Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, aan de orde te stellen in de vergaderingen van 3, 4 en 5 december:

1. de gezamenlijke behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 1997 (25000-XVI);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 1995 (slotwet) (24861);

  • - Financiële verantwoording van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het jaar 1995 (24844, nr. 19);

2. de gezamenlijke behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 1997 (25000-XV);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 1995 (slotwet) (24860);

  • - Financiële verantwoording van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over het jaar 1995 (24844, nr. 18).

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het Presidium heeft met eenparigheid van stemmen besloten te stellen in handen van de vaste commissie voor Financiën:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (uitbreiding definitie speur- en ontwikkelingswerk en verlaging urennorm in de zelfstandigenaftrek in verband met speur- en ontwikkelingswerk) (25076).

Het Presidium heeft de termijn waarbinnen de verslagen omtrent de suppletore begrotingen samenhangende met de Najaarsnota 1996 moeten worden vastgesteld, bepaald op woensdag 4 december te 12.00 uur. De beantwoording van de vragen dient plaats te vinden uiterlijk woensdag 11 december. De plenaire behandeling kan dan plaatsvinden in de laatste vergaderweek voor het kerstreces.

Met betrekking tot de orde van vandaag stel ik voor om van de agenda van heden af te voeren:

  • a. de Aanpassingswet privatisering ABP (24441);

  • b. de brief inzake telecommunicatiemarkt (21693);

  • c. het wetsvoorstel Grondwaterwet (24546).

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het schema ziet er dan voor vandaag als volgt uit. Eerst het Verdrag Vlaamse Gemeenschap (24434), daarna de voortzetting Buitenlandse Zaken (25000-V), direct na de avondpauze het VAO Teruggave energiebelasting en de heropening WOZ (25037).

Ik deel mee dat gezien de beschikbaarheid van de bewindslieden de begroting voor Buitenlandse Zaken heden moet worden afgerond.

Daarom stel ik voor, indien nodig, ook na 23.00 uur te vergaderen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Remkes.

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter! Ik heb begrepen dat voor de behandeling van het VAO Teruggave energiebelasting vanavond alleen staatssecretaris Vermeend aanwezig zal kunnen zijn. Wij zouden het zeer op prijs stellen wanneer die gedachtewisseling ook in aanwezigheid van de minister van EZ kan plaatsvinden. Wellicht kan worden nagegaan of dat mogelijk is.

De heer Crone (PvdA):

Ik ben het met het standpunt van collega Remkes eens.

De voorzitter:

Indien de minister tijdig aanwezig kan zijn, zullen wij dat zeker vragen.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer De Cloe.

De heer De Cloe (PvdA):

Voorzitter! De vaste commissie voor VoorzitterBinnenlandse Zaken heeft vanmorgen over de nota Lokale lastendruk gesproken met de twee staatssecretarissen. Namens de commissie zou ik u willen verzoeken het verslag van dat overleg op de agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek tegemoet te komen. Op het tijdstip zal ik later terugkomen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Versnel-Schmitz.

Mevrouw Versnel-Schmitz (D66):

Ik heb deze week gevraagd om de stemmingen in verband met de begroting van VROM uit te stellen en de Kamer heeft daarin toegestemd. Daar waren veel redenen voor. Nu doet zich het volgende voor. De moties over het milieu hebben niets te maken met de amendementen die er nog liggen over de architectuur en waren ook geen aanleiding om te vragen om een heropening van de beraadslaging. En nu zou men de moties buitengewoon graag al in stemming gebracht hebben en wel aanstaande dinsdag. Ik heb hiernaar geïnformeerd en het schijnt in technische, juridische zin te kunnen. Overigens hebben deze moties ook geen financiële consequenties.

Het betreft dan de moties 25000-XI, nrs. 21, 22, 25, 27, 31, 32, 34, 35 en 36.

De voorzitter:

Ik zie geen bezwaar om aan dit verzoek tegemoet te komen. Derhalve stel ik voor, aanstaande dinsdag over de genoemde moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rabbae.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! In een interview met Elsevier heeft minister Ritzen gesteld dat hij van mening is dat het wetenschapsbudget door de politiek wordt bepaald als het gaat om de thema's en de doelstellingen. Dit is in tegenstelling met datgene wat dezelfde minister heeft neergelegd in de nota Wetenschapsbudget, die op 25 november aan de orde zal zijn in deze Kamer. De gesprekspartners van de minister – de universiteiten, de NWO en de KNAW – zijn verbijsterd over de mededeling van de minister. Hij op zijn beurt, vindt deze gesprekspartners ongeloofwaardig. Dit is reden voor mij, voorzitter, om via u de minister om een brief te vragen waarin hij antwoord geeft op de volgende vragen.

Waarom komt de minister op dit moment met zo'n mededeling, die in strijd is met de nota Wetenschapsbudget? Is de nota inmiddels achterhaald als het gaat om dit aspect? En is de minister bereid om mijn vragen vóór 25 november te beantwoorden? Immers, op 25 november is de nota aan de orde in deze Kamer.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Verspaget.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Voorzitter! Ik wil een opmerking maken over het verloop van de vergadering van vandaag, zoals zojuist door u aangegeven. Gisteravond heeft de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken – de eerste termijn van de kant van de Kamer – geduurd tot twee uur 's nachts. Volgens het voorstel dat zojuist is aangenomen, zal vandaag vermoedelijk hetzelfde gebeuren. Ik vind dat toch een te zware en oneigenlijke belasting voor zowel de leden van de Kamer als de bewindslieden, die gisteren uit Goma en uit het Verre Oosten kwamen. Ik geef er de voorkeur aan om het verdrag inzake de samenwerking met Vlaanderen thans niet te behandelen, maar het te verschuiven naar een later tijdstip, en om voorrang te geven aan de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken die, zoals wij gisteren hebben afgesproken, vandaag om één uur zou worden hervat.

Mevrouw Roethof (D66):

Voorzitter! Mijn fractie sluit zich aan bij het verzoek van mevrouw Verspaget.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Ik heb er alle begrip voor dat de geachte collega weer iets wil verschuiven. Maar dan wordt het voor mij helemaal onmogelijk. Ik ben nú hier. Het gebeurt de laatste tijd te vaak in dit huis dat wij niet meer weten waaraan wij toe zijn. Daar wil ik u op attenderen, voorzitter. Iets wat eenmaal geagendeerd is, dient consequent te worden doorgezet. Als er eens een verandering wordt aangebracht, is dat oké. Maar dan moet het vervolgens niet wéér worden veranderd. Dan wordt het absoluut een brij waar wij niet meer doorheen komen. Voor de samenleving wordt dit onbegrijpelijk.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Ik heb alle begrip voor het verzoek van mevrouw Verspaget. Bij degenen die zwaar belast worden, reken ik uiteraard ook het personeel van de Kamer. Dit alles neemt niet weg dat erop gerekend is dat het verdrag met de Vlaamse Gemeenschap nu behandeld wordt. De twee staatssecretarissen zitten klaar in het regeringsvak en het is dan erg ruw om ze weer weg te sturen. Om politiek-inhoudelijke redenen, ook met het oog op de verhouding met België en met name Vlaanderen, is het van groot belang het verdrag met de Vlaamse Gemeenschap wel te behandelen.

De heer Zijlstra zou aan de voorzitter van vanavond kunnen verzoeken streng te zijn bij het toestaan van interrupties. Uiteraard moet hij daarbij rechtvaardig zijn. Ik heb begrepen dat de voorzitter van vanavond wel aan het verzoek van de heer Zijlstra wil voldoen.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzitter! Ik ben het eens met wat de heer Weisglas heeft gezegd ten aanzien van de behandeling van het verdrag met de Vlaamse Gemeenschap. Het is mij bekend dat er enige politieke betekenis aan wordt gehecht dat dit verdrag vandaag wordt behandeld. Daarom steun ik het voorstel van de heer Weisglas.

Vervolgens moet ik constateren dat de opmerking van mevrouw Verspaget zeer wel houtsnijdt. Gisteravond was de vergadering veel te laat afgelopen en we gaan op deze manier maar door. Ik houd het echter voor mogelijk dat we de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken op een fatsoenlijk tijdstip kunnen afronden, te weten omstreeks een uur of elf. Ik meen dat de heer Weisglas vanavond zelf in de voorzittersstoel zit en ik wil daarom het voorstel dat hij aan zichzelf deed, steunen. Dat voorstel hield in de voorzitter een extra mandaat te geven om vanavond krachtig met de hamer te zwaaien als dat nodig is.

De voorzitter:

Dat laatste gaat doorgaans op als je zelf geen woordvoerder bent. Ten aanzien van het gedane voorstel wil ik het volgende zeggen.

Ik blijf het een merkwaardig voorstel vinden. Gelet op het feit dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking nog uit Zaïre moest komen en het onduidelijk was op welk tijdstip hij hier kon zijn, heb ik gisteren het tijdstip van het geplande debat verschoven. Vannacht is het debat overigens om half twee beëindigd en niet om twee uur. Gisteren heb ik de hele avond de leden die deelnamen aan het debat, gevraagd toch vooral kort te zijn met hun inbreng, maar welke spreektijden werden gehanteerd? Ik heb het voorbeeld van de heer Van Traa genoemd: hij had 30 minuten spreektijd, maar heeft 1 uur en 8 minuten verbruikt. Dan ligt het aan uzelf dat het gisteren zo laat is geworden. Nu kan men zeggen: voorzitter, u kunt verbieden interrupties te plegen. Maar hoe gaat het in de praktijk? Er zijn altijd weer belangrijke zaken die aan de orde moeten komen. Ik ben dan niet bereid opmerkingen daarover te verbieden.

Gisteravond heb ik steeds de volgende lijn aangehouden: orden uw zaken zelf en zorg ervoor dat we op een fatsoenlijk tijdstip, mede met het oog op de belangen van de mensen die hier werken, naar huis kunnen gaan. Ik stel vast dat dit niet is gebeurd.

Bij het ordedebat is voorgesteld de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken op te schuiven naar half twaalf. Op voorstel van de Kamer is besloten dat tijdstip te veranderen in één uur, echter met dien verstande dat eerst het verdrag met de Vlaamse Gemeenschap zou worden behandeld. Verwacht mocht namelijk worden dat daarvoor ruimte zou zijn.

Ik wil de leden ook wijzen op het feit dat, toen ik gisteren dit voorstel deed, twee leden ingeschreven stonden voor het debat over de voorzittersvacature. Aan een dergelijke planning heb ik mij te houden. Ik kan voor een dergelijk debat geen uren inplannen zonder dat zich sprekers voor een debat van enkele uren hebben aangemeld. Het debat over de voorzittersvacature is uitgelopen, omdat niet twee maar tien leden aan het debat deelnamen. De dingen gaan dan zoals ze gaan, maar wij hebben toch maar tegemoet te komen aan de afspraken die wij vannacht om half twee zelf hebben gemaakt.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Voorzitter! We spreken hier niet over de orde van gisteren, maar over de orde van vandaag. Afgesproken was om vandaag om één uur het debat over de begroting van Buitenlandse Zaken voort te zetten. Ik betreur het buitengewoon dat, in tegenstelling tot wat verwacht was, het debat van vanochtend is uitgelopen. Ik zie niet in waarom het debat over de begroting van Buitenlandse Zaken niet op het afgesproken tijdstip kan aanvangen. Vanzelfsprekend is de heer Nuis bij dit debat van harte welkom. En wat betreft de heer Patijn: hij moet er toch bij zijn.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzitter! Ik wil een misverstand voorkomen. Ik heb absoluut niet beoogd kritiek uit te oefenen op de manier waarop u gisteren leiding gaf aan het debat. U was buitengewoon welwillend. Wij hebben ook een goed debat gehad. Met mijn opmerking beoogde ik slechts een zekere zelfdiscipline aan te brengen bij alle woordvoerders die de rest van deze dag moeten discussiëren. Ik behoor zelf ook tot die woordvoerders. Ik meen dat het mogelijk moet zijn de vergadering op een fatsoenlijk tijdstip af te ronden.

De voorzitter:

Ik begrijp de opmerking van mevrouw Verspaget absoluut niet. Wij hebben afgesproken dat vóór de voortzetting van de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken het verdrag met de Vlaamse Gemeenschap aan de orde zou zijn. Het is mij te gemakkelijk om nu te zeggen: dat doen we maar niet. Dat kunnen we wel besluiten, maar een dergelijk besluit lijkt mij volstrekt in strijd met datgene wat we hedennacht om half twee hebben afgesproken. Een afspraak die je 's nachts om half twee maakt, geldt bij mij ook de volgende dag. Hoe langer wij over dit onderwerp praten, hoe later het wordt. Daarom stel ik voor tot de behandeling van het Vlaams verdrag over te gaan.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven