Aan de orde is het afscheid van de voorzitter.

De voorzitter:

De voorzitter van de Eerste Kamer en onze griffier hebben mij verzocht het woord te mogen voeren. Ik stel voor, hen daartoe in de gelegenheid te stellen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Op zijn verzoek geef ik eerst het woord aan de eerste ondervoorzitter, de heer Zijlstra.

De heer Zijlstra:

Mijnheer de voorzitter! Naar menselijke berekening heb ik de eer om het laatste Kamerlid te zijn dat u in de vergadering van de Kamer met die woorden mag toespreken: "Mijnheer de voorzitter". Vaak gebruiken we die woorden als kleine pauze in een redevoering. Dit keer zijn die woorden echter echt voor uzelf bedoeld. U neemt afscheid van de Kamer waar u op 16 januari 1978 lid van werd, maar u neemt vooral afscheid van de functie waartoe u op 14 september 1989 door onszelf werd gekozen.

Die verkiezing geschiedde toen met een kleine meerderheid. Zij was dus controversieel; daar moeten we niet omheen draaien. Inmiddels hebben we u allen leren kennen als iemand die in zo'n situatie niet onopvallend in een hoekje gaat staan, maar voluit aan het werk gaat. Degenen die u reeds als minister van Onderwijs hadden meegemaakt, hadden dat al voorspeld, maar ik meen dat u in de laatste zeven jaar toch nog verder bent gegroeid in uw neiging niet in een hoekje te gaan staan.

Op 17 mei 1994 werd u opnieuw gekozen als voorzitter en dat gebeurde toen vrijwel met unanimiteit. Overigens heeft ook die unanimiteit niet ertoe geleid dat u naast uw schoenen ging lopen en hebt u zelf de betekenis ervan gerelativeerd, door te wijzen op de politieke omstandigheden waarbij dat toevallig goed uitkwam.

Nu hebben wij geleerd dat we goed moeten opletten als u een bepaalde stelling relativeert. Een voorbeeld gaf u nog enkele weken geleden in het Presidium toen u verkondigde dat "twee plus twee weliswaar vier is, maar dat het af en toe naar boven mag worden afgerond" en ons daarmee allemaal sprakeloos liet. Als ik de diepe wijsheid van deze rekensom toepas op het voorzitterschap van de Tweede Kamer, dan word ik geholpen door het debat dat hier twee weken geleden plaatsvond. In dat debat is gebleken dat de Kamervoorzitter twee interne en twee externe taken te vervullen heeft, maar in totaal veel meer dan vier goede eigenschappen moet hebben.

De eerste interne taak van de voorzitter heeft betrekking op de 149 medeleden. U hebt dat zo ingevuld dat u al die leden als mensen hebt erkend en leren kennen. Na de verkiezingen van 1994 werd uw leervermogen op de proef gesteld en moest u een recordaantal nieuwe namen met nieuwe gezichten verbinden. Belangrijker is echter dat u die 149 medeleden in hun persoonlijke wensen en gebreken hebt gerespecteerd. U hebt ze bezocht als ze ziek waren. U hebt ze kwaad toegesproken als ze zich misdroegen. U hebt ze koninklijke onderscheidingen opgespeld. U weigerde de Kameragenda aan te passen aan de persoonlijke wensen van leden, maar u zorgde er tegelijkertijd voor dat de Kameragenda toevallig zo uitkwam dat een lid zijn lang afgesproken reisje met het gezin niet hoefde af te zeggen. U hebt ervoor gezorgd dat er af en toe wat gezelligheid, wat muziek in dit gebouw te krijgen was en zelfs dat af en toe onze echtgenoten en partners thuis daaraan ook deel hadden. Mede daarom was het zo'n genoegen met u lid van het Presidium te zijn. Kortom, de vaderlijke rol gaat u uitstekend af en u schaamt zich daar niet voor.

De tweede interne taak van de voorzitter betreft datgene en degenen die hier al zijn als er nieuwe leden komen en die hier blijven als oude leden weggaan. Ik neem aan dat de griffier straks het een en ander over het personeel zal zeggen en daarom richt ik mij speciaal op de gebouwen en de technologie. Toen u aantrad, waren de plannen voor de nieuwbouw een gegeven. Of dat nu uw persoonlijke voorkeur had of niet, er was het plan de groene bankjes te verlaten, er waren plannen voor een nieuw logo, er was het plan om de Hofplaats, waar wij van onze wandelgang nu op uitkijken, te verfraaien met een abstract kunstwerk. Net zoals dat soms gaat met de grote politiek, met de wetten die wij maken, werden velen onder ons benauwd toen die plannen werkelijk uitgevoerd dreigden te raken. Juist dit verzet op het laatste nippertje heeft ons geleerd dat u van consequente besluitvorming houdt en dat u tegelijkertijd graag ziet dat het parlement met zijn tijd meegaat. U bent niet op alle punten succesvol geweest, maar wel op het belangrijkste. Anders hadden we hier misschien niet eens gezeten!

Overigens is daarmee uw zorg over onze huisvesting niet geëindigd. U liet de verantwoordelijkheid bij de BBC, de bouwbegeleidingscommissie, eerst onder leiding van de heer Van Vlijmen, later onder leiding van Broos van Erp, maar op beslissende momenten gaf u zelf de stoot. Toen de gelegenheid zich voordeed, hebt u een ontmoetingsplaats naast deze vergaderzaal gecreëerd, zoals dat ook in het oude gebouw het geval was. Twee plus twee werd weer naar boven afgerond, toen de minister van VROM ons het oude gebouw gerestaureerd teruggaf en daarbij in het openbaar te kennen gaf dat het gebouw Plein 23 wel geschikt voor de Tweede Kamer kon worden gemaakt, hetgeen door u, terecht, als een harde toezegging is opgevat waar het kabinet niet meer van af kan.

Op een ander terrein, dat van de automatisering, hebt u ervoor geijverd dat de Tweede Kamer de pioniersrol weer zou gaan vervullen die uw vóórvoorganger, de heer Vondeling, reeds had opgeëist. Ook daarbij bent u met veel weerstanden geconfronteerd geweest: budgettaire, technische, personele en vooral psychologische. Dat betekende dat u moest schaken op vele borden. Of misschien past het meer in uw beeldspraak dat u "moest voetballen op vele velden". In uw terminologie zijn problemen er immers om "getackeld" te worden. Het resultaat is dat het plan Kamer-2000 bij uw afscheid klaar is voor uitvoering. Zalen kunnen namen krijgen, maar de digitale verbinding die ons straks onze stukken op zaterdag thuis aflevert, verdient de naam "Deetmanpost".

Tot nu toe heb ik uw activiteiten behandeld die in principe intern waren gericht en die dus ook niet altijd in de openbaarheid kwamen. Ik kom nu aan uw externe optreden. De Kamervoorzitter heeft volgens artikel 6 van het Reglement van orde de taak de Kamer te vertegenwoordigen. Dat stukje profielschets ligt dus al vast! Maar de manier waarop u daar invulling aan hebt gegeven, hebt u zelf ontwikkeld. Omdat ik er niet zeker van ben dat de minister-president dat weet, wil ik onthullen dat u vaak bent opgekomen voor de legitieme verwachtingen die de adviserende leden van deze Kamer, de ministers en staatssecretarissen, mogen hebben. Omdat ik er niet zeker van ben dat de voorzitter van de Eerste Kamer dat weet, wil ik onthullen dat u vaak bent opgekomen voor het goede recht van de overzijde om lastig te zijn, om af te keuren wat wij goedkeuren.

Uw externe wereld was aanzienlijk groter dan het Binnenhof en heeft u gevoerd naar vele landen. Parlementen hebben allerlei functies te vervullen in de internationale relaties. U hebt dat gedaan in conferenties van voorzitters, waar u de Nederlandse tradities van openbaarheid en democratische controle geduldig hebt toegelicht, ook al moest u daarbij wel eens een collega tegen de haren in strijken. U hebt dat gedaan in bilaterale contacten, ook al betekende dat wel eens dat u, zoals in Bulgarije, direct bij aankomst werd meegevoerd naar een voetbalstadion waar u met luid applaus werd verwelkomd. U hebt dat gedaan in landen die uw liefde hebben, vooral als ze in moeilijkheden verkeren, zoals Israël, Indonesië en Suriname. U hebt dat twee weken geleden nog gedaan op de eilanden van onze koninkrijkspartners, de Antillen en Aruba. Daarbij hebt u dezelfde formule toegepast als in Rusland en Indonesië, namelijk de zogenaamde "fractievoorzittersreis". Naar buiten toe heeft deze formule het effect dat Nederland als eenheid gepresenteerd wordt. Dat past, meen ik, bij de staatkundige visie van de Christelijk-Historische Unie, de partij waar u uw politieke loopbaan bent begonnen. Bovendien heeft deze formule u wederom de gelegenheid gegeven om uw talenten als vaderlijk reisleider te tonen. In Kazachstan heeft men dat goed begrepen, toen u bij het begin van een ceremoniële maaltijd een schaapskop kreeg voorgezet, waarvan u de onderdelen moest toekennen aan de leden van uw delegatie: de oren voor wie beter moest luisteren; de kaakpartij voor wie beter moest bijten; de ogen voor wie de neiging had de werkelijkheid niet te willen zien. Ik weet niet wie u met deze delicatessen vereerde, maar ik weet wel dat mevrouw Beckers, de heren Bolkestein, Van Mierlo, Wöltgens en Brinkman deel uitmaakten van het gezelschap.

Ik ga snel terug naar het binnenland en dan rangschik ik maar even onder uw externe activiteiten datgene wat de parlementaire geschiedenis is ingegaan als de Deetmanoperatie. Het formuleren van vraagpunten voor staatkundige, staatsrechtelijke en bestuurlijke vernieuwing. U bent daarmee vooral tijdens uw eerste voorzitterschap met een onuitputtelijke energie en een enorm geduld bezig geweest. De parlementaire geschiedenis zal daarover oordelen, maar alleen al het feit dat ook daarbij de fractievoorzitters samen moesten werken net zolang totdat zij elkaar vonden, heeft misschien het politieke klimaat in ons land beïnvloed. Vervolgens hebben de vele tientallen grote en kleine aanbevelingen allerlei gevolgen gehad, zoals de sanering van de adviescolleges en de parlementaire begeleiding van kabinetsformaties. Ten slotte is het ook de gezamenlijke vaststelling dat bepaalde vernieuwingen niet of nog niet wenselijk zijn, een constructieve bijdrage zo niet aan het draagvlak van onze instellingen maar dan toch in ieder geval aan ieders bereidheid om samen door te werken.

Nu ik dit alles heb opgesomd: uw interne activiteiten voor leden, gebouwen en computers; uw externe taken in binnen- en buitenland; de commissie vraagpunten en nog veel meer dat ik heb overgeslagen, kom ik bij de taak die u in een paar overblijvende uren uitvoerde, meestal drie dagen per week, meestal tot 23.00 uur 's avonds en een enkele maal, bij hoge uitzondering, tot 3.00 uur 's ochtends, namelijk het voorzitten van de Kamer. Als ergens twee plus twee naar boven moest worden afgerond dan is het wel hier, en dan niet alleen in aantallen, uren en dagen maar ook bijvoorbeeld in aantallen wetsvoorstellen en begrotingen. In de periode van uw voorzitterschap hebben wij telkenmale vóór sinterklaas het budgettaire urgente pakket wetsvoorstellen naar de overzijde kunnen zenden. Een enkele maal werd dat begeleid door een aardig gedicht van uw hand. In de periode van uw voorzitterschap hebben wij de begrotingen ook werkelijk alle voor 1 januari kunnen afdoen en niet pas in februari of maart. Op twee punten heeft u uw zin niet gekregen. In uw voorzittersperiode hebben de commissies immers meer bevoegdheden en meer vergadertijd gekregen om de plenaire vergadering te ontlasten. Maar een voorstel om dan ook minder plenair te vergaderen, is gesneuveld. In uw voorzittersperiode heeft u geprobeerd ons allen te laten delen in de ervaring die eenieder opdoet die deze vergadering mag voorzitten, de ervaring dat interrupties soms het debat niet verlevendigen of verduidelijken maar saaier en onbegrijpelijker maken. Tot nu toe heeft uw zendingswerk op dat punt geen effect gehad, maar als wij u hier in deze stoel zagen, kregen wij de indruk dat uw plezier in het werk er niet minder om werd.

Beste Wim! Je belangrijkste taak was hier in deze stoel. Je hield zichtbaar van die functie. Een van onze columnisten heeft vorige week geschreven dat niemand beter kan glunderen dan jij. Welnu, wij hebben je vaak zien glunderen tegen de achtergrond van de warme kleuren van de schilderingen van Rudy van der Wint. Ik weet dat je ook zelf gehecht bent geraakt aan deze coulissen van onze nieuwe zaal. Je zult in de toekomst de volgende voorzitter op de televisie kunnen gadeslaan tegen diezelfde achtergrond. Maar jouw 149 medeleden wensen je graag een herinnering aan dat kunstwerk mee te geven, dat zelf ook weer een klein kunstwerk is van Rudy van der Wint. Het is ons afscheidsgeschenk en wij hopen dat je het in de burgemeesterskamer, niet ver van hier, een plaats wilt geven en dat je erdoor geïnspireerd zult blijven om ook je nieuwe taak met hetzelfde enthousiasme aan te pakken als je hier hebt gedaan.

(Applaus)

De voorzitter:

Op zijn verzoek geef ik thans het woord aan de griffier van de Kamer, de heer De Beaufort.

De heer De Beaufort:

Mijnheer de voorzitter! Vijf maanden voordat u benoemd werd tot voorzitter, besloot het toenmalige Presidium, waar u uiteraard geen deel van uitmaakte, om het grootste deel van zijn taken bij het personeelsbeleid en het beheer van de gebouwen en het beheer van de financiën te delegeren aan de griffier. De gedachte achter dat delegatiebesluit was dat Kamerleden gekozen worden om politiek te bedrijven, wetten te maken, niet om leiding te geven aan een middelgrote overheidsinstelling. Maar wij wisten toen nog niet dat wij vijf maanden later een voorzitter zouden krijgen die misschien van alle Nederlanders de meeste ervaring had, negen jaar ervaring, met een van de grootste ambtelijke organisaties in ons land.

Achteraf mogen wij vaststellen dat u in de relatie met mijn voorganger, Ton Kerkhofs, met mij en met de beide directeuren die hier zitten, Ellen Faber en Miriam Robbers, uw ervaring niet onder stoelen of banken hebt gestoken. Maar u hebt toch het delegatiebesluit keurig gerespecteerd. Dat ging op de volgende wijze. De gesprekken die wij op uw kamer hadden, werden dan uwerzijds afgesloten met de woorden: "Het is maar een advies." Als u daar dan nog aan toevoegde: "Ook als je het anders doet, zal ik je dekken", wisten wij precies wat ons te doen stond.

Hoewel u zelf behoort tot de selecte groep Kamerleden die nooit ambtenaar is geweest, kende u de ambtelijke cultuur uitstekend. Dat is ons in de eerste plaats gebleken in de vele gesprekken die het hoofd financieel-economische zaken (FEZ), Martin Hatzmann, en ik met u hadden over onze begroting en in het bijzonder over het magische begrip "het kasritme". U gaf ons de richtlijn mee dat de Kamer onder geen enkele omstandigheid haar eigen budget mocht overschrijden. Zou dat wel gebeuren, dan, zo voegde u hieraan toe, zou dat aanleiding kunnen zijn tot het ontslag van de griffier. Dit om te illustreren hoezeer u ons vrijliet bij het al of niet opvolgen van uw adviezen.

U hebt de gewoonte, mijnheer de voorzitter, om uw ideeën heen en weer lopende door uw kamer te ontwikkelen. Toen wij u nog niet zo goed kenden, voelden wij ons uit hoffelijkheid verplicht om dan zelf te gaan staan en met u mee te lopen. Maar later hebben wij geleerd dat het voldoende is om u met de oren en de ogen te volgen en te wachten op het moment waarop u de woorden zou uitspreken: "Je ziet mijn punt", half concluderend, maar toch ook een beetje vragend. Vanwege die vragende toon gaf die formule ons dan de gelegenheid een alternatief te berde te brengen. In dergelijke sessies zijn allerlei vernieuwingen geboren, zoals het reisbudget voor commissies, de nieuwe bestemming van een van de restaurants, de werkafspraken met het ministerie van Binnenlandse Zaken en de vernieuwing van de automatisering. Daarbij was u tegelijkertijd degene die ons op het hart drukte om bij alle veranderingen zoveel mogelijk de zittende mensen binnenboord te houden en nieuwe perspectieven te geven aan die mensen. Dat bovendien iemand die verandering wenst, wat u wilde, een eindeloze bereidheid moet hebben om te praten, te overtuigen, uit te leggen, hebt u niet alleen in de politiek, maar soms ook in heel kleinschalige projecten binnen ons bedrijf laten zien.

Het delegatiebesluit heeft niet verhinderd dat u met allerlei personeelsleden nauwe en warme banden hebt ontwikkeld. Ik noem ze in willekeurige volgorde en begin, toch niet helemaal toevallig, met de bijzondere commissie van overleg Staten-Generaal, waarin wij onder uw leiding rechtspositionele kwesties bespraken met de vakbonden van ambtenaren. De bonden hebben er altijd aan gehecht dat dit overleg onder uw leiding stond, mede omdat daarin de erkenning gelegen was dat wij niet zomaar alle afspraken overnemen die met de minister zijn gemaakt en bij voorkeur er nog iets bij zouden doen. Die situatie was iets waarvan u hield; u had plezier in het soms wat rituele rollenspel dat zich daar ontwikkelde. Als u op een gegeven moment in de discussie een blauwgrijs vermoeden formuleerde, dan bleek dat vaak precies het compromis te zijn waarin iedereen zich kon vinden.

Een heel andere groep waarmee u veel te maken hebt gehad, is die van de griffiers. Uw verhouding met hen heeft altijd iets tweeslachtigs gehad. Enerzijds waren zij uw gezelschap in deze zaal, waar zij net als u proberen de grote draad in het oog te houden, anderzijds zijn zij verbonden met hun commissies, ook als die soms wat eigenzinnige procedures verzinnen om een probleem op te lossen. Enkele griffiers hebben u op reizen mogen vergezellen en daarbij uw vermogen leren waarderen om het nuttige met het aangename te combineren. Persoonlijk denk ik bijvoorbeeld vooral met veel plezier terug aan onze prachtige tocht door het Surinaamse binnenland, waar wij samen 's ochtends onze tanden poetsten in de rivier. Dit voorbeeld laat al zien dat u eigenlijk in alle omstandigheden van gezelschap en gezelligheid houdt.

Er is een derde groep die dat dagelijks mag ervaren. Die derde groep bestaat uit Ankie de Jong en Didy Witmans van het Presidiumsecretariaat, uit de Kamerbewaarder Piet van der Tas en zijn vervangers Jaap Pronk en Chiel Keus. Als u geen bezoekers had, vond u het prettig alle tussendeuren die er maar waren, open te laten staan en dat laatste ook in figuurlijke zin. Wij vormden zeven jaar lang, eerst in het gebouw Binnenhof 1a, vervolgens in Koloniën en toen weer terug in de vroegere bediendekamer van het oude paleis, een groepje dat elkaar dagelijks sprak. U deelde in ons wel en wee en wij leefden mee in het uwe. Ditzelfde geldt voor de chauffeurs van de beveiligingsdienst, die met u lange tochten door Nederland maakten, ook in nachtelijke uren, waarbij u vanzelfsprekend de taak op u nam om de kaart te lezen.

Nu wij, net zoals de heer Zijlstra dat gedaan heeft, al beginnen terug te kijken over de hele periode van de zeven jaar van uw voorzitterschap, komt vanzelf de vergelijking met een reis op; een avontuurlijke reis waarbij u uzelf weinig rust gunde, maar ook degenen om u De Beaufortheen prikkelde hun talenten te gebruiken. Zo hebben twee mensen ervaren wat het betekent om woordvoerder te zijn van de heer Deetman: Henk Mulders en Jos Jochemsen. Zij hebben het gewaardeerd dat hun toegevoegde waarde in de periode van uw voorzitterschap erkenning kreeg.

Hetzelfde geldt de griffie, waar eerst Martien van Griensven en later Martin Mieras en Jaap Goudswaard door u werden uitgedaagd om hun volle creativiteit en hun politiek gevoel op de agenda van de Kamer uit te leven, tot op de dag van gisteren.

Een laatste groep personeelsleden die u niet gauw zullen vergeten, is die van de vertrekkende oudgedienden en de jubilarissen. Onze medewerkers vinden het over het algemeen fijn om hier te werken. Velen ervan blijven hier dan ook lang, veel langer dan het gemiddelde Kamerlid. Elk jaar waren er enkelen die, omringd door hun gezinsleden, de eer hadden door u te worden toegesproken, waarbij u vaak verrassend goed op de hoogte bleek te zijn van hun typische eigenschappen. U hebt daarbij met veel verve de medewerkers die hier 25 jaar hadden doorgebracht een bijzonder geschenk mogen overhandigen; het beroemde "gouden koetsje van zilver"!

U hebt zelf de 25 jaar niet helemaal volgemaakt. Maar u hebt zich zo verbonden getoond met deze gebouwen en de mensen die hier werken, dat ik u dadelijk namens die mensen als aandenken de "zilveren gouden koets" wil overhandigen. Een koets biedt plaats aan twee personen en is dan ook evenzeer bedoeld voor Margriet, die wij ook dankbaar zijn voor haar belangstelling en gezelligheid. Ik hoop dat u de koets niet in de burgemeesterskamer zult zetten, maar in de huiskamer. U ziet mijn punt!

(Applaus)

De voorzitter:

Op zijn verzoek geef ik thans het woord aan de voorzitter van de Eerste Kamer, de heer Tjeenk Willink.

De heer Tjeenk Willink:

Mijnheer de voorzitter! Naar het woord van oud-senator De Rijk zijn er in Nederland eigenlijk maar twee soorten Kamerleden: leden, meestal van de Tweede Kamer, die moeite hebben met het standpunt van hun partij dat de Eerste Kamer moet blijven én leden, vaak van de Eerste Kamer, die moeite hebben met het standpunt van hun partij dat de Eerste Kamer moet worden opgeheven. U en ik, mijnheer de voorzitter, behoren zelf tot die twee soorten Kamerleden en beiden zijn wij in die zin dolerend. Het is een van de verklaringen, denk ik, voor de goede verstandhouding die tussen ons van het begin af heeft bestaan. Want geen betere verdediger dan een tegenstander en geen betere tegenstander dan een verdediger.

In de periode van uw voorzitterschap was er een publieke discussie over de functionele verschillen tussen beide Kamers. Die discussie culmineerde tijdens het laatste debat over de rapporten van de commissie die uw naam draagt, de bijzondere commissie vraagpunten, in de uitspraak van Thijs Wöltgens: ontbinden die Eerste Kamer! Het is de enige keer die ik mij herinner dat wij als voorzitters in de pers tegenover elkaar werden gezet. Een commentator schreef: zelfs de publiciteitsschuwe voorzitter van de Eerste Kamer voelde zich gedwongen te reageren. Het moet dus wel heel erg zijn geweest. Het heeft onze samenwerking allerminst in de weg gestaan, integendeel. Voor ons beiden waren de functionele verschillen tussen beide Kamers een gegeven. Ons beider angst was juist dat die functionele verschillen zouden wegvallen en de Eerste Kamer, al dan niet gedwongen, te veel op de Tweede zou gaan lijken. Overigens is het merkwaardig dat er geen vrees voor het omgekeerde bestaat. De kans dat de Tweede Kamer op de Eerste gaat lijken, wordt blijkbaar gering geacht. Want zover gaat de reflectie hier nou ook weer niet! Inmiddels – dit voor de geschiedschrijving – is de heer Wöltgens alweer anderhalf jaar, ook naar zijn eigen genoegen, lid van de Eerste Kamer.

Uitgaan van de functionele verschillen tussen beide Kamers is de tweede verklaring voor de goede verstandhouding die zich de afgelopen jaren tussen ons ontwikkelde. Waar de functionele verschillen in discussie zijn, is het geboden de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid scherp in het oog te houden. Onze samenwerking was dan ook een uiting van die gemeenschappelijk gevoelde verantwoordelijkheid. En omdat het politieke primaat bij de Tweede Kamer ligt, kan het succes van die samenwerking vooral op uw conto worden bijgeschreven. Die samenwerking kwam op een aantal manieren tot uiting.

Allereerst in de personele bijstand die in tijden van nood direct vanuit de Tweede Kamer werd geboden. Dat heeft ertoe geleid dat het hoofd van de Griffie en twee plaatsvervangend griffiers in de Eerste Kamer van deze zijde afkomstig zijn. Ook dat heeft de dagelijkse samenwerking tussen beide Kamers vergemakkelijkt.

Vervolgens in de gemeenschappelijke bemoeienis met wat mijn voorganger "Holland International" placht te noemen, het reiswezen, en meer recent in het overleg over de gevolgen van de digitalisering voor het parlementaire werk.

Maar toch vooral kwam de samenwerking tot uiting in de planning van de werkzaamheden. Er is zojuist al even op gewezen. Sinds 1991 arriveerden alle financiële wetten die voor 1 januari door de Eerste Kamer moeten worden afgehandeld, vóór 1 december bij die Kamer. En sinds die tijd heeft de Eerste Kamer niet meer tussen Kerstmis en nieuwjaar hoeven te vergaderen. Men acht dat een verbetering, hoezeer ik ook zelf natuurlijk met nostalgie terugdenk aan bestudering van een wetsvoorstel tot verhoging van de benzineaccijns, letterlijk onder de kerstboom op tweede kerstdag. En, zoals u allen hier weet, zijn accijnzen een gevoelig onderwerp dat zich zelden met de kerstgedachte laat associëren.

Waar het de werkwijze van de Kamers betreft, zijn wij beiden detaillist. Vraag het onze medewerkers. Dat heeft natuurlijk te maken met onze persoon, maar ook met de opvatting over het politieke bedrijf. Korthals Altes heeft er laatst in de Eerste Kamer nog op gewezen dat democratie niet altijd tot de beste uitkomst leidt, maar wel de beste methode is om tot een uitkomst te komen. De werkwijze van de Kamers is een onderdeel van die methode, en daar kun je niet precies genoeg mee zijn.

Ook naar buiten toe hebben wij geprobeerd onze gemeenschappelijke verantwoordelijkheid uit te dragen. Als nummer twee en drie in het Nederlandse protocol stonden wij geregeld gezamenlijk op de rode loper in binnen- of buitenland. Wij hebben het er eigenlijk nooit over gehad, maar ik meen, dat wij dat beiden met genoegen deden vanuit de geruststellende zekerheid dat die loper na afloop van de officiële gebeurtenis weer werd opgerold.

Vanuit diezelfde gemeenschappelijk gevoelde verantwoordelijkheid hebben we ten slotte een aantal malen samen de pers te woord gestaan, onder andere over de verhouding tussen beide Kamers. Wij deden dat niet alleen, en misschien zelfs niet in de eerste plaats, vanwege hetgeen wij gezamenlijk te zeggen hadden, maar omdat wij het belangrijk vonden het samen te doen, zoals de ministers Van Mierlo en Kinkel het laatst belangrijk vonden samen een artikel in een Nederlandse en Duitse krant te doen publiceren.

Hoogtepunt voor een voorzitter is ongetwijfeld het optreden in de andere Kamer. Dat u de Kamer heeft willen voorstellen mij vandaag de gelegenheid te geven hier het woord te voeren, acht ik een grote eer en een groot genoegen. Minder bekend is misschien uw laatste optreden in de Eerste Kamer, en wel in het kinderprogramma van de EO: De ark van Stekeltje. Omdat niet iedereen dat programma zal hebben gezien, leg ik even uit waarover het ging.

Hoofdpersoon in dat programma is Spijker, een egel met spijkers in zijn hoofd. Spijker is op het idee gekomen de functie van de heer Deetman, voorzitter van de Tweede Kamer, over te nemen. Omdat de egel vanwege zijn dubieuze reputatie vreest nooit tot voorzitter gekozen te zullen worden, steelt hij een nijlpaard uit de dierentuin die hem met zijn grote bek moet helpen. U, voorzitter, moet volgens het scenario alle creatieve zeilen bijzetten om dit alles te voorkomen. Dat leidt – het is een instructief programma – tot een rondwandeling op het Binnenhof die eindigt in de Eerste Kamer. In het programma – maandagmiddag vervroegd uitgezonden in verband met uw afscheid – vertelt u: We mogen hier helemaal niet komen; ik heb hier niets te zeggen, maar ik heb aan mijn collega, de voorzitter van de Eerste Kamer, gevraagd of wij even om het hoekje mogen kijken. Daarop constateert Spijker: Deze lui controleren dus wat jullie doen. U kunt niet anders dan dit bevestigen. Het deed mij genoegen van de ondervoorzitter te horen dat u dat hier intern ook vaak heeft verdedigd.

Omdat Spijker merkt dat hij geen vat op u kan krijgen, dreigt hij journalist te worden en slechte dingen over de voorzitter van de Tweede Kamer te gaan schrijven. Hier, helaas, helaas en noodgedwongen, eindigt het verhaal. Want door uw vertrek naar Den Haag blijft de afloop onbekend. Niemand weet dus of het de egel, tegen de bedoeling van de makers in, zal lukken u toch op te volgen. U begrijpt: ik ben wel de laatste daarover te speculeren, hoezeer uw opvolging mij, als collega-voorzitter, hooglijk interesseert. Laat ik in deze Kamer nu alleen zeggen, dat ik van mijn kant de goede samenwerking met uw opvolger – oorspronkelijk had ik in mijn tekst staat "met hem", maar daarin zou men natuurlijk direct weer een duiding zien – zeer graag zal voortzetten.

Ik kom nog even terug op het EO-programma. Helaas niet uitgezonden, maar wel opgenomen, is uw uitleg dat in de Eerste Kamer minder mensen zitten dan in de Tweede Kamer. De reactie van Spijker is: in de Eerste Kamer zijn ze slimmer en ze hebben daarom minder mensen nodig. U moet dat, zij het wat zuinigjes, beamen. Ik vind dat overigens wel weer een conclusie die voor het voorzitterschap van de Tweede Kamer kwalificeert.

Hooggeachte voorzitter, beste Wim, even alle gekheid op een stokje! In de laatste Kamerbode noem je als kwaliteiten die een voorzitter moet hebben: advies geven als collega's of bewindslieden daarom vragen, dat ook kunnen geven en absoluut waterdicht zijn. Die vertrouwensrol heeft een voorzitter te vervullen, met voorbijgaan aan zijn eigen standpunten en visies. Uit ervaring weet ik dat je die kwaliteit bezit, niet alleen voor collega-Kamerleden, maar ook voor een collega-voorzitter en niet alleen voor bewindslieden, maar ook voor een kabinetsinformateur. Ook daarvoor wil ik je bedanken. Want bij alle verklaringen die voor de goede verhouding in de afgelopen jaren kunnen worden gegeven, is er uiteindelijk één de belangrijkste: de persoonlijke waardering en vriendschap. Dat geldt niet alleen voor ons tweeën, maar ook voor onze partners, Margriet en Quintus. Daarom verheug ik mij ook persoonlijk op het feit dat je niet alleen in Den Haag blijft werken, maar er ook komt wonen.

Eén gemeenschappelijk optreden heb ik nog niet genoemd. Dat is het jaarlijks optreden in de Verenigde vergadering op de derde dinsdag van september. Als voorzitter van die vergadering heb ik dan de taak je niet alleen te benoemen tot voorzitter van de commissie van in- en uitgeleide, maar je na afloop ook weer te dechargeren. We hebben in de afgelopen jaren verschillende variaties bedacht voor de teksten die wij daarbij geacht worden uit te spreken. Ze zijn niet alle voor publicatie vatbaar. Ik houd het dus ook vandaag op de bekende formule. Ik dank je, waar het de Eerste Kamer der Staten-Generaal betreft, voor het verrichten van je taak en ontsla je, voor wat die Kamer betreft, van verdere verplichtingen.

(Applaus)

De voorzitter:

Thans geef ik het woord aan de minister-president.

Minister Kok:

Mijnheer de voorzitter! Graag wil ik namens de regering in deze zitting die gewijd is aan uw afscheid als Tweede-Kamervoorzitter, enkele woorden spreken.

Allereerst wil ik de heer Deetman graag van harte gelukwensen met zijn benoeming in een belangrijke nieuwe functie, het burgemeesterschap van Den Haag. Het moment van overgang van de ene taak naar de andere nodigt uit om kort stil te staan en even achterom en ook vooruit te kijken. Kamervoorzitter Deetman is reeds veelvuldig geportretteerd in diverse hoedanigheden. Als een rode draad door de gehele loopbaan heen valt op de dienstbaarheid aan het publiek belang: gemeenteraadslid, staatssecretaris en vervolgens minister van Onderwijs en Wetenschappen, voorzitter van de Tweede Kamer en straks burgemeester van Den Haag. De laatste stap is ook een overstap. Je zou kunnen zeggen: een terugkeer naar het gemeentelijke niveau. Waar het bij het raadslidmaatschap begon, zou je in zekere zin kunnen zeggen dat de cirkel nu rond is.

In zijn functies in de landelijke politiek heeft de heer Deetman aan beide zijden van het beleid gestaan. Vooral als minister bevond hij zich in de vuurlinie van een beleid in verandering. Ook toen al was het een woelige periode op het onderwijsterrein. In die periode werd veel, heel veel van de bewindsman gevraagd. Hij heeft zich in die periode en in die functie een man getoond die zich verantwoordelijk wist en weet, ook bij zware tegenwind.

Als Kamervoorzitter was het ook al geen tijd om het rustig aan te doen. De functie op zich biedt daartoe al weinig gelegenheid, maar de heer Deetman heeft het voorzitterschap bovendien op een veelzijdige wijze ingevuld. Hij liet zeer regelmatig van zich horen. Vooral de kwaliteit van het parlementaire werk en de band tussen burgers en de volksvertegenwoordiging hadden steeds zijn grote en warme aandacht, in de nieuwjaarstoespraken, maar ook bij vele andere gelegenheden.

Een van de manieren waarop hij het werk van het parlement aantrekkelijker wilde maken, ook voor de burger, was zijn streven naar een verlevendiging van het debat. In een aantal opzichten is de heer Deetman in deze opzet geslaagd, uiteraard geholpen door de bijdrage die daaraan door de geachte afgevaardigden zelf worden geleverd. Hem komt ook de eer toe dat hij de innovatieve verplaatsing van de algemene politieke beschouwingen van drie weken tot daags na Prinsjesdag op zijn naam mag schrijven.

De heer Deetman heeft zich ook op andere wijze beziggehouden met de positie van de volksvertegenwoordiging en met vraagstukken inzake het functioneren van het democratisch bestel. De werkzaamheden van de commissie die zijn naam mocht dragen, vormen daarvan een belangrijke illustratie.

Voor een kabinet is de Kamervoorzitter in zijn stoel natuurlijk een beeld dat altijd scherp op het netvlies staat: het rustpunt in het debat, maar ook de meester voor de klas die bepaalt of je een beurt krijgt, of je voor je beurt spreekt of dat je in aanmerking komt naar huis te gaan. Voor de wijze waarop de heer Deetman in al zijn hoedanigheden die voorzittersfunctie heeft vervuld, zijn wij hem zeer erkentelijk.

Nu vertrekt de heer Deetman dus uit de landelijke politiek. De geboren Hagenaar wordt Den Haags eerste burger. Ik zei het al eerder, het gemeentelijk beleid is voor hem niet nieuw. Een man met ervaring in de gemeenteraad van Gouda, maar ook als staatssecretaris en als minister van Onderwijs en Wetenschappen had hij veel met gemeenten te maken. Voor Den Haag geldt dan natuurlijk nog een pre. Ik heb gelezen dat de heer Deetman ook nog adoptieouder is van de Haagse wijk Transvaal. Ik wens hem toe dat het burgemeesterschap ertoe zal leiden dat hij als een echte burgervader van heel Den Haag zal worden beschouwd, die de grens tussen zand en veen overschrijdt.

Den Haag krijgt in ieder geval in de heer Deetman een zeer ervaren bestuurder, een betrokken en energieke burgemeester en een man die van doordouwen weet. Grote steden hebben vaak te maken met een cumulatie van problemen die het besturen zo spannend, maar soms ook zo weerbarstig maakt. Ik heb er geen twijfel over dat u, mijnheer Deetman, in uw nieuwe functie een belangrijke bijdrage aan de kwaliteit van het Haagse stadsbestuur zult leveren. Het zal stellig voldoening geven dat u burgemeester wordt van een stad waar het meer dan elders mogelijk is de contacten met de nationale politiek te behouden. Ook de internationale dimensies blijven volop aanwezig. Namens de regering wens ik u in uw nieuwe functie veel succes, in het belang van Den Haag en van zijn burgers.

Mijnheer de voorzitter! Niet zo lang geleden is in deze Kamer het inmiddels alweer zoveel besproken nieuwe decoratiestelsel behandeld. Uitgerekend de scheidende Kamervoorzitter zal het de regering niet euvel duidelijk dat zij op het moment van dit terugtreden met uiterste precisie en zeer scrupuleus toepassing geeft aan de letter en de geest van deze ook in deze Kamer met zoveel verve besproken beleidslijn. Het is mij een groot genoegen dat ik mag mededelen dat het Hare Majesteit de Koningin heeft behaagd u, naast de hoge koninklijke onderscheiding die u reeds mag dragen, te benoemen tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau.

Ik wens u, uw vrouw en allen die u lief zijn, veel geluk in Den Haag en alle goeds voor de verdere toekomst.

(Applaus)

De heer Deetman:

Geachte medeleden! Het past mij, allereerst de regering te danken voor de onderscheiding die mij zo-even is verleend. Ik ben daardoor zeer verrast. Ik dacht het nieuwe decoratiestelsel te kennen, maar ik moet vaststellen dat dit wel enigszins het geval was, maar toch niet voldoende. Ik realiseer mij heel goed, nu ik in het kader van het nieuwe stelsel de eerste ben die bij het vertrek uit deze Kamer de onderscheiding mag ontvangen, ofschoon ik ook weet dat de termijnen niet helemaal voltooid zijn, dat het bovenal ook de egards zijn van de regering ten opzichte van deze Kamer, die immers staatsrechtelijk een van haar twee tegenvoeters is.

Geachte medeleden! Nu het naar menselijke berekeningen de laatste keer is dat ik u aldus kan toespreken, zult u begrijpen dat ik, na bijna negentien jaar diverse rollen in de Binnenhofse arena te hebben vervuld, de Kamer met weemoed verlaat. Als Kamervoorzitter heb ik gepoogd boven de partijen te staan, niet kleurloos, maar wel met respect voor de politieke opvattingen van anderen. Geen onbeperkt respect overigens: door mij werden grenzen getrokken, daar waar men mijns inziens in de eigen politieke opvattingen de ander in zijn waardigheid aantastte en zonder respect bejegende.

Een Kamervoorzitter wordt geacht op te komen voor het goed functioneren van het staatsbestel, in het bijzonder voor de parlementaire democratie en voor de belangen van de Kamer in brede zin. Daarbij is er altijd wel wat te doen. Er zijn altijd vraagpunten te formuleren en te beantwoorden, maar de basis ligt toch vast en is weinig controversieel. Wij kunnen ons gelukkig prijzen dat onze parlementaire democratie en het koningschap niet alleen verankerd zijn in de formele regels van de wet, maar ook in het dagelijkse leven van politiek en samenleving.

Over het koningschap heb ik alleen de volgende opmerking. Op 28 juni 1979 zei de toen scheidende Kamervoorzitter, Vondeling, onder andere: "Ik hoop van harte dat het Huis van Oranje ons land en volk zijn diensten zal willen blijven verlenen". Ik heb de indruk dat deze opmerking ook zeventien jaar later nog brede ondersteuning heeft. Wij moeten ons ervan bewust zijn dat de toegenomen kracht van de schijnwerpers van de publiciteit, die voortdurend gericht zijn op het optreden van de leden van het Koninklijk Huis in het openbaar, of dat nu is ter uitoefening van hun functies dan wel privé, veel van hen vergt voor een goede taakvervulling.

Wat de positie van de Kamer betreft en het opkomen voor de democratie, was er voor mij enig werk aan de winkel vanwege het zogenoemde democratisch tekort in Europa, dat terecht zo wordt aangeduid. Met betrekking tot dit punt heb ik zowel binnen als buiten de Kamer en in het bijzonder ook in de vergadering van parlementsvoorzitters van de Europese Unie een actieve opstelling gekozen, wat overigens gelukkig eensgezind kon gebeuren met collega-voorzitter van de Eerste Kamer, de heer Tjeenk Willink.

Binnen de Kamer heb ik mij op twee momenten actief met de gang van zaken bemoeid. Allereerst ter gelegenheid van de behandeling van het wetsvoorstel ter ratificatie van het Verdrag van Maastricht, toen het ging over de betrokkenheid van de Kamer bij de definitieve toetreding van Nederland tot de EMU. Dat hoofdstuk is dus niet afgesloten. Vervolgens heb ik mij een wat actievere opstelling veroorloofd bij de implementatie van onder andere de Schengenakkoorden, alweer toen het ging om de betrokkenheid van de Kamer voorafgaande aan de besluitvorming en de controle daarop achteraf. Een procedure die min of meer zou lijken op die bij de ratificatie van verdragen, leek mij uit parlementair oogpunt onwenselijk.

Het probleem blijft dat bij overheveling van een deel van de besluitvorming naar Brussel, de democratische beïnvloeding en controle daarop voor een deel kunnen verminderen, vanuit het oogpunt van de nationale parlementen en in ieder geval van beide Kamers der Staten-Generaal bezien, omdat bij een aantal besluiten het Europees Parlement niet of nauwelijks in formele zin bevoegdheden heeft. Zo bezien dreigt het democratisch tekort eerder groter dan kleiner te worden – dat risico is er althans – ondanks alle inspanningen om oplossingen voor dit vraagstuk te vinden. Ik hoop van ganser harte dat het lukt volgend jaar tijdens de Intergouvernementele conferentie substantiële stappen vooruit te zetten.

Hierachter ligt een andere zorg die ik heb. De procedures van besluitvorming in Brussel worden, ook als het gaat om de implementatie van het beleid, gekenmerkt door ondoorzichtigheid voor de burger. Voor die burger is het niet altijd duidelijk wie waarvoor in persoon de politieke verantwoordelijkheid draagt. In Den Haag kan de burger in het algemeen bepaalde standpunten met bepaalde personen of politieke partijen verbinden. Die identificatie ontbreekt meestal in de Europese Unie. Op die manier wordt de afstand tussen het Brusselse Europa en de burger vergroot.

Natuurlijk, men spant zich thans in om de besluitvormingsstructuur volgend jaar strakker en doorzichtiger te maken en gelukkig zet de Nederlandse regering zich daarvoor in, alsook voor de versterking van de positie van het Europees Parlement. Toch zou enige argwaan geen kwaad kunnen wat betreft de mogelijke uitkomst, al was het alleen al omdat er zulke complexe zaken moeten worden geregeld en ook een uitbreiding van de Europese Unie in het verschiet ligt, althans is voorzien.

De kracht van een parlementaire democratie en – breder – van een democratie is gelegen in de openbaarheid van de publieke besluitvorming zoveel als maar mogelijk is. Wij ervaren bijna dagelijks aan het Binnenhof hoe kwetsbaar ons dat maakt, maar wij aanvaarden dat toch omdat we weten dat we anders in luchtkastelen terechtkomen. Gewerkt zou dienen te worden – ofschoon het gaat om een proces van lange adem – aan zoiets als een Europese publieke opinievorming, die uiteraard haar voedsel vindt in een onafhankelijke meer Europees en minder nationaal georiënteerde pers. Dat kan alleen bereikt worden wanneer de besluitvorming in Brussel zich op een royale manier in de openbaarheid gaat voltrekken, te beginnen bij de vergaderingen van de ministerraden. Daarvan zullen niet alleen het Europees Parlement maar ook de nationale parlementen voordeel hebben en dat kan bijdragen tot een vermindering van het genoemde democratisch tekort.

De reden waarom ik op dit moment nog eens zo nadrukkelijk stilsta bij Europa, is gelegen in de opvatting dat een goede en breed verankerde samenwerking binnen de Europese Unie een belangrijke garantie is voor vrede en welvaart in dit deel van de wereld.

Collega's! In de afgelopen zeven jaar heb ik meer oog gekregen voor de flexibiliteit waarmee de Kamer reageert op tal van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen teneinde haar eigen positie tegenover de regering niet te verzwakken. Dat geldt voor procedures, nieuwe vormen van onderzoek, hoorzittingen en werkbezoek; het geldt voor internationale contacten en het geldt ten slotte voor de informatisering in het publieke en maatschappelijke leven, die naar mijn overtuiging zal gaan leiden tot heel wat verandering in de werkwijze van de Kamer en de wijze van politiek bedrijven.

Het voor het zomerreces door de Kamer aanvaarde Presidiumvoorstel, neergelegd in de notitie Kamer-2000, zal er zeker toe bijdragen dat zonder al teveel mitsen en maren de flexibiliteit op een geruisloze manier zal worden gerealiseerd. Een voorbeeld van recente datum is in dit kader de aansluiting op Internet. Waar men zich ook bevindt – nu nog in Nederland, maar het zal dus ooit verder uitgebreid worden, sneller dan wij denken – indien men aanklikt op de Tweede Kamer, dan kan men de overzichten verkrijgen van de actuele agenda's van Kamer en commissies en, naar mij is verteld, kan men over ruim een jaar ook bij iedere agenda de inhoud van de desbetreffende stukken raadplegen. Ik vermoed dat deze verbeterde informatievoorziening voor de burgers en de grotere toegankelijkheid voor hen de nodige – laat ik het neutraal formuleren – interacties met de leden van de Kamer zullen kunnen opleveren.

Flexibiliteit was ook zichtbaar op het punt van de verhouding tussen monisme en dualisme. Op een bijna natuurlijke manier is de Kamer in de afgelopen vijftien jaar en in het bijzonder in de afgelopen zeven jaar het instrument van het parlementair onderzoek gaan hanteren. Zelf heb ik dat altijd toegejuicht en ik hoop dat ook in de toekomst dit instrument intensief zal worden benut. Parlementair onderzoek, inclusief enquêteonderzoek, versterkt de positie van de Kamer tegenover de regering, maar ook andere effecten zijn van belang. Parlementair onderzoek maakt ook publiekelijk zichtbaar hoe in complexe aangelegenheden overheid en particulieren op elkaar inwerken. Bovendien voorkomt parlementair onderzoek dat men al te zeer in de waan van de dag vervalt. Tenslotte maakt elk onderzoek aan eenieder die, van hoog tot laag, een taak heeft in het publieke domein, weer duidelijk dat Nederland sterk hecht aan een fatsoenlijk en deugdelijk bestuur. Men weet dat wanneer misstanden gaan ontstaan, de kans groot is dat vroeg of laat de zaak via een onderzoek wordt aangepakt. Op die manier gaat parlementair onderzoek ook vervaging van bestuurlijke normen en waarden tegen. Natuurlijk kan het parlementaire onderzoek qua techniek worden verbeterd, maar dat wil niet zeggen dat er te veel onderzoek is gedaan. Op dit moment – het is een merkwaardige samenloop van omstandigheden – is het overigens in dit opzicht ongewoon rustig in de Kamer.

Wat er in de afgelopen zeven jaar aan veranderingen in deze Kamer al zo aan de orde is geweest, laat ik nu rusten. Daarover is al het een en ander geschreven en zojuist ook gesproken. Naar aanleiding van de vriendelijke woorden van de eerste ondervoorzitter van de Kamer, collega Zijlstra, wil ik graag onderstrepen dat ik gedurende de afgelopen zeven jaar met heel veel plezier in het Presidium heb gewerkt. Dat geldt voor het huidige Presidium, maar dat gold ook het vorige, met mensen als Frits Castricum, Flip Buurmeijer, Dick Dees, Jan Franssen en Louise Groenman. De voorzitter is de enige vrijgestelde van de leden, maar – dat heb ik heel nadrukkelijk ervaren – hij kan niet functioneren zonder voortdurend overleg met de niet-vrijgestelde leden van het Presidium.

Ik heb bovendien ervaren hoe goed er samen te werken is in het Presidium, niet alleen tijdens de officiële vergadering, maar ook tijdens de informele bijeenkomsten. Ook in dat kader kon vriendschap opbloeien. Het Presidium is ook een ontmoetingspunt tussen het ambtelijk apparaat van de Kamer en de politiek. Daarbij denk ik niet alleen aan de ambtenaren van de Tweede Kamer, maar ook aan de vele fractiemedewerkers en persoonlijke medewerkers van Kamerleden, van wie ik er verschillende heb leren kennen. Zij dragen ertoe bij dat wij zo'n bonte, interessante verscheidenheid te zien geven. In het Presidium werden hun belangen en ideeën heel goed vertolkt door de fractiesecretarissen. Zij zijn niet qualitate qua lid van het Presidium, maar ik moet zeggen dat het wel heel goed uitkomt dat zij er toevallig deel van uitmaken.

Als Kamervoorzitter heb ik veel te maken gehad met de minister van Binnenlandse Zaken. Ik ben de heer Dijkstal en zijn voorgangers wijlen mevrouw Dales en de heer Van Thijn erkentelijk voor de wijze waarop zij altijd de huishoudelijke samenwerking met de Kamer hebben aangepakt; dat wil zeggen: met veel respect voor onze autonomie, maar toch ook nuchter.

Eveneens ben ik erkentelijk voor de samenwerking die ik heb mogen hebben met de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer in verband met de nieuwbouw en de uitbreiding van de Kamer. Steeds konden oplossingen worden gevonden en het heeft mij goed gedaan dat het kabinet er deze zomer toe kon besluiten om de laatste uitbreiding van de Kamer, gelegen aan de overzijde van het Plein, het vroegere ministerie van Buitenlandse Zaken – of liever gezegd: het Hof van Amsterdam – en het daarachter gelegen gebouw van het vroegere Rijksarchief, aan het totale bestand van de Kamer toe te voegen.

Over het parlement en de pers wordt wel gesproken in termen van een haat-liefdeverhouding. De parlementaire pers en ik zullen dit over en weer meer dan eens hebben ervaren, maar zonder een parlementaire pers werkt het parlement in een luchtkasteel. De samenwerking met de parlementaire journalisten en de parlementaire persvereniging heb ik steeds op prijs gesteld en gewaardeerd, meer dan ik om pedagogische redenen heb laten blijken. Ik moet zeggen dat ik de parlementaire pers erkentelijk ben voor het feit dat ze mij in de afgelopen zes maanden op de hoogte gehouden heeft, via de media uiteraard, van de ontwikkelingen tijdens de procedure van de benoeming van een burgemeester van een grote stad. Zelden was de informatie die ik kreeg voor mij zo nuttig, zelden was de informatie voor mij ook zo nieuw.

De beide Kamers der Staten-Generaal hebben ieder hun eigen positie en verantwoordelijkheid. Desondanks liep de samenwerking, eerst met de heer Steenkamp, daarna voor vele jaren met de heer Tjeenk Willink, vlot en snel, niet alleen in de zakelijke maar ook in de persoonlijke sfeer. Zo-even is daar al over gesproken. Ik meen dat hiervan allereerst beide Kamers in tal van opzichten voordeel hebben gehad. Maar daar was het voordeel niet toe beperkt, want per saldo gaat het erom dat de organen van ons staatsbestel, ook naar de burgers toe, op een normale, vlotte en goede manier samenwerken om op die manier gezag uit te stralen. Voor beide Kamers geldt dan dat dit ook de positie van, indien ik het woord in dit verband mag gebruiken, het parlement ten goede komt. Ik ben de collega, Herman Tjeenk Willink, dankbaar voor de goede persoonlijke contacten, die Margriet en ik mochten hebben met jou en met Quintus. Wat dat aangaat is de overgang naar Den Haag voor ons een verbetering.

De minister-president dank ik voor zijn hartelijke woorden. De samenwerking met u en met uw voorganger, de heer Lubbers, was vlot en plezierig. Er was over en weer vertrouwen indien er netelige kwesties procedureel, soms ook anderszins, moesten worden opgelost. Ik vermoed dat de samenwerking zo goed liep, omdat zowel u als de heer Lubbers steeds de positie van de Kamer volop recht wensten te doen. Wanneer er opgekomen moest worden voor de positie van de Kamer, was er voor mij niet echt veel werk te doen, in ieder geval niet publicitair; dat vond ik soms wel eens jammer.

Ik wil de griffier van de Kamer danken voor de samenwerking en voor zijn goede woorden. Die samenwerking is begonnen met uw voorganger, de heer Kerkhofs. Die samenwerking was voor mij steeds een genoegen en verrijkend. Ik heb in die samenwerking leren waarderen dat die niet alleen geconcentreerd werd op de activiteiten van het Presidium, maar dat daarbij ook medewerkers van de Kamer werden betrokken. Daardoor was het ook mogelijk om een aantal praktische veranderingen zonder al teveel problemen door te voeren, soms zelfs zonder echte besluitvorming.

Collega's! Er wordt veel gevergd van degenen die in de nationale politiek werkzaam zijn, niet alleen aan inzet maar ook aan tijd. Hiervoor worden in de persoonlijke sfeer offers gebracht. Ik ben mijn echtgenote en kinderen dankbaar dat zij mij in de afgelopen zeven jaar, maar ook in de jaren daarvoor, de ruimte voor mijn politieke werk hebben gegeven. Ook de actieve steun van mijn vrouw is voor mij onmisbaar geweest om mijn werk te kunnen doen zoals ik het heb gedaan.

In de afgelopen negentien jaar heb ik het voorrecht gehad in de nationale politiek meerdere functies te mogen vervullen. De politieke partij waartoe ik behoor, het CDA, heeft mij daarbij steeds het vertrouwen gegeven. Die politieke overtuiging van het CDA vindt uiteindelijk haar grondslag in het program van uitgangspunten, dat direct gekoppeld is aan de Bijbel als Gods Woord. Ik heb mij zeer wel gerealiseerd dat enkele centrale noties uit die politieke overtuiging in dat program van uitgangspunten ook door anderen met andere opvattingen worden gedeeld. Daarom heb ik geprobeerd het monopoliseren van principes te vermijden en daar waar mogelijk te streven naar bondgenootschappen. In de politiek telt per saldo niet wat er wordt gezegd, maar wat er wordt gerealiseerd.

Een van die breed gedeelde uitgangspunten voor het concrete politiek handelen is het gebod de naaste lief te hebben als jezelf. De realisering daarvan valt niet mee in een tijd waarin de wereld een dorp is geworden en wij dus van alles weten, maar ook niet wanneer men dichter bij huis blijft. Per saldo gaat dat gebod direct terug naar, is afgeleid van de oudtestamentische wet dat men de vreemdeling en diegene die behoeftig is, dient lief te hebben als jezelf.

In veel debatten in de Kamer staan in feite centraal de verantwoordelijkheid en de zorg voor diegenen met wie wij op de een of andere manier verkeren, direct of op afstand. Daarom wordt er, denk ik, in deze Kamer zo vaak een debat gevraagd over bijvoorbeeld – ik neem de afgelopen maanden maar – problemen in Afrika of de koopkracht hier te lande, of wordt gevraagd naar de wijze waarop mensenrechten aan de orde worden gesteld en nagekomen. Terecht, omdat het er uiteindelijk om gaat op welke manier mensen zowel nationaal als internationaal gezamenlijk in staat zijn een echte samenleving te vormen. Misschien zijn dit soort van debatten, die soms langdurig en detaillistisch zijn, voor deze Kamer ook wel een bijzonder kenmerk. Moge dat zo blijven.

Waarde collega's! U allen dank ik voor het vertrouwen dat u mij steeds hebt gegeven, een vertrouwen dat in de afgelopen zeven jaar kon toenemen. Ik ben u erkentelijk voor de ruimte die u mij hebt gegeven om mijn werk te doen, soms op mijn manier. U kunt ervan verzekerd zijn dat u allen in mij – ongeacht uw latere directe of indirecte besluitvorming over Haaglanden – de meest enthousiaste fan zult blijven vinden. Doen en laten zal ik met warme belangstelling blijven volgen, misschien af en toe voorzien van een enkele voetnoot, want ik zal politicus blijven.

Het ga u allen goed!

(Applaus)

De voorzitter:

Collega's, ik moet u mededelen dat ik vanavond verhinderd ben de vergadering bij te wonen en dat ik niet voorzie dat de Kamer morgen en zaterdag tussentijds in vergadering bijeen moet komen. Dat betekent dat dit voor mij de laatste kans is om de hamer over te dragen aan de eerste ondervoorzitter, de heer Zijlstra. Ik wil daarom, ofschoon ik formeel nog tot 1 december a.s. uw voorzitter ben, nu graag de hamer overdragen aan de heer Zijlstra en hem vragen de leiding van deze vergadering over te nemen.

(Applaus)

Voorzitter: Zijlstra

De voorzitter:

Ik deel de collega's mede dat vanaf 15.30 uur de receptie wordt gehouden. U ben allen van harte welkom in de Oude Zaal.

De vergadering wordt van 14.50 uur tot 20.00 uur geschorst.

Voorzitter: Lansink

Naar boven