Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Aangezien de gevraagde informatie voor het debat inzake marktwerking openbaar vervoer nog niet is ontvangen, stel ik voor, dit punt van de agenda voor woensdag af te voeren.

Na overleg met de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen stel ik voor, de vrijgekomen tijd te besteden aan de behandeling van het wetsvoorstel Profielen voortgezet onderwijs (25168).

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Ik maak de leden er nog op attent dat morgen, woensdag 28 mei, ons gebouw alleen toegankelijk zal zijn via de ingangen Plein 2 en Lange Poten 4.

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Afgelopen vrijdag meldde de Volkskrant dat de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij in Brussel toestemming en geld heeft gevraagd om nog meer jonge biggen in de varkenspestgebieden te kunnen doden. Het zou gaan om nog eens 500.000 dieren. In datzelfde krantenbericht meldden boerenorganisaties dat dit naar hun mening niet genoeg zal zijn en dat een veelvoud van dit aantal nog gedood moet worden.

Bij ons roept dat de vraag op hoelang wij nog op die manier doorgaan. De minister heeft op 7 mei in deze Kamer gezegd dat hij deze maand uitsluitsel zal geven over de aanpak van de varkenspest en over de vraag of in september de varkenspest onder controle zal zijn. Mijn fractie heeft er behoefte aan dat de minister nog deze week aan de Kamer zijn verzoek aan Brussel, nog meer biggen te doden, toelicht en ook nog deze week aan de Kamer meldt of hij inderdaad denkt dat de varkenspest in september onder controle is en, zo niet, welke maatregelen hij eventueel bereid is dan te nemen.

De heer Blauw (VVD):

Voorzitter! Het verzoek van mevrouw Vos is tweeledig. Zij verzoekt de minister in de eerste plaats zijn standpunt toe te lichten en in de tweede plaats om verslag te doen. Wij hebben op 4 juni een algemeen overleg over dit onderwerp. Ik zou mij kunnen voorstellen dat ter voorbereiding van dat algemeen overleg de minister een actueel overzicht geeft van de stand van zaken, inclusief datgene wat mevrouw Vos heeft gevraagd, en dat wij verder de uitkomsten van het algemeen overleg afwachten.

De voorzitter:

Mevrouw Vos, lijkt u deze suggestie van de voorzitter van de vaste commissie niet redelijk?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Op zichzelf kan ik daarmee instemmen. Ik hoor nog wel heel graag deze week duidelijk van de minister hoe de situatie is en of hij inderdaad denkt in september de varkenspest onder controle te hebben.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Mijnheer de voorzitter! Op 11 juni vindt er een debat plaats in de Kamer met de staatssecretaris van Justitie over de terugkeernotitie in het kader van het asielbeleid. Daarin staat centraal de rol van de gemeenten bij het ontruimen en bij het stopzetten van de uitkering aan mensen die uitgeprocedeerd zijn. De staatssecretaris heeft in een brief aan de Kamer in maart laten weten dat er mobiele bijstandsteams komen voor die gemeenten om ze te helpen bij het oplossen van juridische problemen, in afwachting van die zogenaamde terugkeernotitie. Vandaag staat in het Algemeen Dagblad het bericht dat er helemaal geen bijstandsteams zijn en dat de gemeenten weigeren om het landelijk asielbeleid uit te voeren.

Ik ga ervan uit dat de staatssecretaris volgende week, dus in elk geval ruim voor dat junidebat, de Tweede Kamer een brief zal sturen waarin opheldering wordt gegeven over deze berichten en deze gang van zaken, zodat wij die brief kunnen betrekken bij het bespreken van de terugkeernotitie.

De heer Rijpstra (VVD):

De VVD-fractie sluit zich bij het verzoek van collega Dittrich aan.

De heer Verhagen (CDA):

De CDA-fractie steunt dit verzoek, maar verneemt daarnaast in deze brief graag van het kabinet op welke wijze de staatssecretaris haar rijksverantwoordelijkheid voor het sluitstuk van het asielbeleid voor haar rekening neemt en dat zij dit onderdeel niet delegeert aan gemeenten, aangezien zij daarvoor verantwoordelijk is.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Ik denk dat het goed is als wij voor het debat alle informatie hebben. Ik heb nog wel een concrete vraag aan de heer Dittrich. Hij betrok ook de houding van de gemeenten hierbij. Betekent dit dat de fractie van D66 hoopt dat de staatssecretaris in de brief toch meer ruimte aan de gemeenten geeft? Zo langzamerhand kom ik niet helemaal meer achter de lijn van de D66-fractie. Eerst ging het om meer ruimte voor gemeenten, maar nu moeten gemeenten het beleid strikt uitvoeren. Wat is de inzet en wat verwacht de heer Dittrich eigenlijk van de staatssecretaris?

De heer Van den Berg (SGP):

Op zich steun ik het verzoek van de heer Dittrich, maar ik wijs erop dat hij dit wil koppelen aan de terugkeernotitie en dat wij die terugkeernotitie nog niet hebben. Laten wij er dus eerst van uitgaan – en dat verzoek nog eens extra onderstrepen – dat die terugkeernotitie tijdig vóór de genoemde datum in de Kamer is. Dat lijkt mij allereerst van belang.

De heer Van Oven (PvdA):

De VoorzitterPvdA-fractie steunt het verzoek op zichzelf, maar wij vragen ons wel af of dit niet gewoon via de procedurevergadering van de vaste commissie voor Justitie had kunnen gaan. Over de terugkeernotitie zelf is, zoals de heer Dittrich weet, op 11 juni al een uitgebreid algemeen overleg gepland.

De voorzitter:

Misschien wil de heer Dittrich daar iets over zeggen, want er is overleg geweest tussen hem en de voorzitter van de vaste commissie.

De heer Dittrich (D66):

Er is inderdaad van tevoren overleg gevoerd over de vraag of dit via de procedurevergadering zou moeten. Die vergadering is niet deze week, maar volgende week, terwijl de staatssecretaris natuurlijk tijd nodig heeft om de gegevens te verzamelen. Daarom is het van belang om dat nu te vragen, zodat wij dat tijdig kunnen betrekken bij de terugkeernotitie.

Wat de vraag van mevrouw Sipkes betreft, het is belangrijk om alle relevante gegevens te hebben. In het debat dat wij hierover in maart met de staatssecretaris hebben gehad, heb ik heel uitdrukkelijk namens de fractie van D66 aangegeven dat het van belang is dat de gemeenten zich in hun taak ondersteund weten door zo'n mobiel bijstandsteam. Wij zijn ervan uitgegaan dat dat team er was, maar nu blijkt dat dat niet zo is. Dat betekent dat er een andere houding kan worden aangenomen ten aanzien van dit beleid.

De heer Verhagen (CDA):

Wij hebben morgen een algemeen overleg met staatssecretaris Schmitz over een aantal onderdelen van het asielbeleid. Wij kunnen natuurlijk ook deze onderdelen daarbij betrekken.

De heer Dittrich (D66):

Wij hebben hier uitgebreid over gesproken in de vaste commissie voor Justitie. Daarbij was ook de heer Verhagen aanwezig en wij hebben toen afgesproken om dit niet te doen. Er staan immers een aantal onderwerpen op die agenda en als wij daar weer een nieuw onderwerp bijvoegen, komen de andere onderwerpen in het gedrang. Daarom is het van belang dat wij dit in het kader van de terugkeernotitie kunnen bespreken.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Sipkes.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Afgelopen donderdag hebben wij de Raming van de Kamer behandeld. Daarbij heb ik samen met collega Rouvoet een motie ingediend voor groene stroom. Dat voorstel houdt in dat de Kamer overgaat op het gebruik van duurzame energie. Ik zou daar gisteren van het Presidium een stuk over krijgen met een globale raming van de kosten. Dat stuk is nog niet binnen. Daarom vraag ik om uitstel van de stemming. Ik sluit ook niet uit dat ik op basis van de brief van het Presidium een zeer korte heropening wil.

De voorzitter:

Het lijkt mij helder dat als de toegezegde aanvullende gegevens die een directe invloed op de Raming hebben nog niet binnen zijn en er om heropening wordt gevraagd, wij vandaag niet kunnen stemmen over datgene wat is geagendeerd onder de punten 5, 6 en 7. Zij worden derhalve van de stemmingslijst afgevoerd.

De heer Wallage (PvdA):

Voorzitter! Mag ik u naar aanleiding van dit laatste stukje van de regeling vragen of het Presidium zich nog eens wil beraden op de vraag wat nu het goede gebruik van de regeling is, als het gaat om het vragen van informatie aan de regering in verhouding tot het feit dat Kamercommissies vaak wekelijks, soms eens in de veertien dagen, procedureel dit soort zaken met elkaar kunnen afdoen? Ik zou het op prijs stellen als het Presidium ten principale nog eens naar die gang van zaken kijkt.

De voorzitter:

Ik moge u herinneren aan een van de laatste zinnen die ik uitgesproken heb, namelijk dat de heer Dittrich naar aanleiding van dit punt, dat bij mij was gemeld, contact heeft gehad met de voorzitter van de vaste commissie om na te gaan wat de beste gang van zaken zou zijn. Verder moge ik u verwijzen naar de brief die ik enkele weken geleden aan de leden heb gezonden, die helder genoeg is en die in ieder geval werkt.

Naar boven