Vragen van het lid Oedayraj Singh Varma aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over het stopzetten van hulp in de huishouding bij de thuiszorg in Rotterdam.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):

Voorzitter! De thuiszorg is steeds meer een "stopwatchzorg" geworden. Medewerkers rennen van klant naar klant. Klant en medewerkers worden hier de dupe van. Zoveel mogelijk en zo snel mogelijk voor zomin mogelijk geld is eigenlijk aan de orde. Rotterdam timmert aan de weg en kiest voor de publiciteit. Andere instellingen stellen gewoon een stop in of geven zomin mogelijk hulp. Is Rotterdam een uitzondering? Kan de staatssecretaris de huidige tekorten en de problemen in kaart brengen?

Sinds 1 januari 1997 is de thuiszorg een aanspraak in het kader van de AWBZ. Hiermee is deze vorm van zorg een recht geworden waarvan gebruikgemaakt kan worden als het nodig is. Het staat ook in de folder die VWS in ruime oplage heeft verspreid dat er aanspraak gemaakt kan worden: indien men hulp nodig heeft, heeft men recht op hulp in de huishouding, persoonlijke verpleging en verzorging. De klantenstop is dus eigenlijk in tegenspraak hiermee. Het recht is in de praktijk geen recht. Vindt de staatssecretaris nog dat wij van een aanspraak kunnen spreken? Hoelang kan de staatssecretaris nog spreken van verantwoorde zorg? Hoelang kunnen de medewerkers nog verantwoord werken?

In Rotterdam wordt nu alleen nog crisishulp verleend. Ik vraag de staatssecretaris wat crisishulp is. De hele thuiszorg is wat mij betreft een soort crisishulp. Er staan enorm veel mensen op de wachtlijst. Dit betekent toch al dat de mensen alleen nog maar crisishulp krijgen?

De staatssecretaris heeft aangekondigd dat zij met een nota over de toekomstvisie op de thuiszorg komt. Ik heb begrepen dat deze nota al in het kabinet besproken is. Ik vraag de staatssecretaris deze nota met spoed naar de Kamer te sturen. Ik neem aan dat er in de Voorjaarsnota veel ruimte voor de thuiszorg is gemaakt. Kan de staatssecretaris zeggen of dit zo is en of zij met deze ruimte uit de voeten kan? Hoe lost de staatssecretaris verder de huidige problemen op? Als er geen oplossing komt, kunnen de gevolgen groot zijn: vervuiling van de woningen en verloedering van de huishoudens.

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! Mevrouw Varma stelt de cruciale vraag of de integrale aanspraak op zorg nog wel een aanspraak is. De hele operatie om tot een integrale aanspraak op zorg te komen, hebben wij juist uitgevoerd opdat er in acute situaties acuut hulp kan worden gegeven. Ik teken hierbij aan dat erkend wordt dat ook bij een aanspraak krachtens de AWBZ niet altijd de hulp kan worden geleverd op het moment dat zij wordt gevraagd. Een redelijke wachttermijn wordt dus geaccepteerd. Wij hebben eigenlijk vorig jaar al geconstateerd dat de wachttermijnen door de grote zorgvraag in feite niet meer redelijk zijn en dat er daarom maatregelen moeten worden genomen. Deze maatregelen zijn ook genomen. In het afgelopen jaar hebben wij voor een incidenteel knelpunt een potje van 30 mln. extra specifiek voor het volume van de zorgvraag en de zorguren ingezet. Dit is vervolgens voor dit jaar vermeerderd tot een structurele bijdrage van 75 mln. Dit bedrag wordt direct alleen voor de zorguren ingezet, wat omgerekend 2,1 miljoen extra zorguren betekent. Dit moet een effect hebben op de wachttermijnen die wij proberen aan te pakken.

De Landelijke vereniging van thuiszorg heeft op haar laatste congres uitgesproken dat er 100 mln. per jaar extra nodig is voor de thuiszorg. Uit de krant heeft de Kamer kunnen vernemen dat tijdens de onderhandelingen in het kabinet over de Kaderbrief nadrukkelijk is gesproken over de wachttermijnen in de thuiszorg. Ik kan de Kamer meedelen dat er voor het volgende jaar structureel substantieel tegemoetgekomen zal worden aan de wens van de LVT. Dit is ook de wens van de Kamer en van de mensen om wie het gaat.

De vraag of thuiszorg alleen maar crisishulp is, wil ik niet zo beantwoorden. Wij spreken over zorg van bij elkaar 3,5 mld. op jaarbasis. Verder hebben wij een operatie ingezet om structureel orde op zaken te stellen. Hierbij gaat het aan de ene kant om de integrale aanspraak op thuiszorg en aan de andere kant om een betere indicatiestelling, zodat wij beter zicht krijgen op de werkelijke zorgvraag. Ook streven wij naar een betere balans tussen overheadkosten en directe zorguren. Wij hebben het over een geharmoniseerde eigen bijdrage en wij hebben het over een doelmatiger maar kwalitatief niet onverantwoorde inzet van het budget voor de zorg. Wij hebben in de nota, die morgen in het kabinet aan de orde is, de lijnen geschetst. Het is mogelijk dat er nog iets aan moet worden bijgesteld, maar daarna zullen wij die nota vanzelfsprekend zo snel mogelijk naar de Kamer sturen, zoals wij ook beloofd hebben.

De vraag of er in de Voorjaarsnota naast de extra gelden van het vorige jaar en naast de extra gelden die wij dit jaar hiervoor hebben vrijgemaakt, nog weer extra gelden zijn gevraagd, vooruitlopend op de toezegging voor structureel substantiële extra bedragen voor volgend jaar, moet ik ontkennend beantwoorden. In feite hebben wij over de claim die anders bij een Voorjaarsnota zou worden ingediend, al onderhandeld voor het eind van het jaar. Voor dit jaar hebben wij in feite al 75 mln. extra voor de thuiszorg ingeboekt. De begroting van het volgende jaar zullen wij, conform de onderhandeling in de Kaderbrief, zoals te doen gebruikelijk op Prinsjesdag aan de Kamer meedelen.

Mevrouw Oedayraj Singh Varma (GroenLinks):

Voorzitter! De staatssecretaris zegt dat de nota morgen in het kabinet besproken wordt. Ik hoop dat wij die nota in het weekend tegemoet kunnen zien.

De staatssecretaris zegt dat de thuiszorg al 30 mln. plus 75 mln. extra heeft gekregen, maar toch blijkt dat die bedragen de problemen niet oplossen. De problemen zijn nog steeds groot. Volgens de staatssecretaris komt er structureel nog meer geld. Zij heeft gesproken met de thuiszorginstanties. Er is waarschijnlijk 120 mln. voor die instellingen nodig. Krijgt de staatssecretaris die 120 mln. of kan zij aangeven hoeveel geld zij precies krijgt? In de Voorjaarsnota is geen extra geld opgenomen. Denkt zij dat zij er komt met die 30 mln. en de 75 mln. plus dat extra bedrag dat zij niet genoemd heeft? Ik ben bang dat als zij in de Voorjaarsnota geen ruimte krijgt voor de thuiszorg, de huidige situatie niet verbetert. Laten wij wel wezen staatssecretaris, waar gaat het nu over? Het gaat goed met paars, het gaat goed met dit kabinet en het gaat goed met de economie. Maar de tweedeling in de maatschappij zie je aan de mensen in de thuiszorg: mensen die chronisch ziek zijn en die thuiszorg nodig hebben, mensen die ernstig ziek of gehandicapt zijn. Zou het geen prioriteit van dit kabinet moeten zijn om dit schrijnende probleem als eerste op te lossen? Zou dit kabinet er niet voor moeten zorgen dat de wachtlijsten verdwijnen zodat deze mensen niet meer afhankelijk zijn van crisishulp?

Tot slot wil ik de fractie van D66 nog een vraag stellen. In het Algemeen Dagblad las ik dat deze fractie vragen wilde stellen over de bedrijfsvoering van de thuiszorginstanties. Waar wijt deze fractie de problemen aan: aan de bedrijfsvoering of aan de ellende die er nu is in de thuiszorg, zoals te weinig geld, wachtlijsten en het niet oplossen van de problemen rondom deze prioriteit voor mensen die dringend hulp nodig hebben?

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! Mevrouw Varma heeft nog eens indringend gewezen op de zorgvraag die er is bij de mensen die thuiszorg hard nodig hebben en die dikwijls kan voorkomen dat zij moeten worden opgenomen in een verpleeghuis of bejaardenoord. Vanzelfsprekend is die mate van urgentie bij ons allen bekend. Een van de redenen om onmiddellijk na het bericht van Thuiszorg Rotterdam te vragen om een gesprek om de feiten op tafel te leggen, was om te voorkomen dat de mensen die acute zorg nodig hebben, die niet zouden kunnen krijgen. Natuurlijk zijn wij er allemaal van overtuigd dat er een groter budget naar de thuiszorg zou moeten en dat wij er met elkaar voor moeten zorgen.

Met de 30 mln. van afgelopen jaar en de 75 mln. van dit jaar hebben wij een substantieel begin gemaakt, maar zoals wij in het afgelopen jaar al hebben besproken, er dient meer te gebeuren dan alleen maar extra geld geven. Er dient ook orde op zaken gesteld te worden. Daar zijn wij mee bezig, ook in het vooruitzicht van die substantiële extra bedragen voor het volgende jaar. Als mevrouw Varma vraagt hoeveel ik precies heb gekregen, wijs ik er nogmaals op dat in het LVT-congres van de kant van de LTV is gesproken over een extra budget van 100 mln. Gezien de afspraken in het kabinet, zou ik het nu willen houden bij de formulering, dat we substantieel tegemoetkomen aan de extra vraag voor een adequate thuiszorg, bovenop die 30 mln. en 75 mln.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Toen ik de vorige week geconfronteerd werd met de noodgeluiden uit Rotterdam en een journalist mij belde, heb ik gezegd dat ik twee vragen had. In de eerste plaats zullen mensen die zorg nodig hebben en daar wettelijk aanspraak op kunnen maken, die zorg ook moeten krijgen. In de tweede plaats vroeg ik mij af hoe het kan dat één thuiszorgorganisatie voor andere uit in de pers meldt dat zij een tekort heeft van 11 mln. Ik vind het ook onze plicht om te vragen hoe dat kan zijn ontstaan. Ik antwoord dat aan het adres van mevrouw Varma en ik stel deze vraag ook aan de staatssecretaris: hoe zit dat precies? Is dat ten gevolge van de CAO, ten gevolge van toegenomen zorg of is dat op een andere manier ontstaan?

Wij moeten namelijk opkomen voor de mensen die die zorg nodig hebben, maar aan de andere kant moeten wij ook onze hand ervoor in het vuur durven steken dat het geld goed, doelmatig en efficiënt besteed werd. Dat hoort er net zo goed bij. De heer Knipscheer heeft gezegd dat de klanten in de thuiszorg worden geknipt en geschoren maar niet de noodzakelijke hulp krijgen. Hij heeft de huishoudelijke hulp stilgezet. Ik ben blij dat er nu een gesprek is geweest, maar ik hoor daar graag wat meer details over van de staatssecretaris. Wat is er afgesproken? Krijgen de mensen de zorg die ze nodig hebben en wordt ook bezien of het eventueel extra benodigde geld zo goed mogelijk wordt besteed?

De voorzitter:

Is hiermee ook uw aanvullende vraag gesteld?

De heer Van Boxtel (D66):

Dat heeft u goed begrepen, voorzitter!

De voorzitter:

Dat valt niet tegen!

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! In antwoord op de vraag om meer details over het gesprek met Thuiszorg Rotterdam wil ik graag wijzen op de status van het gesprek. Deze status was om echt de feiten boven tafel te hebben. Als er werkelijk scheve verhoudingen zouden zijn, zouden deze rechtgetrokken moeten worden. De heer Knipscheer heeft ons namelijk bij Thuiszorg Rotterdam uitgelegd dat het in feite om twee blokken problemen gaat.

Het eerste probleem is dat hij voor de exploitatie van dit jaar had gerekend op onder andere contracten, die het vorig jaar zijn gesloten door twee stichtingen die hij in het leven heeft geroepen en die bij Thuiszorg Rotterdam zorg inkochten. Een deel van de zorg die werd ingekocht en waar Thuiszorg Rotterdam dus mensen voor in dienst heeft, werd geleverd buiten de regio Rotterdam. Naar aanleiding van de besluitvorming hier in de Kamer heb ik besloten om geen weglekeffecten meer toe te staan buiten de regio en dat betekent dat een deel van dat tekort waar hij toen op rekende en dat dit jaar niet meer wordt toegewezen, inderdaad al wegvalt. Daarmee heeft hij een mindere opbrengst van zijn exploitatie. Het andere deel daarvan dacht hij te kunnen afsluiten met het verbindingskantoor. Dat is niet het geval geweest en dat betekent dat die twee stichtingen geen contracten met thuiszorg meer kunnen verzorgen. Deze kwestie wordt in overleg met zowel het toezichtsorgaan als het uitvoeringsorgaan nader onderzocht, omdat we willen weten waar dat geld voor die zorg wel is neergeslagen. De eerste conclusie zou kunnen luiden dat die weliswaar niet via thuiszorg maar wel via andere gecontracteerde thuiszorginstellingen in die regio geleverd wordt.

Het tweede probleem in dat eerste cluster heeft te maken met de knip in de ziekenhuisgerelateerde thuiszorg. Thuiszorg Rotterdam had het vorig 6,2 mln. daarvan gecontracteerd. Dat is ieder jaar weer ter discussie. Van die 6,2 mln. heeft de thuiszorg thans slechts 4,4 mln. gecontracteerd en dat betekent dat het verschil op een andere wijze naar die ziekenhuisgerelateerde zorg gaat. De mensen in de regio Rotterdam, die de zorg nodig hebben, blijven die zorg wel houden maar dan via een ander traject.

Het tweede cluster van problemen heeft enerzijds te maken met de CAO en anderzijds met een exploitatieverlies. Voor de CAO komt de heer Knipscheer 3,9 mln. tekort. De analyse daarbij is niet heel helder. Wij zijn daar nog mee bezig. Wij zullen samen met Thuiszorg Rotterdam en met de LVT nauwgezet een analyse uitvoeren over de CAO en de bijbehorende overheidsbijdrage om een marktconforme CAO te kunnen afsluiten. De af te sluiten CAO is weliswaar de verantwoordelijkheid van de werkgevers. Ik wil die verantwoordelijkheid daar laten, maar ik wil wel een duidelijke analyse om te kunnen bezien of er sprake is van extra knelpunten. Zodra wij de feiten op tafel hebben, zal ik u daarover graag schriftelijk verwittigen. Dat geldt ook voor de andere zaken die in onderzoek zijn.

Het laatste blokje betreft het verlies van 2,5 mln. in de exploitatie. Ik heb daarover indringend gesproken met de heer Knipscheer, omdat dit te maken zou kunnen hebben met het vereveningstraject, dat in 1993 is ingegaan. Toen hebben Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Groningen en Den Haag bezwaar aangetekend tegen het invullen van het vereveningstraject. Op kosten van onder anderen de heer Knipscheer is er een rapport verschenen van KPMG. Aan de hand van dat rapport hebben de grote steden het door hen ingediende bezwaarschrift weer ingetrokken en zijn zij akkoord gegaan met het vereveningstraject; ook de heer Knipscheer.

Mijn vraag is dan ook of er specifiek iets met Rotterdam aan de hand is waardoor de exploitatie zoveel verlies geeft, of dat het in het algemeen iets te maken heeft met de bedrijfsvoering. Ook die analyse zullen wij graag verder uitvoeren.

Tijdens het zeer constructieve gesprek hebben wij afgesproken dat wij al deze vraagstellingen zouden onderzoeken. Vervolgens zullen wij dan weer samen aan tafel gaan zitten. Wij zullen dan tevens vragen waarom Thuiszorg Rotterdam geen mogelijkheid heeft gekregen ook maar één Melkertbaan als ondersteuning in te zetten. Tevens is afgesproken dat Thuiszorg Rotterdam het eerste pilotproject wordt in een doelmatigheidsonderzoek naar een betere balans tussen overhead en zorguren.

De voorzitter:

Omdat er een uur verstreken is, zou ik nu kunnen afkappen. Er zijn echter nog enkele aanvullende vragen. Ik wil die toestaan, maar zou de staatssecretaris dan dringend willen verzoeken niet te ver in detail te gaan. Dan loopt het vragenuur veel te veel uit. De staatssecretaris is namelijk nogal uitvoerig geweest in haar beantwoording tot nu toe. Dus heel snel van de kant van de Kamer en nog sneller van de kant van de staatssecretaris!

Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):

Kan de staatssecretaris een schatting geven van het aantal mensen dat wel geïndiceerd is maar geen hulp ontvangt? Welke wachttijd acht zij in dezen redelijk?

Heeft de staatssecretaris kennisgenomen van de uitspraak van de grootste regeringsfractie, dat er geen vertrouwen bestaat dat deze beide bewindslieden het probleem van de thuiszorg kunnen oplossen? Wat is haar mening hierover?

Aan de fractie van de PvdA zou ik willen vragen welke consequenties zij aan deze vaststelling verbindt, anders is het een praatje voor de bühne! Is de PvdA alsnog bereid het door ons gevraagde onderzoek naar de problematiek in de thuiszorg te ondersteunen?

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! Op dit ogenblik wordt er nader onderzoek gedaan hoeveel mensen wél geïndiceerd zijn maar geen of onvoldoende thuiszorg krijgen. Ik hoop daarover iets meer duidelijkheid te geven in mijn brief die u eind deze maand zal bereiken als inlossing van de tweemaandelijkse rapportage over de problematiek in de thuiszorg.

Er is geen generiek antwoord te geven op de vraag welke wachttijden wel of niet aanvaardbaar zijn. Dat is een veel te ongenuanceerde vraagstelling. Het gaat hierbij immers om zeer genuanceerde aspecten.

Vervolgens vroeg mevrouw Mulder of ik kennis heb genomen van de uitspraak van de grootste regeringspartij. Ik kom net terug van de WHO. Ik heb daarvan geen kennisgenomen en derhalve heb ik daarover geen enkele opvatting.

De voorzitter:

Mevrouw Vliegenthart, u wilt reageren op de vraag van mevrouw Mulder. Wilt u dan ook direct uw aanvullende vraag aan de staatssecretaris stellen?

Mevrouw Vliegenthart (PvdA):

Dat zal ik doen, voorzitter.

In antwoord op de vraag van mevrouw Mulder wijs ik erop dat ik die uitspraak niet heb gedaan. Een journalist heeft die uitspraak over mij gedaan. De uitspraak die ik voor het journaal heb gedaan – mevrouw Mulder kan, neem ik aan, hier wel ergens een bandje van terugzien – komt erop neer dat ik in reactie op een uitspraak van een ambtenaar over wat er in de langverwachte beleidsnota van de staatssecretaris zou staan, gezegd heb dat het erop lijkt dat het een beleid is van pappen en nathouden en van weinig heldere keuzen voor de toekomst. Deze uitspraak is dus gebaseerd op uitspraken van een ambtenaar van het ministerie over wat er in de nota zou staan. Mevrouw Mulder weet ook dat wij die nota nog niet hebben. Ons oordeel over het kabinetsbeleid kunnen wij natuurlijk pas geven als die nota er is. Dat is dan ook het antwoord op het tweede punt dat mevrouw Mulder noemde. De PvdA heeft in het debat op 20 maart gezegd dat zij een onderzoek naar het functioneren van de thuiszorg en het beleid terzake niet wilde steunen vanwege het feit dat wij in afwachting waren van de beleidsnota. Op het moment dat die beleidsnota er ligt, kunnen wij beoordelen of die voldoende basis biedt voor het in de toekomst voeren van een daadkrachtig beleid. Dan maken wij de definitieve beoordeling.

Dan kom ik tot mijn vraag aan de staatssecretaris. Er moet nog worden geanalyseerd hoe groot de problemen in Rotterdam zijn. Hoe groot die financiële problemen ook zijn, feit blijft dat er ten minste 1500 mensen in de kou blijven staan. De staatssecretaris heeft gezegd dat in acute situaties natuurlijk hulp moet worden gegeven. Maar dat begrip "acuut" kennen wij natuurlijk niet. In de indicatiestellingsprocedure komen immers alleen maar mensen op de wachtlijst die geïndiceerd zijn voor zorg. De vraag naar de rechtszekerheid voor mensen heeft te maken met de wijze waarop de aanspraak op thuiszorg, die is komen vast te staan bij de indicatiestelling, daadwerkelijk kan worden ingevuld. Als er in die zin problemen in Rotterdam zijn, kunnen mensen hun wettelijke aanspraak niet waarmaken. Hoe gaat de staatssecretaris daar in dit jaar mee om? Het probleem in Rotterdam is immers geen incident, maar de voorbode van wat nog gaat komen.

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! Ik heb de vraag van mevrouw Vliegenthart goed begrepen. Juist daarom hebben wij zoveel haast gemaakt met het overleg om na te gaan welke feiten werkelijk op tafel komen. Stel dat de analyse niet juist zou zijn, en dat sluit ik zeker niet uit, dan kunnen de op basis van die analyse genomen maatregelen ook worden afgezwakt. Daarom leggen wij er ook de nadruk op dat wij rationeel proberen te bekijken wat toe te wijzen is aan de bedrijfsvoering, wat toe te wijzen is aan een te laag budget en wat toe te wijzen is aan een mogelijk verkeerde analyse. Ik zal de Kamer daar graag over berichten.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Het noodsignaal dat uit Rotterdam klonk, moet natuurlijk ter harte worden genomen. De staatssecretaris geeft aan dat in principe te doen. Zij is ook het gesprek aangegaan. Dat is prima. Nu krijgt Rotterdam een behandeling op maat. Maar er zijn natuurlijk ook veel andere situaties met eigen knelpunten. Kan de staatssecretaris toezeggen dat gelijke gevallen elders in het land in 1997 beleidsmatig en budgettair gelijk worden behandeld? Zij gaf wel een perspectief voor 1998, wat overigens een beetje op klappen uit de Troonrede leek. Maar goed, dat kan tegenwoordig. Ik zou het overigens slecht vinden als wij die trend gingen vervolgen. Mijn concrete vraag is dus: de behandeling op maat voor Rotterdam is prima, maar wat gebeurt er in 1997 met al die andere gevallen?

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! Wat betreft het klappen uit de Troonrede, wijs ik erop dat het altijd balanceren is tussen datgene wat de Kamer vraagt en waarop ik gehouden ben te antwoorden en datgene wat er aan afspraken ligt in het kabinet. Door de formulering te kiezen die ik heb gekozen, probeer ik die balans inderdaad te vinden.

Voordat ik inga op de behandeling op maat, moeten wij kijken naar de analyse die straks op tafel ligt. Is datgene wat op tafel is gebracht als wezenlijke problematiek specifiek voor Rotterdam, dan moet dat specifiek voor Rotterdam worden opgelost. Als het iets zou zijn dat ook specifiek in een ander deel van het land speelt, dan moet dat ook worden opgelost. Dat kan betekenen dat de verdeelsleutel voor de verevening op een andere wijze wordt ingevuld. Als zou blijken dat het niet iets specifiek Rotterdams is, maar dat het te maken heeft met het te krappe budget voor de thuiszorg – daar zijn wij allen van overtuigd – dan kan ik zeggen dat wij al met de oplossing bezig zijn. Enerzijds wordt er dit jaar 75 mln. extra voor alleen zorguren uitgetrokken. Verder wordt het doelmatigheidstraject ingegaan; dus, waar mogelijk, minder overheadkosten en meer zorguren. Wij hebben daar voor dit jaar ook nog een extra incidenteel saneringspotje voor, voor het geval dit in sommige instellingen frictiekosten geeft. Vervolgens zijn wij in het kader van de totale problematiek van te weinig budget het traject ingegaan met substantieel extra geld voor volgend jaar en structureel voor de jaren daarna. Wij zijn dus verschillende trajecten tegelijkertijd aan het behandelen. Natuurlijk nemen wij iedere uitgesproken zorg over de thuiszorg zeer serieus.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! Ik heb drie vragen aan de staatssecretaris. De zaak van Thuiszorg Rotterdam staat absoluut niet op zichzelf. Eerder hadden wij al te maken met de Domi Cura-affaire in Limburg. Daar dreigden 90 mensen ontslagen te worden. Ik heb daar begin april vragen over gesteld, maar die zijn nog steeds niet beantwoord. Een van die vragen was of de staatssecretaris de Kamer kon beloven dat zij een overzicht zou geven van al die thuiszorginstellingen waar soortgelijke problemen bestaan als toen bij Domi Cura en nu ook bij Thuiszorg Rotterdam. Ik wil hier graag een antwoord op.

Mijn tweede vraag betreft de Melkertbanen. Ik heb de staatssecretaris dat woord zojuist ook in de mond horen nemen. Ik wil van haar weten of zij in het gesprek van Thuiszorg Rotterdam de mogelijkheid van het inschakelen van Melkertbanen uitdrukkelijk heeft genoemd. Als dat het geval is, wil ik graag horen wat haar inhoudelijke motivatie daarvoor is. Bovendien wil ik graag weten of zij wel weet dat de minister van Sociale Zaken absoluut niets ziet in dit soort constructies om gaten in de thuiszorg als gevolg van te lage budgetten op te vullen door Melkertbanen.

Tot slot merk ik op dat wij inderdaad al een maand geleden de beleidsnota inzake de thuiszorg hadden moeten ontvangen. Eigenlijk had dit al anderhalf tot twee jaar geleden moeten gebeuren. Ik heb begrepen dat die nota nu aanstaande is. Van de staatssecretaris wil ik nu eigenlijk alleen maar weten wat precies de reden is geweest waarom de laatste deadline van 12 april wederom niet is gehaald en waarom de staatssecretaris weer langer heeft moeten wachten met het sturen van die nota naar het kabinet en dus naar de Kamer. Heeft dit soms te maken met de discussie in het kabinet over wel of niet meer marktwerking in de thuiszorg?

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! De vraag of er een inventarisatie kan komen van alle thuiszorginstellingen die in de knel zitten, zoals Domi Cura, hebben wij onder andere neergelegd bij de LVT, het overkoepelend orgaan. Het blijkt buitengewoon moeilijk te zijn om zo'n inventarisatie van alle 140 tot 145 instellingen te maken. Voorzover wij die inventarisatie helder hebben, zullen wij die informatie eind mei aan de Kamer mee sturen met de brief. Ik ben met de heer Marijnissen van mening dat het goed zou zijn om daar een helder inzicht in te hebben.

De tweede vraag betreft de Melkertbanen. Ik wil hier als volgt op antwoorden. Zoals de heer Marijnissen weet, zijn Melkertbanen volwaardige banen voor mensen die langdurig werkloos zijn en die wij aan het werk willen helpen. Enerzijds hebben wij in het uitkeringscircuit dus mensen die langdurig werkloos thuis zitten. Die zouden weer aan het werk kunnen gaan. Anderzijds is er een enorme werkdruk in bijvoorbeeld de thuiszorg. Waarom zouden wij dus niet, ook ter ontlasting van de werkdruk in de thuiszorg, de Melkertbanen ter assistentie inschakelen? In sommige delen van het land kan dit heel goed. Daar blijkt het goed te werken en blijkt het ook een ontlasting van de werkdruk te geven. Ik heb Thuiszorg Rotterdam gevraagd om mij helder te maken waarom dat in Rotterdam niet gelukt is. Ik ben daar gewoon nieuwsgierig naar. Ik wil graag weten wat de onderliggende filosofie is waarom het niet gelukt is. Men heeft gezegd dat men het in Rotterdam wel heeft geprobeerd. Men heeft daar zijn best voor gedaan, maar het resultaat was nihil, aldus de letterlijke woorden van de heer Knipscheer. Ik wacht dus graag de nadere gegevens van Thuiszorg Rotterdam af.

Dan ligt er nog de vraag waarom de nota inzake de thuiszorg niet nu al naar de Kamer is gekomen en of dit te maken heeft met de interne discussie over het al dan niet introduceren van marktwerking in de hele AWBZ. Het antwoord daarop is natuurlijk klip en klaar "ja".

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Voorzitter! Is de staatssecretaris het met mij eens dat Melkertbanen nimmer bedoeld zijn om bestaand werk op te vangen of om gaten daarin op te vullen?

Een andere vraag is al een paar maal door anderen gesteld, maar nog niet beantwoord. Wat is er precies – in geld – aan Rotterdam toegezegd, over hoeveel mensen gaat het en welke criteria liggen daaraan ten grondslag? Kunnen andere thuiszorginstellingen daar ook een evenredig beroep op doen? Hoe zit het met de precedentwerking?

De staatssecretaris zei zojuist dat voorkomen moet worden dat er een beroep moet worden gedaan op verzorgingshuisplaatsen. Is zij met mij van mening dat juist door die lange wachtlijsten in de thuiszorg er een extra druk wordt gelegd op het steeds afnemende aantal plaatsen in verzorgingshuizen?

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! Op de vraag of Melkertbanen niet vervangend kunnen zijn, maar alleen aanvullend, is het antwoord "ja". Ik heb zojuist ook met zoveel woorden gezegd dat Melkertbanen assistentbanen kunnen zijn ter ontlasting van de werkdruk van de mensen die er werken. Dat blijkt in sommige delen van het land heel goed te gaan. Dat betekent dat er dan minder hoeft te worden gewerkt in de sfeer van "stopwatchzorg".

Het antwoord op de tweede vraag is een herhaling van wat ik al in extenso heb uitgelegd aan de Kamer, namelijk dat er nog niets is toegezegd aan Rotterdam. Wij proberen namelijk eerst de feiten boven tafel te krijgen. Je moet eerst de analyse van het probleem kennen en je moet het eens zijn over de feiten, voordat je maar kunt gaan denken aan een toezegging. Ik vind ook dat ik daar bestuurlijk aan gehouden ben.

De derde vraag was of ik niet van mening ben dat door de lange wachtlijsten voor de thuiszorg er een extra druk wordt gelegd op de plaatsing in verzorgingshuizen. Uit de verkenningen over het ouderenbeleid 1997-2010, die de Kamer eerdaags zal ontvangen, zal blijken dat er ondanks het feit dat er een toenemende zorgvraag is in de thuiszorg, de wachttijden van de opname in een verzorgingshuis en in een verpleeghuis korter worden en niet langer. Wat dat betreft is er dus enig licht op de stelling die mevrouw Nijpels naar voren heeft gebracht.

Naar boven