Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | nr. 82, pagina 5657-5662 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1996-1997 | nr. 82, pagina 5657-5662 |
Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.
Vragen van het lid Verhagen aan de staatssecretaris van Justitie, over de terugkeerregeling voor uitgeprocedeerde asielzoekers.
De heer Verhagen (CDA):
Voorzitter! Het Algemeen Dagblad opende verleden week dinsdag met het bericht dat de regering uitgeprocedeerde asielzoekers een premie wil meegeven wanneer zij terugkeren naar hun land van herkomst.
Bij de behandeling van de begroting van Justitie heeft de staatssecretaris toegezegd met een nota over het uitzettingsbeleid te komen. Toen, dus meer dan een halfjaar geleden, was er sprake van een acuut probleem, en wel het vastlopen van het uitzettingsbeleid. Wij zijn nu zeven maanden verder en het probleem is nog net zo acuut. Wij wachten nog steeds op de integrale notitie. Via allerlei berichten, al dan niet bewust naar de kranten gelekt, horen wij namelijk een en ander over de inhoud van die toekomstige notitie.
Zo lazen wij eind april dat de staatssecretaris luchtvaartmaatschappijen wil gaan beboeten voor het vervoeren van asielzoekers zonder paspoort. Daarbij kwam verleden week het bericht over de terugkeerpremie. Naar aanleiding hiervan heb ik de volgende vragen.
1. Is het de bedoeling dat wij de "terugkeernotitie" in onderdelen via de krant ontvangen en aan de hand daarvan blijven debatteren?
2. Wat is er inhoudelijk juist van de berichten in de pers van 24 april jl. over het heffen van boetes aan luchtvaartmaatschappijen en het bericht van verleden week over de terugkeerpremies?
Naar aanleiding van die krantenberichten en een interview met een ambtenaar van BZ in het blad Voortgang van IND-COA vraag ik het volgende aan de staatssecretaris.
1. Deelt de staatssecretaris de mening van de CDA-fractie dat een vertrekpremie een hoog gehalte van "altijd prijs" heeft? Immers, degene die naar Nederland komt, krijgt een asielstatus of een uitkering gedurende negen maanden.
2. Is de staatssecretaris niet van mening dat voor het oplossen van de problemen die landen kunnen hebben bij het opvangen van terugkerende onderdanen, veeleer gezocht moet worden naar projecten aldaar in het kader van een terugnameovereenkomst in plaats van het verstrekken van individuele premies in Nederland aan de terugkerende?
3. Heeft de staatssecretaris zich bij haar recente bezoek aan Bosnië op de hoogte gesteld van de sterk negatieve reacties van de omgeving ten opzichte van terugkerenden, indien de terugkerende een individuele premie krijgt? Heeft zij daar ook berichten gehoord van acties tegen de terugkerenden, indien zij met het geld van de terugkeerpremie bijvoorbeeld een pizzeria opzetten, die vervolgens wordt opgeblazen?
4. Als ik het goed begrijp, is de premie bedoeld om uitgeprocedeerde asielzoekers te bewegen vrijwillig terug te keren. Is het de bedoeling dat op deze manier niet meewerken in eerste instantie wordt beloond? Wat zal de staatssecretaris doen met degenen die niet vrijwillig terugkeren?
5. Is het waar dat de staatssecretaris de wettelijke termijn van vier weken, waarbinnen men na een aanzegging het land moet verlaten, aan de kant gaat zetten, indien men gebruikmaakt van de regeling? Is de staatssecretaris voornemens te komen met een wetswijziging voor die wettelijke termijn?
Staatssecretaris Schmitz:
Voorzitter! Allereerst gaat de nota niet over het uitzettingsbeleid, maar over het terugkeerbeleid. Voorts lijkt het mij goed dat de heer Verhagen onze afspraken zuiver weergeeft en dat hij niet zegt: bij de begroting is een en ander toegezegd en zeven maanden later hebben wij nog niets gehoord.
Wij hebben namelijk een uitvoerig debat gehad en daarin heeft de heer Rijpstra om een nota over het terugkeerbeleid gevraagd. Wij hebben toen voorgesteld om de nota in het voorjaar gereed te hebben. Dat is vervolgens met de maand april ingevuld, dus iets later. Welnu, op het ogenblik ligt die nota bij de ministerraad. Ik weet niet of die daar deze week of de volgende week behandeld kan worden. Het is dus een kwestie van twee weken dat de Kamer de totale nota inzake geïntegreerd terugkeerbeleid van het kabinet ontvangt. Een aantal onderwerpen uit de vragen van de heer Verhagen zullen daarin aan de orde komen, maar ik wil nu al zo concreet mogelijk wat zaken melden.
Van enige bewuste, via de krant aan de orde zijnde voorschotjes op de nota is geen sprake. Ik heb bijvoorbeeld bij de vragen over het beboeten van luchtvaartmaatschappijen wel degelijk een vraag van de kranten beantwoord, omdat ik ook meende dat daar niets geheimzinnigs aan was. Ook in onze wetgeving staat namelijk al dat als luchtvaartmaatschappijen slordig zijn in het overbrengen van klanten of met documenten, wij met boetes kunnen werken. In de terugkeernotitie zal men een verdere concretisering van dat voornemen vinden en van het overleg dat daartoe moet worden gevoerd met de luchtvaartmaatschappijen. Wij hebben dus absoluut niet een zodanige intentie. En met alle respect, ik ben niet echt verantwoordelijk – gelukkig maar – voor alles wat in de krant staat. Neem bijvoorbeeld de aanleiding voor deze vragen, namelijk het interview in Voortgang, het blad van COA en IND. In de krant zijn daarover berichten verschenen. Daar wordt iets uit gehaald en dat wordt weer gecombineerd met iets anders. Dan krijg je een beeld dat niet geheel overeenkomstig de bedoelingen van het kabinet is. In die zin ben ik blij dat de heer Verhagen mij deze vragen stelt.
Er is overigens niet zoveel nieuws aan het voornemen van het kabinet. Zie de brief over het geïntegreerde terugkeerbeleid van 23 februari van het vorige jaar namens de minister van Buitenlandse Zaken, de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en mijzelf. Zie de nota van de heer Pronk van december dit jaar over het migratiebeleid, waarover ook in deze Kamer is overlegd. Steeds leest men daarin dat het de verantwoordelijkheid van Justitie is om aan het terugkeerbeleid te werken, dat wij een prioriteit geven aan vrijwillige terugkeer en dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking daaraan in positieve zin een bijdrage wil leveren ten behoeve van het land van herkomst, ten behoeve van programma's die daarbij komen en ten behoeve van de mensen om ze te stimuleren om terug te gaan.
Als de heer Verhagen zegt dat de vertrekpremie het gehalte heeft van "altijd prijs", vind ik dat een wat eenvoudige uitleg. Er zijn hier mensen die zijn afgewezen in de asielprocedure. Wij hebben steeds gezegd – en ik heb ook altijd gehoord dat de Kamer dit steunde – dat wij alle prioriteit aan vrijwillige terugkeer geven. Wij proberen dat te stimuleren, omdat de mensen hierheen zijn gekomen met de verwachting om hier een toekomst op te bouwen en het toch overreding vraagt om hen te laten terugkeren. Met die vertrekpremie proberen wij een bijdrage te leveren in het land van herkomst.
In het artikel – je zou het zo kunnen lezen vanuit het interview in Voortgang – staat iets over een premie van negen maanden. Dat wordt hier al gauw uitgelegd als negen maanden bijstandsuitkering. Wij zijn nog in gesprek over de precieze voorstellen. Wij zijn intern in gesprek met de verantwoordelijke mensen binnen het kabinet. Wij zijn ook in gesprek met, in dit geval, de Ethiopische autoriteiten. Als gesproken wordt over een premie, mag men dat niet zo interpreteren dat men maar hier komt en dat het bijna een luilekkerland is als men teruggaat, omdat men dan nog een aantal maanden een uitkering heeft. Daarover wordt gesproken met de Ethiopische autoriteiten. In het interview staat het wel heel zuiver. Het gaat om een verblijfstoelage, waarmee de start na terugkeer in het land van herkomst wordt vergemakkelijkt. De hoogte van het bedrag zal worden gerelateerd aan de lokale leefomstandigheden. Ontwikkelingssamenwerking maakt eigenlijk een dubbelslag, met name door projecten in het land van herkomst en dus voor de gemeenschap in het algemeen te stimuleren. Daarnaast kan een stimulans aan een individu worden gegeven, zodat men weer terug kan met opgeheven hoofd en zelf een start kan maken. Ik vond dit ook goed uitgedrukt in het interview. Zo is de menselijke benadering van dit moeilijke vraagstuk toch het zuiverst bejegend.
Vrijwillig terugkeer en het stimuleren daarvan – u zult dat ook lezen in de terugkeernotitie – is niet bedoeld om daarmee uit te sluiten dat mensen in sommige gevallen gedwongen zullen moeten terugkeren. Een noodzakelijk complement in het vreemdelingenbeleid is dat naast vrijwillige terugkeer en het stimuleren daarvan, een gedwongen terugkeer aan de orde kan zijn. Op dit moment heb ik ten aanzien van de vierwekentermijn nog geen voornemen om over te gaan tot wetswijziging. Dat hoort bij het pakket waarover wij nog praten. Ik zeg graag toe dat dit tevoren aan de Kamer zal worden voorgelegd.
De heer Verhagen (CDA):
Voorzitter! Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van de door mij gestelde vragen.
Ik ben blij dat het wat genuanceerder ligt dan in eerste instantie via de berichten leek. Ten aanzien van uitspraken die door ambtenaren worden gedaan over een onderdeel van het beleid, blijft desalniettemin de vraag relevant of het niet verstandiger is om dan het totaal van het beleid voor te leggen aan de Kamer, in plaats van er een onderdeel uit te lichten. Het laatste heeft juist het gevaar dat de staatssecretaris schetste in haar antwoord.
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag over de regeling die is voorgesteld in het blad Voortgang van de IND-COA, namelijk dat het wordt gestimuleerd dat in eerste instantie niet wordt meegewerkt. Als men op vrijwillige basis terugkeert, komt men niet in aanmerking voor deze terugkeerregeling. Als men ertoe aangezet wordt om desalniettemin vrijwillig terug te keren, dus om in eerste instantie te weigeren, zou de regeling wél gelden. Ten aanzien van de niet-vrijwillige terugkeer blijft ook duister hoe de staatssecretaris invulling zal geven aan dit noodzakelijke en onplezierige onderdeel en sluitstuk van het asielbeleid.
De staatssecretaris heeft gezegd dat men nog in onderhandeling is met Ethiopië. Ik heb graag nog een antwoord op de vraag hoe groot de kans is dat door de lange duur van de onderhandelingen met Ethiopië dezelfde situatie ontstaat als bij de 300 Vietnamezen, te weten een overschrijding van de driejarentermijn, met als gevolg een status voor mensen waarvan in wezen is vastgesteld dat zij economisch vluchteling zijn.
Ten slotte heb ik geen antwoord gekregen op mijn vragen over de ervaringen die de staatssecretaris heeft opgedaan tijdens haar recente reis naar Bosnië, in relatie tot de ervaringen die andere landen hebben met de terugkeerpremie en de negatieve reacties die dit met zich brengt.
Naar mijn mening blijft het een ongelukkige zaak dat een onderdeel van het beleid – dat is nog in bespreking, zoals de staatssecretaris het zelf formuleert – bewust via een interview naar buiten komt.
Staatssecretaris Schmitz:
Voorzitter! Het lijkt mij niet zo verbazingwekkend dat het kabinet wat genuanceerder berichtgeving doet dan de pers. Daar kan men alle stof voor debat aan ontlenen.
Ben ik gelukkig met het feit dat er voorschotjes worden genomen in interviews en dergelijke? Nee, in het algemeen is het het mooiste als het kabinet een voorstel doet, als het dat aan de Tweede Kamer presenteert en als daar vervolgens publiciteit over komt. In dit geval was aan de orde een interview over het geïntegreerde terugkeerbeleid, waar ik net over sprak en waarover de Kamer bij herhaling gesproken heeft. Denk aan de brief van februari van het vorige jaar en aan de nota van minister Pronk. Dit interview gaf inderdaad een wat verdergaande uitwerking. In het algemeen is het wat eenvoudiger als de volgorde andersom is, lopende de onderhandelingen en gezien het feit dat er nog voorstellen moeten komen.
Dan de in eerste instantie niet meewerkende asielzoekers. Het is bekend dat er in ieder geval bij de IOM regelingen zijn. Dan gaat het over personen die vrijwillig willen terugkeren. Ik denk dat de eerste en tweede instantie niet zo expliciet uit elkaar gehaald kunnen worden, althans niet zullen moeten worden in de toekomst. Ik denk dat het goed is dat het nog een keer aan de orde komt als straks het totale plan bij de Kamer op tafel ligt. Laten wij daarover dus in zijn algemeenheid het debat voeren.
Hoe wordt invulling gegeven aan de niet-vrijwillige terugkeer? Dat is onderdeel van de nota. In de nota schrijf ik overigens dat het hele terugkeerbeleid – nogmaals: vrijwillig, maar met de gedwongen component erachteraan – een moeilijk beleid is. Het is waarschijnlijk het moeilijkste onderdeel van het hele vreemdelingenbeleid. Wij moeten echt realistisch zijn. Evenals in alle ons omringende landen blijft het terugkeerbeleid buitengewoon moeilijk, al zullen wij beide aspecten nodig hebben.
Ik heb begrepen van de collega voor Ontwikkelingssamenwerking dat de onderhandelingen met Ethiopië praktisch rond zijn. De verwachting is dan ook dat wij op korte termijn een overeenkomst kunnen sluiten.
Ik zou buitengewoon graag uitvoerig ingaan op de ervaringen met Bosnië. Ik hoop overigens deze week nog het verslag van Bosnië bij de Kamer te hebben, alsmede de conclusies die daaruit worden getrokken. Die conclusies gaan ook in op de combinatie van het hulp bieden aan de gemeenschappen ter plaatse en de individuele hulp. Er zijn overigens heel verschillende geluiden daarover te horen. Wat niet goed zou zijn, is mensen vrijwillig te laten terugkeren met alleen een premie voor henzelf. Je krijgt dan het effect waarover de heer Verhagen terecht zijn zorg uitsprak. Vandaar dat veelal ter plekke werd gesproken over het zogenaamde Zwitserse model: een combinatie van hulp aan de gemeenschap met een hulp aan individuele personen. Nogmaals, ik hoop dat het verslag deze week of uiterlijke begin volgende week bij de Kamer is.
De heer Middel (PvdA):
Voorzitter! De fractie van de PvdA ziet reikhalzend uit naar de komst van de terugkeernotitie, alleen al omdat wij dan niet meer gedwongen zijn om hierover fragmentarisch en op ad-hocbasis te spreken zoals nu het geval is, omdat de heer Verhagen ons daartoe oproept.
Ik heb in dit stadium van de discussie twee korte vragen aan de staatssecretaris en een vraag aan de vertegenwoordiger van hare majesteits oppositie. Ik begin met de vragen aan de staatssecretaris.
1. De staatssecretaris noemde zojuist het IOM. Er zijn nu terugkeerprogramma's voor bepaalde categorieën mensen. In hoeverre kan zij de programma's die er zijn, afstemmen op datgene wat zij van plan is te gaan doen, zodat men straks niet met schotten tussen verschillende regelingen gaat werken?
2. Wil de staatssecretaris heel nadrukkelijk aangeven om welke categorieën mensen het gaat als zij spreekt over het versterken van de vrijwilligheid van de terugkeer? Daar is immers enorm veel verwarring over en het gesundes Volksempfinden springt er meteen bovenop, zoals zij weet. Daarom is zorgvuldigheid echt een vereiste, ook al om aanzuigende werking te voorkomen, die kan ontstaan als gevolg van het bestaan van een terugkeerregeling.
Mijn vraag aan de heer Verhagen luidt als volgt. Dat hij als een bok op de haverkist springt, is begrijpelijk, want hij zit in de oppositie. Maar als hij zich bezighoudt met de inhoud van deze regeling, dan verbaast het mij echt waarom hij niet het positieve effect van de regeling noemt. Misschien kan hij daarop reageren. Hij weet immers als woordvoerder voor het asielbeleid bijna als geen ander dat de kosten van verblijf in Nederland hoog zijn. De kosten van begeleide terugkeer zijn nog veel hoger. Dat betekent dat een terugkeerpremie om de vrijwilligheid te versterken in alle gevallen, zonder twijfel, lager zullen zijn dan de kosten die nu gemaakt worden. Aangezien hij altijd nogal kostenbewust is, vraag ik mij af waarom hij dit positieve aspect niet heeft meegenomen in zijn interventie.
Staatssecretaris Schmitz:
Voorzitter! De eerste vraag van de heer Middel kan ik als volgt beantwoorden. De afstemming met de betrokken organisaties is uitdrukkelijk onderdeel van het beleid, met name met het IOM. Maar er zijn ook besprekingen gaande en er is een conferentie geweest met particuliere organisaties die een bijdrage zouden kunnen leveren, zoals het Knooppunt vrijwillige terugkeer. Al deze organisaties staan vermeld in de nota die de Kamer krijgt.
Over de categorieën van vrijwillig vertrekkenden kan ik het volgende meedelen. In de onderhandelingen die gaande zijn en in overeenkomsten die afgesloten kunnen worden met landen als Ethiopië of Eritrea – met Angola zijn wij nog in een eerder stadium van voorbereiding – laten wij die regeling van toepassing zijn voor mensen die al in ons land zijn en die afgewezen zijn in de asielprocedure en niet voor mensen die nog komen en die daarmee in feite zouden kunnen afkomen op een gunstige regeling. Zo is het uitdrukkelijk bedoeld en in het kader van een aanzuigende werking was dat ook een voorwaarde van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking.
De heer Verhagen (CDA):
Voorzitter! Het verbaast mij dat de heer Middel mij verwijt dat ik op ad-hocbasis de discussie voer, als op ad-hocbasis de standpunten en de verschillende onderdelen van het beleid gepresenteerd worden. Een ambtenaar van Buitenlandse Zaken, verantwoordelijk voor een onderdeel van het beleid en speciaal adviseur op dit terrein, heeft heel bewust in een interview in het blad Voortgang openheid gegeven over de voortgang. Dan moet de heer Middel mij niet verwijten dat ik daarover nu nader van gedachten wil wisselen en wil weten of dit het voorstel is van het kabinet. Ik vind het vreemd dat hij de oppositie verwijt ad hoc een debat te willen voeren over de terugkeernotitie. Daarom heb ik gevraagd of het de bedoeling is dat wij het debat voeren naar aanleiding van onderdelen van die notitie die wij uit de krant vernemen?
Voorzitter! Wij hebben in het verleden steeds aangedrongen op een terugkeerbeleid en terugnameovereenkomsten, waarbij heel nadrukkelijk aandacht geschonken wordt aan de noodzaak van herintegratie van die terugkerenden, inclusief projecten in het land van herkomst om die opvang mogelijk te maken en de problemen op te lossen. Daarmee is uiteraard een som geld gemoeid. Een systeem waarbij het altijd prijs is, namelijk waarbij iemand die naar Nederland komt óf een asielstatus óf een forse startpremie krijgt, levert echter naar onze mening geen bijdrage aan een asielbeleid dat opvang blijft bieden aan politieke vluchtelingen en tegelijkertijd kan rekenen op een draagvlak in de Nederlandse samenleving.
Mevrouw Sipkes (GroenLinks):
Voorzitter! Wij wachten de notitie van de staatssecretaris af. De staatssecretaris heeft bevestigd dat delen daarvan nu naar buiten zijn gekomen.
Wij staan positief tegenover een terugkeerregeling. Maar waarom zijn specifiek deze landen uitgekozen? Is het zo dat de terugkeernotitie echt over landen gaat, of gaat het over een breder beleid?
Ik heb uit de kranten opgemaakt, en de staatssecretaris heeft dat hier herhaald, dat het uitsluitend voor bestaande gevallen geldt. Als wij een algemeen beleid gaan maken en wij hebben het over landen waarvan wij niet met zekerheid kunnen vaststellen dat zij tot in lengte van dagen veilig zullen zijn, is dat dan niet strijdig met het Vluchtelingenverdrag? Op een gegeven moment ontstaat er dan toch een verschil in behandeling? In het kader van ontmoediging lijkt mij het te ver gaan. Dan moeten er andere maatregelen getroffen worden.
Staatssecretaris Schmitz:
Voorzitter! Ik wil graag uitdrukkelijk bevestigen dat de nota over het terugkeerbeleid een brede nota is. Die betreft het totale geïntegreerde beleid. Het gaat dus niet over specifieke landen. Wij noemen in de nota echter wel de onderhandelingen met Ethiopië, Eritrea en Angola als voorbeeld van de wijze waarop Ontwikkelingssamenwerking probeert hier programmatische hulp te bieden. Er wordt ook gezegd dat, als dit een geslaagd beleid wordt, het van toepassing zou kunnen zijn op andere landen. De nota is uitdrukkelijk breder bedoeld. Op onderdelen wordt overigens wel ingegaan op bepaalde landen. In het algemeen vindt u in de nota de wijze waarop wij aan de terugkeerregeling proberen invulling te geven.
Ik heb gesproken van bestaande gevallen, omdat dit een uitdrukkelijke en naar mijn mening terechte voorwaarde is geweest van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Dat is ook aan de orde geweest in het kader van zijn nota, die in december is verschenen en begin dit jaar besproken is in de Kamer. Als hij met een bepaald land een specifieke regeling overeenkomt, wil hij dat afgrenzen voor mensen die nu in ons land verblijven, zodat de regeling als het ware niet de aanzuigende werking heeft waarvoor wij anders bang zijn.
In de nota vindt u de wijze waarop en de mogelijkheden waarmee wij een terugkeerbeleid willen stimuleren. Dat gebeurt door allerlei vormen van informatie en door allerlei regelingen, zoals de IOM-regeling.
De heer Janmaat (CD):
Voorzitter! De staatssecretaris spreekt in het kader van de terugkeerregeling over Ethiopië en wil de regeling alleen van toepassing laten zijn op bestaande gevallen. Dat moge hier in de Kamer duidelijk zijn. Maar wat verwacht de staatssecretaris van de reacties in Ethiopië zelf, als daar mensen terugkomen die financieel worden gesteund en hun toekomst kunnen verbeteren? Dat zal toch een aanzuigende werking hebben en mensen stimuleren ook eens zo'n trip naar Nederland te ondernemen?
Staatssecretaris Schmitz:
Voorzitter! Het gaat over mensen die uit hun land zijn getrokken in de hoop hier asiel te krijgen. Zij hebben hier te horen gekregen dat zij niet vallen onder het Vluchtelingenverdrag en dat er ook geen humanitaire redenen zijn op grond waarvan zij hier kunnen verblijven. Wij proberen mensen te stimuleren om terug te gaan. Wij mogen niet te lichtvaardig denken over de inspanningen die deze mensen moeten leveren om alsnog een nieuw bestaan op te bouwen. Daarom heb ik ook gezegd dat de eventuele toelage in de regeling zal zijn gebaseerd op lokale leefomstandigheden. Het gaat er alleen maar om dat wij deze mensen laten zien dat zij – zoals terecht in het interview is aangegeven – met opgeheven hoofd terug naar het land van herkomst kunnen. Op die manier kunnen zij weer een bestaan opbouwen. Het zal weinig aantrekkelijk zijn voor mensen om hiervoor een tocht naar Nederland te ondernemen. Wat dat betreft zijn de omstandigheden waaronder de mensen daar moeten leven moeilijk genoeg.
Mevrouw Roethof (D66):
Voorzitter! De heer Verhagen is er bezorgd over dat er alvast onderdelen van het terugkeerbeleid worden gepresenteerd. Tegelijkertijd is hij bezig om uitermate selectief te citeren uit een interview dat is verschenen. Want van een altijd-prijsbeleid is natuurlijk helemaal geen sprake, al was het maar vanwege het feit dat deze regeling niet voor nieuwkomers geldt.
Voorzitter! Dit beleid is naar ons idee goed voorbereid. Wij hebben het uitgebreid gesproken met de staatssecretaris en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking naar aanleiding van de nota Migratie en ontwikkeling, waarin heel duidelijk wordt gewezen op de positieve aspecten die hieraan kunnen zitten voor ontwikkelingslanden. De vraag is dus waarom het CDA hiertegen is. Welk alternatief ziet het CDA? Als het CDA geen alternatief ziet, zou het onderwerp niet hoeven te worden aangekaart. Maar als ik erover nadenk, kan ik mij dat eigenlijk niet voorstellen. Wil het CDA dan iedereen die wel vrijwillig wil terugkeren, toch liever in Nederland houden, met het risico dat mensen de illegaliteit in gaan? Nogmaals, wat is het alternatief van het CDA? En wat is er zoveel mooier aan dan wat hier kennelijk door het CDA wordt afgewezen?
De heer Verhagen (CDA):
Voorzitter! Ik begrijp niet dat mevrouw Roethof kan stellen dat dit onderdeel van het beleid zo goed is voorbereid. Immers, de staatssecretaris heeft zojuist gezegd dat zij hierover nog in gesprek is. Dus er is nog geen sprake van beleid. Maar misschien weet mevrouw Roethof meer dan ik. Ik ga in ieder geval af op de antwoorden van de staatssecretaris. En de staatssecretaris zegt dat zij over dit en een aantal andere onderdelen nog in gesprek is. Ik deel dus de mening van mevrouw Roethof niet.
Wat is ons alternatief? Wij hebben meermalen gezegd dat terugnameovereenkomsten gesloten moeten worden met de landen van herkomst. Wat ons betreft speelt Ontwikkelingssamenwerking daarin een rol, zowel in positieve als in negatieve zin. Wij hebben ook heel nadrukkelijk gesteld dat de consequentie van een zorgvuldig asielbeleid in algemene zin is dat mensen hier niet mogen blijven. Uiteraard is de consequentie ook dat een aantal mensen de status van politieke vluchteling krijgt. Maar de consequentie van een procedure kan dus zijn dat men wordt afgewezen. Dit houdt in dat men moet terugkeren. Wij willen dus geenszins dat mensen die vrijwillig willen terugkeren, een belemmering wordt opgelegd. Integendeel. De voorstellen van de staatssecretaris, zoals duidelijk werd uit de verschillende interviews en artikelen, houden in dat mensen die niet vrijwillig willen terugkeren, worden gelokt om toch vrijwillig terug te keren. Dan wordt gebruikgemaakt van de regeling vrijwillige terugkeer. Dat moest gestimuleerd worden. Dit is dus niet een onderdeel waarbij een grens wordt gesteld: op het moment dat men afgewezen is, gaat men terug. En een uiterste consequentie kan zijn: niet vrijwillig terug. Er wordt een onderdeel uit gehaald, waarbij de gedachte doet postvatten dat het altijd prijs is. Dan zeg ik: dat is een verkeerde uitwerking van de consequentie van een asielbeleid.
De heer Rijpstra (VVD):
Voorzitter! Wij spreken over een coördinerend bewindspersoon op dit terrein. Het is een project van de IND, het COA en het ministerie van Buitenlandse Zaken. De heer Pronk heeft ermee te maken. Is de staatssecretaris degene die dit geheel straks zal coördineren?
Zij zegt terecht dat de regeling niet geldt voor mensen die later dan de regeling zijn gekomen. Verwacht zij dat Ethiopië in de toekomst meer bereid is om de eigen onderdanen terug te nemen dan nu het geval is? Deze regeling is toch mede totstandgekomen omdat Ethiopië regelmatig weigerachtig is om eigen onderdanen terug te nemen.
Staatssecretaris Schmitz:
Voorzitter! Het terugkeerbeleid – ik weet niet of die term helemaal juist is, maar ik denk dat die toch wat uitbeeldt – noemen wij het sluitstuk van het totale vreemdelingenbeleid. In die zin ben ik de eerstverantwoordelijke voor het totale beleid. Wij hebben steeds gezegd dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking – hij heeft het ook steeds zo geformuleerd – graag een bijdrage wil leveren aan dat beleid. Omdat die lijnen heel nauw bij elkaar liggen, vond ik het heel plezierig dat ik in het debat in de Tweede Kamer ook mocht spreken over de nota van de heer Pronk die in december is verschenen. Er is sprake van een samenwerkingsvorm, maar ik blijf als staatssecretaris van Justitie de eerstverantwoordelijke voor het terugkeerbeleid.
Het is juist onderdeel van de onderhandelingen dat Ethiopië bereid zal zijn ook mensen op te nemen die niet vrijwillig willen terugkeren.
Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):
Voorzitter! De minister heeft het over een belangrijke rol en een bijdrage van het ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking. Ik vraag aan de staatssecretaris of er niet ook een belangrijke rol voor het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is weggelegd. Bij de remigratieregeling voor mensen die hier al langer zijn, is er wel een belangrijke rol voor het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid weggelegd, dus misschien in dezen ook.
Staatssecretaris Schmitz:
Voorzitter! Bij mijn beste weten wordt het ministerie van Buitenlandse Zaken verantwoordelijk voor de remigratieregeling. Wij spreken er uitdrukkelijk gezamenlijk over. Ook in ambtelijk verband hebben de departementen bij elkaar gezeten. Wij onderzoeken zeker waar er raakvlakken liggen en welke mogelijkheden benut kunnen worden in het kader van de remigratieregeling.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-19961997-5657-5662.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.