Vragen van het lid Witteveen-Hevinga aan de minister van Economische Zaken, over de voortgang van de voorbereidingen van het bestuurlijk beraad van het kabinet en Noord-Nederland over het advies van de commissie-Langman.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Voorzitter! Ik dank minister Wijers ervoor dat hij bij afwezigheid van mevrouw Van Dok en premier Kok de Kamer wil informeren. Ik kom te spreken over de standpuntbepaling van het kabinet met betrekking tot het advies van de commissie-Langman over het definitief wegwerken van de achterstanden in de werkgelegenheid in Noord-Nederland en de bijdrage die Noord-Nederland kan en moet leveren aan de nationale welvaart in de volgende eeuw.

Natuurlijk gaan de voorbereidingen van belangrijke beslissingen waarover tussen twee partijen, het kabinet en Noord-Nederland, in een politiek beraad een gezamenlijk akkoord moet worden bereikt met de nodige onrust en publiciteit gepaard. Maar de fractie van de PvdA bereikten de afgelopen week net even te veel zorgelijke signalen over de voorbereidingen van dat politiek beraad. Ik wijs ook naar de provincialestatenbrede moties die de afgelopen week in het noorden zijn aangenomen, waaruit blijkt dat men er niet gerust op is. De datum voor het politiek beraad is al enige keren verschoven en is nu op 2 april vastgelegd. Het Kamerdebat zal op 8 april plaatsvinden, opdat ook deze Kamer nog voor het verkiezingsreces een standpunt kan innemen over de resultaten. Uiteraard wil de fractie van de PvdA de resultaten van dat politiek beraad afwachten, maar dan moeten er wel resultaten geboekt worden. Daar zijn wij niet gerust op en daarom hebben wij de volgende vragen aan het kabinet.

Zijn de zorgen van Noord-Nederland terecht? Staat de datum van 2 april a.s. voor het politiek beraad wat het kabinet betreft keihard vast? Hoe verlopen de voorbereidingen met Noord-Nederland? Wat is de stand van zaken binnen het kabinet? Wellicht ten overvloede wijs ik erop dat het de verantwoordelijkheid is van dit kabinet om voor de verkiezingen een substantieel pakket aan maatregelen, voorzien van een financiële paragraaf, met het noorden overeen te komen, zoals in een motie op initiatief van onze fractie is vastgelegd. Het is immers dit Paarse kabinet geweest dat verwachtingen richting Noord-Nederland heeft gewekt door zich op degelijke wijze te laten adviseren over het toekomstige beleid met betrekking tot Noord-Nederland en de rest van Nederland.

Minister Wijers:

Voorzitter! Ik kan mij best voorstellen dat men zich in Noord-Nederland zorgen maakt over het traject. Ik denk overigens die zorgen maar voor een deel terecht zijn. Men maakt zich in die zin zorgen dat men zich afvraagt of alles wat men wenst, zal worden gerealiseerd. Voorzover er zorgen zouden zijn dat het kabinet deze problematiek niet serieus neemt en er niet op uit zou zijn om in alle constructiviteit tot overeenstemming te komen, is er geen reden voor zorgen.

De datum van 2 april 1998 is naar mijn beste weten in alle zorgvuldigheid vastgesteld. Er is geen reden te veronderstellen dat daarvan zou moeten worden afgeweken.

De voorbereidingen verlopen goed. Er vinden tal van ambtelijke en politieke contacten plaats. Er zit een onderhandelingselement in en daar moeten wij rekening mee houden. Ik heb de indruk dat de voorbereidingen in een goed tempo verlopen en met een intensiteit die nodig is, gegeven het belang van de zaak.

Om die voorbereidingen goed te laten verlopen, is er op het niveau van het kabinet het nodige overleg. Zoals bekend, is het kabinet thans bezig met het voorbereiden van de Voorjaarsnota en de definitieve besluitvorming inzake het ICES-dossier. Het is in die context ook bezig met de voorbereiding van het standpunt inzake het noorden van Nederland. Het overleg daarover verloopt constructief. Er wordt hard aan die zaak gewerkt. Ik kan mij niet voorstellen dat, als alle partijen zich redelijk opstellen bij de voorbereidingen, begin april geen overleg kan plaatsvinden dat tot resultaten leidt die voor beide partijen bevredigend zijn.

Mevrouw Witteveen-Hevinga (PvdA):

Voorzitter! Ik heb er goede nota van genomen dat het kabinet serieus en constructief bezig is met een goede voorbereiding van het politiek beraad met het noorden van Nederland. Dit houdt in, neem ik aan, dat het kabinet er hard aan zal trekken om het door hemzelf ingewonnen advies te vertalen in concrete beleidsdaden voor de korte, de middellange en de lange termijn. Het lijkt mij in dat verband nuttig dat de minister antwoordt op de vraag of het kabinet het als zijn verantwoordelijkheid beschouwt dat er straks een zodanig dossier met betrekking tot Noord-Nederland klaarligt dat een formateur er niet omheen kan.

Minister Wijers:

Voorzitter! Het kabinet zou zich schamen als dit niet tot concrete resultaten zou leiden voor de korte, de middellange en de lange termijn. Er moet straks een dossier klaarliggen als resultaat van de contacten met de bestuurders van het noorden van Nederland waaraan een goede formateur niet voorbij kan gaan. Ik kan echter niet instaan voor de kwaliteit van diens oordeelsvorming.

De heer Ybema (D66):

Voorzitter! De fractie van D66 hecht er zeer aan dat het kabinet op een heel serieuze manier invulling geeft aan de verwachtingen die het heeft gewekt door de instelling van de commissie-Langman. Ik proef uit de woorden van de minister dat het kabinet hiermee bezig is.

Dit kabinet zit tot 6 mei 1998 en de termijn van de commissie-Langman loopt tot 2010. Is de inzet van het kabinet om tot afspraken tot 2010 te komen? Wat kan, voorzover het gaat om afspraken voor de termijn na de huidige kabinetsperiode, de vorm zijn van harde politiek-bestuurlijke afspraken van het kabinet met het noorden?

Minister Wijers:

Voorzitter! Ik wil eerlijk gezegd niet te veel treden in de details van de gesprekken over de afspraken, of die nu tot 2006 of tot 2010 zullen lopen. Ik kan de Kamer verzekeren dat zij voldoende lang zullen lopen om er goed beleid op te baseren. De gedachten gaan ernaar uit dat het kabinet inspeelt op het idee uit het noorden om tot een soort convenant te komen, waarin een aantal concrete afspraken worden gemaakt die binnen het politieke bereik van het huidige kabinet liggen en vervolgens op een aantal gebieden inspanningsverplichtingen opleveren en acties beschrijven die verder reiken dan de zittingsduur van het kabinet. Willen wij er goed uitkomen met elkaar, dan moeten wij voorkomen dat wij schijnzekerheid rondom geld creëren. Wij moeten ook proberen een visie met elkaar te ontwikkelen en een aantal brede activiteiten te definiëren. Ik heb begrepen dat het noorden ervoor voelt om die route te kiezen. Ik ben ervan overtuigd dat het kabinet daar goed op kan inspelen en dat wij dan overeenstemming kunnen bereiken.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Mijn fractie vindt de voorstellen van de commissie-Langman van uitermate grote betekenis voor het noorden van Nederland. De commissie-Langman heeft het idee naar voren gebracht om tot 2010 10 mld. extra te investeren in Noord- Nederland. De minister doet een beroep op alle partijen om zich redelijk op te stellen. Mag ik dat zo vertalen, dat een redelijke opstelling door het kabinet inhoudt dat het vóór de verkiezingen garanties geeft dat die 10 mld. de komende tien jaar beschikbaar komen voor het noorden van het land?

Minister Wijers:

Voorzitter! Stel nu eens dat ik deze vraag bevestigend of ontkennend beantwoord. Dan loopt toch vervolgens iemand anders naar de microfoon om te vragen of de minister niet nog in onderhandeling is met het noorden van het land en of het niet raar is dat hij nu al zijn kaarten op tafel legt?

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter! Ik wil graag wat meer duidelijkheid over het gesprek van 2 april. Ik ben ongerust geworden door de termen "formatiedossier" en "ICES-discussie". De laatste begrijp ik overigens wel. Ik vraag de minister te bevestigen dat het gesprek op 2 april doorgaat, dat dit gesprek van meer dan procedurele betekenis is en dat er door het kabinet een poging gedaan zal worden om over een aantal concrete projecten spijkers met koppen te slaan.

Minister Wijers:

Voorzitter! Het gesprek gaat door en als het alleen over procedurele kwesties zou gaan, dan zou er niet een brede kabinetsdelegatie naartoe gaan. Het gaat dus om meer dan procedurele kwesties en er zullen zeker beslissingen genomen worden met concrete financiële gevolgen.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Als voormalig inwoner van Lippenhuizen in Friesland, al was ik toen nog zo klein, kan ik hierover meepraten. Dit kabinet wordt wel eens een Randstadkabinet genoemd. In de afgelopen vier jaar leek het daar ook op omdat alle infrastructurele voorzieningen en economische activiteiten in de Randstad werden gepland. Intussen staan in het noorden woningen leeg, raakt het noorden ontvolkt en trekken mensen er weg omdat er geen werk is. Mijn vraag, die al min of meer gesteld is, luidt: kan de regering concreet aangeven welke maatregelen genomen worden op het gebied van de infrastructuur en de ruimtelijke ordening? De minister van Ruimtelijke Ordening is aanwezig en kan misschien iets zeggen over de relatie ruimtelijke ordening, woon-werkverkeer en economische activiteit. De Randstad kan worden ontlast door deze activiteiten te verplaatsen naar Noord-Nederland, bijvoorbeeld door een tweede Maasvlakte bij Delfzijl aan te leggen. Sorry, die ligt er al: een dure woestijn. Welke plannen gaat het kabinet aan de Kamer voorleggen om economische activiteiten naar het noorden te verplaatsen en hoe denkt zij de Randstad te ontlasten, gewoon helder en concreet, niet alleen in geld maar ook in zichtbare dingen?

De voorzitter:

De vragen zijn gesteld aan de minister van Economische Zaken. Het feit dat mevrouw De Boer aanwezig is, geeft de heer Poppe wel het recht om haar vragen te stellen, maar verplicht mevrouw De Boer niet tot antwoorden. De vragen aan mevrouw De Boer lijken mij buiten de orde.

Minister Wijers:

Voorzitter! Ik vind het een innovatieve gedachte om de tweede Maasvlakte in het noorden van het land aan te leggen. Wij moeten dan alleen wel iets aan de naam doen. Verder kan ik de heer Poppe zeggen dat dit kabinet geen Randstadkabinet is. Dat zal ook blijken uit wat er op 2 april als uitkomst van dat overleg naar buiten zal komen.

Minister De Boer:

Voorzitter! Ik wil er toch wel twee zinnen aan wijden. Geen tweede Maasvlakte in de Waddenzee. En voor het overige, de ruimtelijke plannen worden verwerkt in Nederland 2030.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Ik heb een vraag, uitsluitend voor de minister van Economische Zaken, voorzitter. Zou hij toch nog iets duidelijker kunnen zijn over wat de Kamer na de vergadering van 2 april nu eigenlijk van het kabinet krijgt? Dat die vergadering belangrijk is, weten wij inmiddels, maar mag ik aannemen dat ons daarna een standpunt van het kabinet zal worden voorgelegd op grond waarvan wij een min of meer definitief oordeel kunnen geven over het rapport-Langman?

Nog een tweede vraag. Ik begrijp best dat de minister niet kan ingaan op de vraag van de heer Reitsma over die 10 mld., maar ik zou nog wel graag van hem vernemen wat nu eigenlijk in algemene financiële zin de inzet van het kabinet is. Het kabinet wordt thans geconfronteerd met tegenvallers op het gebied van de asielproblematiek, de zorgsector vraagt om extra geld en inmiddels heeft het kabinet 850 mln. uitgegeven voor koopkrachtreparatie. Het kan en mag toch niet zo zijn dat eerst de tegenvallers worden gecompenseerd en dat er dan wordt bekeken wat er nog voor het noorden overblijft?

Minister Wijers:

Voorzitter! Staatssecretaris Van Dok heeft een algemeen overleg gepland op 8 april, waarin zij zal zorgen voor terugkoppeling van de resultaten van het overleg met het noorden. Een brief daarover zal de Kamer op korte termijn bereiken, in ieder geval op tijd om er nog voor dat overleg kennis van te kunnen nemen.

Voorzover de zaken die wij met het noorden bespreken financiële consequenties hebben, zijn dat natuurlijk geen zaken die betrekking hebben op de begroting van één jaar. Nee, het gaat om de ontwikkeling van de begrotingen op middellange en lange termijn, om infrastructurele projecten, structuurfondsen en dergelijke. Dat zijn dossiers die niet worden beïnvloed door de besluitvorming over de Voorjaarsnota.

Naar boven