Vragen van het lid Rosenmöller aan de minister van Binnenlandse Zaken, over diens opvatting, dat een voortijdig vertrek van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geen kabinetscrisis behoeft op te leveren.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! De afgelopen vrijdag werd nog alom voorspeld dat staatssecretaris Linschoten een zwaar weekeinde tegemoet zou gaan, maar zijn politieke bazen werd de spanning al te machtig. Terwijl de heer Linschoten zich gisteren nog moest verdedigen voor de tijdelijke commissie CTSV – de commissie-Van Zijl – waren het minister Dijkstal en de fractievoorzitter van de VVD, de heer Bolkestein, die ver voor de muziek uit liepen. Bolkestein verwachtte geen politieke gevolgen en Dijkstal was van mening dat een eventueel afgedwongen vertrek niet zal leiden tot een kabinetscrisis. Het deuntje van de vice-voorzitter klonk dus bepaald anders dan dat van de kersverse president van de Liberale Internationale. Ik had hem hier graag persoonlijk willen feliciteren, maar hij is er helaas niet.

Voorzitter! Daar waar de heer Bolkestein zijn in het moeras verzeilde staatssecretaris er aan de arm probeerde uit te trekken, was het de heer Dijkstal die koos voor een andere ledemaat. Door lekker aan het been van de staatssecretaris te hangen, probeerde hij hem toch weer wat verder in de modder te trekken. We weten overigens dat het begrip "solidariteit" binnen de VVD zo zijn eigen dynamiek heeft, maar dat het deze invulling kreeg, was zelfs mij onbekend. Als men aan die ledematen maar hard genoeg blijft trekken, hoef je als oppositie het proces alleen maar af te wachten.

Voorzitter! Houdt minister Dijkstal al zo serieus rekening met het aftreden van de heer Linschoten, dat de vraag of dat een kabinetscrisis zou betekenen nu al beantwoord moet worden? Of is er een andere reden voor die uitspraak en, zo ja, wat is dan die reden? Was de heer Linschoten op de hoogte van de mening van de minister? Is daarover met hem gesproken in het kabinet of tussen een paar bewindslieden of in het bewindsliedenoverleg? Wat vindt hij van de uitspraak van de heer Bolkestein, die zegt geen politieke gevolgen te verwachten voor de heer Linschoten?

Voorzitter! Ik heb ten slotte enkele vragen aan de heer Bolkestein, mogelijk te beantwoorden door de vice-fractievoorzitter. Kan hij een inhoudelijke onderbouwing geven van de uitspraak waarom politieke gevolgen niet te verwachten zijn? Ik ken die nog niet en ik heb daar helemaal nog geen oordeel over. Als het rapport van de tijdelijke commissie CTSV daartoe aanleiding zou geven, is hij dan nog dualist genoeg om de mogelijke politieke gevolgen wel te trekken? Wat is zijn opvatting over de uitspraak van de vice-premier?

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Het artikel in het Algemeen Dagblad, waarop de heer Rosenmöller zijn vragen baseert, is door de betreffende journalist geschreven nadat hij eerst een uur lang het programma Tros Kamerbreed persoonlijk had bijgewoond en mij daarna nog twee vragen heeft gesteld. In het artikel grijpen sommige elementen ook terug op mijn antwoord en andere op dat gesprek dat de heer Van Mierlo en ik bij Tros Kamerbreed hadden. Het was de 500ste uitzending met daarin een discussie over paars, hoe het gegaan is, of wij tevreden zijn en hoe het verdergaat. Het was een spannend uurtje! Het is wel van belang dat ik u meld dat ik in dat radioprogramma heb gezegd, dat ik van mening ben dat het kabinet al een heel eind op streek is met de uitvoering van het regeerakkoord en andere belangrijke zaken en dat, als het zo doorgaat en de kiezer aan het einde van de periode zegt dat het zo goed is, een voortzetting van zo'n coalitie tot de mogelijkheden moet behoren.

Het ging dus voornamelijk over het beleid. De journalist heeft toen ook gevraagd naar onze reactie op staatssecretarissen, die als gevolg van onderzoekingen van de Kamer in de belangstelling zijn gekomen. Ik heb in de uitzending op geen enkele manier gesproken over de heer Linschoten, maar ik heb wel iets gezegd over scheve schaatsen: als er een scheve schaats gereden wordt, moeten daaraan consequenties worden verbonden. Ik acht het echter niet gepast om in mijn verantwoordelijkheid iets te zeggen over collega-bewindslieden die onderwerp van onderzoek zijn bij de Kamer. Die verantwoordelijkheid ligt toch bij de Kamer en niet bij mij. Dat betekent dat ik op de vraag of ik serieus rekening houd met het aftreden, heb geantwoord dat ik daarmee op geen enkele manier en in geen enkel opzicht rekening heb gehouden. Die verantwoordelijkheid ligt niet bij mij maar in eerste instantie bij de Kamer. Ik wacht dat verder af. Ja. Ik wilde aangeven dat, wanneer er een beleid gevoerd wordt waarvan je denkt dat het goed is – als ik mij die vrijmoedigheid mag permitteren – ik het onjuist zou vinden wanneer, als de enquête leidt tot een politieke conclusie voor een bewindsman, daaraan onverbrekelijk de kabinetscrisis aan verbonden zou worden. Het gaat ons toch voornamelijk om de inhoud van het beleid?

Was de heer Linschoten op de hoogte van wat ik ging zeggen? Nee, want dat was ikzelf ook niet. Ik heb op de vragen van de journalist moeten wachten voordat ik het antwoord kon geven. Ik heb dat niet zelf bedacht. Hij stelde mij die twee vragen mede naar aanleiding van die uitzending.

Een oordeel over de uitspraak van de heer Bolkestein komt mij ook niet toe. Wat ik al eerder zei, de verantwoordelijkheid voor die parlementaire onderzoeken, met de politieke consequenties van dien, ligt natuurlijk bij de Kamer.

De heer Korthals (VVD):

Voorzitter! Allereerst namens de heer Bolkestein dank voor zijn benoeming tot president van de Liberale Internationale.

Hij heeft zaterdagavond zijn persoonlijke verwachting uitgesproken. Ik kan de heer Rosenmöller verzekeren dat, als het CTSV-rapport zodanig aanleiding geeft dat de fractie van de VVD een dualistische houding moet innemen, hij er zeker van kan zijn dat de fractie van de VVD zulks ook zal doen, in de goede traditie die de VVD op dit punt altijd heeft.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! De onschuld druipt ervan af bij minister Dijkstal. Ik meende te bespeuren dat hij een koutje op zijn stem had. Dat heb ik eerlijk gezegd af en toe ook. Een medisch advies kan dan misschien toch zijn dat je je uitspraken tot het hoogst noodzakelijke beperkt. Daarvan was volgens mij niet echt sprake! Zeker wanneer je dingen zegt waarop je het antwoord zelf nog niet weet.

Bovendien zegt minister Dijkstal, dat het niet met de staatssecretaris is doorgesproken omdat hij het zelf nog niet wist. Er zijn politici die soms nadenken voordat zij een antwoord geven. De vice-premier in ieder geval niet altijd.

Een van de winstpunten is natuurlijk wel dat de lopende parlementaire onderzoeken binnen het kabinet een bepaalde mate van nervositeit teweeg hebben gebracht. Dat was twee weken geleden in het debat naar aanleiding van de vraag van collega Marijnissen aan de minister-president over staatssecretaris Tommel ook al het geval. En nu is het een beetje zo met minister Dijkstal, die via zijn uitlatingen Linschoten toch laat vallen. En wij maar denken dat paars zo'n collegiale ploeg is, die met veel plezier elke vrijdagmiddag naar die ministerraad gaat. Ik weet niet of dat voor Linschoten ook nog geldt. Dat zullen wij de komende periode afwachten.

Ik heb nog een enkele vraag, voorzitter, in de richting van collega Weisglas. Hij was twee weken geleden degene die vond dat de minister-president nogal voorbarig was met betrekking tot zijn steun aan Tommel. Vindt hij nu ook dat zijn fractievoorzitter erg voorbarig is geweest met de steun die hij heeft uitgesproken aan staatssecretaris Linschoten?

Mijn slotvraag is, of collega Wolffensperger en collega Wallage de opvatting delen dat vooral Bolkestein hier zeer voorbarig en op een bepaalde manier onverstandig tekeer is gegaan. Ik denk dat het goed is dat wij allemaal zwijgen en wachten tot het belangrijke rapport van de commissie-Van Zijl er is.

Minister Dijkstal:

Voorzitter! Het heeft niet zoveel met mijn stem te maken. Ik heb mij in de beantwoording van de vragen van die journalist inderdaad tot het hoogst nodige beperkt. Ik heb zelf op geen enkele manier over de heer Linschoten gesproken. Dat doet de heer Rosenmöller wel en met een grote vrijpostigheid. Ik heb het niet over hem gehad. Het ging over een reactie op hetgeen eerder in een bredere context over die scheve schaatsen in Tros Kamerbreed werd gezegd. Ik heb niet over hem gesproken. Ik vind dat ook niet juist.

Als de heer Rosenmöller opmerkt dat het kabinet nerveus wordt van parlementaire onderzoeken, is dat niet het goede woord. Het is uit respect voor de Kamer, dat wij het allemaal zeer serieus nemen.

Wat de ministerraad betreft, ik vind de heer Linschoten een zeer gewaardeerd medelid van het kabinet. Ik kan u verzekeren dat hij ook bijdraagt aan de goede onderlinge verhoudingen waar de heer Rosenmöller zo over roemt.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Ik vond inderdaad twee weken geleden, samen met de heer Wallage, dat de minister-president wat voorbarig was ten aanzien van het WBL-rapport.

Het antwoord op de desbetreffende vraag van de heer Rosenmöller is, dat de president van de Liberale Internationale geen minister-president is.

De heer Wolffensperger (D66):

Voorzitter! Ik kan alleen voor mijzelf spreken. Ik vind het niet verstandig om namens mijn fractie een uitspraak te doen over de consequenties van een onderzoek dat nog loopt en waarvan ik de uitkomsten niet ken. In hoeverre van dat voor mijn gevoel wijze standpunt ook gebruik wordt gemaakt door de fractievoorzitter van de VVD en door de minister van Binnenlandse Zaken, laat ik geheel aan hun discretie over.

De heer Wallage (PvdA):

Voorzitter! Ik heb gepleit en blijf pleiten voor grote terughoudendheid in het vooruitlopen op conclusies van parlementair onderzoek. Dat geldt voor fractievoorzitters, dat geldt voor leden van het kabinet en dat geldt ook voor de gretigheid waarmee sommigen uitlatingen van anderen gebruiken om over dat onderwerp hier in de Kamer te debatteren.

Naar boven