de kern van het bezwaar van de VVD-fractie dat de hele OVSE-verificatiemissie als concept niet deugt of is een modaliteit denkbaar waarbij de evacuatiemacht zodanig verder wordt opgetuigd en aangekleed, dat de bezwaren van de heer Blaauw tegen de verificatiemissie en daarmee ook tegen Nederlandse deelname daaraan weggenomen zouden kunnen worden?

De heer Blaauw (VVD):

Voorzitter! Ik heb aangeven dat de VVD-fractie de OVSE voor deze operatie eigenlijk niet ziet zitten en dat de wijze waarop de zaak nu is uitgewerkt, onvoldoende is om die verificatiemissie tot een goed einde te brengen. Je moet bij vredesoperaties goed in aanmerking nemen of je vertrouwen kunt hebben in een positieve uitkomst. Je moet niet aan deelname beginnen als je niet weet wat die zal zijn. Deze missie is wel een aardige testcase voor de OVSE.

De heer Hoekema (D66):

Wat is dan nog de zin van een evacuatiemacht als de gehele verificatiemissie niet meer noodzakelijk is?

De heer Blaauw (VVD):

Voorzitter! Ik vind dit een zeer merkwaardige vraag. Ik wil wel deelnemen aan een missie als die nodig is om mensen in een bepaalde situatie weg te halen. Dat is in feite een uitermate positieve benadering. Wij hopen dat de extraction force niet behoeft te worden gebruikt, maar wij zien dat somberder in dan u. Wij nemen aan twee van de drie operaties deel en zijn het enige middelgrote land dat deelneemt aan de extraction force. Wat dat betreft kunnen wij in internationaal verband een heel aardig beeld van ons land schetsen.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik heb waardering voor het betoog van collega Blaauw. Mag ik daaruit de conclusie trekken dat de VVD-fractie politiek sympathiek staat tegenover de motie-Verhagen/Van Middelkoop?

De heer Blaauw (VVD):

Ik denk dat die conclusie door u getrokken kan worden.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik dank u wel.

De heer Valk (PvdA):

Ik kan de redenering van de heer Blaauw niet volgen. Zouden wij de hele extraction force niet overbodig kunnen maken door de OVSE maar op te roepen om onmiddellijk haar waarnemersmissie terug te trekken?

De heer Blaauw (VVD):

Wij zouden de extraction force kunnen opheffen door bijvoorbeeld een volle brigade van de NAVO in Pristina te leggen. Ik ben van mening dat Holbrooke in de onderhandelingen niet ver genoeg is gegaan en onvoldoende gebruik heeft gemaakt van het ultimatum bij de inzet van het luchtwapen. Dat was anders bij de confrontatie met Irak, waar wel degelijk tot de laatste seconde gebruik is gemaakt van een ultimatum. Je kunt je zelfs afvragen wie de meeste haast had om een overeenkomst te sluiten.

De heer Valk (PvdA):

Maar nu praten wij over de politieke realiteit, namelijk dat de OVSE en geen enkele andere organisatie de waarnemersmissie ontplooit. De redenering van de heer Blaauw zou moeten zijn: wij hebben de extraction force niet nodig op het moment waarop wij de OVSE-missie terugtrekken.

De heer Blaauw (VVD):

Ik ben het daar niet mee eens. Wij verschillen dus van mening.

De heer Valk (PvdA):

Ik vraag wel uw commentaar op die redenering.

De heer Blaauw (VVD):

Ik heb aangegeven dat wij positief staan tegenover de extraction force, mede vanuit Nederlandse kant tot stand gekomen. Wij verwachten namelijk ernstige problemen voor de Kosovo verification mission (KVM), zeker in de aanloop tot het voorjaar. Wij hebben een brede delegatie uit Kosovo ontvangen. Wat deze delegatie naar voren bracht, maakt mij niet vrolijk over de nabije toekomst en dus ook niet over de positie van de verificateurs. Ik vind dan ook dat Nederland zijn eigen verantwoordelijkheid kan nemen en kan zeggen: jullie in die andere landen schatten het anders in dan wij; wij hebben echter zoveel zorg over jullie mensen, dat wij bereid zijn deel te nemen aan de extraction force.

De heer Van Bommel (SP):

De heer Blaauw wil dus een bijdrage leveren aan een reddingsmacht voor een verificatiemissie die hij op zichzelf helemaal niet ziet zitten. Mag ik het zo samenvatten?

De heer Blaauw (VVD):

Ik kan de KVM niet tegenhouden, maar ik kan wel de Nederlandse deelname tegenhouden. Ik heb gezegd hoe de verificatiemissie door ons wordt ingeschat. Wij vrezen dat het uit de hand loopt en zijn daarom wel bereid om deel te nemen aan de extraction force.

De heer Van Bommel (SP):

Met het leveren van mensen voor de extraction force bevordert u dat andere landen gaan deelnemen aan de verificatiemissie die u helemaal niet ziet zitten? Dat is immers een randvoorwaarde daarvoor.

De heer Blaauw (VVD):

Die andere landen hebben hun eigen verantwoordelijkheid en zetten het anders op een rij. Ik ben niet verantwoordelijk voor wat in de rest van de wereld gebeurt. Wij zijn verantwoordelijk voor de Nederlandse positie.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het is duidelijk dat de heer Blaauw de verificatiemacht niet ziet zitten. Maar zaagt hij hiermee niet de poten onder het akkoord vandaan? Dat kan toch niet de conclusie zijn? Daar wil ik graag helderheid over krijgen. Mijn tweede vraag is of de heer Blaauw nogmaals aan de Kamer duidelijk wil maken wat er naar zijn mening wel zou moeten gebeuren om daar tot een vreedzame oplossing te komen.

De heer Blaauw (VVD):

Zoals de heer Van Bommel in zijn bijdrage zei, zijn er ontwikkelingen in Kosovo en in de Federale Republiek Joegoslavië. Hij heeft die ontwikkelingen niet als positief ervaren en dat deel ik met hem. Geremek, die zijn handtekening heeft gezet onder de overeenkomst met de OVSE inzake de KVM, heeft nu al allerlei bezwaren en problemen ten aanzien van de veiligheid, roadblocks en wat dies meer zij. Dat is een erg positieve benadering van een overeenkomst die je hebt getekend. Wij zien nu al dat de Rugova-groep in de pers zegt: nee, wij gaan niet naar Milosevic. Wij zien nu al dat in de pers wordt gezegd dat de gijzeling van de twee Servische militairen van de KVM niet mag, dat de missie verantwoordelijk is voor hun veiligheid. U hebt dat zelf zojuist al aangegeven; je ziet hier het 'sluipen' van de taak voor de KVM, want u wilt de KVM al verantwoordelijk laten zijn voor de veiligheid op de grond. Dat is niet juist: de KVM kan alleen maar waarnemen, in het notitieboekje opschrijven, met dat notitieboekje en misschien via de radio – als de radioverbinding werkt – het bericht doorgeven aan het 'ondercentrale' punt; vandaar wordt het bericht doorgegeven aan Pristina, dat het weer doorgeeft aan Belgrado. Daar wordt het voorgelegd aan de Servische regering – of de verantwoordelijken – die zegt dat het bericht niet klopt en niet op hen betrekking heeft, maar op het UCK. Dat bericht gaat dus weer terug naar Pristina, waar de KVM zegt dat het toch om de Serviërs ging. Net zoals in eerdere vergelijkbare situaties en vredesoperaties krijg je dus een ellenlange brij, waarbij onvoldoende is ingeschat wat de uitkomst zou kunnen zijn.

Minister Van Aartsen:

Mijnheer de voorzitter! Ik begin daar waar de heer Van Middelkoop op enig moment in zijn betoog aanlandde, toen hij wees op de aard van het enige tijd geleden genomen en in de brief van 10 november neergelegde kabinetsbesluit. Het is immers inderdaad – dat is door niemand verheeld, ook niet door mij of door de minister van Defensie – een moeilijk besluit voor het kabinet geweest. Er heeft een zeer zware afweging plaatsgevonden over de drie elementen die aan het slot van de brief worden genoemd: het in principe bereid zijn tot een personele bijdrage aan de OVSE-verificatiecommissie, de voor de luchtverificatie te zenden Orion en de bereidheid om een deelname aan de extraction force in overweging te nemen. De heer Van Middelkoop heeft terecht gezegd dat Nederland, maar ook de regering en het parlement, op dit punt natuurlijk een eigen afweging moeten maken.

Naar aanleiding van de opmerkingen van de heer Verhagen over dat thema is het misschien goed om een paar opmerkingen te maken over de taken. Hij heeft gezegd dat die taken niet duidelijk zijn. Ik hecht eraan om daar in ieder geval geen onduidelijkheid over te laten bestaan. De taken van de verificatiemissie van de KVM zijn: verificatie – dat is overigens iets anders dan waarnemen – van de naleving van resolutie 1199 en de nadere Veiligheidsraadresolutie ten behoeve van de OVSE, de VN en andere organisaties; assistentie aan de UNHCR en het Internationale Rode Kruis bij de terugkeer van ontheemden, een sterk humanitaire kant van de taak; het onderhouden van contacten met en zo nodig het begeleiden van grensbewakingseenheden; het rapporteren over wegversperringen en het op termijn leveren van een bijdrage aan de opzet voor zelfbestuur, bijvoorbeeld op het gebied van het organiseren van verkiezingen, steun bij de opzet van nieuwe instituties in Kosovo en bij de opbouw van een politieorganisatie.

Er is gevraagd wat er in wezen wordt geverifieerd. Het gaat daarbij om de beëindiging van alle grond- en luchtoperaties aan beide zijden – dus zowel aan de kant van de Serviërs als aan de kant van het UCK – en om de terugtrekking van politie-eenheden en zware wapens die zich voor maart in Kosovo bevonden, alsmede om de constatering dat die terugtrekking durend is. De volledige bewegingsvrijheid moet worden vastgesteld en geverifieerd voor de internationale waarnemers en voor de hulpverleners. Dat is zeker in deze eerste fase zeer belangrijk voor de laatste groep. De terugkeer van ontheemden speelt daarbij een belangrijke rol. Een andere belangrijke taak in dit geheel, zeker gegeven de positie die Nederland daarbij inneemt, is de medewerking aan het Joegoslaviëtribunaal. Uiteindelijk gaat het er ook om te verifiëren of het inderdaad mogelijk wordt dat er werkelijk een politieke dialoog tussen de partijen tot stand zal komen. Dat is een overall taak van deze missie. Ook dit is een onderdeel van het Milosevic-Holbrooke-akkoord.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik heb een vraag. Wij praten voortdurend over het Milosevic-Holbrooke-akkoord. Beschikt het kabinet over de teksten daarvan? Wij in elk geval niet.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Er is van dat akkoord een neerslag van een aantal afspraken gemaakt. Er is niet zoiets als een werkelijk op papier ondertekend akkoord. Er zijn een aantal afspraken gemaakt, die vervolgens hun plaats hebben gevonden in het welbekende akkoord gesloten tussen de OVSE en Milosevic en vervolgens tussen Clark en Milosevic. Dat is de neerslag van hetgeen Holbrooke op die dinsdag, nu enige weken geleden, tot stand bracht. Wij komen dan automatisch bij de volgende vraag. Daarover heeft de heer Verhagen gesproken. Ook de heer Blaauw heeft daar veel aandacht aan gegeven. Deze vraag, een moeilijke afweging voor het kabinet, is of de veiligheid van deze verificatiemissie gewaarborgd is. Een van de elementen daarbij is dat de FRJ zich garant moet stellen voor de veiligheid van de verificateurs. Ook dat is een element van het Holbrooke-Milosevic-akkoord. Er is echter meer.

De heer Verhagen (CDA):

Ik ga terug naar de taken. De minister schetst terecht de hoeveelheid aan taken die op het bordje komt te liggen van de verificateurs of de OVSE-waarnemersmissie. Het gaat niet alleen om verificatie van de naleving van de resolutie, maar ook om verificatie van de medewerking aan het Joegoslaviëtribunaal, assistentie aan de UNHCR en het Rode Kruis en hulp bij de opbouw van de institutionele versterking in het kader van verkiezingen, politie etc. Het is een grote hoeveelheid taken. Vindt de minister dat op basis van de gemaakte afspraken, de gegeven garanties ten aanzien van de veiligheid en de huidige ontwikkelingen in Kosovo, men bij deze taken toereikend is verzekerd van assistentie van de internationale gemeenschap?

Minister Van Aartsen:

Misschien mag ik apart terugkomen op het thema veiligheid. Ik wil daar dadelijk iets over zeggen. De opbouw van de missie zal echter uiteraard zo plaatsvinden dat al de taken die ik heb genoemd, kunnen worden uitgevoerd door de verificatiemissie. Er zitten, zoals de Kamer bekend is, een aantal elementen in de missie die later pas aan de orde komen. Ik noem verkiezingen en de opbouw van instituties. Dat is ook de reden waarom de Nederlandse regering heeft gezegd dat wij willen weten wat er in dit kader van ons wordt verwacht. Dat staat op dit moment nog niet exact vast. De samenstelling van de verificatiemissie kan, naarmate de tijd voortschrijdt, aan een aantal wijzigingen onderhevig zijn. De taken van de verificatiemissie zijn zoals ik die heb genoemd. De opbouw vindt plaats en daarbij is natuurlijk het belangrijke thema de veiligheid van de verificatiemissie, waar de heren Van Middelkoop, de heer Blaauw en de heer Verhagen terecht veel aandacht aan hebben geven.

De voorzitter:

De heer Van Bommel mag nog een vraag stellen. Daarna zal ik interrupties nauwelijks meer toestaan.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter! Deelt de minister de mening van de SP-fractie dat het feit dat juist mensen van Milosevic verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van de verificatiemissie, het risico in zich houdt dat dit door het UCK wordt opgevat als partij kiezen van de internationale gemeenschap voor Milosevic?

Minister Van Aartsen:

Neen, voorzitter, dat zou zo zijn wanneer dat het enige element in de afspraken tussen Milosevic, de OVSE en Clark zou zijn. Ik hecht eraan te zeggen dat de Nederlandse regering in wezen in een vrij laat stadium heeft laten weten – pas nadat het besluit in het kabinet is gevallen en er een brief naar uw Kamer ging – de brug over te gaan en in principe bereid te zijn een personele bijdrage aan de OVSE-missie te geven. Ik moet zeggen, in tegenstelling tot het gros van de andere landen heeft Nederland de stelling betrokken – daar is hier en daar ook kritiek op geweest, maar die moeten wij dan maar verduren – dat wij een dergelijk principebesluit niet zouden kunnen nemen als niet de veiligheid van die verificateurs ten maximale kan worden gewaarborgd. Echter, zoals de Kamer vanmorgen zelf ook nog heeft uitgesproken, een 100% garantie voor een dergelijk moeilijke missie kan doodeenvoudig niet worden gegeven, want ook de regering wil niet verhelen dat het een riskante missie is. In de eerdere brief aan de Kamer hebben wij al aangegeven wat op dat punt bereikt is en dat loopt van de immediate extraction tot en met de noodevacuatie op medische gronden. Bovendien is Actord als scherm achter de hand. De VN-resolutie 1203 stelt ook dat in geval van nood actie noodzakelijk kan zijn.

De veiligheidsgarantie van Servië is, zoals ik ook in het AO heb gezegd, in dat kader ook van bijzondere betekenis, omdat Milosevic weet dat als hij de veiligheid van de verificateurs in gevaar brengt of ze in een zodanige positie brengt dat ze in de problemen komen, hij niet voldoet aan het tussen hem en Holbrooke gesloten akkoord en ook niet aan het tussen hem en de OVSE gesloten akkoord en dat dit betekent dat de internationale gemeenschap kan opereren. Evenzeer heeft het UCK belang bij een veiligheidsgarantie van de verificateurs, want hun aanwezigheid maakt het mogelijk om schendingen van het Milosevic-Holbrooke-akkoord te kunnen vaststellen. De verificateurs kunnen meer dan alleen waarnemen, zij kunnen zich ook toegang tot gebouwen en/of informatie verschaffen.

Mijnheer de voorzitter! Ik kan niet anders dan benadrukken dat de regering in alle stadia zeer zorgvuldig met het veiligheidsvraagstuk is omgegaan. In dat kader hebben de minister van Defensie en ik ons ook rekenschap gegeven van de vraag die ook vanuit de Kamer naar voren is gekomen: wat doen wij in geval van gijzeling? De afgelopen dagen hebben de minister van Defensie en ik gekeken naar het operatieplan en zekergesteld dat er onder speciaal NAVO-commando eenheden ter beschikking zullen staan met een uiterst snelle reactietijd om verificateurs die in gijzelingssituatie komen eruit te halen. Die verzekering was al gegeven, maar is de afgelopen dagen nog nader aangepunt! De regering zal uiteraard – bij wijze van spreken van uur tot uur – alert blijven op het veiligheidsframework. Wij zijn nu echter op een punt gekomen dat er met de bondgenoten werkelijk alles aan is gedaan om de veiligheid van de verificateurs te garanderen. De vraag die de heer Hoekema heeft gesteld: wat moet er nu nog meer gebeuren, leeft uiteraard ook bij de regering. De regering heeft zich in alle stadia uiterst lastig opgesteld tegenover de bondgenoten en de OVSE. Zij heeft dit niet zomaar 'en bagatelle' behandeld, dat zou ook absoluut niet kunnen. Nu is echter het punt bereikt dat er meer niet mogelijk is en ook niet nodig is. Ik herhaal dat wij de zaak uiteraard van uur tot uur zullen blijven volgen.

Mevrouw Vos heeft aandacht gevraagd voor een goede training van de verificateurs. De Nederlandse verificateurs zullen ter voorbereiding een cursus van Defensie volgen waarin veel aandacht zal worden geschonken aan de veiligheid. De OVSE is op dit moment bezig met de opzet van een induction centre in Kosovo. Alle verificateurs zullen daar vervolgens een drie- tot vijfdaagse cursus krijgen met NAVO-betrokkenheid. Ik denk dat dit in dit kader ook van groot belang is. Dit induction unit centre zal in de laatste week van deze maand operationeel zijn.

Mevrouw Vos heeft verder gevraagd naar de wapenleveranties uit Albanië. De Veiligheidsraad heeft een wapenembargo tegen Joegoslavië ingesteld dat uiteraard ook geldt voor de wapenaanvoer uit Albanië, ook als die gericht is op de Kosovaren. De grensbewaking wordt uitgevoerd door Joegoslavië zelf, zoals is overeengekomen in het akkoord. Hier is natuurlijk sprake van een moeilijk terrein. Daarom valt niet geheel uit te sluiten dat er op de een of andere manier toch wapens worden gesmokkeld. Dit is een van de actiepunten van zowel OVSE als de ECMM. Er gebeurt wat er moet gebeuren, maar de grens is erg poreus. Dit is een gebied waar op dit gebied heel veel loos was en is.

Alvorens ik tot een oordeel kom over de motie van de heren Verhagen en Van Middelkoop, wil ik nog een opmerking maken over de verificatiemissie en over het akkoord tussen de heren Milosevic en Holbrooke. In de benadering van de woordvoerder van de VVD-fractie voel ik dat hij veel afstand neemt van dit akkoord. Het belang van de KVM is – naast de taken die ik heb aangegeven en die op papier staan – ook dat de 32 OVSE-landen er de komende maanden bij blijven, conform de afspraken die met de heer Milosevic zijn gemaakt. Van groot belang is in het kader van dit conflict dat wij niet te laat op confrontaties reageren. Vaak is het Westen 'verweten' dat het te laat reageerde op conflicten op de Balkan. Wij hebben vaak moeten zeggen: wij wisten het allemaal niet precies. De taak van deze missie is ook om ervoor te zorgen dat het in het volgend voorjaar goed blijft gaan. Dan zal waarschijnlijk het cruciale moment aanbreken. Mijn inschatting van de rol van de KVM is dat wij zouden kunnen spreken van een vorm van crisispreventie die de regering – dit geldt zeker voor mijn collega voor Ontwikkelingssamenwerking, maar ook voor mij – bepleit. Duidelijk is dat er sprake is van een zeer brede deelname, namelijk van 32 landen.

Wat de veiligheid betreft hebben wij al het mogelijke gedaan. Ik hoop niet dat ik de woorden van de geachte afgevaardigde van de VVD zo moet interpreteren dat hij zich in wezen losmaakt van het totale concept dat is opgezet.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik begrijp dat de minister zegt dat de verificatiemissie cruciaal is voor het akkoord. Hoe denkt hij dan over de opstelling van de VVD-fractie? Ik heb begrepen dat zij de verificatiemissie keihard afwijst.

Minister Van Aartsen:

Ik heb daar zojuist iets over gezegd, voorzitter. Ik kan dat het allerbeste vervolgen door de motie die door de heren Verhagen en Van Middelkoop is ingediend van een oordeel te voorzien. Een interruptie van de heer Van Middelkoop heeft duidelijk gemaakt dat deze motie steun kan vinden van de zijde van de VVD-fractie. Ik heb uiteengezet dat de regering van mening is dat er alles aan is gedaan om de veiligheid van de KVM te garanderen. In tegenstelling tot wat in de motie wordt aangegeven en wat in de toelichting op de motie is verwoord door de heren Verhagen en Van Middelkoop, namelijk 'op dit moment niet', zegt de regering: op dit moment wel. Het dictum van de motie spreekt uit nu geen besluit te nemen. Ik wijs op het eerste onderdeel van de brief van 10 november jl. waarin de regering de Kamer heeft meegedeeld dat Nederland in principe bereid is een bijdrage aan de OVSE-verificatiemissie te leveren. Zoals ik al eerder in dit debat zei, moet de regering ook een keer de brug over en een besluit nemen. Aard en samenstelling moeten, zoals ik aan de Kamer vorige week donderdag en zojuist meedeelde, nog exact worden vastgesteld. Dat vergt, zoals in de brief staat, nadere besluitvorming. Wij kunnen nu niet voor de drempel blijven aarzelen, maar moeten de drempel over. De regering is de drempel overgegaan. Dit leidt mij ertoe de Kamer de aanneming van deze motie met de grootst mogelijke klem en met de grootste kracht die ik in mij heb te ontraden.

De heer Verhagen (CDA):

Wat zal het kabinet besluiten, indien de meerderheid van de Kamer deze motie aanvaardt?

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Die mededeling zal de Kamer krijgen op het moment dat dit een feit is.

De heer Verhagen (CDA):

Is het juist, zoals vandaag in een ochtendblad stond, dat de minister-president gezegd heeft dat, ook als slechts een minderheid van de Kamer het kabinet steunt in het uitzenden van waarnemers, het kabinet daartoe toch overgaat?

Minister Van Aartsen:

Ik heb enige ervaring met dit type debatten. Het lijkt mij in dit stadium niet verstandig om daarop in te gaan. Ik heb de uitspraken van de minister-president niet gezien. Het is ook niet mijn gewoonte om op die manier op allerlei krantenberichten en geruchten in het Haagse te reageren, want dan heb je dag- en nachtwerk. Dat is helemaal niet gezond voor de regering, noch voor de minister van Buitenlandse Zaken. Ik heb namens de regering een oordeel gegeven over de motie-Verhagen/Van Middelkoop. Het wachten is op het oordeel van de Kamer.

De heer Verhagen (CDA):

Zou de minister zich kunnen voorstellen dat hij overgaat tot het zenden van waarnemers indien de meerderheid van de Kamer dat op dit moment afwijst?

De voorzitter:

U stelt eigenlijk dezelfde vraag, maar dan op een andere manier.

Minister Van Aartsen:

Ik blijf bij mijn eerder gegeven antwoord.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzover nog nodig, wijs ik de minister erop dat de hoofdregel is dat moties worden uitgevoerd. Ik heb het gewaardeerd in de minister dat hij zuiver heeft geopereerd. Hij heeft gesproken over een besluit in principe en een bereidheid in principe, daarmee de eigen positie van de Kamer honorerend. In het begin van zijn betoog heeft hij gezegd dat de eigen verantwoordelijkheid van de Kamer er ook is. Als dat zo is, raad ik hem toch dringend aan om de hoofdregel in acht te nemen, te weten dat moties worden uitgevoerd, nadat zij zijn aanvaard.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het gaat hier natuurlijk niet om de minste zaak, de geloofwaardigheid van Nederland in zaken van vrede en veiligheid. Het is duidelijk dat de twee ministers daarop willen ingaan en Nederlandse steun willen verlenen. Wat zou het voor de ministers betekenen indien een Kamermeerderheid, waaronder regeringspartij VVD, de motie verwierp? Wat zou dat in politieke zin voor hen betekenen?

Minister Van Aartsen:

Die vraag is mij zojuist ook door de heer Van Middelkoop en de heer Verhagen gesteld. Ik blijf bij het antwoord dat ik daarop gaf. Een van de meer succesvolle Britse premiers zei: wait and see.

Minister De Grave:

Er zijn nog een aantal vragen gesteld over de extraction force, de evacuatiemacht. Daar is brede steun voor in de Kamer. Naar ik meen, had alleen de SP bezwaren, maar wel in het verlengde van de bezwaren tegen de uitzending van waarnemers. Vanuit de logica kan ik de lijn van de heer Van Bommel op dat punt volgen. Voor de rest was er wel steun. Er was behoefte om meer informatie te krijgen over hetgeen sinds donderdag op dat terrein is gebeurd, vooral op de punten waarop de Kamer graag nadere informatie wil. Ik herhaal overigens namens het kabinet, dat in de brief bewust een aparte formulering voor de evacuatiemacht is gekozen, juist omdat de volle toets en beoordeling, ook door het kabinet, pas kan plaatsvinden als alle informatie er is.

De tijd gaat natuurlijk door. Ik kan de Kamer meedelen dat de NAVO het operatieplan heeft geaccordeerd. Weliswaar is daarover nog een silent procedure afgesproken. Ik moet wat terughoudend zijn met het geven van exacte informatie, maar het operatieplan is geaccordeerd. Het gaat om een forse en massieve inzet, inclusief bewapende helikopters, binnen de NAVO-structuur, onder leiding van Saceur en Cinc-South. Ik kan bevestigen wat de minister van Buitenlandse Zaken al heeft gezegd, namelijk dat mede op Nederlands verzoek zeer in het bijzonder aandacht is gegeven aan de problematiek van gijzeling en alles wat daarmee samenhangt. De Kamer zal begrijpen dat meer operationele bijzonderheden niet hier in het openbaar naar voren kunnen worden gebracht. Over het onderwerp als zodanig zijn zeer specifieke afspraken gemaakt.

Nederland heeft heel nadrukkelijk de landen die participeren, nog steeds de landen die donderdag zijn genoemd, het grote belang dat in het Nederlandse parlement wordt gehecht aan een zo groot mogelijke inbedding onder de aandacht gebracht. Daarmee wordt Amerikaanse betrokkenheid aangegeven, die verdergaat dan politieke steun, het Amerikaanse commando en het Amerikaanse besluit over de inzet van de Amerikaanse leider van de verificatiecommissie. Aan de staf van de evacuatiemacht zal een aantal Amerikaanse stafofficieren worden toegevoegd. Tevens vindt nader onderzoek plaats naar een mogelijkheid van een inlichtingencel waarbij Amerikanen betrokken zijn, opdat de informatiestroom optimaal functioneert.

De evacuatiemacht kan een aantal taken verrichten. Door verandering van de situatie kan het gebeuren dat het op dat niveau niet meer mogelijk is. Daarom is in het operatieplan in een mogelijkheid voorzien om binnen een beperkte periode de extraction force 'op te blazen' tot brigadeniveau. Als de situatie verder verslechtert, is nieuw beraad binnen de NAVO nodig. In die situatie dient NAVO-beraad ook een beoordeling van de Amerikaanse positie in te houden. Maar ik benadruk: alleen in die situatie.

De heer Hoekema (D66):

In krantenberichten staat dat er in NAVO-kring sprake zou zijn van nog een uitbreiding van de evacuatiemacht met grondtroepen van andere landen, waaronder Rusland.

Minister De Grave:

Tijdens de afgelopen vergadering van de WEU in Rome heeft mij een dergelijk bericht niet bereikt. Ik sluit niet uit dat daarover gesprekken plaatsvinden, maar ik heb nog niets vernomen.

Het is duidelijk dat het kabinet geen behoefte heeft aan de motie-Van Bommel. Het gestelde ligt dermate in het verlengde van de discussie die de collega van Buitenlandse Zaken heeft gevoerd, dat het mij niet zinvol lijkt om daarop apart te reageren.

De heer Van Bommel (SP):

U kunt zich vanuit de logica de lijn van mijn motie goed voorstellen. Mag ik daaruit opmaken dat u het nog meer zou betreuren als de motie van de leden Verhagen en Van Middelkoop aangenomen wordt? In die motie ontbreekt namelijk de logica.

Minister De Grave:

Ik heb er geen enkele behoefte aan om een andere terminologie dan die van de minister van Buitenlandse Zaken te gebruiken. Op dit punt spreekt het kabinet volstrekt met één mond. Men kan stellen dat Nederland al meedoet aan de Orion en de extraction force, maar dat is een andere overweging. Nederland levert dan haar bijdrage. Als echter de overweging is om niet deel te nemen aan de waarnemersoperatie omdat men het te onveilig vindt of niet in de conceptie gelooft, dan vind ik het lastig om daarover uitleg te geven aan Nederlandse militairen die naar Macedonië moeten voor een eventueel risicovolle operatie. Maar ook op dit punt geldt de eigen verantwoordelijkheid van de Kamer en de regering.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de moties te stemmen.

De heer Verhagen (CDA):

Gelet op de aard van het debat, de ernst van de situatie en de ernst van de besluitvorming, hecht ik eraan dat wij reeds morgen stemmen over de ingediende moties. Ook gelet op het debat dat vandaag gevoerd is, vind ik dat wij de stemmingen niet zes dagen moeten uitstellen. Wij moeten snel duidelijkheid geven, want dan weet ook het kabinet waar het aan toe is met de Kamer. Ik verzoek u dus de stemmingen reeds morgen te houden.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik steun het verzoek van de heer Verhagen.

De voorzitter:

Voor de Kamervoorzitter, dus ook voor de waarnemend Kamervoorzitter, is ieder debat bijzonder ernstig en bijzonder serieus. Ik vind het dan ook moeilijk daarin gradaties aan te brengen. Ik zie, eerlijk gezegd, niet in waarom wij moeten afwijken van de regel dat er op dinsdag gestemd wordt. Ik bemoei mij uiteraard niet met de inhoud, maar als wij eraan beginnen om af te wijken van de algemene regel dat wij op dinsdag stemmen, tenzij het gaat om dingen die vóór dinsdag in uitvoering moeten worden genomen – dat is nu niet het geval – dan stemmen wij al snel iedere keer na het indienen van een motie. Dan moeten wij hier op dinsdag, woensdag en donderdag, 's ochtends, 's middags en 's avonds stemmen. Ik kan de leden verzekeren dat dit voor de fracties en de bewindslieden buitengewoon onpraktisch is. Ik blijf daarom bij mijn voorstel aanstaande dinsdag te stemmen over de moties.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Zo dwingt u ons ertoe er een ordevoorstel van te maken. Met permissie, maar u overdrijft. VoorzitterU hebt het debat meegemaakt en u kent deze materie. Daarom weet u heel goed dat het geen herformuleren van een algemene regel is als wij morgen over deze moties stemmen. Dat weet u best. Ik vraag u daarom nogmaals de moties morgen in stemming te brengen.

De heer Van Bommel (SP):

Juist omdat de ontwikkelingen zich dagelijks voordoen, kan ik mij voorstellen dat er door het wel of niet aannemen van een van de moties besluiten bij de NAVO beïnvloed kunnen worden. Vandaar dat het wat mij betreft op één dag aankomt.

De voorzitter:

Ik vat het voorstel van de heer Verhagen op als een ordevoorstel.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! Ik volg graag uw voorstel. Ik wijs dus het voorstel van de heer Verhagen af.

De heer Valk (PvdA):

Voorzitter! Ik zie geen reden om af te wijken van het voorstel dat u heeft geformuleerd.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Mijn fractie stemt in met hetgeen u heeft gezegd.

De heer Blaauw (VVD):

Voorzitter! U weet dat ik ertegen ben om allerlei procedures te doorbreken. Wij stemmen normaal gesproken op dinsdag. Ik zie nu geen reden waarom wij over deze moties niet op dinsdag kunnen stemmen.

De voorzitter:

Ik constateer dat een meerderheid vóór de opvatting van de voorzitter is. Er zal dus aanstaande dinsdag worden gestemd over de moties.

De vergadering wordt van 13.34 uur tot 14.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Ingekomen is een beschikking van de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake aanwijzing van het lid Maas-de Brouwer tot lid van de Interparlementaire commissie van de Nederlandse Taalunie.

Ik stel voor, deze beschikking voor kennisgeving aan te nemen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De overige ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven