Vragen van het lid Reitsma aan de minister van Verkeer en Waterstaat, over de besluitvorming rond het al dan niet uitbreiden van Schiphol.

De heer Reitsma (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Schiphol staat volop in de schijnwerpers. De groei is aanzienlijk groter dan het kabinet inschatte. Wij moeten met z'n allen constateren dat de besluitvorming omtrent de vijfde baan eigenlijk al te laat is geweest, want het loopt vast. Daarom is het van grote betekenis dat er spoedig besluitvorming omtrent aanvullende luchthavencapaciteit gerealiseerd wordt. Nu bereikt ons een aantal verontrustende signalen. Het is verbazingwekkend dat de minister-president in Het Parool van afgelopen weekend aangaf dat het wel of niet vaststellen van de uitbreidingslocaties voor Schiphol onderwerp dient te zijn van de komende formatie. De minister van Verkeer en Waterstaat zei op Radio 1 dat deze ministersploeg geen standpunt moet innemen over de besluitvorming rond Schiphol. Vervolgens gooit Bolkestein terecht de knuppel in het hoenderhok door het kabinet op te roepen om in deze kabinetsperiode een besluit te nemen over uitbreiding van de luchthavencapaciteit. Daarna roept de minister binnen 24 uur dat Bolkestein onrealistisch is.

Waar zijn wij nu eigenlijk mee bezig? De CDA-fractie roept het kabinet op om besluiten te nemen. Wij hebben sterk de indruk dat het kabinet vlucht voor besluitvorming. Daarom hebben wij de volgende vragen.

1. Is het juist dat van dit kabinet geen besluit omtrent de uitbreidingscapaciteit en -locaties voor Schiphol verwacht mag worden?

2. Betekent dit dat iedereen wordt opgeroepen om vier maanden lang te discussiëren, terwijl het kabinet vervolgens met de handen over elkaar gaat zitten? Snelheid is toch geboden?

3. Wat is nu de exacte reden waarom dit zogenaamde daadkrachtige kabinet geen besluit neemt? Is dat procedureel, bestaat er grote verdeeldheid in de coalitie of moet het een verkiezingsitem worden?

4. Waarom kwalificeert de minister van Verkeer en Waterstaat de oproep van Bolkestein als onrealistisch?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Het lijkt mij goed om iets over de komende periode te vertellen, ook met het oog op de perspectievennota die morgen gepresenteerd wordt. De komende vier maanden zal de dialoog gaan over de vraag of het nuttig en noodzakelijk is om ruimte te bieden voor verdere groei van de luchtvaart in Nederland. Dat is als het ware een proloog waarna nog vele etappes van formele procedures zullen volgen, als wij er tenminste voor kiezen om de groei in Nederland te accommoderen. Natuurlijk moet tijdens deze kabinetsperiode de fase van nut en noodzaak afgerond worden. Dat betekent ook dat wij daarover een standpunt in zullen nemen, waarin wij vaststellen of wij afzien van verdere groei of dat wij er ruimte voor bieden. Dat standpunt komt in de beleidsvisie nadat de dialoog is afgerond. Daarover zal ook een discussie in deze Kamer worden gevoerd. Dat standpunt stellen wij overigens niet alleen vast op basis van de resultaten van de dialoog, maar ook op basis van nadere onderzoeken die wij in deze fase al zullen laten doen. Daar hoort ook globaal onderzoek naar mogelijke locaties bij. Dit alles staat in de perspectievennota die de Kamer morgen toegestuurd krijgt.

Het is mogelijk dat het standpunt ertoe leidt dat formele procedures gestart moeten worden, zoals de PKB en de MER. Vooralsnog hebben wij ervoor gekozen om die beslissing over te laten aan een volgend kabinet. Wij bereiden alles voor. Wij kiezen wel degelijk, maar de wijze waarop de formele procedures gestart worden, lijkt ons nu typisch iets waarover tijdens een kabinetsformatie verder gesproken kan worden. Als tijdens het debat over de beleidsvisie blijkt dat de Kamer daar anders over denkt, staat ons niets in de weg om verder te gaan. Wij denken overigens dat het eerder versnellend dan vertragend zou kunnen werken, omdat je dan wellicht tot een geheel andere procedure dan de tot nu toe gebruikelijke PKB-procedure zou kunnen besluiten. Of het nodig is dat er ter voorbereiding van de besluitvorming door het huidige of het volgende kabinet meer onderzoek moet plaatsvinden, zal in een latere fase aan de orde komen. Wij denken dat wij op basis van de onderzoeken die wij nu aankondigen plus de dialoog voldoende materiaal kunnen genereren om een principebesluit – een besluit om over te gaan tot het al dan niet uitbreiden van de luchtvaart – wel degelijk nog in deze kabinetsperiode te nemen.

Op de vraag of het juist is dat wij geen besluit meer over de groei van de luchtvaart kunnen nemen, moet ik dan ook antwoorden dat dit niet juist is. Wij zullen wel degelijk een beslissing nemen over het al dan niet ruimte geven voor de groei van de luchtvaart in Nederland. Wij zullen dan ook niet na vier maanden met de armen over elkaar zitten. Na vier maanden wordt de beleidsvisie geformuleerd die aan de Kamer zal worden voorgelegd. Ik ga ervan uit dat er, als de Kamer daar nog tijd voor heeft tussen het campagne voeren door, een fulldress debat over dat onderwerp zal worden gehouden en dat daaraan ook conclusies zullen worden verbonden.

De heer Reitsma vroeg vervolgens of er procedurele of politieke overwegingen ten grondslag liggen aan het feit dat het kabinet nu geen besluit kan nemen. Mijns inziens zijn dat volstrekt procedurele overwegingen. Het gaat erom dat voor een bepaalde weg gekozen wordt en als daar consensus over bestaat in dit huis, komen wij misschien veel sneller dan wij op dit moment vermoeden tot besluitvorming.

De laatste vraag van de heer Reitsma ging over de reactie die ik mijn woordvoerder heb laten geven op de uitspraak van de heer Bolkestein. Die reactie was gericht op de vraag of wij in deze kabinetsperiode nog een compleet besluit over een plek kunnen nemen. Ik hoop met de heer Bolkestein dat die mogelijkheid bestaat, maar het lijkt mij eerlijk gezegd tamelijk onrealistisch dat wij dat nog zullen halen binnen deze korte periode. Maar nogmaals, ik deel het gevoel van urgentie dat eenieder in deze Kamer heeft, dat wij zo snel moeten werken als maar enigszins mogelijk is. Overigens geloof ik niet dat er iemand in dit kabinet bang is voor een discussie tijdens de verkiezingen. "Whatever we do" dit onderwerp zal altijd onderwerp van de verkiezingen zijn.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Het antwoord van de minister is weinig hoopgevend. Zij heeft ook nauwelijks een inhoudelijke reden gegeven waarom de besluitvorming over de verkiezingen heengetild moet worden en waarom die betrokken moet worden bij de kabinetsformatie. De CDA-fractie kan de redenen daarvoor niet ontdekken en komt tot de conclusie dat er schijnbaar toch politieke motieven in het spel zijn.

Wil de minister aan de Kamer toezeggen dat zij een uiterste inspanningsverplichting op zich zal nemen om na afloop van de vier maanden nut-en-noodzaakdiscussie zo spoedig mogelijk een besluit naar de Kamer te zenden, waarbij tevens een besluit wordt genomen over de locaties. Immers, als zij er een MER op los wil laten, zal er toch een locatiekeuze aan vooraf moeten gaan?

Mijn tweede vraag aan de minister luidt als volgt. Wat gaat zij precies doen in de periode tussen 1 juli, de datum waarop de nut-en-noodzaakdiscussie voorbij is, en de verkiezingsdatum? Ik neem aan dat de minister die periode niet alleen gebruikt voor het opruimen van de bureaulade.

Voorzitter! De CDA-fractie heeft ook enkele vragen aan de heer Bolkestein. Hij zal zich herinneren dat de VVD-fractie in het debat over de vijfde baan akkoord is gegaan met het kabinetsstandpunt, dat het plafond van 44 miljoen passagiers het uitgangspunt was. Hij heeft gisteravond, dus maar een paar maanden nadat zijn fractie hier het kabinetsstandpunt gesteund heeft, gezegd: och, laten wij er niet te dogmatisch mee omgaan. Hoe moet ik die uitspraak van gisteravond uitleggen? Is een afspraak met de andere coalitiepartners voor hem wel of niet een afspraak? Wat is de reden geweest voor het heldere signaal dat hij gisteravond aan het kabinet heeft gegeven? Hij heeft overigens onze steun daarvoor. Is hij verontrust dat dit kabinet er niet uitkomt, dat er onenigheid in de coalitie is of dat het kabinet de grote verdwijntruc hanteert? Is hij onder de indruk van de uitspraak van collega Wallage, dat hij alleen maar stoere taal uitspreekt?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Ik krijg de indruk dat de heer Reitsma zijn tweede set vragen al voorbereid heeft voordat hij de eerste set vragen heeft gesteld en naar het antwoord heeft geluisterd. Ik heb immers echt iets anders gezegd dan datgene wat hij nu probeert in zijn tweede termijn te concluderen. Ik heb gezegd wat wij doen nadat de vier maanden dialoog heeft plaatsgevonden. Dan gaan wij namelijk de beleidsvisie gereedmaken. Die zal aan de Kamer worden gezonden en daarover zal een fulldress debat met haar plaatsvinden. Dat is volgens mij de taak die het kabinet ook heeft: het uitdragen van een beleidsvisie. De heer Reitsma verwijt het kabinet vaak dat het geen visie heeft. Maar die hebben wij toevallig wel en wij zullen er ook voor zorgen dat hij die tijdig krijgt.

De heer Reitsma wil dat er op dat moment tevens een besluit over de locatie wordt aangeboden. Wij kennen in dit land een keurige planprocedure, waarbij je minstens een aantal alternatieven op een rijtje zult moeten zetten. Hij wil dat wij nu al zeggen waar het precies moet gebeuren. De CDA-fractie weet echter zelf nog niet eens wat zij precies wil, want daar heb ik haar nog niet over gehoord. Ik ben derhalve heel nieuwsgierig naar de manier waarop de heer Reitsma dat wil oplossen.

De heer Bolkestein (VVD):

Voorzitter! Ik heb gisteren over het plafond van 44 miljoen passagiers gezegd dat het niet de passagiers zijn die dat lawaai maken, maar de vliegtuigen. Met andere woorden, als er vliegtuigen worden gemaakt die minder geluid produceren, zodat men meer passagiers kan vervoeren voor dezelfde hoeveelheid geluid, dan bestaat de redelijkheid toch daarin dat men een groter aantal passagiers zou toelaten op Schiphol. Ik onderstreep nogmaals dat dit alleen mogelijk is als de omvang van het geproduceerde geluid niet wordt overschreden. Ik hoop dat andere partijen in de Kamer dat ook zo zien. Mocht dat niet het geval zijn, dan zullen wij onderling hierover in discussie treden.

De tweede vraag was waarom ik gisteren de uitspraak heb gedaan die ik heb gedaan. Naar de mening van onze fractie – en ik weet zeker dat de minister dat met mij eens is – zijn kabinetten aangesteld om knopen door te hakken en moeilijke besluiten te nemen en niet om beslissingen onnodig voor zich uit te schuiven. Mijn opmerkingen van gisteravond waren dan ook bedoeld om het kabinet ertoe aan te sporen om die knopen door te hakken, ook al zijn zij moeilijk. Nogmaals: ik maak uit het antwoord van de minister op dat zij dat met mij eens is.

De derde vraag was of ik onder de indruk ben van de uitspraak van de heer Wallage, dat ik alleen maar stoere taal zou hebben uitgeslagen. Ik heb dat zelf niet gehoord, net zoals ik die uitspraken van de heer Van der Ploeg niet heb gehoord. Je kunt per slot van rekening – dat zeg ik met alle respect voor de heer Wallage – niet alles volgen, horen en lezen wat er in dit land wordt gezegd. Dan zou het leven onleefbaar worden. De vraag was of ik daarvan onder de indruk ben. Ik ben uiteraard zeer onder de indruk van alles wat mijn collega Wallage naar voren brengt. Ik neem hier dus terdege kennis van, maar ik geloof dat de heer Wallage de zaak misschien in breder perspectief ziet dan nodig is.

De voorzitter:

Er zijn vier collega's die aanvullende vragen willen stellen. Ik verzoek die collega's om dat, omwille van de tijd, kort te doen, zodat het vragenuur binnen de gestelde tijd kan worden afgerond.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! De minister is heel helder geweest over de te volgen procedure. Wat de minister hier vandaag heeft gemeld, is overigens niets nieuws, want dat heeft zij al eerder gedaan. Mijn fractie heeft wel een probleem. De maatschappelijke discussie die de minister gaat voeren, duurt slechts vier maanden. Wij hebben daarover schriftelijke vragen gesteld waarop wij nog geen antwoord hebben gekregen. Toch is het de vraag of dat lang genoeg is om die discussie op een goede manier te voeren.

Ik heb nog een tweede vraag aan de minister. Zij gaat een onafhankelijke commissie in het leven roepen die de discussie moet begeleiden. Kan zij aangeven wat de taak van die commissie precies zal zijn? Gaat die commissie de discussie sturen en gaat zij de regie voeren? Of ligt de regie toch bij het departement en kijkt de commissie meer vanaf de zijlijn toe? Het lijkt mij belangrijk om daar meer inzicht in te krijgen.

Verder heb ik een vraag aan de heer Bolkestein. Het lijkt mij dat datgene wat hij gisteren heeft geroepen, een beetje is achterhaald door wat de minister hier vandaag heeft gemeld. Zij is immers wel degelijk van plan om deze kabinetsperiode nog een besluit te nemen. Dat heeft zij ook al eerder gezegd. Heeft de heer Bolkestein dit dus niet wat snel geroepen? Zou hij die "haastpogingen" niet weer een beetje terugtrekken? Ik denk namelijk dat het kabinet al doet wat hij wil.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Omdat dit geen brede maatschappelijke discussie is – zoals destijds bijvoorbeeld de discussie over kernenergie – maar een gestructureerde dialoog tussen een aantal partijen, ben ik ervan overtuigd dat dit zeer goed in vier maanden te realiseren is. Sterker nog: ik denk dat een langere duur niets toevoegt aan de kwaliteit van de discussie. Het moet goed worden georganiseerd. Daar zijn wij heel hard mee bezig en dat moet op een goede manier gebeuren, maar het moet in vier maanden echt goed afgerond kunnen worden.

Er komt een onafhankelijke begeleidingscommissie die toezicht houdt op het bestuurlijke proces. Dat betekent overigens dat daarbij drie ministeries betrokken zijn. De regie wordt dus gevoerd door drie ministeries: de ministeries van VROM, van Economische Zaken en van Verkeer en Waterstaat. Dat is namelijk de groep die zich daarmee bezighoudt. In de nota krijgt de Kamer natuurlijk verdere informatie en er wordt ook nog een uitgebreidere brief voorbereid om de wijze waarop de dialoog zal worden gevoerd, aan de Kamer uit te leggen. Ik wijs er wel op dat het natuurlijk onder onze regie moet. Wij initiëren immers die discussie.

De heer Bolkestein (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Mevrouw Vos heeft gevraagd of ik misschien niet te snel heb gesproken, gelet op de overeenstemming die thans tussen de minister en mijn fractie schijnt te bestaan. Het antwoord op die vraag luidt ontkennend. Voorzover mijn optreden van gisteravond heeft bijgedragen aan de nu klaarblijkelijk bestaande overeenstemming tussen het kabinet en de VVD-fractie, ben ik alleen maar verheugd.

De heer Schutte (GPV):

Mijnheer de voorzitter! Toen wij een jaar geleden de PKB Schiphol bespraken, was volgens mij ook al bekend dat het niet de passagiers zijn die het geluid veroorzaken, maar de vliegtuigen. Niettemin is de PKB zo vastgesteld, met onder andere een maximumaantal passagiers.

Mijn vraag aan de minister is of zij mijn standpunt deelt dat het daarbij niet alleen gaat om de hoeveelheid geluidshinder, maar om het geheel van milieuaspecten dat aan het vliegen op Schiphol is verbonden.

Dan heb ik nog een tweede vraag. Wordt er bij de komende discussie apart onderscheid gemaakt voor wat betreft de transitofunctie van Schiphol en de economische betekenis die daar in meerdere of mindere mate aan verbonden is?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! De grens van 44 miljoen is door het kabinet geaccepteerd, omdat er naar onze mening binnen de nu vastgestelde milieugrenzen – geluid en veiligheid – niet meer passagiers geaccommodeerd kunnen worden. Sterker nog, we hebben het vermoeden dat die grens lager ligt. Dat weerhoudt natuurlijk niemand ervan om nader te bezien of er misschien meer mogelijk is, maar dat is niet ons uitgangspunt en dat was ook niet het uitgangspunt tijdens het debat dat wij indertijd gevoerd hebben.

Dan kom ik toe aan de tweede vraag. Natuurlijk gaat die discussie ook over de transitofunctie en over wat de bijdrage van de transitofunctie aan het mainportconcept van Schiphol is. Er is een groot aantal onderzoeken gedaan – de Kamer krijgt dat dikke pakket ook toegestuurd – waarin scenario's zijn geformuleerd die te maken hebben met de groei van de luchtvaart in algemene zin en met de vraag wat de positie van een mainport moet zijn.

De heer Van Gijzel (PvdA):

Voorzitter! De heer Reitsma vroeg net overdrachtelijk aan het kabinet waar we mee bezig zijn. Ik zou aan hem willen vragen waar hij mee bezig is. We hebben anderhalf jaar geleden in de Kamer met elkaar afgesproken dat we de nut-en-noodzaakdiscussie belangrijk en wenselijk vonden. Daar was de CDA-fractie het mee eens en de VVD-fractie overigens ook.

We hebben een paar maanden geleden bij het aanwijzingsbesluit van het kabinet een tijdschema gekregen waarin stond hoe het ging met de perspectievennota, met de nut-en-noodzaakdiscussie en daarin stond ook wanneer welk besluit verwacht mocht worden. Daar hebben de CDA-fractie en de VVD-fractie mee ingestemd. Dat kon onze goedkeuring wegdragen. Als vervolgens, een dag voordat het kabinet met een nota komt, de heer Reitsma en de heer Bolkestein, gesteund door de heer Reitsma, opstaan met de vraag waar we mee bezig zijn, dan is dat eerder een vraag die zij zichzelf stellen dan aan het kabinet. Want het kabinet zit op het juiste spoor.

De voorzitter:

Wilt u afronden? U heeft maar één minuut.

De heer Van Gijzel (PvdA):

Dan heb ik nog een vraag aan de minister. Zij heeft net iets gezegd over die 44 miljoen. Misschien is het toch goed dat zij nog even aangeeft hoe het op dit moment met de luchtkwaliteit in dat gebied is, gerelateerd aan het aantal vliegbewegingen en de automobiliteit. Dat was vorige keer het belangrijkste kernpunt om tot die 44 miljoen te komen.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Ik hoop dat u het mij niet euvel duidt dat ik de exacte gegevens daarover op dit moment niet beschikbaar heb. Het lijkt mij van belang dat we dit bij de normale rapportage meenemen.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Ik heb niet kunnen constateren dat de heer Van Gijzel mij een vraag heeft gesteld. Hij heeft alleen de vraag die ik hier gesteld heb, herhaald. Dat was de vraag: "Waar zijn we mee bezig?". Mijn fractie wil natuurlijk de nut-en-noodzaakdiscussie waar we vier maanden voor uittrekken, in alle rust voeren en zij vindt dat ook een goede zaak. Het gaat ons erom dat een van de coalitiepartners het gisteravond noodzakelijk achtte om het kabinet tot spoed te manen ten aanzien van de besluitvorming. Het moet na 1 juli gebeuren en die oproep doet ook de CDA-fractie.

De voorzitter:

Ik had de indruk dat de heer Van Gijzel u wel een vraag stelde, namelijk de vraag waar u mee bezig was.

De heer Heerma (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Ik heb nog twee vragen en de eerste vraag is gericht aan het adres van de minister. Ik heb het toch goed begrepen dat bij de allereerste procedurele besluitvorming 2015 is gezegd en dat in 1997 nog een beslissing zou worden genomen. Nu zien we dat Schiphol veel eerder volloopt. De heer Bolkestein wees daar gisteravond al op. De minister-president zei echter vrijdag nog dat hij het besluit wilde tillen naar de formatieperiode. Begrijp ik het nu goed dat wij die nut-en-noodzaakdiscussie ingaan, dat het kabinet beleidsvisies ontwikkelt, maar dat de formele besluitvorming niet meer in procedure gebracht wordt door dit kabinet? Mijn concrete vraag aan de minister is of het kabinet bereid is, mits de Kamer zich heeft uitgesproken over de beleidsvisies van het kabinet, om ook in deze kabinetsperiode nog de formele besluitvorming in procedure te brengen, onder het motto "regering regeer" en niet onder het motto "regeren is vooruitschuiven".

Ik heb nog een vraag aan collega Wallage. Ik begrijp dat hier iets moois is gegroeid tussen de heer Bolkestein en de minister van Verkeer en Waterstaat. Sinds gisteravond zijn zij het volstrekt eens geworden over hoe het moet. Waarom heeft de heer Wallage zich gisteravond druk gemaakt voor de televisie?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Ik begrijp uit de woorden van de heer Heerma, dat hij denkt dat er nu pas iets moois is ontstaan tussen de heer Bolkestein en mij. Ik kan hem melden dat dit al jaren zo is.

Voorzitter! Het kabinet zal het werk doen dat het moet doen. Als de dialoog is afgelopen, zal de beleidsvisie bij de Kamer worden neergelegd. Laten wij er dan over praten. Dan kunnen wij zo snel mogelijk verdergaan. Als dat betekent dat wij ook nog allerlei formele procedures in werking kunnen stellen, is dat prachtig. Als het betekent dat er geen eenstemmigheid in deze Kamer is, dan zitten wij zo langzamerhand zo dicht tegen de verkiezingen aan, dat ik niet uitsluit dat het zelfs in het belang van de heer Heerma is dat niet alles is dichtgetimmerd met compromissen die hem misschien niet aanstaan. Het is dan zaak dat hij de verkiezingen in kan gaan met een opvatting. Ik heb er verdraaid weinig zin in dat mij hetzelfde overkomt als wat ons is overkomen rond de PKB Betuweroute.

De heer Wallage (PvdA):

Voorzitter! De heer Bolkestein heeft iets geroepen. De minister van Verkeer en Waterstaat nam daar kennis van. De heer Bolkestein is bijgepraat hoe het zit. Vervolgens heeft de minister hier een kleine toelichting gegeven die volstrekt helder is. Inmiddels begrijpt ook de heer Bolkestein hoe het zit. Wij zijn in 24 uur, mede dankzij de heldere toelichting van de minister veel opgeschoten.

De heer Ter Veer (D66):

Voorzitter! Het is maar goed dat wij na morgen met die nut-en-noodzaakdiscussie kunnen beginnen. De fractie van D66 denkt dat vier maanden een hele mooie tijd is. Dat onderdeel van de discussie moet afgerond kunnen worden. Wij betreuren het dat de indruk is ontstaan dat er na die vier maanden niets begint. Het is goed dat de minister dat nu rechtgezet heeft. Hoe is het zo kunnen ontstaan? Op vrijdag ontstond de indruk dat er na die vier maanden in feite niet veel meer zou gebeuren. Had deze discussie niet kunnen worden voorkomen?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Ik heb vrijdagavond naar de minister-president zitten kijken. Ik ken de procedure zo langzamerhand. Wij moeten ons goed realiseren dat het voor het eerst is dat wij een dergelijke procedure hanteren. Ik weet niet of het voor het laatst is. Dat zullen wij straks moeten bepalen. Het is een tweede experiment van een geheel andere orde dan dat terzake van de Maasvlakte. Ik zeg bij voorbaat dat ik het zeer kritisch zal volgen. Wij moeten het ook zeer nadrukkelijk evalueren om te bezien of wij nu werkelijk met deze procedure een stap voorwaarts hebben gezet. Uiteindelijk is het de bedoeling dat deze procedure ertoe leidt dat wij aan het einde van de rit tijd winnen. Laten wij proberen om de nut-en-noodzaakdiscussie die bij grote projecten steeds tot bij de Raad van State doorgaat, te vervroegen naar de eerste fase en ook af te sluiten. Ik weet niet zeker of het zal lukken. Ik hoop het. Als het lukt is het prachtig meegenomen. Lukt het niet, dan zullen wij moeten gaan nadenken over de vraag hoe wij het dan zullen moeten gaan inrichten.

Naar boven