Noot 1 (zie blz. 1300)

BIJVOEGSEL Schriftelijke antwoorden van de minister van Justitie op vragen, gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Justitie voor 1999 (26 200 VI)

CDA

Is de Minister bereid, samen met zijn collega BZK een wetsvoorstel terzake «het mogelijk maken dat de burgemeester gebieden aanwijst waar de politie in verband met het risico op gewelddadigheid, gedurende een bepaalde tijd preventief kan fouilleren»?

Antwoord:

Deze suggestie is ook vermeld in een rapportage van de burgemeester van Rotterdam d.d. 28 april 1998 over aanpak van vuurwapengeweld. Deze rapportage is mede namens mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken, om commentaar en advies voorgelegd aan de drie zogenaamde politieberaden (Korpsbeheerders, Hoofdofficieren van Justitie en Hoofdcommissarissen) en het college van PG's. Daarbij is tevens gevraagd om een nader beeld over de landelijke omvang en aard van de onderliggende problematiek. De antwoorden worden eerdaags verwacht. Alsdan zal samen met mijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een standpunt terzake worden bepaald.

CDA

In verband met de aanpak van geweld in de samenleving: «voorstel jeugdcoördinator»

Antwoord:

Het CDA brengt opnieuw zijn idee van een jeugdcoördinator onder de aandacht. Coördinatie heeft alle aandacht.

In de Bureaus Jeugdzorg gaan de jeugdbescherming, de jeugdhulpverlening en geestelijke gezondheidszorg samenwerken. Vanuit de Bureaus zal een verbinding worden gelegd met de overige lokale voorzieningen voor de jeugd. Vormen van zorgcoördinatie kunnen daarbij geboden worden. Op plaatsen waar een vestiging van Justitie in de buurt komt, zullen deze JIB's ook aanknopingspunten bieden voor een betere coördinatie en samenwerking. Er zal derhalve in coördinatie worden voorzien.

Een evenwichtige aanpak van preventie, curatie en repressie kan dan beter vorm krijgen.

Er bestaat consensus over de wenselijkheid van een samenhangende aanpak in het bijzonder waar het gaat om achterstandswijken met een opeenhoping van problematiek.

Met name in de grote steden is wat dit betreft al veel tot stand gebracht. In het kader van onder meer het Grotestedenbeleid en ook in de bestuursakkoorden nieuwe stijl zal dit verder aandacht moeten krijgen. Dit is een thema dat de komende tijd nog meermalen op de diverse agenda's zal komen.

Een aparte jeugdcoördinator acht ik niet nodig.

CDA

Kan de minister het verschil uitleggen tussen de door Leemhuis noodzakelijk geachte f 300 mln. en de in het regeerakkoord beschikbaar gestelde f 130 mln.

Groen Links

Investeringen in RO (Leemhuis) opvallend bescheiden. Niet voldoende financiën om tekorten op te lossen. Wat denken bewindslieden hieraan te doen?

Antwoord:

In het Regeerakkoord is f 130 mln. beschikbaar gesteld. Dit is minder dan de door Leemhuis beoogde f 300 mln. Dit heeft tot gevolg dat keuzes moeten worden gemaakt bij de besteding van de f 130 mln. Door een zorgvuldige afweging van prioriteiten en posterioriteiten kan desalniettemin met de beschikbare middelen à f 130 mln. een krachtige impuls worden gegeven aan de versterking van de rechterlijke organisatie. In de contourennota die in december aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden, wordt aangegeven welke activiteiten wel en welke niet over de periode 1999 – 2002 worden gestart vanuit de f 130 mln. Dit conform de toezegging van de Staatssecretaris van Justitie tijdens het AO Leemhuis van 2 september jongstleden. Momenteel is deze nota in voorbereiding bij het

CDA

Kan een officier van Justitie een taakstraf opleggen?

Antwoord:

Volgens de huidige wetgeving kan een officier van Justitie geen taakstraf opleggen.

Op experimentele basis is het thans mogelijk dat:

1) een leerstraf (dus geen werkstraf) wordt aangeboden in het kader van schorsing van de voorlopige hechtenis.

2) bij wijze van transactie door de officier van Justitie een in tijd beperkte werkstraf wordt aangeboden bij verdachten van sociale steunfraude in Amsterdam. Alleen het arrondissement Amsterdam heeft toestemming verkregen voor dit experiment.

In het wetsvoorstel Taakstraffen (26 114) dat momenteel in behandeling is in de Tweede Kamer, wordt in een wettelijke grondslag voor het transactiemodel voorzien. Dit zal een verminderde druk op de werklast van de rechter tot gevolg hebben. Afhankelijk van de duur van de parlementaire behandeling zal het wetsvoorstel medio 2000 in werking kunnen treden.

CDA

Wat doet justitie aan justitieel preventiebeleid?

Antwoord:

Justitieel preventiebeleid heeft in veel gevallen te maken met ontwikkelingen op andere beleidsterreinen. Justitie heeft zich in de afgelopen jaren ingespannen samen met andere departementen (VWS, BZK, OCW, SZW) en partners (politie, gemeenten) preventief beleid te ontwikkelen. Daarbij moet worden gedacht aan het versterken van het normatieve klimaat op scholen, het terugdringen van spijbel- en pestgedrag, wijkgerichte preventie, ontwikkeling van sociale vaardigheden bij probleemjongeren en dergelijke. Daarnaast zijn Justitie diensten of aan Justitie gelieerde instellingen, zoals de kinderbescherming en de reclassering, in toenemende mate gericht op vormgeving van hun preventieve taak.

CDA

Uitbreiding van de Wet Mulder?

Antwoord:

In antwoord op de vraag of ik wil overwegen om het toepassingsbereik van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV of ook wel Wet Mulder) uit te breiden tot overtredingen niet zijnde verkeersovertredingen, wijs ik er op dat de WAHV geheel is toegesneden op de afdoening van lichte, ethisch neutrale verkeersovertredingen. Uitbreiding van de WAHV in de voorgestelde zin, acht ik daarom niet zinvol. Daarmee is niet gezegd, dat uitbreiding van de handhaving door middel van bestuursrechtelijke boetes niet zinvol is.

Momenteel wordt gewerkt aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht die een algemene regeling over de bestuurlijke boete zal bevatten. In dat verband zal ook de vraag onder ogen worden gezien of voor andere terreinen dan de lichte verkeersovertredingen handhaving door middel van een bestuurlijke boete voor de hand ligt.

CDA

Het concept van de Jeugdwerkinrichting behoeft extra aandacht

Antwoord:

Het belang van de aandacht voor de adequate opvang van jeugdige criminelen onderschrijf ik ten volle. Vaak komt daarbij de zogeheten jeugdwerkinrichting, JWI, aan de orde. Al eerder (bij brief d.d. 18 juli 1997) heeft mijn voorganger aan de Kamer aangegeven waarom het experiment als zodanig wordt beëindigd, en dat de waardevol gebleken elementen van de JWI in het bestaande stelsel worden geïncorporeerd. Ik wil daar nu niet opnieuw uitgebreid op ingaan, maar verwijs naar de eerdere antwoorden die mijn ambtsvoorganger en ik op vergelijkbare vragen hebben gegeven.

Over de wijze waarop dat concreet zijn beslag zal krijgen, heb ik gisteren, 3 november, een brief aan de Tweede Kamer gezonden. Daar wil ik voor het overige dan ook kortheidshalve naar verwijzen.

CDA

Noodkreet stichting Werkverband Adoptie Nazorg; waarom worden de destijds door Staatssecretaris Schmitz in de Eerste Kamer gedane toezeggingen niet nagekomen ?

Antwoord:

Door de vorige Staatssecretaris, mevrouw Schmitz, is tijdens de behandeling in de Eerste Kamer van de wetsvoorstellen tot goedkeuring en uitvoering van het Haags Adoptieverdrag de toezegging gedaan dat zij zou bezien of en op welke wijze dit jaar (1998) reeds voorwaarden kunnen worden geschapen voor een landelijk aanbod van begeleiding en nazorg bij interlandelijke adoptie. Dit betrof een gezamenlijk voorstel van de Federatie van instellingen voor Therapeutische Gezinsverpleging (FTGV), de William Schrikkerstichting (WS), het Bureau Voorlichting Interlandelijke Adoptie (VIA) en het Werkverband Adoptie Nazorg (WAN).

Bij de samenstelling van de begroting voor 1999 streden echter diverse belangen, waaronder de jeugdzorg en de bestrijding van de jeugdcriminaliteit, om voorrang. Daarbij is besloten om aan deze eerder genoemde onderwerpen de hoogste prioriteit toe te kennen.

CDA/RPF

Er bestaat nog steeds een financieel probleem bij de hulp aan verkeersslachtoffers. Waarom kan hiervoor geen structurele voorziening worden getroffen door de ministers van Justitie en Verkeer en Waterstaat?

Antwoord:

Tot 1 september 1999 kan Slachtofferhulp Nederland voor de bekostiging van die hulp beschikken over een projectsubsidie van f 800 000,– van de ministeries van Justitie en Verkeer en Waterstaat samen, voor professionalisering van het hulpaanbod. Daarna behoeft de hulp aan verkeersslachtoffers, naar mijn indruk, niet te stagneren aangezien het reguliere medewerkersbestand, door mij bekostigd, geacht kan worden daarin te voorzien.

Aan de toekenning van het projectsubsidie in 1996 werd de voorwaarde verbonden, dat Slachtofferhulp Nederland zelf voor 1 september 1999 zou voorzien in een particuliere financieringsbron.

Februari jongstleden informeerde Slachtofferhulp mij, dat zij uit diverse financieringsmodellen de keuze had laten vallen op een regeling in het kader van de aansprakelijkheidsverzekering voor motorvoertuigen, waarbij werd gedacht aan een premie tussen f 0,75 en f 1,00 per polis (het zgn. WAM-model).

Deze vorm van fiscalisering heeft niet de onmiddellijke instemming van onze voorgangers dan wel van mij zelf gekregen. Ik buig mij samen met mijn collega's van Financiën en Verkeer en Waterstaat nog over alle gepresenteerde opties. In de eerste helft van 1999 zullen wij een beslissing nemen of en zo ja op welke wijze het Rijk een verdere bijdrage zal leveren.

CDA /GPV

Hoe staan de bewindslieden – mede gelet op de brief van de Departementale Ondernemingsraad – tegenover de «kaasschaafmethode» bij het versleutelen van ombuigingen?

Antwoord:

Het Ministerie van Justitie heeft een strategisch P&O-beleid geformuleerd dat er toe moet leiden dat Justitie altijd kan beschikken over goede en gemotiveerde medewerkers in een op zijn taken toegesneden organisatie. Justitie investeert in kwaliteit. Er zijn twee relatief nieuwe instrumenten waar in het bijzonder succes van wordt verwacht. Alle onderdelen van het Ministerie van Justitie zijn gestart met een kwaliteitssysteem (model Instituut Nederlandse Kwaliteit) en zullen starten met competentiemanagement (kortweg: de voor een functie vereiste competenties worden benoemd zodat ook helder wordt wat van de medewerker wordt verwacht en waar zijn verbeterpunten liggen). Meer kwaliteit en efficiency liggen dus in de rede en maken zorgvuldig uitgewerkte bezuinigingen zonder kwaliteitsverlies haalbaar. Tegen deze achtergrond is een beperkte proportioneel verdeelde taakstelling verdedigbaar.

De in de brief genoemde volumekorting van 5% (ca. 8,2 mln) is echter alleen aan het Bestuursdepartement opgelegd en betreft ca. 100 formatieplaatsen. De taakstelling zal onder andere worden gelegd bij de volgende drie onderdelen: 1)De directie Algemene Zaken Bestuursdepartement die thans een reorganisatie doorloopt welke ook efficiency winst tot doel heeft. 2)Bij de bureaus management ondersteuning waar een onderzoek naar doublures loopt. 3)Op termijn bij de beleidsdirecties als gevolg van de vorming van de hoofdkantoorfuncties bij de uitvoeringsorganisaties. De aanduiding «kaasschaaf» is hier dus niet van toepassing.

De departementale ondernemingsraad (DOR) is van een en ander op de hoogte.

CDA/D66

De 600 extra IND-medewerkers zullen verderop in de asielketen voor extra werk zorgen. Is hier wat betreft de gerechten en de Rechtsbijstand rekening meegehouden?

Antwoord:

Omdat de IND als eerste wordt geconfronteerd met de extra werklast naar aanleiding van de hoge instroom, zijn daar voorbereidingen in gang gezet voor uitbreiding (met 600 fte, onder meer voor uitbreiding van de aanmeldcentra). Uiteraard zullen alle ketenpartners bij Voorjaarsnota 1999 worden meegenomen in de asielramingen. Er zullen in het kader daarvan ook voor 1999 maatregelen worden genomen voor capaciteitsuitbreiding bij de overige ketenpartners.

PvdA

OZB-zaken: Waarom kunnen deze zaken niet door de rechtbanken worden afgedaan i.p.v. door de hoven?

Antwoord:

Het overhevelen van OZB-zaken – een bepaalde categorie van belastingzaken – van de gerechtshoven naar de rechtbanken, geheel los van invoering van belastingrechtspraak in twee feitelijke instanties, acht ik niet opportuun. Dit kabinet zal geen besluitvorming over de derde fase van de herziening van de rechterlijke organisatie in gang zetten. In de Contourennota zal hierop nader worden ingegaan

PvdA

Zijn in de cijfers «formele capaciteit rijksbegroting» betreffende de justitiële jeugdinrichtingen, in de voortgangsrapportage jeugdzorg, de intensiveringen ex -regeerakkoord verwerkt?

Antwoord:

Terecht wordt verondersteld dat in de capaciteitscijfers uit de voortgangsrapportage jeugdzorg, de intensiveringen als gevolg van het regeerakkoord niet zijn verwerkt. De hiermee te realiseren extra plaatsen dienen dus bij voornoemde cijfers te worden opgeteld.

Over de inzet van de extra middelen volgens het regeerakkoord ten behoeve van extra capaciteit is de Kamer onlangs geïnformeerd. Bij de beantwoording van de vragen van de Kamer naar aanleiding van mijn brief van 6 oktober jl., over de invulling van de taakstellingen en intensiveringen uit het regeerakkoord, ben ik hier nader op ingegaan. Nadere afspraken behoeven in die zin dus niet meer te worden gemaakt.

PvdA

In «Hollands dagboek» in de NRC van de OvJ in Groningen spreekt grote betrokkenheid, maar ook dat er in zo'n week toch maar heel weinig concreets gebeurt. De evaluatie van de Jib's komt eraan (in het voorjaar door het WODC), maar voordat die er is is al besloten tot nieuwe Jib's. Is dat nu wijs? Hoe wordt nu bepaald hoe die nieuwe Jib's gaan werken? We zouden toch eerst kijken wat de «best practices» waren en dan dat model verder uitwerken en invoeren? ... Voor de PvdA zal ijkpunt zijn of de Jib's inderdaad meetbaar bijdragen aan het terugdringen van de jeugdcriminaliteit en het vergroten van de veiligheid in de buurt.

Antwoord:

«Justitie in de buurt» is opgezet als een vorm van experimenteel beleid. In de eerste fase werden vijf experimenten gepland. Deze zijn inmiddels alle vijf operationeel. Op verzoek van de parketten Amsterdam, Rotterdam en Groningen is door de vorige Minister toestemming gegeven voor een uitbreiding met extra vestigingen. In Amsterdam en Rotterdam was dat goed mogelijk vanwege de aldaar opgedane ervaring. In Groningen werd het verzoek gehonoreerd als onderdeel van een plan van aanpak voor de Oosterparkbuurt (na de gebeurtenissen eind 1997). Bij de opzet van de nieuwe bureaus is geprofiteerd van de bevindingen van de tussenrapportage van het WODC – waarbij ook aandacht is geschonken aan enkele verbeterpunten die daarin werden gesignaleerd.

Het Hollands Dagboek werd geschreven toen het Gronings Jib-bureau pas geopend was. Er zijn in het algemeen geen signalen dat Jib-bureaus onvoldoende werk zouden hebben. Zij variëren wel in opzet en methodiek, afhankelijk van de lokale situatie. Deze variatie was ook als zodanig bedoeld. Naar aanleiding van de eindrapportage van het WODC zullen de randvoorwaarden voor eventuele nieuwe bureaus worden geformuleerd. Overigens ben ook ik van mening dat in het beleid rond Justitie in de buurt zorgvuldigheid moet worden betracht.

PvdA

De motie Kalsbeek concreet uitvoering aangeven/uitwerken m.n gericht op wegwerken van de wachtlijsten.

Antwoord:

In mijn brief van 27 oktober jl. is in algemene termen aangegeven hoe verantwoording kan worden afgelegd van de toekomstige besteding van gelden in het kader van de rijksbrede uitgaven voor het jeugdbeleid.

De volgende stap is de concretisering in cijfermatige informatie over de besteding van zowel de reguliere geldstroom als de bij regeerakkoord beschikbaar gestelde extra middelen. Het beschikbaar krijgen van deze informatie kost tijd, omdat de administratieve systemen daarop ingericht moeten worden. Het spreekt vanzelf dat ik, zodra informatie beschikbaar is, de Kamer daarvan in kennis zal stellen. Ook ben ik graag bereid, waar nodig, de Kamer inzicht te geven in de stappen die nog gezet moeten worden om de administratieve systemen voor dit doel gereed te krijgen.

Meer in het algemeen onderschrijf ik graag nog eens de gedachte die aan de motie-Kalsbeek ten grondslag ligt, namelijk dat indien geld beschikbaar gesteld wordt voor concrete beleidsdoelen, ook verantwoord moet kunnen worden hoe en waaraan dit geld besteed is.

Ten aanzien van de wachtlijstproblematiek kan ik herhalen, dat naar verwachting – bij gelijkblijvende instroom – de wachtlijsten in het jaar 2002 kunnen zijn ingelopen (zie antwoord 8 in de nota naar aanleiding van het verslag).

PvdA

Hoe staat het met de voorbereiding van een reeds door de vorige minister gedane toezegging over de voorbereiding van een wetsvoorstel, inhoudende een herziening van Nederlandse uitspraken na een uitspraak van het Europese Hof

Antwoord:

De wijze waarop aan dit bijzondere rechtsmiddel vorm moet worden gegeven is niet eenvoudig. Daarbij spelen een aantal principiële vragen, zoals bijvoorbeeld de vraag of de procedure ten nadele van de verdachte moet kunnen werken, of de inzet van het geding beperkt kan blijven tot de executie of dat de uitspraak ten principale moet worden overgedaan. Deze vragen zijn onlangs aan mij voorgelegd en ik heb het groene licht gegeven voor de voorbereiding van een wetsvoorstel terzake en voor overleg hierover met een aantal deskundigen. Ik streef ernaar begin volgend jaar het wetsvoorstel aan de ministerraad te kunnen aanbieden.

PvdA

Bij de schriftelijke beantwoording is ingegaan op het voornemen om informatieverstrekking over uitspraken van het EHRM richting RM gestalte te geven. Kan de minister daar niet concreter over zijn.

Antwoord:

Het Ministerie van Justitie heeft in contacten met de NVVR het voorstel gedaan om de bij Directie Wetgeving aanwezige actuele kennis over het EVRM en de daarbij behorende jurisprudentie beschikbaar te stellen aan de RM. Daar is positief op gereageerd. De secretaris van de presidentenvergadering onderzoekt momenteel van welke van de ondersteunende diensten die het departement kan aanbieden de RM gebruik zou willen maken. Daartoe behoren een snelle attendering op voor Nederland relevante uitspraken, communicatie met de bij een ingediende EVRM-klacht betrokken rechterlijke instantie en bespreking van relevante uitspraken in een regelmatig overleg met de Wetenschappelijke Commissie van de NVVR.

GroenLinks

In hoeverre biedt het Verdrag van Amsterdam juridische waarborgen, waaraan internationale samenwerking inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit moet voldoen ?

Antwoord:

Titel VI van het EU-verdrag gaat onder meer over de voorkoming en bestrijding van de georganiseerde misdaad. Uit de bepalingen van deze Titel blijkt dat het verdrag aangeeft op welke terreinen daartoe maatregelen dienen te worden getroffen. Bij de opstelling van die maatregelen zal steeds het belang van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit tegen andere in het geding zijnde belangen als een behoorlijk onderzoek en behoorlijke procesgang waarbij rechten van verdachten en getuigen worden gerespecteerd, dienen te worden afgewogen. Voor meer concrete voorbeelden verwijs ik naar de uitvoerige beantwoording van soortgelijke vragen in het kader van de schriftelijke en mondelinge behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel 25 922 tot goedkeuring van het verdrag van Amsterdam.

GroenLinks en VVD

Groen Links: Mw Halsema stelt dat elke staat garant moet staan voor naleving door Europol van het EVRM. Aanbevolen wordt dat de minister zijn toestemming voor grensoverschrijdende samenwerking o.m. in het kader van Europol, verbindt aan de medewerking van buitenlandse opsporingsambtenaren aan nationale rechterlijke controle. Hierop wordt reactie van de minister gevraagd.

VVD: Naar aanleiding van de bijdrage van mw Halsema intervenieerde dhr Patijn met de volgende vraag: Heeft de minister informatie over de huidige betrokkenheid van buitenlandse opsporingsdiensten in Nederland?

Antwoord:

Mw Halsema en Dhr Patijn hebben vragen gesteld over het optreden van buitenlandse opsporingsambtenaren op Nederlands grondgebied.

Voor wat betreft de grensoverschrijdende samenwerking in het kader van Europol geldt dat deze samenwerking niet tot gevolg heeft dat op Nederlands grondgebied Europol-ambtenaren of andere Europese opsporingsdiensten met operationele bevoegdheden actief zullen zijn. Op dit moment beschikt Europol niet over zogenaamde operationele bevoegdheden. Europol is louter facilitaire eenheid, vergelijkbaar met de Nederlandse CRI. De samenwerking in het kader van Europol richt zich op uitwisseling van informatie tussen de lidstaten van de Europese Unie op het gebied van de georganiseerde criminaliteit en op het vervaardigen van internationale misdaadanalyses betreffende georganiseerde criminaliteit.

Voor het overige geldt voor het optreden van buitenlandse opsporingsambtenaren op Nederlands grondgebied dat zulks alleen is toegestaan met toestemming van en onder toezicht van het Nederlandse openbaar ministerie. Deze toestemming wordt verkregen op basis van een verzoek tot internationale rechtshulp afkomstig van de bevoegde autoriteit in het land van herkomst van de opsporingsambtenaar. Het OM zal nagaan of het optreden naar Nederlands recht toelaatbaar is en kan er zo nodig specifieke voorwaarden aan stellen. Indien blijkt dat zonder de vereiste toestemming op Nederlands grondgebied is opgetreden zal de bevoegde autoriteit daarop worden aangesproken. Daarbij zal het streven erop gericht zijn dat eventueel bewijs verkregen uit dit optreden in het buitenland niet zal worden gebruikt.

VVD

Wat is het standpunt over het rapport van de Commissie-Van Kemenade?

Antwoord:

Het standpunt van het kabinet over het rapport van de Commissie-Van Kemenade (Bestuur in geding) blijkt uit hetgeen in het regeerakkoord is bepaald over het terugdringen van de juridisering van het openbaar bestuur. Hierbij zal het rapport-Van Kemenade worden betrokken, zo staat er duidelijk. Daarmee wordt al aangegeven dat het kabinet positief staat tegenover het rapport. Het kabinet heeft de nota hierover in concept klaar. Het voornemen is om deze nota, op de inhoud waarvan ik nu moeilijk kan ingaan, zo mogelijk nog deze maand aan de Kamer toe te zenden.

VVD

a. Kan de minister aangeven waar zich naar zijn oordeel voor wat betreft de handhaafbaarheid van wetgeving, de grootste problemen voordoen?

b. Hoe stelt de minister zich voor om het kabinetsbrede proces van verbetering van wetgevingskwaliteit aan te sturen?

c. Komen de z.g. «audits» van de departementale juridische afdelingen van de grond?

Antwoord:

a. Handhaafbaarheidsproblemen kunnen zich in beginsel op alle beleidsterreinen voordoen. De oorzaken kunnen divers zijn. Zij variëren van capaciteitstekorten bij handhavingsdiensten tot gaten in de wetgeving. Om er achter te komen, waar de grootste problemen liggen en wat de oorzaken zijn, wil ik een aantal activiteiten ondernemen.

– Informatie verzamelen uit de handhavingspraktijk, bijv. door contact met de handhavingsdiensten, zoals de bijzondere opsporingsdiensten en het Openbaar Ministerie.

– Gegevensverzameling aanleggen.

– Wetsevaluaties nalopen.

– Analyseinstrument ontwikkelen om te kunnen vaststellen in welke gevallen nalevingstekorten hun oorzaak vinden in gebreken in de wetgeving.

b. Voor de aansturing van het proces van kwaliteitsverbetering van de wetgeving zal ik gebruik maken van de bestaande systemen en van de nieuw gevormde Onderraad van de Ministerraad voor Justitie, Bestuur en veiligheid.

c. Ja, inmiddels hebben twee ministeries een zelfevaluatie gehouden, diverse andere zijn druk bezig met de zelfevaluatie. Het presidium van de Visitatiecommissie heeft inmiddels het eerste bezoek afgelegd. De visitatie van de beide eerste ministeries is een soort pilot. De commissie zal met per ministerie enkele betrokkenen uit de werelden van beleid en wetgeving de beide eerste visitaties evalueren. Voor het jaar 1999 is een programma opgesteld voor de visitatie van de overige ministeries.

VVD

Slachtofferhulp: is de f 1.3 miljoen verhoging van de begroting nu structureel of niet?

Antwoord:

Ja, de f 1.3 miljoen verhoging van de slachtofferhulp is inderdaad structureel. Over de besteding ervan heb ik – op basis van de door de Vereniging Slachtofferhulp Nederland gedane voorstellen – overeenstemming bereikt.

VVD

Veiligheid in het openbaar vervoer.

Kan de minister waar maken dat opgaan in KLPD niet gepaard gaat met kwaliteitsverlies?

Antwoord:

De voorgenomen herpositionering van de spoorwegpolitie van de NS naar het KLPD wordt momenteel voorbereid door een projectgroep waarin de betrokken departementen (Verkeer & Waterstaat, Binnenlandse Zaken & Koninkrijksrelaties en Justitie) alsmede de NS en het KLPD zijn vertegenwoordigd. De projectgroep heeft als strikte voorwaarde meegekregen dat er geen nadelige gevolgen mogen optreden voor de veiligheid. Onder andere hierop zullen de resultaten van de projectgroep worden getoetst.

Daarbij zij opgemerkt dat ervan uitgegaan wordt dat de huidige omvang van spoorwegpolitie en haar taken in het geheel zullen overgaan, met behoud van de nodige eigenstandigheid en behoud van specialisme.

Daarbij zal de status van betrokken als buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) veranderen in die van volledig executief politieambtenaar met bredere bevoegdheden, met name op het gebied van de openbare orde handhaving, waardoor juist gesignaleerde knelpunten bij de huidige taakuitoefening, vanwege de huidige BOA-status bij de NS, worden opgeheven. Vanwege deze complete overgang aangevuld met bredere bevoegdheden mag daarom eerder worden verwacht dat er kwaliteitsverbetering zal plaatsvinden.

VVD

Mbt internationale samenwerking bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit:

1. wat is de voortgang bij de uitvoering/implementatie van het EU Aktieplan ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit? De beantwoording van schriftelijke vraag 41 was niet bevredigend.

2. wat is de insteek van de minister bij de verbetering van de effectiviteit van de EU en de intensivering van de internationale samenwerking inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit, met name in het licht van de voorziene extra top onder Fins Voorzitterschap in 1999.

Antwoord:

Het EU-Aktieplan georganiseerde criminaliteit gaf 30 aanbevelingen waarbij telkens een streefdatum was vermeld.

De implementatie van het plan is onder Luxemburgs voorzitterschap terstond ter hand genomen. De coördinatie daarvan is op EU niveau opgedragen aan een zgn. Multidisciplinaire Werkgroep.

Aan de Europese Raad wordt door het Voorzitterschap over de voortgang bericht. Laatstelijk is dit gedaan door het Verenigd Koninkrijk aan de Europese Raad van Cardiff (doc. 7303/4/98, crimorg 45 dat de Tweede Kamer in het kader van de voorbereiding van Cardiff is toegezonden als bijlage bij onderwerp 2 j van de agenda verwezen zij naar kamerstuk 23 490 nr 99, kopie in de Nederlandse vertaling doe ik hierbij gaan). Het voortgangsverslag geeft een gedetailleerd overzicht van de stand op dat moment. In mijn antwoord op vraag 41 heb ik slechts bedoeld enkele ontwikkelingen uit dit verslag in het bijzonder aan te stippen. Dit doet niet af aan de waarde van de voortgang op de andere punten. Het is goed om te kunnen constateren dat de implementatie op schema ligt. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat al die punten ook zijn afgerond. Wij moeten ons realiseren dat de bedoeling van het Aktieplan was om door implementatie van die 30 aanbevelingen een geïntensiveerd proces op gang te brengen. Dat laatste zal de eigenlijke verdienste van het Aktieplan zijn en dat heeft een strekking die ver voorbij gaat aan de afgesproken data voor elke aanbeveling.

De gedachte van de Europese Raad om in oktober 1999 onder Fins Voorzitterschap een bijzondere bijeenkomst aan het onderwerp georganiseerde criminaliteit te wijden moet ook in dat licht worden gezien. Het voornemen sluit aan op de aandacht die de Europese Raad al jaren voor dit onderwerp heeft, sedert deze in de Raad van Luxemburg en Maastricht (1991) besloot tot oprichting van Europol.

Ik ben van mening dat de in gang gezette activiteiten een goede basis vormen voor de noodzakelijke verbeteringen van de effectiviteit bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit in de EU en de intensivering van de internationale samenwerking. Recente sprekende momenten waren de inwerkingtreding op 1 oktober jl. van het Europol Verdrag; de start in september van het Europees Justitieel Netwerk; waarin OM contactfunctionarissen en departementale bureaus voor rechtshulp in strafzaken rechtstreeks contacten leggen en overleg voeren over zaken de dagelijkse samenwerkingspraktijk betreffende. Ook op PG niveau worden contacten gestructureerd: een eerste bijeenkomst van Procureurs-Generaal uit EU landen in Noordwijk in juni 1998 is zo succesvol gebleken dat Frankrijk en Spanje zich voornemen om vervolgbijeenkomsten in resp. 1999 en 2000 te organiseren. Uit deze en andere signalen blijkt dat op Europees niveau de lidstaten en de Commissie zich in toenemende mate concentreren op de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit. Nederland zal daaraan zijn bijdrage blijven geven. Tenslotte zij vermeld dat het Oostenrijks Voorzitterschap over het EU Aktieplan een voortgangsbericht aan de Europese Raad van Wenen 2000 verzorgt. De tekst zal ik de Kamer waarschijnlijk in het kader van de voorbereiding van de JBZ-Raad kunnen toezenden.

VVD

De VVD is nog niet overtuigd van de noodzaak van een grote uitbreiding van TBS-plaatsen. De VVD wil eerst het rapport over de verkorting van de behandelduur zien. Kan daarbij ook worden ingegaan op de detentie van onbehandelbare niet-toerekeningsvatbaren in soberder gesloten inrichtingen?

Antwoord:

De opvatting van de VVD fractie over een uitbreiding van de capaciteit van de sector TBS kan ik goed begrijpen. Het gaat om een sector die door een relatief hoge kostenniveau wordt gekenmerkt. Mede daarom heeft de Regering besloten met uitbreidingen in deze sector geleidelijk te werk te gaan. Op basis van een verbeterd prognosemodel is berekend dat aan het eind van het jaar 2002 de behoefte aan plaatsen voor deze sector met 340 zou zijn toegenomen. Vanwege het zojuist genoemde kostenniveau is in het kader van het Regeerakkoord besloten de capaciteit vooralsnog aanzienlijk beperkter te laten toenemen met 159 plaatsen. Voor een belangrijk deel zal deze ruimte worden aangewend voor het structureel maken van de 110 tijdelijke noodplaatsen, die door het vorige Kabinet werden gerealiseerd. De financiering van 54 van deze tijdelijke noodplaatsen loopt af per 1 januari 2000 en van nog eens 56 noodplaatsen een jaar later, dus per 1–01–2001. De uiteindelijke toename van de capaciteit in 2003 bedraagt derhalve per saldo slechts 50 plaatsen. Gelukkig komen daar in het komende jaar en in 2000 nog de 201 plaatsen bij waartoe al eerder door het vorige Kabinet was besloten.

Ik wijs er overigens op dat uit een recent WODC-onderzoek over instroom en capaciteit in de tbs-sector is gebleken dat we rekening moeten houden met een blijvend groot aanbod van TBS-patiënten. We moeten voorkomen dat we door een te krappe capaciteit voortdurend achter de feiten blijven aanhollen en door de rechter worden veroordeeld schadevergoedingen te betalen aan TBS-passanten die te lang moeten wachten op plaatsing in een TBS-kliniek.

Dat wil niet zeggen dat we niet moeten proberen de beschikbare capaciteit zo doelmatig mogelijk in te zetten. In dit verband is het rapport van belang waar de heer Patijn in zijn vraag kennelijk op doelde. Het gaat om het rapport van een werkgroep die het Interdepartementale BeleidsOnderzoek (IBO) heeft verricht naar onder meer de mogelijkheden de klinische behandelduur van de TBS met verpleging te verkorten. Ik heb begrepen dat de rapportage in de afrondende fase verkeert. Aangezien het rapport nog niet gereed is, kan ik nog geen uitspraken doen over eventuele aanbevelingen die zouden kunnen leiden tot reductie van de capaciteitsbehoefte. Nadat het rapport is uitgebracht, zal ik samen met de minister van VWS een Regeringsstandpunt voorbereiden.

Wat betreft de tot TBS met verpleging veroordeelden die ondanks een langdurige behandeling nog steeds te gevaarlijk zijn om buiten de muren van een TBS-kliniek te verblijven, verwijs ik naar het Algemeen Overleg van 8 oktober 1998 dat daaraan was gewijd.

SP

Erkent de regering dat de eigen bijdragen voor de rechtsbijstand mensen afhouden van de toegang tot de rechter? Wordt het geen tijd de eigen bijdragen af te schaffen?

Antwoord:

De opvatting van de heer De Wit dat de eigen bijdragen rechtzoekenden afhouden van de toegang tot de rechter, deel ik niet. Uit onderzoek van het WODC komt naar voren dat mensen met serieuze problemen waarvoor rechtsbijstand noodzakelijk is, zich daarvan door de hoogte van de eigen bijdragen niet laten weerhouden. Waar de Wet op de rechtsbijstand aanvankelijk enigszins was doorgeschoten, zijn reparaties aangebracht. Ik breng er enkele in herinnering: verhoging bovenste inkomensgrens, verlaging van de hoogste eigen bijdragen, verruiming verlengd spreekuur bij de stichtingen van twee naar drie uur, betere indexering en een betere vermogensvrijstelling bij de oudedagsvoorziening.

De functie van de eigen bijdrage is tweeledig: het leggen van een afwegingsmechanisme bij de burger en medefinanciering van het stelsel. Het WODC heeft in zijn rapport de eigen bijdrageregeling aan de orde gesteld. Daarop is de commissie Franken ingesteld die mij zowel over de functie als de opbouw van de eigen bijdragen adviseert. Ik zal dat advies zo spoedig mogelijk aan de Tweede Kamer toezenden.

D66

per 1 januari 1999 komen de herbezettingsgelden te vervallen. Hoe verhoudt dit zich tot de huidige problematiek en de in het rapport Leemhuis geschetste ontwikkelingen

Antwoord:

In de nog concept contourennota wordt rekening gehouden met de noodzakelijke investeringen in de capaciteit. Concreet komt het erop neer dat ik voornemens ben in 1999 compensatiemiddelen ter grootte van f 4 mln. ter beschikking te stellen om de capaciteitsproblemen die mede een gevolg zijn van de 36-urige werkweek te mitigeren. Overigens wordt vanaf het jaar 2000 het nieuwe werklastsysteem stapsgewijs ingevoerd. In dat nieuwe systeem is rekening gehouden met nieuwe normtijden voor het afhandelen van zaken en de 36-urige werkweek.

D66

1. Gaarne de reactie van de minister op het Corpus Iuris. Welke elementen zijn hierin van belang voor het Nederlandse strafrecht en strafprocesrecht.

2. Vindt de minister dat een verdachte zich tijdens het politieverhoor moet kunnen laten bijstaan door een advocaat?

Antwoord:

1. Ik geef graag een reactie op het Corpus Iuris en de elementen die hieruit van belang kunnen zijn voor het Nederlandse straf- en strafprocesrecht. Ik acht dit echter niet het juiste moment, gelet op het belang van het onderwerp en de omvang van het rapport. Ik ben daarom van plan mijn reactie te verwerken in de reeds toegezegde notitie over het Europees strafrecht.

2. Het antwoord op de vraag of een verdachte zich reeds tijdens het politieverhoor moet kunnen laten bijstaan door een raadsman is in algemene zin niet eenvoudig te beantwoorden. Veel hangt af van de consequenties van een dergelijk recht voor de opsporingspraktijk. Voorts is dit voorstel in het verleden afgewezen vanwege de toen al forse financiële gevolgen. Ik acht het bovendien wenselijk eerst een aantal ontwikkelingen die thans spelen af te wachten. In de eerste plaats wordt naar ik hoop nu op zeer korte termijn het wetsvoorstel herziening gerechtelijk vooronderzoek en het wetsvoorstel inzake de bijzondere opsporingsbevoegdheden door Uw Kamer behandeld. De heer Vos heeft reeds een amendement ingediend dat ertoe strekt de verdachte het recht te geven zich tijdens het politieverhoor gedurende de parallelle opsporing te laten bijstaan door een raadsman. Ik zou nu niet op deze discussie vooruit willen lopen. Daarnaast wordt thans geëxperimenteerd met band- en video-opnamen van verhoren van verdachten. Ook de ervaringen met deze experimenten zou ik willen afwachten. Ik ben er dan ook van overtuigd dat wij nog alle gelegenheid krijgen om hierover op korte termijn aan de hand van nadere gegevens van gedachte te wisselen.

D66

verzoek om reactie op volgende oplossingen voor het capaciteitsprobleem:

1. organiseren aparte Raio-opleiding voor juristen die al wat ouder zijn en werkervaring hebben. Opleiding bijv. 1 jaar full time, met zekerheid van plaatsing op een bepaalde rechtbank

2. leeftijdsgrens Raio-opleiding ophogen; op deze wijze komen meer mensen in aanmerking voor een opleidingsplaats

Antwoord:

ad 1) Aanpassingen in het opleidingenbeleid kunnen wellicht bijdragen aan een oplossing van het capaciteitstekort. Ik neem dat in overweging. Ik denk daarbij inderdaad in de richting die D66 wijst, maar kan daarop nu niet vooruitlopen. De afwegingen moeten in bredere kaders worden ingepast, waar onder het financiële kader en de belasting van de rechterlijke macht die al voor veel verandertrajecten staat. Ook het voorstel van D66 om naast de twee bestaande opleidingstrajecten voor Raio's en buitenstaanders een derde opleidingstraject in te voeren, neem ik in overweging. In de notitie over het opleidingenbeleid, die ik in de loop van 1999 aan de Kamer zal zenden, zal ik nader ingaan op de verschillende denkbare opleidingsmodaliteiten.

ad 2) In de loop van 1999 zal een notitie aan de Kamer worden gezonden over het opleidingenbeleid van de zittende magistratuur. De mogelijkheid om de leeftijdsgrens voor de Raio-opleiding te verhogen zal hierin worden meegenomen. Overigens zou een dergelijke maatregel als oplossing voor het capaciteitstekort slechts soelaas bieden voor de langere termijn.

D66

Verruiming van de mogelijkheid dat een rechter-commissaris deel kan uitmaken van een meervoudige strafkamer?

Antwoord:

Artikel 268, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat de rechter die als rechter-commissaris enig onderzoek in de zaak heeft verricht, op straffe van nietigheid niet aan het onderzoek op de terechtzitting deelneemt.

Het voorstel om de eis van nietigheid te schrappen, gebaseerd op een voorstel van de commissie Moons, is in 1995 door de Tweede Kamer verworpen. De zinsnede is bij amendement bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel vormverzuimen ingevoegd. In de praktijk van de rechtspleging wordt nu telkens per geval bekeken of bemoeienis van een rechter tijdens het vooronderzoek van dien aard is dat bij de verdachte de gerechtvaardigde vrees kan ontstaan dat de rechter bevooroordeeld is. De ratio van deze bepaling is het waarborgen van onpartijdigheid: door het verrichten van een aantal onderzoekshandelingen tijdens het gerechtelijk vooronderzoek kan bij hem reeds een overtuiging van de schuld van de verdachte zijn ontstaan. De eis dat de verdachte recht heeft op een onpartijdige rechter, is tevens neergelegd in artikel 6 EVRM. De tendens in de rechtspraak van de Hoge Raad is dat de eisen van onbevangenheid en onpartijdigheid worden aangescherpt. Het wegens capaciteitsgebrek laten varen van deze kwaliteitseis van een behoorlijk rechtspleging acht ik niet juist.

D66

Wanneer wordt voorstel/voornemen om fiscaal juristen te benoemen als rechter geëffectueerd? Kan nl een bijdrage leveren om capaciteitsproblematiek op te lossen.

Antwoord:

Er is hierover nog overleg gaande tussen het ministerie en de Vereniging van samenwerkende universiteiten. Het gaat hier om het door de universiteiten formuleren van een standaardpakket van vakken die ervoor zorgen dat afgestudeerde fiscaal juristen voldoen aan de eisen die worden gesteld aan een benoeming tot rechter.

D66

Er lopen projecten dading, waarbij dading, een civielrechtelijk vergelijk tussen dader en slachtoffer, met behulp van een bemiddelaar wordt gestimuleerd. Door dading te aanvaarden geeft het OM te kennen de dader niet meer te vervolgen. Hij komt dan ook niet meer voor de rechter.

Antwoord:

Bij de thans lopende experimenten dading is het zo dat indien een dading tussen een dader en een slachtoffer tot stand komt het openbaar ministerie in de praktijk de zaak zal seponeren. Zo is de gang van zaken bij dading ook door mijn voorgangster met de Tweede Kamer besproken. De zaak komt dan niet meer voor de rechter, indien de dader de dadingovereenkomst is nagekomen.

Overigens wijs ik erop dat ook bij bemiddeling in het kader van de regelgeving Terwee (het betreft dan de lichtere zaken) het veelal zo is dat een zaak niet meer voor de rechter komt, indien de dader het slachtoffer schadeloos heeft gesteld.

D66

Onderschrijft minister Korthals het antwoord van minister Sorgdrager van 13 juli 1998 op mijn Kamervragen over het «kopen van een getuigenverklaring»?

Antwoord:

Ja. Binnenkort hoop ik het wetsvoorstel «Toezeggingen aan getuigen in strafzaken» aan uw Kamer aan te bieden. In het kader van de voorbereiding en behandeling hiervan zal deze vraag uiteraard aan de orde kunnen komen.

Desgewenst: Ik wijs er overigens op dat er in de betrokken zaak geen sprake was van het kopen van een getuigenverklaring. Wel is er aan betrokkene een bepaald geldbedrag ter beschikking gesteld om in zijn veiligheid te voorzien. Dit wordt in de praktijk alleen dan gedaan als er sprake is van een zorgplicht voor de overheid en als betrokkene niet bereid is om in een getuigenbeschermingsprogramma opgenomen te worden. Gedwongen opname in een getuigenprogramma is immers niet mogelijk en ook niet wenselijk.

D66

Is in het landelijk platform tegen geweld voorzien in een actieve deelname van de horeca en van jongeren

Antwoord:

Ja. Mede in verband met het draagvlak in de samenleving en gezien de taken van het platform is voorzien in een brede samenstelling. Naast bestuurders en vertegenwoordigers van relevante organisaties, slachtoffers of familieleden daarvan zullen o.a. ook de horeca en jongeren gevraagd worden zitting te nemen.

SGP

Hoe wordt de verloedering van de openbare ruimte door aanstootgevende reclame tegengegaan ?

Antwoord:

Over dit onderwerp heeft de vorige minister een aantal malen Kamervragen beantwoord. Ik kan mij voorstellen dat mensen zich aan bepaalde reclame-uitingen storen.

Deze mensen kunnen zich wenden tot de Reclame Code Commissie. Dit is een zelfregulerende orgaan van de reclamebranche. Deze instantie is het aangewezen orgaan om, desgevraagd, over een bepaalde kwestie een oordeel uit te spreken. Men gebruikt hiervoor de Nederlandse Reclame Code. Onder meer wordt in deze codes bepaald, dat reclame niet mag misleiden, in overeenstemming dient te zijn met de wet, de waarheid en het fatsoen en dat reclame niet strijdig mag zijn met de openbare orde en de goede zeden.

Zelfregulering heeft een aantal voordelen: het plaatst de verantwoordelijkheid van de branche binnen duidelijke kaders, het creëert een breed draagvlak door de grote betrokkenheid van de branche. Uit onderzoek blijkt dat de RCC bij een groot publiek bekend is en dat ze ook zeer geregeld benaderd worden door burgers.

De strafrechter kan een reclame-uiting toetsen op het feit of deze «aanstotelijk is voor de eerbaarheid». Met eerbaarheid wordt bedoeld in artikel 240 Wetboek van Strafrecht het algemene begrip zoals dat moet worden opgevat naar de hier te lande heersende zeden.

Daarnaast acht ik het denkbaar dat een reclameaffiche als godslasterlijk kan worden bestempeld en daarmee onder de delictsomschrijving van artikel 147 onder 1 van het Wetboek van Strafrecht valt. Wanneer men van mening is, met een dergelijke poster van doen te hebben, kan dit aan de strafrechter worden voorgelegd.

SGP

Gezien de hoge verwachtingen van alternatieve geschillenbeslechting is de vraag wat hier de visie achter is.

Daarnaast wordt gevraagd welke criteria doorslaggevend zijn voor het voorleggen van een probleem aan de rechter?

Antwoord:

Onder alternatieve geschillenbeslechting wordt in Nederland doorgaans verstaan de ontwikkeling van bemiddeling (mediation). In het buitenland worden onder dat verzamelbegrip ook vormen van bindend advies en arbitrage begrepen, die hier al lang ingeburgerd zijn (huurcommissies, arbitrage in bouwzaken, geschillencommissies voor consumentenzaken).

De belangrijkste reden waarom bemiddeling ook voor het Nederlands rechtsstelsel een waardevolle aanvulling zou kunnen zijn op bestaande vormen van geschiloplossing is dat de methode beoogt het geschil door partijen zelf en niet door een derde, zoals de rechter, te laten oplossen. Daarmee behouden partijen zelf de verantwoordelijkheid voor de oplossing; zij kunnen een oplossing creëren die recht doet aan hun eigen (achterliggende) belangen en die het werkelijke probleem oplost, waardoor die oplossing duurzamer kan zijn en beter wordt geaccepteerd en nageleefd. Die oplossingen hoeven bovendien niet perse te passen binnen het juridische kader, waaraan de rechter gehouden is. Soms kan bemiddeling derhalve een betere oplossing voor partijen bieden dan een gerechtelijke procedure. Onder omstandigheden kan bemiddeling ook sneller en goedkoper voor partijen zijn. Voor Justitie is dat mede interessant omdat, als bemiddeling meer wordt toegepast, de rechter alleen nog behoeft te worden ingeschakeld als partijen er écht niet samen uitkomen.

Welke criteria doorslaggevend zijn voor een beroep op de rechter is niet exact te zeggen. Partijen in een conflict bepalen immers zelfstandig (bijgestaan door hun advocaten in zaken waarvoor verplichte procesvertegenwoordiging geldt) of zij hun zaak aan de rechter voorleggen. De beschikbaarheid van Bureau voor Rechtshulp en de gedragsregels van advocaten bewerkstelligen een gematigde procescultuur, waarin veel zaken geschikt worden. Dat biedt een zeker tegenwicht tegen de opkomende neiging bij burgers om problemen steeds eerder en meer te vertalen in juridische claims (opkomst claimcultuur).

SGP

Met het oog op de Zandvoortse kinderpornografiezaak is onder meer door de werkgroep kinderporno en kinderprostitutie een samenhangende en effectieve aanpak van seksuele exploitatie van kinderen bepleit. Doet de minister zijn toezegging gestand dat een integraal plan van aanpak nog voor het einde van het jaar zal verschijnen?

Antwoord:

Tijdens het Algemeen overleg met de vaste commissie voor Justitie op 30 september jl. heb ik aangekondigd in het eerste kwartaal van 1999 met een plan van aanpak te komen over de bestrijding van kindermisbruik. In dit verband zal de Tweede Kamer nog dit jaar een overzicht ontvangen van hetgeen sinds het Wereldcongres tegen commerciële seksuele exploitatie van kinderen in Stockholm in 1996 tot stand is gebracht en ook van de actiepunten die nog moeten worden verwezenlijkt.

SGP

Zijn er mogelijkheden om een lik-op-stuk-beleid te bevorderen t.a.v. fysiek en verbaal geweld tegen agenten?

Antwoord:

Ik beraad mij thans op de mogelijkheden om in dit kader het lik-op-stuk-beleid te bevorderen en kom hier op terug bij gelegenheid van het wetgevingsoverleg met uw Kamer op 16 november a.s.

SGP

Uitbreiding taakstraffen: kritische stemmen nemen toe over het strafkarakter van de zaken, over de belasting van de reclassering etc. Het mag geen verkapte bezuiniging zijn.

Antwoord:

Bij de uitbreiding van het aantal taakstraffen is nadrukkelijk ook beleid geformuleerd voor de kwaliteitsverbetering van de taakstraf. De reclassering hanteert strikte uitvoeringsvoorschriften en bij het niet nakomen van de straf meldt de reclassering dit onverwijld aan het OM. De taakstraf kan worden toegepast ter vervanging van 6 maanden vrijheidsstraf, het is echter de rechter die uiteindelijk bepaalt of een verdachte voor een taakstraf in aanmerking komt. De reclassering heeft aangegeven voldoende capaciteit te hebben om de taakstraf uit te voeren. Taakstraffen dragen onder meer bij aan maatwerk in de sanctieoplegging en bieden goede kansen voor resocialisatie.

RPF

Zijn van de minister andere accenten te verwachten, b.v. in het drugsbeleid; is de minister bereid een einde te maken aan het feitelijk gedogen van het gebruik van XTC-harddrug, zo nodig door houseparty's aan strenge regels te binden ?

Antwoord:

In de eerste plaats merk ik op dat, anders dan uit de vraag van de heer Rouvoet lijkt op te maken, is het gebruik van drugs in Nederland niet strafbaar is. Op grond van de Opiumwet kan tegen het bezit wel worden opgetreden.

In antwoord op de vraag van de RPF over het drugsbeleid, meer specifiek over het gedogen van XTC tijdens houseparty's deel ik u mee dat het beleid, zoals dat onder het vorig Kabinet is ingezet (op hoofdlijnen) zal worden voortgezet. Dit houdt ten aanzien van houseparty's en het bezit van XTC onder andere in dat de gebruiker in beginsel niet gecriminaliseerd wordt en strafrechtelijk optreden tegen het bezit van een kleine hoeveelheid voor eigen gebruik geen prioriteit heeft. Aan de andere kant heeft de opsporing en vervolging van handel en productie van drugs een hoge prioriteit. De Unit Synthetische Drugs is sinds begin vorig jaar in het bijzonder belast met de bestrijding van de handel en productie van XTC en andere synthetische drugs. Het binden van houseparty's aan regels is primair een aangelegenheid voor de lokale overheid en gebeurt in de praktijk doorgaans al. De daartoe uitgegeven handleiding «Stadhuis en House» blijkt hierbij goed te worden gebruikt.

RPF

Is de minister – ter bestrijding van de discriminatie van gehandicapten – bereid met de staatssecretaris van VWS in overleg te treden over opneming van een strafrechtelijke component in het aangekondigde wetsvoorstel?

Antwoord:

Bij brief van 31 maart 1998 heeft de toenmalige staatssecretaris van VWS, mevrouw Terpstra, een Proeve van wet houdende een verbod tot het maken van ongerechtvaardigd onderscheid op grond van handicap of chronische ziekte naar de Kamer gezonden. In onderdeel 1.4 van het algemeen gedeelte van de toelichting heeft het vorige kabinet de overwegingen uiteengezet voor afwijzing van nieuwe strafrechtelijke wetgeving inzake discriminatie van mensen met een handicap of chronische ziekte. Ik ben van oordeel dat deze overwegingen nog steeds geldig zijn, ook in het licht van artikel 13 van het Verdrag van Amsterdam. Ik acht het daarom niet zinvol in overleg te treden met de staatssecretaris van VWS over opneming van een strafrechtelijke component in het wetsvoorstel dat op basis van de Proeve zal worden gemaakt.

RPF

Is het uit een oogpunt van rechterlijke onafhankelijkheid wel gewenst dat de rechter lid is van het parlement? Ligt aanvulling van de incompatibiliteitswet niet voor de hand?

Antwoord:

Enkele jaren geleden is de Wet Incompatibiliteiten Staten-Generaal vastgesteld. Tijdens de behandeling van deze wetgeving is door mw. Scheltema een amendement ingediend waarin werd voorgesteld dat rechters tegelijkertijd geen lid mogen zijn van de Tweede Kamer. Dit amendement is verworpen.

Er is op dit moment geen concrete aanleiding om deze situatie te herzien.

RPF

Randvoorwaarde bij uitvoering van de operatie-Leemhuis is waarborging van de rechterlijke onafhankelijkheid. Ik vraag me af of een bevoegdheid van de Raad voor de rechtspraak om regels vast te stellen terzake van het gebruik van «open normen» daar niet mee in strijd is (p. 30 rapport Leemhuis).

Wil de staatssecretaris hier op reageren en ook ingaan op een soortgelijke kritiek zoals die onlangs door de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten werd geleverd, nl. dat de overheid – nu haar gezag is verwaterd (!) – houvast zoekt in het concreet invullen van algemene beginselen van behoorlijk bestuur en langs die weg tijdens het spel de regels in haar voordeel verandert?

Antwoord:

De kritiek die door de Nederlandse Orde van Advocaten is geleverd op de overheid, in die zin dat deze houvast zoekt in het concreet invullen van algemene beginselen van behoorlijk bestuur en langs die weg de regels van het spel in haar voordeel verandert, deel ik niet. Spelregels kunnen niet zomaar worden veranderd; daar is in de regel democratische legitimatie voor nodig. Er zijn geen aanwijzingen dat de overheid daar onzorgvuldig mee omgaat. Wel kan het in concrete gevallen voorkomen dat de rechter oordeelt dat door de overheid onzorgvuldig is gehandeld. Maar dat gegeven toont op zich niet aan dat de overheid ten onrechte de «spelregels» verandert.

GPV

Wat is er waar omtrent de berichten over het niet behandelen van de WOZ-zaken? Hoe komt het dat de belastingrechters deze beroepszaken niet relatief snel kunnen afhandelen?

Antwoord:

Het is bij Justitie goed gebruik om alle nieuwe wet- en regelgeving en beleidsintensiveringen door te rekenen op de werklastgevolgen voor de ZM. Dit is in 1995 ook in het kader van de WOZ gebeurd. Op basis van de informatie die wij toen hadden werd geconcludeerd dat de invoering van deze wet minder werklast met zich mee zou brengen zoals nu blijkt.

Toen ik in 1998 dan ook het eerste signaal over de aantallen WOZ-zaken werd ontvangen van het gerechtshof in Den Bosch is onmiddellijk een tijdelijke voorziening voor dit hof geregeld. Er is toen ook de opdracht gegeven uit te zoeken hoe het er bij de andere gerechtshoven voor stond. Deze inventarisatie is in de zomer uitgevoerd. Uit de resultaten bleek dat de toename van het aantal zaken met name vanaf 1999 voor werklast bij de ZM zorgt. Nu is met de nieuwe werklastsystematiek doorgerekend dat voor de WOZ een totaalbedrag van f 16,8 mln. nodig is. Ik heb op basis van deze inventarisatie opdracht gegeven om alle hoven in 1999 tijdelijk extra geld toe te zeggen en tevens tegelijkertijd in overleg te gaan met het Ministerie van Financiën. Dit traject loopt inmiddels. Deze maatregelen leiden ertoe dat de WOZ-zaken binnen de gewone termijnen worden afgehandeld.

GPV

Nieuwe wettelijke regeling over euthanasie?

Antwoord:

Zoals bekend heeft de regering conform het regeerakkoord het initiatiefvoorstel euthanasie overgenomen. Het is intussen voor advies aan de Raad van State voorgelegd. Na ommekomst van het advies van de Raad van State zal het kabinet zich, mede gelet op het advies van de Raad, op de inhoud van het bij de Tweede Kamer in te dienen wetsvoorstel beraden. Na de indiening zal er volop gelegenheid zijn fundamenteel en ten principale in te gaan op het wetsvoorstel. Het lijkt mij voorbarig om nu reeds, terwijl de definitieve inhoud van het voorstel nog onbekend is, in te gaan op het punt dat de heer Schutte naar voren heeft gebracht, te weten de mogelijkheid van actieve levensbeëindiging niet op verzoek.

GPV

Wanneer komt de regering met een standpunt over kansspelen op internet?

Voorschot GPV: hoofd niet in internationale schoot leggen.

Antwoord:

Geachte afgevaardigde Schutte is ingegaan op de ontwikkelingen rondom kansspelen op internet.

Wij bestuderen op dit moment welke mogelijkheden er zijn – om met zijn woorden te spreken – om het hoofd niet in de schoot te leggen. Dit vergt bij deze omvangrijke ontwikkelingen wel enige tijd. Ik verwacht dat het kabinet in het eerste kwartaal van volgend jaar een eerste standpunt bekend zal kunnen maken.

GPV

Hoe past het plan voor het homohuwelijk in de internationale oriëntatie zoals terug te vinden in de memorie van toelichting bij de begroting? Kan de Minister een lidstaat noemen die zo met het burgerlijk huwelijk omgaat?

Antwoord:

De openstelling van het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht past in een ontwikkeling die loopt van de erkenning van buitenhuwelijkse samenlevingsvormen via het geregistreerd partnerschap naar een sekseneutraal huwelijk.

Het geregistreerd partnerschap is daarbij een tussenstand. Dit instituut bestaat al in een aantal landen en vindt langzamerhand meer erkenning. De openstelling van het huwelijk is een vervolg daarop. Nederland vervult in dit opzicht internationaal een voortrekkersrol, omdat er nog geen land ter wereld is dat het huwelijk heeft opengesteld voor personen van hetzelfde geslacht. Het principe van de gelijke behandeling dat de achterliggende reden vormt om het huwelijk open te stellen voor personen van hetzelfde geslacht is in Nederland een belangrijk uitgangspunt, waaraan velen grote waarde toekennen.

GPV

Intensivering werkwijze reclassering. Over de hele linie meer en beter (meer inspanningen). Hier staan geen posterioriteiten tegenover. Blijken die pas aan het eind van de rit?

Antwoord:

De reclassering voert een aantal taken op een andere wijze uit. Er wordt meer trajectmatig en resultaatgericht gewerkt. Daarnaast voert de reclassering geheel nieuwe taken uit. De laatste jaren zijn daarom extra gelden toegekend voor de uitvoering van taakstraffen. Geheel nieuwe taken zijn het elektronisch toezicht en het penitentiair programma, waar de reclassering een belangrijke rol in de uitvoering speelt. Hiervoor worden aan de reclassering in 1999 extra gelden toegekend.

GPV

Versterking bedrijfsvoering Slachtofferhulp:

Bijna over de hele linie luidt de boodschap: «meer en beter». Een enkele keer staan daar extra middelen tegenover, maar meestal niet. Het is dan haast onvermijdelijk, dat tegenover dit grote aantal extra inspanningen ook posterioriteiten staan. Maar daar lees ik niets over. Blijken die misschien pas aan het eind van de rit?

Antwoord:

Dat versterking van de bedrijfsvoering van Slachtofferhulp Nederland mogelijk en noodzakelijk is, is duidelijk geworden in het inmiddels afgesloten efficiencyonderzoek. Dit gaf aan dat die optimalisering vooral tot stand kan worden gebracht door normering en harmonisatie van de uitvoering. In feite is dit te beschouwen als realisering van een kwaliteitsslag.

Het voornemen bestaat om in 1999 een tweejarig project te starten ter uitwerking van de adviezen van het efficiencyonderzoek. Ik heb Slachtofferhulp Nederland de toezegging gedaan dat ten behoeve van dit project een externe projectleider kan worden geworven en dat ook voor mogelijk andere uitvoeringskosten een beroep op mijn departement kan worden gedaan. Van Slachtofferhulp Nederland en de bij haar aangesloten regionale bureaus wordt verwacht dat zij binnen hun budgettaire kaders een actieve bijdrage zullen leveren aan het welslagen van het project.

Naar boven