Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, aan de orde te stellen dinsdag aanstaande bij het begin van de vergadering:

  • - het wetsvoorstel Partiële herziening Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (verlenging van de geldigheidsduur van het SVV-2) (24581).

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van de volgende week:

de gezamenlijke behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Instelling van een vast college van advies op het terrein van de volksgezondheid en de zorggerelateerde dienstverlening (Wet op de Raad voor de volksgezondheid en de zorggerelateerde dienstverlening) (24627);

  • - het wetsvoorstel Instelling van een vast college van advies op het terrein van de maatschappelijke ontwikkeling (Wet op de Raad voor maatschappelijke ontwikkeling) (24628);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Gezondheidswet in verband met de continuering van de Gezondheidsraad (24684).

Ik stel voor, aan de orde te stellen in de vergaderingen van 5, 6 en 7 november:

de gezamenlijke behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 1997 (25000-VI);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 1995 (slotwet) (24850);

hierbij is tevens aan de orde:

  • - de Financiële verantwoording van het ministerie van Justitie over het jaar 1995 (24844, nr. 8).

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op:

maandag 10 maart 1997:

  • - van 11.15 uur tot 23.00 uur van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over de nota "Randstad en Groene Hart: de groene wereld stad" en het evaluatierapport Groene Hart beleid (25009).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Jong.

De heer De Jong (CDA):

Voorzitter! De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt het op prijs als de behandeling van de begroting van Sociale Zaken na het najaarsoverleg kan plaatsvinden, dat voorzien is op 4 december a.s. Kunt u de agenda zodanig aanpassen dat dit tot de mogelijkheden behoort?

De voorzitter:

Ik was ervan op de hoogte dat dit voorstel zou worden gedaan. Het Presidium zal zich daarop volgende week beraden. Om die reden heb ik het punt nog niet geagendeerd. Hoofdreden daarvoor is dat – los van de vraag of überhaupt tot uitstel moet worden besloten – er twijfel bestaat over de vraag of externe activiteiten de agenda van de Kamer dienen te bepalen. Wij onderstrepen hier nu juist het primaat van de politiek. Overleg tussen regering en wie dan ook kan reden zijn voor het voeren van een debat, maar dat kan geen reden zijn om een begroting niet te behandelen. De vraag is relevant of, als het overleg begin december niet doorgaat, er dan weer uitstel plaatsvindt. De commissie zal die vraag ongetwijfeld met "nee" beantwoorden, maar het principiële punt ligt dan al op tafel. Wij vonden het argument dan ook niet zo deugdelijk, maar er zijn wellicht andere overwegingen om toch voor uitstel van behandeling te kiezen. Ik zal volgende week woensdag of donderdag bij de regeling van werkzaamheden terzake een voorstel doen.

Het woord is aan de heer Ybema.

De heer Ybema (D66):

Voorzitter! Collega Hoogervorst heeft bij de financiële beschouwingen een motie ingediend op stuk nr. 37 over integraal toezicht en de collectieve uitgaven. De minister heeft het oordeel over deze motie aan de Kamer gelaten. Deze motie raakt de bevoegdheidsverdeling binnen het kabinet. Mijn fractie wil graag voorafgaande aan de stemming – waarschijnlijk volgende week – nog een schriftelijke reactie van het kabinet op deze motie ontvangen, zodat wij onze stem kunnen bepalen.

De voorzitter:

Ik ga ervan uit dat dit niet tot een heropening zal leiden. Indien dat wel nodig mocht zijn, zal uiteraard de stemming dan niet kunnen plaatsvinden.

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Korthals.

De heer Korthals (VVD):

Voorzitter! Twee weken geleden heeft de vaste commissie voor Justitie een mondeling overleg gehad met de minister van Justitie. Daarbij was onder andere de ministeriële verantwoordelijkheid voor het openbaar ministerie aan de orde. Het verslag daarvan is op verzoek van collega Koekkoek op de agenda gezet voor volgende week. Inmiddels heeft ons een brief bereikt die is geschreven door de voorzitter van het College van procureurs-generaal waarin hij blijk geeft van een andere visie dan de minister van Justitie. Wil de minister van Justitie een reactie geven op de inhoud van deze brief? Was zij van tevoren met de procureurs-generaal eensgezind over het beleid dat terzake gevoerd zou worden? Wil zij voorts haar reactie geven op het feit dat de voorzitter van het College van procureurs-generaal een brief als deze schrijft? Het zou prettig zijn als deze brief vóór de behandeling van het verslag bij de Kamer aanwezig is.

De heer Koekkoek (CDA):

Voorzit ter! Ik sluit mij volledig aan bij het verzoek van de heer Korthals.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! Bij de eerste twee delen van het verzoek van de heer Korthals kan ik mij aansluiten. Over het derde deel, namelijk de vraag of de PG's wel een dergelijke brief naar de Kamer kunnen zenden, kunnen wijzelf een opvatting hebben. Ik heb daar overigens veel minder problemen mee. Ik heb één aanvullend verzoek. In de brief is sprake van correspondentie van het openbaar ministerie aan de minister. Mijn verzoek aan de minister is, ons ook die correspondentie ter beschikking te stellen.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! De fractie van de PvdA ondersteunt het voorstel van de heer Korthals.

De voorzitter:

Ik heb in eerste instantie een vraag aan de heer Koekkoek. Volgende week staat het verslag op de agenda. Het betreft een tweeminutendebat dat een afronding zal zijn van reeds gevoerd overleg. Ik moet vaststellen dat de informatie en correspondentie waar nu om wordt gevraagd, eerder zullen leiden tot een voortzetting van het overleg dan tot een afronding. Dan is de vraag aan de orde of het verzoek van de heer Koekkoek om het punt volgende week op de agenda te plaatsen – daartoe hebben wij besloten – gehandhaafd moet blijven, dan wel dat wij met betrekking tot dat verzoek pas op de plaats maken, zodat in de commissie het algemeen overleg kan worden gevoerd wanneer de informatie er is. Daarna kan dan zo nodig afronding plaatsvinden. Ik denk dat dit de gang der dingen is, want anders ontstaat een heel merkwaardig debat waarin alles door elkaar loopt. Naar het mij voorkomt, kunnen in een tweeminutendebat alle stukken waarover nu wordt gesproken, misschien wel worden besproken, maar vanwege de diepgang lijkt het mij niet wenselijk om zo'n route te bewandelen.

De heer Koekkoek (CDA):

Om te beginnen, lijkt het mij goed als de Kamer gewoon haar besluit handhaaft om volgende week het tweeminutendebat te hebben. De reactie van de minister zou echter zodanig kunnen zijn dat wij tot de conclusie moeten komen dat het overleg moet worden voortgezet. Dan zal ik de eerste zijn om te vragen om het overleg op een andere manier voort te zetten. Ik ben het met u eens dat een tweeminutendebat zich er niet voor leent om een nieuw debat te voeren, maar mijn hoop is er nog steeds op gevestigd dat het wel tot een afronding van het reeds gevoerde overleg kan komen, inclusief de informatie die wij nog krijgen. Het zou anders kunnen zijn, dus ik wil dat graag volgende week bekijken.

De voorzitter:

Dan wachten wij dinsdag af, maar dan zal het punt zeker niet dinsdag of woensdag aan de agenda worden toegevoegd. Formeel merk ik op dat het tweeminutendebat niet de informatie zal kunnen betreffen die de Kamer alsnog zal bereiken, want het gaat om de afronding van een overleg. Op dat punt kan de Kamer dus op een zeer strenge voorzitter rekenen: één referentie aan die brief zal ertoe leiden dat de hamer valt. De heer Koekkoek moet dinsdag dan maar nader overwegen of hij blijft bij zijn verzoek, waarin de Kamer heeft bewilligd.

De heer Koekkoek (CDA):

Voorzitter! Ik heb daar goed kennis van genomen.

De voorzitter:

Dan vermoeden wij allemaal wel hoe het volgende week zal lopen.

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven