Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Wallage.

De heer Wallage (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Mede namens mijn collega's Bolkestein en Wolffensperger verzoek ik u in de laatste week voor het zomerreces tijd te reserveren voor een fractievoorzittersdebat over Europa. Na de top van Florence en in het licht van de Intergouvernementele conferentie bestaat er bij ons behoefte met de regering van gedachten te wisselen over de hoofdlijnen van het beleid dat door ons land wordt gevoerd ten aanzien van de Europese Unie.

Op zichzelf beschikken wij over voldoende informatie voor dat debat, al wordt een korte rapportage over de gang van zaken tijdens de top van Florence op prijs gesteld. Wij hadden een dergelijk debat ook wel iets eerder willen voeren, maar wij hebben begrepen dat de minister van Buitenlandse Zaken een aantal verplichtingen heeft, dat hem feitelijk niet eerder beschikbaar doet zijn. Wat de spreektijden betreft, ga ik uit van een grondige gedachtenwisseling maar loop ik niet op uw nadere voorstellen vooruit.

De heer Heerma (CDA):

Voorzitter! Het lijkt mij een goede gedachte om hier voor het zomerreces nog over het onderwerp Europa te spreken. Zeker gezien de verschillen van opvatting die tussen regeringsfracties naar voren zijn gekomen in een debat onlangs in de Kamer over Europa alsmede in publieke discussies ter zake, lijkt het mij het onderwerp Europa te dienen om ook met het oog op het voorzitterschap van Nederland over enige tijd en de agenda van de IGC een debat te hebben in de door de heer Wallage gevraagde zin. Ik geef daaraan graag mijn steun.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil het verzoek ondersteunen dat de heer Wallage mede namens de heer Bolkestein en de heer Wolffensperger heeft gedaan. Ik zou het jammer vinden als het debat pas in de laatste week voor het zomerreces plaatsvindt, omdat het Europa-debat nu in volle hevigheid woedt. Als het niet anders kan, dan zal het een debat worden waarbij de resultaten van de top in Italië worden meegenomen. Ik zou mij kunnen voorstellen dat de minister-president, die bij die top Nederland primair vertegenwoordigt, ook bij dat debat aanwezig zal zijn. Ik wil deze suggestie graag meegeven.

De heer Ter Veer (D66):

Voorzitter! Ook wij praten natuurlijk graag veel, grondig en verantwoord over Europa. In navolging van wat de heer Rosenmöller zegt, zou ik de collega's erop willen wijzen dat wij ter voorbereiding van de aanstaande top al vooraf een overleg hebben met de minister-president, de minister van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris. Bovendien hebben wij de gewoonte om, nadat die top is geweest, die ook binnen de Kamer na te bespreken. Ik ben niet precies van de data op de hoogte. Ik weet dan ook niet of dat zich allemaal nog verdraagt met de start van het reces. In ieder geval steunen wij graag het verzoek om eind juni een royaal plenair debat in de Kamer te voeren.

De heer Wallage (PvdA):

Voorzitter! Wat het tijdstip betreft, zei ik al dat de collega's Bolkestein en Wolffensperger en ik op zichzelf dat debat wel iets eerder hadden willen hebben. Informeel contact met de minister van Buitenlandse Zaken leverde evenwel op dat dit hem in vrij grote problemen zou brengen. Dat laat onverlet dat als de behoefte daaraan in de Kamer leeft, de kamervoorzitter zal kijken of een eerder debat mogelijk is. Ik vind dat het ook formeel moet blijken. Onze inschatting is dat het er vanwege verplichtingen van de minister van Buitenlandse Zaken niet in zit, maar laten wij hier de normale procedure handhaven.

De heer Heerma (CDA):

Voorzitter! Ik begrijp dat er op 19 juni a.s. een algemeen overleg met de minister van Buitenlandse Zaken is voorzien ter voorbereiding op de top. Wellicht is die reservering in de agenda van de minister van Buitenlandse Zaken te gebruiken voor het debat zoals door collega Wallage bedoeld.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb natuurlijk te allen tijde begrip voor de agenda van de minister van Buitenlandse Zaken; geen misverstand daarover. Het lijkt mij dat de voorzitter kan constateren dat wij hier in de tweede helft van mei unaniem vinden dat zo'n debat wenselijk is. Het Europa-debat wordt evenwel al in volle hevigheid gevoerd; wij hebben daar allemaal een bijdrage in. Het lijkt mij naar buiten toe toch wat merkwaardig als wij dat debat in de Tweede Kamer over een week of vijf, zes laten plaatsvinden. Het kan wat mij betreft ook over een week of twee. De regering kan een korte notitie verstrekken. Ik denk dat elke partij globale opvattingen over Europa heeft geformuleerd. Er zijn verschillen van mening over, maar dat is helemaal geen probleem. Het lijkt mij dat zo'n debat over een week of twee tussen fractievoorzitters namens de partijen kan worden gevoerd. Dat is misschien ook een aanloop naar de top in Italië. De minister-president kan dat misschien nog eens meenemen.

De voorzitter:

Ik stel voor, te voldoen aan het verzoek van de heer Wallage om een Europa-debat te houden, waaraan fractievoorzitters voor zover zij dat wensen, deelnemen. Hiermee stemt de gehele Kamer in, stel ik vast.

Ik stel verder voor dat het debat voor de aanvang van het zomerreces plaatsvindt, dus zo spoedig als mogelijk, onder de aantekening dat de Kamer bij de invulling van de agenda's een voorkeur heeft. Die regel laten wij ook op onszelf los.

Indien onverhoopt dit debat in de laatste week plaatsvindt, dan stel ik, lettend op de belasting die wij normaal in de laatste week hebben, voor om dit tevens het debat te doen zijn naar aanleiding van de top in Florence.

Ik zal nadere voorstellen doen met betrekking tot de spreektijden.

Ik stel voor om niet alleen de minister en staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, maar ook de minister-president te vragen namens de regering bij dit debat aanwezig te zijn.

Ik zal de regering namens de Kamer vragen om een korte notitie, zodat wij een ordelijk debat kunnen hebben.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Linden.

De heer Van der Linden (CDA):

Voorzitter! Wij worden iedere keer opnieuw geconfronteerd met verderstrekkende financiële gevolgen van de BSE-affaire. Ik vraag u de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij te verzoeken een brief aan de Kamer te zenden met daarin de volgende elementen:

  • - een oordeel over de uitspraken van de voorzitter van het Produktschap voor vee en vlees met betrekking tot de inkomensderving voor de sector, de werkgelegenheidsaspecten (een verlies van 2000 à 3000 arbeidsplaatsen) en het omzetverlies;

  • - een inzicht in de ontwikkeling van het exportverlies van Nederland, België, Frankrijk en Duitsland;

  • - de maatregelen die andere landen nemen voor een tegemoetkoming van de opgetreden verliezen in met name de slachtsector;

  • - het opzetten van een kwaliteitsprogramma en promotiecampagne, gefinancierd uit niet alleen Europese middelen maar ook nationale middelen, die tegemoet kunnen komen aan de opgetreden verliezen.

Ik vraag de minister om daarbij ook exact inzicht te geven in de financiële consequenties van de vernietiging van de 64.000 kalveren en in de wijze waarop deze lasten worden gefinancierd.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Nieuwe cijfers van Europese visserijdeskundigen wijzen op een dramatische daling van de haringstand naar 500.000 ton. Die komt daarmee ruim onder het biologisch minimum van 800.000 ton. Greenpeace heeft dan ook gevraagd om onmiddellijke stopzetting van de haringvangst. Volgens het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij gaat het hierbij om voorlopige cijfers en zal in het najaar een advies worden gegeven aan de Europese Commissie. Mijn fractie vindt dat dit nogal lang duurt. Wij vragen ons af of het wel verantwoord is om zo lang te wachten met eventuele maatregelen, want met een beetje pech is het haringseizoen dan alweer voorbij.

Ik wil dan ook nu een brief aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij vragen, waarin hij een reactie geeft op deze cijfers en waarin hij aangeeft of hij het verantwoord vindt om zo lang te wachten met eventueel te nemen maatregelen en of hij wil bevorderen dat er nog vóór de zomer in Europees verband een overleg komt over deze cijfers en eventueel te nemen maatregelen.

De heer Van Waning (D66):

Voorzitter! De fractie van D66 steunt dit verzoek gaarne. Onze zorg over overbevissing in het algemeen mag bekend worden geacht. Bij de haring is het twintig jaar geleden ook nodig gebleken om een stop in te stellen. De urgentie onderschrijven wij ten volle.

De heer Huys (PvdA):

Voorzitter! Ik wil dat verzoek graag ondersteunen. Misschien kan er een aanvullende vraag bij worden gesteld, namelijk of het mogelijk is om tussentijds te stoppen, welke financiële consequenties dat voor de sector zou kunnen hebben en hoe een en ander zou moeten worden opgelost.

De heer Janmaat (CD):

Mijnheer de voorzitter! Misschien kan de regering daarbij direct aandacht geven aan het internationale aspect van deze zaak, want Nederland is beslist niet het enige land in Europa dat over een vissersvloot beschikt. Als alleen aan de Nederlandse vissers beperkingen worden opgelegd, ziet de CD daar niets in. Ik hoop dus dat de regering dat aspect direct meeneemt.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Leers.

De heer Leers (CDA):

Voorzitter! In Het Financieele Dagblad van zaterdag jongstleden is in een hoofdartikel bericht over een bespreking op het ministerie van Economische Zaken over de positie van de buitenland-kamers van koophandel. Volgens een woordvoerder, die ook geciteerd wordt in het artikel, zijn er tijdens deze besprekingen signalen afgegeven die wijzen op een beëindiging van de zogenaamde gedelegeerde taak aan die kamers van koophandel. Men begrijpt dat naar aanleiding daarvan grote onrust is ontstaan, zeker na de eerdere bezuinigingen. Daarmee is de positie van die buitenlandkamers op de tocht komen te staan.

Namens de CDA-fractie wil ik dan ook vragen om een brief van de staatssecretaris van Economische Zaken. Daarbij nodig ik haar uit om aan te geven welke afspraken er over de buitenlandkamers zijn gemaakt en hoe zij aankijkt tegen de positie van de kamers van koophandel in het buitenland. Ik verzoek haar tevens aan te geven welk verband er bestaat met de voorgenomen omvorming van de EVD tot een agentschap en welke gevolgen het in de toekomst zelfstandig uitvoeren van de gedelegeerde taak door het Rijk heeft voor de consulaten, zowel qua personeelsbezetting als qua samenstelling.

De heer Van Walsem (D66):

Voorzitter! De fractie van D66 deelt de zorg die de heer Leers met zijn vragen tot uitdrukking heeft gebracht. Zij ondersteunt zijn verzoek dus.

De heer Klein Molekamp (VVD):

Voorzitter! De heer Van Walsem haalde mij mijn woorden namens de VVD-fractie al uit de mond.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Biesheuvel.

De heer Biesheuvel (CDA):

Voorzitter! Als wij Het Financieele Dagblad van vanochtend mogen geloven, zou er een knallende ruzie zijn tussen het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de werkgevers- en werknemersorganisaties over de sectorindeling van het Nederlandse bedrijfs- en beroepsleven. Nu is dat niet onbelangrijk, omdat wij de nieuwe WAO-wet, de PEMBA-wet eigenlijk niet kunnen behandelen voordat wij daar nadere gegevens over hebben gekregen. Dit is namelijk van essentieel belang, willen wij een voorstel inzake premiedifferentiatie WAO inhoudelijk kunnen beoordelen.

Ik wil het kabinet dan ook verzoeken om ons inzage te geven in het verschil van mening over dit probleem van de sectorindeling en aan te geven wanneer wij die sectorindeling kunnen bezien. Het zij nog eens herhaald, de nieuwe WAO-wetgeving kan onzes inziens niet verantwoord behandeld worden als de sectorindeling niet duidelijk is gemaakt aan de Kamer.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven