Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, te behandelen morgen bij het begin van de vergadering:

  • - de brief van het Presidium inzake de benoeming van twee plaatsvervangend griffiers (25239).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Met betrekking tot de stemmingen deel ik mee dat de heer Koekkoek heropening van de beraadslaging vraagt inzake de wetsvoorstellen 24718 (SLOA) en 24683 (Schoolbegeleiding). De stemmingen zullen heden van de agenda worden afgevoerd (punten 7, 8 en 9 van de stemmingslijst). De heropening zal morgen plaatsvinden.

Zoals bekend zal het NAVO-debat morgen geen doorgang kunnen vinden. Het is mijn voornemen om het te plaatsen op de agenda van volgende week, en wel op dinsdag. Ik heb in een gewijzigd schema aangegeven hoe de dag van morgen zal worden ingedeeld, omdat ik het niet verantwoord vind een hele vergaderdag te laten vervallen als er punten zijn die hetzij kort, hetzij reeds geruime tijd op de agenda staan voor plenaire behandeling. Die punten zijn op deze agenda gekomen vanwege het feit dat de desbetreffende vaste commissies de onderwerpen hebben aangemeld als rijp voor plenaire behandeling. Ik hoopte te kunnen meedelen dat de Kamer ermee akkoord gaat, maar ik zie zoveel collega's bij de interruptiemicrofoon staan, dat ik aanneem dat hierover toch enige discussie zal ontstaan.

Het woord is aan de heer Blauw.

De heer Blauw (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie heeft alle begrip voor uw streven om de vergadering zo slagvaardig mogelijk te laten plaatsvinden, maar zij hecht aan een uitgebreide en nauwgezette voorbereiding binnen de fractie. Er ontstaat derhalve spanning met betrekking tot uw voornemen om morgenavond het wetsvoorstel Verzelfstandiging Staatsbosbeheer te laten behandelen. Wij hebben dat in de fractie niet kunnen bespreken. U heeft gelijk dat het al een poosje dobberde en eraan zat te komen. Nochtans is de werkwijze van de fractie dat zij op dinsdagmorgen de agenda van de week bespreekt. Omdat u het pas gisteravond heeft opgevoerd, hebben wij het niet kunnen voorbereiden. Ik verzoek derhalve om uitstel van de behandeling.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Voorzitter! De PvdA-fractie zit met hetzelfde probleem. Het onderwerp is dermate principieel en belangrijk dat het ook niet tussen neus en lippen door behandeld kan worden. Wij willen de behandeling goed voorbereiden. Ik ondersteun het verzoek van de heer Blauw dus van harte.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Uw voornemen bereikte ons gisteren per telefoon. Wij hebben toen de organisatie van de fractie zo ingericht dat wij in de gelegenheid zijn morgenavond dat agendapunt te behandelen. Ik onderwerp mij overigens aan de wijsheid van deze Kamer, die heerst over haar agenda.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Dittrich het woord wil voeren en neem aan dat dit over een ander punt gaat. Zijn relatie met Staatsbosbeheer is immers nooit dominant geweest. Het woord is derhalve aan de heer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Die is heel erg hecht, maar niet in deze vergaderzaal. Ik wil het graag hebben over het andere agendapunt dat u gisteren in de loop van de dag plotseling hebt opgevoerd, namelijk het wetsvoorstel Onderzoek ter terechtzitting. Dit is een heel complex juridisch onderwerp en er liggen adviezen van diverse universiteiten. Het is bijzonder principieel en juridisch erg moeilijk. Wij hebben het ook niet in de fractie kunnen bespreken, omdat wij verrast werden door het feit dat dit gisteren plotseling is opgevoerd. Ik verzoek u daarom dit onderwerp niet morgen te laten behandelen, maar bijvoorbeeld volgende week of de week daarna.

De heer Vos (VVD):

Ik steun dat verzoek van ganser harte. Het is een zwaarwegend wetsvoorstel en er is nog een paar uur studie nodig om daar in de Kamer een goed verhaal over te houden.

Mevrouw Kalsbeek-Jasperse (PvdA):

Ik sluit mij daarbij aan. Dezelfde argumentatie geldt ook voor mij.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Dat geldt ook voor mijn fractie.

De heer Koekkoek (CDA):

Ik zou een ander geluid willen laten horen. Ik doe namelijk een beroep op mijn collega's om ons best te doen om het wetsvoorstel wél te behandelen. Gelet op het aantal collega's dat al om uitstel heeft gevraagd, doe ik dat beroep echter niet al te hard.

De voorzitter:

Ik moet proberen om een eerbare en oorbare conclusie te trekken. Dat brengt mij tot het volgende. Staatsbosbeheer staat al heel lang op de agenda. Men heeft dat uitvoerig kunnen bespreken en het is in bepaalde fracties ook besproken. Er zijn zelfs fracties die hun agenda dezer dagen zo hebben ingericht dat er geen verhindering meer is om morgenavond te participeren in een discussie. Ik heb eerlijk gezegd dus meer begrip voor het standpunt van de collega's Dittrich en Vos, gesteund door enkele andere collega's ten aanzien van het punt onderzoek ter terechtzitting, omdat dat pas een week op de agenda staat. Het is niet gecompliceerder dan het wetsvoorstel Staatsbosbeheer, maar het staat pas heel kort op de agenda. Het is wel rijp voor behandeling in de plenaire vergadering; anders had het niet op de agenda gestaan. Het gaat mij echter te ver om beide verzoeken te honoreren, want dan hebben wij morgen een "leegloopdag". Dat vind ik onverantwoord. Daarom is en blijft mijn voorstel om Staatsbosbeheer morgenavond te behandelen en om ten aanzien van het onderzoek ter terechtzitting te zeggen: als de voorbereiding van zo'n complex punt nog zo onrijp is, moeten wij dat maar laten schieten. Ik ben er echter eigenlijk niet toe bereid om beide punten te laten vervallen.

De heer Blauw (VVD):

Dat betreur ik in hoge mate. Net zo goed als u hecht aan een goed verloop van de agenda, hecht de VVD-fractie aan een goede voorbereiding. Wij zijn gisteravond laat geconfronteerd met uw voornemen. Er was geen fractiestuk, er waren nog geen amendementen voorbereid enzovoort. Dat zijn allemaal zaken die wel bij de normale procedure passen. U dwingt ons nu dus tot behandeling van een wetsvoorstel, waarvan op voorhand al vaststaat dat wij in een later stadium weer heropening moeten aanvragen, omdat onze eerste termijn slechts een globale kan zijn. Wat wint u daar nu mee?

De voorzitter:

Ik heb geconstateerd dat er twee fracties tegen behandeling zijn. Dat mag ik dan ook als maatgevend nemen. De situatie is niet normaal, maar abnormaal. Er is een dag vrijgevallen. Ik wil best zeggen dat wij Staatsbosbeheer donderdagavond zullen behandelen – dan hebt u nog een dag extra – want wij moeten de tijd die wij hebben gereserveerd voor de plenaire vergadering, goed gebruiken. Door abnormale, zeer betreurenswaardige omstandigheden is de woensdag opengevallen. Dan zeg ik: laten wij die tijd dan goed gebruiken. Misschien moet er dan in bepaalde fracties nog iets aan voorwerk worden gedaan om die plenaire behandeling mogelijk te maken, maar ik ben ervoor om dat wat Staatsbosbeheer betreft toch te doen.

Mevrouw Doelman-Pel (CDA):

Wij hebben het idee dat het best mogelijk is om dit voor morgenavond zorgvuldig voor te bereiden. Ik vind dat je ook in de politiek af en toe rekening moet kunnen houden met iets onverwachts. Omdat het niet gaat om een discussie die ineens vandaag of morgen plaatsvindt, maar die al eerder heeft plaatsgevonden, dachten wij dat het zeer verantwoord was om dit morgenavond wel te behandelen.

De voorzitter:

Ik verzoek de leden hun plaats in te nemen en over mijn voorstel te stemmen. Het lijkt mij dat een verdere wisseling van gedachten niet veel nieuws zal opleveren.

Mijn voorstel houdt in om morgen, woensdag 26 februari, in plaats van het NAVO-debat te houden, twee wetsvoorstellen te behandelen: 's middags de Wijziging gemeentelijke zorg VVTV (24819) en 's avonds de Verzelfstandiging Staatsbosbeheer (24622).

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66, het CDA, de CD, de SGP en het GPV voor dit voorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Dat zou betekenen dat er morgen geen vergadering is, maar ik doe toch nog een ultieme poging. Ik vind dat wij op deze wijze verkeerd omgaan met onze tijd. Ik wil niet sikkeneurig doen, maar het is mijn oprechte mening dat wij uit moeten kijken dat wij onszelf op een later moment niet klemrijden. De stemming heeft evenwel plaatsgevonden. Ik heb begrepen dat er geen bezwaren zijn tegen behandeling van het wetsvoorstel Wijziging gemeentelijke zorg VVTV.

Ik stel voor, dat wij dit wetsvoorstel morgen behandelen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Ter Veer.

De heer Ter Veer (D66):

Uit de media gisteren heb ik begrepen dat het schaap Dolly is ontstaan, gekloond uit een uiercel van een volwassen schaap. Het klinkt zo huiselijk, maar hier is wel sprake van een nieuwe techniek in de biotechnologie. Tot op heden werd met klonen bedoeld het splitsen en vermenigvuldigen van embryo's in het 12- tot 16-cellig stadium, een techniek die tien jaar geleden werd ontwikkeld. Het bericht brengt de fractie van D66 tot het verzoek om een brief van de regering waarin wij graag opheldering willen over de volgende vragen.

Valt deze techniek onder de strekking van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren? Geldt voor dergelijke proefopzetten het "nee, tenzij"-principe? Kan duidelijk worden gemaakt waar proeven van deze aard moeten worden gemeld? Wie toetst en wat is de wenselijkheid?

De fractie van D66 staat erop dat ten overvloede nog eens wordt uitgesproken dat waar er sprake zal zijn van toetsing, deze uitsluitend betrekking zal hebben op dieren. Deze techniek zal nooit bij mensen worden toegepast.

Ten slotte wil ik graag weten of over dit onderwerp in EU-verband iets is geregeld. Zal Nederland als voorzitter op actie in dezen aandringen? Zal zorgvuldig worden gelet op het feit dat zowel wetenschappelijke als commerciële researchcentra onder deze strekking vallen?

De voorzitter:

Het is niet gebruikelijk om dit soort brieven te vragen als er al schriftelijke vragen zijn gesteld. De heren Reitsma en Meijer hebben die gesteld.

De heer Reitsma (CDA):

Het is inderdaad juist dat de fractie van het CDA gisteren over dit onderwerp schriftelijke vragen heeft ingediend. Dat traject zal moeten worden gevolgd. Dat staat los van het feit dat collega Ter Veer nu een wat bredere benadering vraagt. Daarmee kan mijn fractie instemmen, zij het dat zij daaraan de vraag aan het kabinet wil toevoegen, in zijn brief aan te geven of de Nederlandse wetgeving op dit punt lacunes kent. Ook moet worden ingegaan op de vraag of mogelijk onze wetgeving moet worden gewijzigd. Immers, het klonen is iets anders dan het plegen van activiteiten op het terrein van genetische modificatie.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Graag sluit ik mij bij dit verzoek aan, met de aanvullende vraag of een overzicht kan worden gegeven van de activiteiten op dit terrein van in ons land gevestigde researchcentra.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ook ik onderschrijf het verzoek van collega Ter Veer. Ik denk dat genetische manipulatie en klonen in elkaars verlengde liggen en moeilijk uit elkaar te houden zijn. Graag zie ik dat de relatie tussen beide in de brief tot uitdrukking komt.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Voorzitter! Ik steun het verzoek, met de kanttekening dat klonen volgens de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren wel degelijk verboden is. Ik voeg hieraan een vraag toe aan het adres van de minister van LNV: wil hij dit nieuwe aspect betrekken bij het onderzoek dat hij nu verricht naar de praktijk van import van gemodificeerde dieren?

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat de collega's Ter Veer en Reitsma overleg hebben gehad over deze kwestie. Ik meen dat tegen die achtergrond kan worden afgeweken van de in deze Kamer gebruikelijke regels.

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar de regering.

De heer Ter Veer (D66):

De regering zal uiteraard als regering antwoorden, maar onze gedachten gingen in het bijzonder uit naar de ministers van LNV en van Volksgezondheid.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Kamp.

De heer Kamp (VVD):

Voorzitter! In de afgelopen dagen hebben wij kunnen lezen dat er problemen zijn gerezen voor de internationale koerier TNT die een megacontract met de Duitse PTT post dreigt te verliezen, omdat TNT is overgenomen door de Nederlandse PTT post. Tegelijkertijd weten wij dat de Duitse PTT telecom deel uitmaakt van een consortium dat in Nederland tracht een telecomvergunning te krijgen. Dit consortium wil daartoe gebruikmaken van het telefoonnet van de Nederlandse PTT telecom. De conclusie moet dan ook zijn dat de Nederlandse PTT in Duitsland dwars wordt gezeten, terwijl de Duitse PTT in Nederland vrij baan krijgt.

De fractie van de VVD verlangt een brief van de ministers Jorritsma-Lebbink en Wijers over deze gang van zaken. Wij zouden graag zien dat zij in deze brief ingaan op het reciprociteitsbeginsel: Nederlandse bedrijven moeten in een ander land net zo worden behandeld als bedrijven uit dat andere land in Nederland.

De heer Leers (CDA):

Voorzitter! De fractie van het CDA kan zich vinden in het verzoek van de heer Kamp. Zij vraagt de ministers of deze gang van zaken wel kan, gelet op internationale afspraken op dit terrein.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Hoof.

De heer Van Hoof (VVD):

Voorzitter! De vorige week heeft collega Terpstra tijdens de regeling van werkzaamheden informatie gevraagd over enerzijds de omvang van de meevaller in de belastingopbrengsten en anderzijds de omvang van de tegenvaller in de sfeer van de sociale zekerheid. De afgelopen week is, vooral in de pers, discussie gevoerd over de oorzaken van de tekorten in de sociale fondsen. In aanvulling op de vragen van de heer Terpstra en wellicht ter nadere specificering daarvan, stel ik de vraag wat de verklaring voor deze tekorten is. Hebben de oorzaken te maken met planningen of ramingen? Wordt een en ander veroorzaakt door de premievaststelling of zijn er andere redenen?

In de fondsen is er sprake van een buffervermogen voor eventualiteiten. Kan de huidige situatie worden beschouwd als zo'n eventualiteit? Voorzitter! Mede namens collega Van Zijl van de fractie van de PvdA zou ik deze vragen beantwoord willen zien door de minister en/of de staatssecretaris van Sociale Zaken, alvorens over oplossingen van dit probleem te kunnen nadenken.

De voorzitter:

Ook hiervoor geldt dat reeds vragen over dit dossier zijn gesteld door de heer Terpstra en daarom wil ik de heer Terpstra nog even het woord geven.

De heer Terpstra (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Ik was er min of meer van uitgegaan dat de regering zelf deze onderverdeling wel zou kunnen maken, maar nu de heer Van Hoof de regering helpt, ben ik hem daar dankbaar voor. Ik ondersteun hem dus ook, op voorwaarde dat alles nu binnen één week wordt afgehandeld.

Mevrouw Schimmel (D66):

Voorzitter! Ik ondersteun natuurlijk de vragen die door de collega's Van Hoof en Van Zijl zijn gesteld, maar ik wijs erop dat ik vanmorgen aanvullende schriftelijke vragen heb gesteld, met name over de uitspraak van de rechtbank van Amsterdam en de uitspraak van het CTSV en het oordeel van het ministerie van Sociale Zaken daarover.

De voorzitter:

Het lijkt mij dat dit best in die cluster ingebracht kan worden, maar dat het wel een separate vraagstelling is en die kan dus gewoon doorlopen.

Mevrouw Schimmel (D66):

Het spijt me dat ik u moet interrumperen, maar het heeft heel veel te maken met de overreserves in de wachtgeldfondsen.

De voorzitter:

Als wij het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering voorleggen aan het kabinet, dan lijkt mij dat wij van het kabinet mogen verwachten dat het daar in wijsheid mee zal omgaan.

De heer Biesheuvel (CDA):

Voorzitter! Ik had met betrekking tot de uitspraak van de president van de rechtbank van gisteren over het geschil CTSV-bedrijfsverenigingen ook een brief aan het kabinet willen vragen. Volgens mij dreigen de zaken vermengd te worden door de uitspraken van minister Melkert. Ik denk dat het verstandig is als er een aparte brief over die wachtgeldfondsen naar de Kamer komt en als die sociale fondsen apart worden behandeld. In onze visie blijft bedrijfstakgeld bedrijfstakgeld. Dat wat zojuist aan de orde was, is in feite een andere discussie.

De voorzitter:

Heb ik het juist dat hetgeen mevrouw Schimmel vanmorgen in schriftelijke vragen heeft geformuleerd, in sterke mate overeenkomt met hetgeen u zo-even hebt gezegd?

De heer Biesheuvel (CDA):

Voorzitter! Ik heb geen kennis kunnen nemen van de vragen van mevrouw Schimmel, maar ik sluit – haar belangstellingssfeer kennende – niet uit dat zij op dezelfde gedachte is gekomen als ik.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Crone.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter! Ik wilde u vragen om het verslag van het algemeen overleg over voertuigtechniek en brandstof op de agenda van de Kamer te plaatsen. Het bleek achteraf geen notaoverleg te zijn, zodat wij nu een gelegenheid nodig hebben om moties in te dienen.

De voorzitter:

Wij zullen daar een geschikt moment voor kiezen deze week en ik sluit niet uit dat het geschikte moment morgenmiddag zal zijn. De Kamer is zo vriendelijk geweest om ruimte voor u vrij te maken.

Naar boven