Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de Vennoot- schapsbelasting 1969 en van enige andere belastingwetten in verband met de fiscale begeleiding van de overgang van vermogen onder algemene titel bij rechtspersonen op de voet van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (25709).

(Zie vergadering van 31 maart 1998.)

De voorzitter:

Door mij zijn schriftelijke antwoorden ontvangen van de staatssecretaris van Financiën op vragen, gesteld in eerste termijn.

Deze antwoorden zullen worden opgenomen in een bijvoegsel bij de Handelingen van deze vergadering.

(Het bijvoegsel is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Ik heb niets meer te melden. De stukken zijn ingediend en ik heb er niets aan toe te voegen.

De heer Ybema (D66):

Voorzitter! Ik wil in ieder geval de staatssecretaris danken voor de uitvoerige schriftelijke reactie die wij hebben gekregen in antwoord op onze vragen en op de bijdrage van het NOB. Dat is van belang voor de helderheid van de toepassing van deze wet en in die zin draagt het ook bij de wetsgeschiedenis. Het betekent ook dat het wetsvoorstel alleen nog maar effectiever is geworden dan het in eerste instantie al was.

Ik heb in deze afronding twee korte vragen. We weten allemaal dat met name Vendex en KPN gebruik zullen maken van deze wettelijke regeling. Zijn de staatssecretaris meer bedrijven bekend die op korte termijn zullen overgaan tot splitsing en dus toepassing van dit wetsvoorstel zullen vragen?

Kan de staatssecretaris dit wetsvoorstel in de internationale fiscale context plaatsen en dan iets zeggen over het mogelijke effect van dit wetsvoorstel op het verder versterken van onze fiscale concurrentiepositie?

Mevrouw B.M. de Vries (VVD):

Voorzitter! Ook ik wil de staatssecretaris danken voor zijn zeer uitgebreide en degelijke beantwoording; ook mijn civielrechtelijke vragen zijn naar volle tevredenheid beantwoord.

Er zijn nog een paar punten die ik naar voren willen brengen. Allereerst is er discussie over de vraag of dit wetsvoorstel in overeenstemming is met het EU-recht. Er is een soort briefwisseling geweest tussen het NOB en de staatssecretaris. Kan de staatssecretaris toezeggen – ik heb dat ook in eerste termijn gevraagd – de wet met terugwerkende kracht aan te passen als blijkt dat het wetsvoorstel niet helemaal in de geest van de EU-regelgeving is? Het wetsvoorstel is van groot belang voor ons bedrijfsleven.

Voorzitter! In eerste termijn was ik een beetje geïrriteerd dat de standaardvoorwaarden niet bij de Kamer lagen. In zijn schriftelijke beantwoording zegde de staatssecretaris toe de meeste standaardvoorwaarden voor 1 mei van dit jaar te zullen publiceren. Maar is dat toch niet te laat voor het bedrijfsleven? Dan is het al gauw 1 juli, de datum waarvoor je nog fiscaal begeleid kunt splitsen met ingang van 1 januari van dit jaar. Is dat niet toch te laat?

Over de zuivere splitsing zegt de staatssecretaris ervaring te willen opdoen met deze nieuwe figuur. Daar nu maken wij bezwaar tegen. Ik roep in herinnering de behandeling van de Wet op de concernfinancieringsmaatschappij en pas een jaar na dat debat was er een modelbeschikking. Ik vind het geen goede zaak, ook voor volgende wetgeving, dat die standaardvoorwaarden niet aan de Kamer geleverd worden. Ook bij dit wetsvoorstel is er namelijk voldoende tijd geweest om dit voor te bereiden. Wij zullen dit wetsvoorstel niet ophouden, want het is te belangrijk. Maar wil de staatssecretaris toezeggen dat dit soort voorwaarden voortaan gewoon op tijd aan de Kamer wordt voorgelegd, zodat dit probleem niet meer kan ontstaan? Als ik de heer Reitsma in eerste termijn goed heb beluisterd, deelt hij onze mening. Zelfs uit de reactie van de staatssecretaris leid ik af dat ook hij van mening is dat dit bij de Kamer hoort te liggen.

Dan kom ik bij de verliesverrekening, waarop de staatssecretaris in zijn schriftelijke antwoorden uitvoerig is ingegaan. De fractie van de VVD blijft het jammer vinden dat in het geval van splitsing de verliezen niet worden meegegeven aan de verkrijgende rechtspersoon. Het zij zo. Wij zullen bekijken welke gevolgen het in de praktijk heeft. Misschien krijgt de staatssecretaris op dit punt met terugwerkende kracht nog wel gelijk.

De staatssecretaris heeft toegezegd dat hij bereid is deze wet te evalueren omdat deze erg belangrijk is voor het bedrijfsleven. Als ik het mij goed herinner, staat ergens in de stukken dat de staatssecretaris bereid is om de wet over enkele jaren te evalueren. Ik zou het wat concreter willen maken. Wil de staatssecretaris toezeggen in het jaar 2000 te evalueren? Dan zijn wij twee jaar verder. Dan hebben wij de eerste perikelen misschien gehad. En dan kunnen wij in die zin de vinger aan de pols houden. De VVD-fractie zou bij de evaluatie graag de volgende punten willen betrekken. Ik begin met het aantal verzoeken om splitsing, het aantal afgewezen verzoeken om splitsing en de redenen voor de afsplitsing. Tevens noem ik de ontwikkelingen in het buitenland en de gang van zaken bij bezwaar- en beroepsprocedures. Ook moet worden bekeken hoe het gaat met die zakelijke overwegingen, want daar staat of valt het hele wetsvoorstel mee. Ik verkrijg graag de concrete toezegging van de staatssecretaris om in het jaar 2000 met een eerste evaluatie te komen.

Tot slot ben ik ontzettend blij dat de staatssecretaris gehoor heeft gegeven aan het verzoek van de VVD-fractie om bedrijven die vooraf zekerheid willen, een beschikking te kunnen laten vragen aan de inspecteur. Dat is een heel kordate oplossing. Het bedrijfsleven is toe aan meer zekerheid.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! De fractie van de PvdA dankt de staatssecretaris voor de snelle beantwoording van de vele vragen die zijn gesteld, binnen en buiten de Kamer. Ik denk dan met name aan de snelle reactie van de staatssecretaris op de stukken van het NOB.

Ik wil nog een paar nadere vragen stellen. Wij willen ter verduidelijking graag een uitleg met betrekking tot de antimisbruikbepaling in artikel 68a, zevende lid, van de Wet op de inkomstenbelasting. In de kanttekeningen bij de brief van het NOB van 27 maart 1998 lijkt een situatie waarop het zevende lid van toepassing is, zich slechts te kunnen voordoen bij afsplitsing. Is dit ook niet mogelijk in het geval van zuivere splitsing? En klopt het dat het in deze situatie altijd de splitsende vennootschap is die de uitdeler van de winst en daarmee ook de inhoudingsplichtige voor de dividendbelasting is?

In zijn brief van 1 april jl. antwoordt de staatssecretaris dat bij toepassing van het zevende lid van artikel 68a van de Wet op de inkomstenbelasting, bij aanmerkelijkbelangaandeelhouders, de verkrijgingsprijs gesteld zou kunnen worden op het bedrag van de winstuitkering. Wij nemen aan dat hier bedoeld wordt dat de reeds bestaande verkrijgingsprijs wordt verhoogd met dat bedrag. Is dat juist?

Voorzitter! Uit het antwoord in de brief van 1 april blijkt dat er geen aanleiding is voor fiscale begeleiding bij de desbetreffende rechtspersonen als er bij splitsing of fusie geen winst is. Wat gebeurt er echter in een dergelijke situatie met nog bestaande compensabele verliezen, met name in het geval van een zuivere splitsing of fusie?

Tot slot ben ik nieuwsgierig naar de reactie van de staatssecretaris op het verzoek van de VVD om het jaar 2000 te kiezen voor een evaluatie.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie dankt de staatssecretaris voor zijn mondelinge toelichting in eerste termijn en voor zijn schriftelijke rapportage, inclusief de nota van wijziging. Wij zijn zeer tevreden met de afronding van dit wetsvoorstel, dat wij van ganser harte zullen steunen. Wij vinden het alleen jammer dat de staatssecretaris geen lid is van het CDA. Anders zouden wij zeggen dat hij de volgende ronde mag blijven zitten!

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

U bent van harte welkom bij de Partij van de Arbeid!

De voorzitter:

Ik zal mij hier niet mee bemoeien!

Staatssecretaris Vermeend:

Voorzitter! Ik ben helemaal verlegen onder zoveel waardering en zo'n uitnodiging.

Ik spreek mijn waardering uit voor de bijdrage van het NOB. Die bijdrage heeft per slot van rekening geleid tot verduidelijkingen, die ook van belang zijn voor de wetsgeschiedenis van dit belangrijke wetsvoorstel. Bij dezen nogmaals mijn waardering voor de inbreng van deze organisatie.

Voorzitter! De heer Ybema heeft gevraagd of er naast de twee genoemde nog meer verzoeken zijn ingediend. Mij is bekend dat er nog één is ingediend. Ik verwacht dat het wetsvoorstel als zodanig tegemoetkomt aan de behoefte in de praktijk. Het wetsvoorstel als zodanig zal dan ook zeker bijdragen aan de versterking van Nederland als vestigingsplaats voor internationaal opererende bedrijven.

Mevrouw De Vries noemde een aantal kleine puntjes. Ik ben uitvoerig ingegaan op de opvattingen over het Europees recht in relatie tot dit wetsvoorstel. Ik verwacht niet dat er problemen zullen komen, omdat wij daarnaast materieel zullen begeleiden, conform het voorliggende wetsvoorstel. Als er problemen zijn, zullen wij natuurlijk alert reageren. Zoals toegezegd, zullen wij gaan evalueren, waarbij alle genoemde punten kunnen worden betrokken. Maar een evaluatie begint natuurlijk niet pas na twee jaar: ik zeg toe dat ik er een per 2000 zal laten uitvoeren. Maar wij houden de vinger aan de pols. Mocht eerder blijken dat er redenen voor bijstelling zijn, dan zal ik of mijn opvolger niet aarzelen om de Kamer daarover te informeren, zodat een bijstelling kan plaatsvinden. Ik neem aan dat men in de praktijk alert genoeg zal zijn om het ministerie van Financiën te vinden.

Voorzitter! Het is niet te laat voor formulering van standaardvoorwaarden. Bovendien is een aantal elementen al bekend. Men kan dus gewoon bij inwerkingtreding van de wet aan de slag. De deskundigen weten ongeveer welke kant dat op zal gaan.

Voorzitter! Ik verschil van opvatting met mevrouw De Vries over de zuivere splitsing. Als je een nieuwe rechtsfiguur hebt, is het wel degelijk van belang om te weten hoe die figuur gaat uitwerken. Als je geen praktijkervaring hebt, zou het heel vervelend zijn om achter een bureau allerlei regelingen te bedenken. Ik heb veel liever dat ervaring wordt opgedaan, waarna gezamenlijk met de praktijk voorwaarden worden geformuleerd.

Mevrouw B.M. de Vries (VVD):

Voorzitter! Ik kan mij op zich wel voorstellen wat u zegt over de standaardvoorwaarden. De strekking van mijn vraag is echter, of u bereid bent om toe te zeggen dat die standaardvoorwaarden bij volgende wetgeving in beginsel altijd gewoon bij de Kamer zijn. Ik ben het met u eens dat het moeilijk ligt, omdat je voorzichtig wilt zijn. Maar probeer tegelijkertijd te voorkomen wat we met de concernfinancieringsmaatschappijen hebben gehad, toen het een jaar duurde. Met andere woorden: enigszins kritisch, zij het dat ik uw redenering wel begrijp. Kunt u dat nog toezeggen?

Staatssecretaris Vermeend:

Ik heb ook aan de andere kant van de regeringstafel gezeten als parlementariër, toen ik toch ook wel alles wilde zien. Vanuit die optiek zeg ik dat toe. Dat kan overigens wel betekenen dat het wetsvoorstel later bij het parlement wordt ingediend. Dat moeten wij ons wel realiseren.

Mevrouw B.M. de Vries (VVD):

Daar ben ik heel erg blij mee. Die vertraging is natuurlijk altijd enigszins relatief, want nu zegt u ook dat die deze maand al komt. Het werkt dus wel gelijk op. Ik denk dan ook dat het probleem wel meevalt.

Staatssecretaris Vermeend:

Mevrouw Witteveen heeft een vraag gesteld over artikel 68, maar die is al schriftelijk beantwoord.

Ik dank de heer Reitsma voor zijn bemoedigende woorden, maar ik blijf toch lid van de PvdA.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven