Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het Presidium heeft met eenparigheid van stemmen besloten, te stellen in handen van:

a. de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken:

  • - het voorstel van wet van de leden Van Heemst en Korthals tot wijziging van de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met maatregelen tegen overlast bij gebruik van woningen, woonketen, woonwagens en andere gebouwen (Wet Victor) (24549);

  • - het wetsvoorstel Aanpassing en intrekking van een aantal wetten in verband met de opheffing van adviesstelsel in zaken van algemeen verbindende voorschriften en beleid van het Rijk alsmede enkele overwegend technische aanpassingen van een aantal wetten (Aanpassingswet herziening adviesstelsel) (24749);

b. de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Scheepvaartverkeerswet in verband met de wijziging van de bepalingen met betrekking tot het varen onder invloed (24753);

c. de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de artikelen 1 en 3 van de Wet collectieve preventie volksgezondheid (24748).

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van een wetgevings- c.q. nota-overleg met stenografisch verslag op:

maandag 18 november:

  • - van 11.15 uur tot 23.00 uur van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat over het Infrastructuurfonds en het MIT.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Met betrekking tot het donderdag te houden IRT-debat, stel ik voor om, in afwijking van hetgeen het Reglement van orde hieromtrent bepaalt, bij wijze van uitzondering de volgende handelwijze te volgen met betrekking tot de indiening van moties. Mij is namelijk gebleken dat gerekend moet worden met de indiening van enkele tientallen moties. Teksten met betrekking tot die moties staan reeds vast. In dat debat gelden geen spreektijdbeperkingen.

Dit laatste in overweging nemend, alsmede het punt dat de teksten van de meeste moties vaststaan, stel ik voor dat de leden die moties niet behoeven voor te lezen maar aan te duiden, indien de teksten van die moties uiterlijk morgenavond 18.00 uur bij de griffie zijn ingediend, zodat zij op een groentje kunnen worden rondgedeeld.

Uiteraard blijft wel de vereiste gelden dat de motie pas hier in behandeling kan komen en deel kan uitmaken van de beraadslagingen als die motie, conform het Reglement van orde, in voldoende mate wordt ondersteund.

De moties die niet worden ingediend voor 18.00 uur morgenavond, zullen uiteraard wél moeten worden voorgelezen. Ik denk dat wij hiermee tijd besparen en dat het daardoor bovendien mogelijk is dat de leden onderling al voortijdig kennis kunnen nemen van de moties, waardoor het debat aan scherpte en daardoor aan diepgang zal winnen.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van 't Riet.

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Voorzitter! Ik heb een vraag aan de minister van Verkeer en Waterstaat op het gebied van de Landelijke organisatie slachtofferhulp. Het is namelijk zo dat wij eind van de maand een debat zouden hebben over verkeersveiligheid. Dat is verschoven naar september. Nu is deze organisatie afhankelijk van subsidie van de rijksoverheid. Die subsidie loopt op 31 augustus af. Dat betekent dat nu ontslagvergunningen moeten worden aangevraagd, wil men de procedure netjes laten verlopen. Nu heeft zowel de minister van Justitie als de minister van Verkeer en Waterstaat informeel gezegd dat zij de subsidie drie jaar willen continueren. Dit is echter een informele toekenning, waar de organisatie zelf niets mee kan. Ik wil de minister van Verkeer en Waterstaat vragen om, als coördinerend minister, zo spoedig mogelijk een brief aan de Kamer voor te leggen waarin deze zaak geregeld wordt, liefst vóór het reces.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Verspaget.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Voorzitter! De afgelopen tijd zijn de vijandelijkheden in Burundi aanzienlijk toegenomen. Er vallen nu meer dan 1000 doden per maand door etnisch geweld. De premier heeft opgeroepen tot bewapening. Wat de gevolgen daarvan zullen zijn, is voorspelbaar. Het is duidelijk dat het kleine aantal waarnemers niets kan uitrichten tegen het geweld. Ontwikkelingshulp is niet meer mogelijk. Vorig jaar heeft de regering de Kamer meegedeeld dat er permanent een militair noodhulpteam beschikbaar is. Het is duidelijk dat de vredesmacht noodzakelijk is om een verdere slachting te voorkomen. De VN hebben de afgelopen week geprobeerd om landen te interesseren voor zo'n vredesmacht.

Ik wil de regering een brief vragen om de Kamer te informeren, enerzijds over de wijze waarop de regering bevordert dat er een vredesmacht zal komen en anderzijds over de wijze waarop Nederland daaraan een bijdrage zou kunnen leveren. Ik wil de regering verzoeken om ons die brief zo snel mogelijk te zenden, opdat wij daarover eventueel nog voor het zomerreces zouden kunnen spreken.

De voorzitter:

Ik wil u er wel op wijzen dat reeds vorige week mondelinge vragen gepland waren over dit punt door de heer Hoekema. Door afwezigheid van de minister konden die vragen niet worden gesteld. Dat kan ook vandaag niet. Wat dat aangaat, is uw interventie van zoëven een herhaling van een voorgenomen interventie van een collega.

Wenst iemand het woord naar aanleiding van het verzoek van mevrouw Verspaget? Allereerst de heer Hoekema, daarna de heer Verhagen.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! Ik veronderstel dat de vorige week woensdag door mij aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie gestelde schriftelijke vragen snel zullen worden beantwoord. Ik zou daarop in ieder geval willen aandringen.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Ik hoop dat de vragen van collega Hoekema snel beantwoord worden. In aanvulling op de vragen van mevrouw Verspaget vraag ik het kabinet welk standpunt het inneemt, mede gelet op de uitspraken die minister Pronk terzake heeft gedaan. Wil het kabinet in die brief ook nader ingaan op de vraag wat er veranderd is in de houding van de regering en het leger van Burundi die iedere keer afwijzend gereageerd hebben op de komst van een vredesmacht?

De heer Weisglas (VVD):

Ik ondersteun expliciet de vraagstelling zoals die is geformuleerd door de heer Verhagen.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Voorzitter! Ik moet mij excuseren. Ik was vorige week in Bosnië en daardoor wist ik niet dat de heer Hoekema mondelinge vragen wilde stellen. Het is niet mijn gewoonte om oncollegiaal te zijn. Ik ben blij dat hij reeds vorige week het initiatief heeft genomen en ik ondersteun de vragen die door de anderen zijn gesteld.

De voorzitter:

Dan stel ik voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, met de wens daaraan toegevoegd dat de schriftelijke vragen, gelijktijdig met de brief, separaat zullen worden beantwoord.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik meen dat het twee weken geleden was dat een aantal fracties, waaronder de fractie van GroenLinks, hier tijdens de regeling van werkzaamheden aandacht heeft gevraagd voor het nieuws dat via NRC Handelsblad en de IKON tot ons gekomen is over het drama in Srebrenica vorige zomer. Dat nieuws was voor diverse fracties aanleiding om de regering een nadere brief te vragen op basis van een aantal concrete, bij die regeling van werkzaamheden gestelde vragen. Die brief is, voorzover ik weet, vrijdag aan de pers overhandigd en helaas pas maandag bij de Kamer binnengekomen. Wij hebben het zaterdag allemaal in de krant kunnen lezen.

Voorzitter! Voor mijn fractie is die brief aanleiding om het kabinet nadere vragen te stellen in een plenair debat. Dat heeft onze uitdrukkelijke voorkeur. Daarbij zou ook en dat is niet het onbelangrijkste punt in min of meer definitieve zin de vraag moeten worden beantwoord, of de Nederlandse regering enige initiatieven wil nemen om te komen tot een internationaal onderzoek terzake. Die vragen willen wij de regering graag stellen in een plenair debat. Ik vraag de voorzitter daarom of de brief die wij gisteren gekregen hebben, aan de agenda van de Kamer kan worden toegevoegd, zo mogelijk deze week. Het zou goed zijn als ook de minister-president bij dat debat aanwezig is.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Ik denk niet dat onze opvattingen zeer uiteenlopen, maar los van de inhoud van het verzoek van collega Rosenmöller, geef ik er toch de voorkeur aan om de brief allereerst in een procedurevergadering van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie te bespreken. Ik sluit niet uit dat het later een vervolg krijgt in een plenair debat, maar ik hecht eraan om eerst een procedurevergadering te beleggen om eens even precies naar de modaliteiten te kijken in plaats van direct al een plenair debat te arrangeren.

De heer Valk (PvdA):

Voorzitter! De PvdA-fractie was zeker niet voornemens om deze brief voor kennisgeving aan te nemen. Wij vinden dat er in de Kamer ook zeker vervolg aan moet worden gegeven, maar op welke wijze, hoe en wanneer, dat zou naar onze opvatting eerst besproken moeten worden in een procedurevergadering van de vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie.

De heer Blaauw (VVD):

Voorzitter! Ik kan mij de haast van de heer Rosenmöller goed voorstellen, want wij naderen natuurlijk het reces. Wat dat betreft is het goed dat het gemeld wordt als er een debat over moet komen. Maar ik wil toch ook eerst de zaak in commissieverband laten bekijken, want het zou best mogelijk kunnen zijn dat bepaalde vragen in dat debat voorkomen kunnen worden, doordat zij bij een schriftelijke ronde gesteld zijn.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! Er zijn diverse modaliteiten denkbaar wat betreft de follow-up van de brief van de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie. Mijn fractie geeft er de voorkeur aan, zo mogelijk deze week daarover te spreken in een procedurevergadering met beide betrokken commissies.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb voor deze procedure gekozen, omdat wij allemaal weten dat wij over ruim twee weken met zomerreces gaan. Ook als ik de collega's hoor, lijkt het mij niet wenselijk om dit onderwerp over het zomerreces heen te tillen. Ik begrijp het heel goed als zij zeggen dat hieraan een parlementair vervolg moet worden gegeven.

Ik heb gehoord dat mijn collega's er de voorkeur aan geven om dit punt in een procedurevergadering verder te bespreken. Dit heeft niet mijn eerste voorkeur, zoals ik heb geargumenteerd, ook omdat wij twee weken geleden in de Kamer tamelijk omstandig om aandacht gevraagd hebben, maar natuurlijk zal ik mij erbij neerleggen. Mijn inzet in de procedurevergadering zal zijn, in een combinatie van zorgvuldigheid en snelheid dit thema plenair te agenderen, opdat wij in het belang van de mensen zelf en in het belang van de openstaande vragen in een debat met de regering zo snel mogelijk eruit kunnen komen.

De voorzitter:

Ik stel de Kamer voor, over het verzoek van de heer Rosenmöller te beslissen bij een volgende regeling van werkzaamheden: óf morgenmiddag, óf donderdagmiddag. De commissie kan dan eerst een procedurevergadering houden, want de brief is er al. Hierbij kan de commissie wellicht in overweging nemen dat de minister van Buitenlandse Zaken deze week wegens verblijf in zijn werkgebied – dat is dus alles buiten Nederland – niet beschikbaar is om hier te zijn en dus het debat, indien het deze week plaatsvindt, moet worden gevoerd met de minister van Defensie en de minister van Buitenlandse Zaken ad interim, de minister-president.

Ik onderstreep het punt van de druk op de kameragenda in de komende twee weken. In uren hebben wij heel veel tijd ter beschikking, maar ik vermoed dat men niet al die uren vanaf maandag in deze zaal wil spenderen. Alles wat wij deze week kunnen doen, is winst voor de laatste twee weken. Hiermee heeft de heer Rosenmöller een punt.

Overeenkomstig het voorstel van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Hendriks.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Ik wil u op dit moment een belangrijke zaak ter ore brengen. Op de agenda staat de voordracht voor kandidaten voor de Hoge Raad.

De voorzitter:

Wilt u nu over dit punt praten?

De heer Hendriks:

Op dit moment wil ik het u voorleggen.

Omwille van een zorgvuldige besluitvorming verzoek ik u, kamerstuk 24720 van de agenda van hedenmiddag af te voeren en op korte termijn een debat te houden. Ik hoop dat u aan mijn verzoek kunt voldoen.

De voorzitter:

Ik wijs u erop dat deze zaak is voorbereid door de vaste commissie voor Justitie en dat reeds enkele weken geleden is voorgesteld om hedenmiddag te stemmen. Daarom moet ik de zeer kritische opmerking maken dat uw interventie enigermate aan de late kant is, ook tegen de achtergrond dat de vaste commissie voor Justitie over deze zaak van gedachten heeft gewisseld volgens de gebruikelijke procedurele weg van voordrachten voor de Hoge Raad. Ik adviseer de Kamer dan ook niet op uw verzoek in te gaan, gegeven de voorbereidingen van de vaste commissie voor Justitie. Het gaat ook om personen.

De heer Hendriks:

Mijn informatie luidt anders, namelijk dat binnen de vaste commissie voor Justitie geen beraad over deze voordracht is gehouden. Helaas moet ik u zeggen dat ik persisteer bij mijn voorstel, want het gaat om de geloofwaardigheid van het hoogste rechtscollege. Omdat er op dit moment aanwijzingen zijn dat er een aanzienlijke verstrengeling...

De voorzitter:

U hebt het woord zo niet. Het gaat alleen over de orde, en niet over de inhoud.

De heer Hendriks:

Dan vraag ik u, de beraadslagingen toch te openen.

De heer Van der Burg (CDA):

Voorzitter! Als voorzitter van de vaste commissie voor Justitie kan ik datgene wat u net procedureel hebt medegedeeld, alleen maar onderschrijven.

De voorzitter:

Dan hoor ik graag het oordeel van de Kamer.

De heer Hendriks:

Heel graag.

De voorzitter:

Als u gaat zitten, kan ik vragen wie er voor of tegen het voorstel is.

De heer Hendriks:

Ik blijf graag hier staan om direct te kunnen antwoorden, als u mij toestaat.

De voorzitter:

Ik verzoek u te gaan zitten!

De heer Hendriks:

Dat zal ik zeker doen, maar mag ik dan op uw verzoek ook hier weer terugkomen?

De voorzitter:

Maar niet over dit punt! Gaat u eerst zitten!

De heer Hendriks:

Het gaat mij juist om dit punt!

De voorzitter:

Maar dat is nu niet aan de orde, want ik wil eerst het oordeel van de Kamer over uw verzoek om de beraadslagingen te openen of niet. Neemt u nu uw plaats in!

De heer Hendriks:

Dat zal ik zeker doen!

De voorzitter:

Wie is voor het voorstel van de heer Hendriks?

Ik constateer dat, afgezien van de heer Hendriks, niemand voor het voorstel is, zodat het is het verworpen. Straks stemmen wij over de voordracht.

Het woord is aan de heer Reitsma.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Het afgelopen weekeinde heeft ons via de media, onder andere het Rotterdams Dagblad en het Journaal, bereikt dat er een CRI-rapport schijnt te zijn omtrent TCR. Mijn fractie – en ik heb ook begrepen de fractie van de PvdA – heeft behoefte aan een brief van de ministers van Verkeer en Waterstaat en van Justitie over het rapport van de CRI, waarin wordt gemeld dat het strafrechtelijk onderzoek wordt tegengehouden. Het gaat dus om twee dingen. Het eerste is informatie vanuit de twee departementen of deze signalen juist zijn en het tweede is dat de Kamer met grote spoed het rapport van de CRI kan ontvangen.

De heer Blaauw (VVD):

Voorzitter! Ik begrijp het verzoek van collega Reitsma niet helemaal, want de werkgroep TCR is bezig het voorstel aan de twee commissies af te ronden. Daarbij worden alle elementen meegenomen. Wij hopen dat aanstaande donderdag om 10.00 uur af te ronden, opdat de vaste commissies voor Verkeer en Waterstaat en voor VROM daarover kunnen oordelen en een nader advies kunnen formuleren over de verdere gang van zaken.

De heer Van Waning (D66):

Voorzitter! Ik ben het uiteraard in algemene zin eens met de voorzitter van de werkgroep, maar ik steun toch wel het verzoek om dat CRI-rapport met zeer belangrijke nieuwe feiten op tafel te krijgen. Of dat via de werkgroep kan of anderszins, weet ik niet, maar ik wil het wel graag zien, voordat ik in die werkgroep kan komen tot een aanbeveling aan de vaste commissies.

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! Ik ben ook een klein beetje verbaasd over deze vraag. Er is een werkgroep TCR, waarin ook het CDA is vertegenwoordigd. De leden van deze werkgroep zitten niet stil. Aanstaande donderdag is er een vergadering en de belangrijkste stukken van het CRI-rapport zal ik dan aan de commissie over kunnen leggen. Die vraag kan veel beter via de werkgroep lopen. Als de heer Reitsma vraagt om een reactie van de minister op de publikaties, lijkt mij dat een nuttige zaak.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! De Kamer wacht met belangstelling de rapportage van de werkgroep af. Mijn fractie en die van de PvdA hebben er behoefte aan dat de Kamer thans het rapport van de CRI krijgt en verneemt hoe de bewindslieden daar tegenaan kijken. Mogelijk kan de werkgroep die informatie nog in haar rapportage betrekken. Ik handhaaf daarom mijn verzoek.

De heer Blaauw (VVD):

Voorzitter! Ik heb aangegeven wat naar mijn mening de beste lijn zou zijn, namelijk dat de werkgroep daar aanstaande donderdag nader over kan spreken. Wij hebben allemaal gehoord en gelezen wat er in de media over is verschenen. De werkgroep heeft alle elementen in het onderzoek betrokken. Dit is een nieuw element en wij zullen dat erbij moeten betrekken. Dan kan de vraag alsnog gesteld worden. Ik vind haar nu echter wat prematuur.

De voorzitter:

Nu een werkgroep uit de Kamer met een onderzoek doende is, acht ik het prudent het rapport af te wachten. Ik begrijp zeer wel de wens om inzage in de stukken te krijgen, maar ik zou de heer Reitsma in overweging willen geven om het scherp te markeren. Voorzover de werkgroep nog niet over het rapport zou of zou kunnen beschikken, stel ik voor het stenogram niet richting kabinet maar richting werkgroep te begeleiden, opdat zij daar ook op kan reageren en de Kamer zo nodig – als het rapport van de werkgroep is verschenen – de actie kan ondernemen waar u om vraagt. Dat lijkt mij een ordelijke gang van zaken.

De heer Reitsma (CDA):

Ik kan instemmen met die procedure, maar dan wel met het verzoek aan de werkgroep ook werkelijk deze week te rapporteren of deze actie wordt ondernomen. De Kamer dient immers met grote spoed dit rapport te hebben.

De voorzitter:

Dat begrijp ik. De heer Blaauw heeft dat zoëven al aangegeven, vandaar dat ik mijn voorstel op deze manier gedaan heb. Zo houden we de procedures en de onderlinge verhoudingen in het rechte spoor, zonder dat het punt wordt losgelaten. Dan zijn wij het eens geworden. Aldus zal worden gehandeld.

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Uit het jaarverslag van Streekvervoer Nederland is gebleken dat er voor het derde achtereenvolgende jaar sprake is van een daling van het aantal reizigerskilometers. Dat is niet geheel onverwacht, maar de daling was toch dramatischer dan wij hadden voorzien, namelijk 6%.

Ik ontvang graag een reactie van de minister op deze nieuwe cijfers en op de opmerking van Streekvervoer Nederland dat, als de bezuinigingen van 75 mln. op het stads- en streekvervoer volgend jaar doorgaan, het een drastische inkrimping van de dienstregeling overweegt en bovendien voor 500 mensen ontslag voorziet.

Ik zou de minister willen verzoeken hierover een brief naar de Kamer te zenden en wel op een zodanig tijdstip dat wij daarover nog voor het zomerreces overleg kunnen voeren met de minister.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven