Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een algemeen overleg inzake het beleidsvoornemen met betrekking tot de vestigingsplaats van het Marine elektronisch en optisch bedrijf (MEOB) (24400 X, nr. 99).

De voorzitter:

Het gaat om een twee-minutendebat, hetgeen wil zeggen om slechts één termijn. Het gaat niet om de voortzetting van het debat, maar om een afronding door indiening van een of meer moties waarop de staatssecretaris kan reageren.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Als ik vanavond naar de tribune kijk, komt maar één vraag bij mij op: laat paars paars vallen of niet? Maar nu ter zake.

De doelmatigheidsoperatie binnen Defensie houdt een enorme bezuiniging in. Zij houdt ook in dat krijgsmachtbreed interservicebedrijven worden gerealiseerd in plaats van drie gelijksoortige bedrijven voor afzonderlijke krijgsmachtonderdelen; zo ook voor de hogere onderhoudsbedrijven, zoals het MEOB in Oegstgeest. In het rapport van de projectgroep Onderhoud en logistiek werd verplaatsing naar Rhenen als optimale doelmatigheidsoplossing aangegeven. Er valt op die oplossing af te dingen, maar in ieder geval was de defensiedoelstelling ten aanzien van doelmatigheid gehandhaafd. De staatssecretaris heeft om politieke redenen nu gekozen voor verplaatsing naar Den Helder: niet de beoogde doelmatigheidswinst, maar een jaarlijks structureel verlies van 8,6 mln. en geen interservicebedrijf. Er is ook geen voldoende aangetoonde werkgelegenheidsimpuls voor Den Helder, wat in feite het enige argument was om naar Den Helder te gaan.

De verhuizing leidt er in ieder geval toe dat ook in de Leidse regio met zijn bijna 10.000 ingeschreven werkzoekenden een nieuw probleem ontstaat. Daar wordt reële werkgelegenheid weggehaald. In het kader van hetzelfde regeringsbeleid worden Melkert-banen toegewezen aan die Leidse regio ter verbetering van de werkgelegenheidssituatie.

Wat wil de CDA-fractie? De CDA-fractie wil de toekomst van het MEOB blijven bekijken vanuit de doelmatigheidsinvalshoek en vanuit de optiek van de interservicebedrijven. Het bij voorbaat niet realiseren van de reeds ingeboekte doelmatigheidswinst leidt alleen maar tot problemen die elders binnen de toch al onder druk staande defensieorganisatie moeten worden opgelost. Om die redenen vragen wij de staatssecretaris zijn besluit te herroepen en vestigingsopties te bekijken op basis van juiste aannames, uitgaande van interservice en doelmatigheid. Namens de CDA-fractie leg ik dan ook de volgende motie aan de Kamer voor, die mede wordt ingediend namens de heren Poppe en Rosenmöller.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening, dat een beslissing over de toekomstige vestiging van het Marine elektronisch en optisch bedrijf genomen moet worden in het kader van de doelmatigheidsoperatie;

constaterende, dat de thans voorgestelde verplaatsing van het MEOB van Oegstgeest naar Den Helder niet in overeenstemming is met de doelstelling van vorming van interservicebedrijven;

van mening, dat de werkgelegenheidsimpulsen die van verplaatsing uit zouden moeten gaan voor de regio Den Helder onvoldoende aangetoond zijn;

verzoekt de regering af te zien van verplaatsing van het MEOB naar Den Helder en de Kamer binnen drie maanden een nieuw voorstel voor te leggen met betrekking tot de vestiging van het MEOB,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Hoeven, Poppe en Rosenmöller. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 102 (24400 X).

De heer Poppe (SP):

Mijnheer de voorzitter! Het Marine elektronisch en optisch bedrijf (MEOB) is geworteld in de regio. Dat blijkt ook uit een onderzoek van het Regionaal economisch overleg Duin- en bollenstreek. Er is sprake van een netwerkachtige structuur waarin de bedrijven zitten en waar het MEOB een integraal onderdeel van uitmaakt. Ook het personeel is geworteld in de regio. Ik noem de kinderen, de sportverenigingen; u kent het allemaal wel. Als je dat bedrijf zo uit het gebied wegrukt en overplaatst, weet u hoe dat gaat: dan breken de wortels en verdroogt zo'n plant.

De staatssecretaris heeft mij er in het algemeen overleg op geen enkele wijze van kunnen overtuigen dat het een nuttige functie heeft om het MEOB naar Den Helder te verplaatsen. Dat is niet nuttig voor de plaatselijke werkgelegenheid in Den Helder en zeker niet voor de situatie die dan verslechtert in Oegstgeest. Eigenlijk kwam het standpunt van de staatssecretaris op het volgende neer: wij hebben nu eenmaal een soort afspraak gemaakt en daar houd ik mij aan; verdere argumenten doen er niet toe.

Het personeel heeft ijzersterke argumenten aangevoerd om het MEOB als "paars" bedrijf in Oegstgeest te behouden. Dat is dan ook de reden waarom wij de motie van mevrouw Van der Hoeven van harte steunen. Anders dreigt de situatie te ontstaan dat het bedrijf in kwaliteit achteruitgaat, omdat mensen, onmisbaar deskundig personeel, niet meeverhuizen. Bovendien zullen er in de regio Duin- en bollenstreek lokaal grote problemen ontstaan. Verder zal de situatie in Den Helder er ook niet veel beter op worden, omdat familieleden van het personeel daar werk zullen gaan zoeken. Daardoor zullen er alleen maar spanningen ontstaan op de arbeidsmarkt in Den Helder.

Kortom, voorzitter, het voorstel van de staatssecretaris is een onding. Wij willen daar niet aan meedoen.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Veertig jaar en tien dagen geleden werd ik geboren in Den Helder. Gezien het arbeidsverleden van de staatssecretaris, zou je zeggen dat dat een band schept. Ik ben echter bang dat, waar het de verhuizing van het MEOB naar Den Helder betreft, de meningen blijven botsen. Collega Leoni Sipkes heeft dat in het algemeen overleg al helder verwoord namens onze fractie.

Wij vinden het zeer teleurstellend dat de staatssecretaris volhardt in zijn stellingname, temeer omdat hij in zijn brief van gisteren zelf ook aangeeft dat het qua doelmatigheid zeker niet de beste en de goedkoopste oplossing is. Dat was echter een van de twee hoofdargumenten die hij in het algemeen overleg heeft genoemd. Waarom komt hij overigens zes weken na het algemeen overleg en een dag voor de plenaire afhandeling nog met een korte brief? Heb ik het goed dat daar in essentie nauwelijks iets nieuws in staat?

Ook het tweede motief van de staatssecretaris vinden wij zeer discutabel. Dit betreft de werkgelegenheidssituatie. Ook de brief van gisteren voegt op dat punt nauwelijks iets toe. Het is slechts het verschuiven van werkgelegenheid van de ene zwakke regio naar de andere zwakke regio. De staatssecretaris verwijst ook in zijn brief van gisteren nog eens naar het begrotingsdebat dat heeft plaatsgevonden. Lezing en herlezing leren ons echter dat slechts twee van de collega's – niet onbelangrijk, maar in de huidige politieke verhoudingen kan dat geen meerderheid zijn – zich toen over die situatie hebben uitgelaten. Vervolgens heeft de staatssecretaris toegezegd zich hier nog eens in te verdiepen met zijn collega's. Er zou overleg plaatsvinden, ook over de problematische en zorgelijke situatie met betrekking tot de werkgelegenheid in Noord-Holland-noord. Wij hebben daar nog nooit een rapportage van gezien, terwijl die wel is toegezegd.

Voorzitter! Ik rond af. Het gaat eigenlijk maar om een klein onderdeel van die heel grote doelmatigheidsoperatie. Waarom volhardt de staatssecretaris dan in zo'n principiële stellingname? Hij zou toch aan zijn politieke water moeten voelen dat de Kamer een andere kant op wil. Als paars nou echt dat kabinet is dat niet met zijn rug naar de samenleving staat, dan zou het hier toch de wens van de Kamer moeten honoreren. Als dat niet gebeurt en de staatssecretaris een beetje koppig blijft volharden, zijn wij terug bij de arrogantie van de macht waar wij twee jaar geleden vanaf dachten te zijn.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! Wij ronden vanavond in de Kamer een moeilijk en pijnlijk debat af, waarvoor terecht veel belangstelling vanuit de maatschappij bestaat, met name de regio Leiden/Oegstgeest. Voor ons ligt een voorstel van de staatssecretaris dat ik in het algemeen overleg heb gekarakteriseerd als een suboptimale oplossing, een niet volmaakt oplossing. Waarom is die oplossing niet volmaakt? Er is met de verhuizing van het MEOB naar Den Helder sprake van een verminderde efficiencywinst van ongeveer 10 mln. ten opzichte van andere opties. Er is ook – dat is een tweede negatief punt – geen paarse interserviceorganisatie gecreëerd voor het hoger onderhoud, maar slechts een samenwerking binnen de krijgsmachtdelen. Dat zijn twee duidelijke minpunten.

In de fractie hebben wij daar ook vandaag mee geworsteld. Toch kiest mijn fractie, alles afwegend, voor Den Helder. Wij vinden namelijk dat in de politiek belofte schuld maakt. In de politiek geldt ook de waarde van een eens gegeven woord. De brief waarin de staatssecretaris zo goed als hij dat onder de gegeven omstandigheden kan, de werkgelegenheidswinst voor Den Helder uiteenzet, heeft voor ons een belangrijk onderdeel van het beraad uitgemaakt. Het is een prognose, meer niet. Men kan daar onder de gegeven omstandigheden ook niet meer van verwachten.

De heer Middel (PvdA):

U zegt dat er een belofte is gedaan en dat men zich daaraan moet houden. Dat wist u twee maanden geleden echter ook al, toen u zowel in het algemeen overleg als in de publiciteit liet weten dat u het helemaal niet zag zitten met de verhuizing van het MEOB naar Den Helder. Betekent dit dat u in zekere zin gekenschetst moet worden als iemand die draait op dit punt?

De heer Hoekema (D66):

Nee, ik heb nooit gezegd – u citeert mij kennelijk – dat ik die verhuizing naar Den Helder niet zag zitten. Ik heb destijds aangegeven, en ik herhaal dat vanavond, dat aan de verhuizing van het MEOB naar Den Helder twee duidelijke minpunten zijn verbonden. In de eerste plaats is dat de verminderde efficiency-opbrengst, en in de tweede plaats – dat weegt voor mij nog sterker – het feit dat wij op deze manier een paarse interserviceoplossing voor het hoger onderhoud gaan verliezen. In de balans die dan wordt opgemaakt, dus in de winst- en verliesrekening, zit dan aan de creditzijde, naast die twee debetpunten, de winst voor de werkgelegenheidssituatie in Den Helder. Dat is inderdaad een afweging, en ik loop ook niet weg voor de twee minpunten die ik heb genoemd. Het is een afweging in de eindbalans tussen de plus- en de minzijde.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter!...

De voorzitter:

U heeft daar één zin voor, want het is geen voortzetting van het overleg.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dat kan in één zin. Wat is voor u het nieuwe argument om nu akkoord te gaan, terwijl u twee maanden geleden, bij het algemeen overleg, de deur naar Den Helder niet dicht wilde doen?

De heer Hoekema (D66):

Ik heb die deur naar Den Helder niet dichtgedaan, omdat ik vond dat er werkgelegenheidswinst te behalen viel en, als ik de brief van gisteren van de staatssecretaris lees, te behalen valt voor de regio Den Helder. Die winst is nu duidelijker dan toen in kaart gebracht. Ik vind die brief op twee punten nog niet helder. In de eerste plaats spreekt de staatssecretaris over een positief werkgelegenheidseffect van 585 functies, plus 60 afgeleide arbeidsplaatsen. Ik vraag hem, zo goed als hij kan de positieve effecten op de indirecte werkgelegenheid te kwantificeren. Ik wil hem ook vragen welke effecten hij verwacht op de arbeidsplaatsen van de partners van de MEOB-medewerkers die eventueel zullen gaan verhuizen naar Den Helder. Daarbij gaat het dus om de minzijde van de balans.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Als u zo positief spreekt over de werkgelegenheidseffecten, hoe rijmt zich dat dan met uw uitspraak dat "de banengarantie waarmee Defensie de Oegstgeesters tot hun VUT werk in de Kop van Noord-Holland garandeert, kan er volgens Middel en Hoekema toe leiden, dat bij reorganisaties Helderse mensen sneller de klos zijn"?

De heer Hoekema (D66):

Deze brief brengt de werkgelegenheidswinst in kaart die zou kunnen worden bereikt met verplaatsing van het MEOB naar Den Helder. Daaraan is één knelpunt verbonden, dat al is opgebracht bij het algemeen overleg van een paar weken geleden, namelijk dat voor één categorie werknemers – de staatssecretaris is toen geprezen voor zijn sociaal beleid – een banengarantie wordt gegeven. Op zichzelf is dat positief, want het gaat boven het staande sociaal beleid uit. De terechte vraag die er ligt, is hoe het gaat met de werkgelegenheid in de andere marine- en krijgsmachtsectoren in Den Helder. Nu begrijp ik dat in ieder geval 85 andere arbeidsplaatsen naar Den Helder zullen worden overgebracht. Ik kan de staatssecretaris niet vragen om een banengarantie te geven voor allen die nu voor de marine in Den Helder werkzaam zijn; dat zou ook onzin zijn. Ik vraag hem wèl zijn verwachting uit te spreken over de ontwikkeling van de werkgelegenheid binnen de marine en de krijgsmacht, die ook buiten het MEOB, onder andere bij de Rijkswerf, zal optreden.

Ik heb een tweede vraag aan de staatssecretaris over het sociaal beleidskader. Hij sprak bij het algemeen overleg over de banengarantie voor het MEOB. Wil hij ingaan op de suggestie, onder meer gedaan vanuit het MEOB, om mensen boven de 55 jaar een vrijwillige keuze te laten tussen eventueel meeverhuizen, als ze dat zouden willen, of een wachtgeldoptie? Dat zou kunnen betekenen dat in dit speciale geval zou worden afgeweken van het staande beleid waar het gaat om het sociaal beleidskader.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Mag ik een vraag aan de heer Hoekema stellen?

De voorzitter:

Mag ik erop wijzen dat dit een afronding van het overleg is? De heer Hoekema is overigens ruimschoots door zijn tijd heen. U mag in één zin uw vraag stellen.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Is het de heer Hoekema bekend dat zijn voorstel om 55-plussers met wachtgeld te laten gaan, haaks staat op het beleid van hetzelfde kabinet, gevoerd door de minister van OCW, om juist wachtgelduitkeringen te voorkomen?

De heer Hoekema (D66):

Ik vraag de staatssecretaris om zijn reactie op een suggestie om in het overleg over de uitvoering van het sociaal beleidskader bij het MEOB het idee te betrekken om ook 55-plussers de gelegenheid te geven voor een keuze tussen vrijwillig meeverhuizen en wachtgeld; niet meer en niet minder.

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! Tegen het advies van zijn eigen staf en zijn eigen projectorganisatie Onderhoud en logistiek in nam de staatssecretaris het politieke besluit om het MEOB te verplaatsen naar Den Helder. Dat was een helder besluit, met als voornaamste doel: genoegdoening voor de Noordkop, waar de werkgelegenheid door de inkrimping van de marine fors is teruggelopen. Dat doel wordt door de Partij van de Arbeid onderschreven.

Het besluit toetsen wij aan vier criteria. Ten eerste de gedane beloften en toezeggingen in de richting van Den Helder, waar de staatssecretaris zich in ruime mate aan houdt. Ten tweede het sociale aspect. De staatssecretaris is zeer ruimhartig door de werknemers van het MEOB een levenslange baangarantie te geven, waar overigens andere medewerkers, namelijk die in Den Helder, de dupe van dreigen te worden. Ten derde de efficiencywinst, want het gaat hier om een doelmatigheidsoperatie. Deze winst valt op jaarbasis ongeveer 10 mln. lager uit dan bij andere varianten, bijvoorbeeld die van het paarse interservicebedrijf. Dit zou acceptabel zijn als over het vierde criterium, de werkgelegenheidsimpuls, geen twijfels zouden bestaan, en daar zit juist de pijn.

De PvdA-fractie heeft van meet af aan benadrukt dat de deur naar Den Helder voor het MEOB openstaat, als het substantieel iets oplevert, namelijk efficiencywinst en bovenal werkgelegenheid voor mensen uit de regio, die nu of aan de kant staan of in de toekomst aan de kant komen te staan. Mijnheer Rosenmöller! Wij vroegen de staatssecretaris de werkgelegenheidseffecten van de MEOB-verplaatsing te onderbouwen en inzichtelijk te maken. Daarop ontvingen wij een brief waar – ik ben het met de heer Rosenmöller eens – niets nieuws in staat. Centraal in deze brief staan termen zoals "naar verwachting", "aannemelijk", "geen verantwoorde uitspraak mogelijk" en vooral "onbekend". Ook bij de weinige cijfers zijn vraagtekens te plaatsen. Afgezet tegen het POL-rapport leert de brief ons dat 85 arbeidsplaatsen dubbel geteld zijn. Wat rest zijn 50 of 60 arbeidsplaatsen die wegvallen tegen het onherroepelijke banenverlies bij Sewaco/Rijkswerf in Den Helder. De MEOB'ers hebben een baangarantie, de Noordkoppers niet. Komen er vacatures bij het MEOB in Den Helder, dan kunnen die niet door werkzoekenden uit de regio worden vervuld, want er is een burgerbanenstop bij Defensie enzovoorts. Met deze brief heeft de staatssecretaris formeel aan onze wens voldaan, maar materieel is het beneden de maat.

Ten slotte de optie met de grootste doelmatigheid, te weten inschakeling van het paarse bedrijf voor hoger onderhoud; door de PvdA bepleit, maar door de staatssecretaris weggewoven, want de weg naar Den Helder zou erdoor geblokkeerd worden. Is dat zo, voorzitter? Waarop is dat gebaseerd? Toch niet op de cijfers uit het POL-rapport, waar het Bakkenist-rapport geen spaan van heel laat? Omdat de PvdA-fractie efficiencywinst wil koppelen aan een echte werkgelegenheidsimpuls, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat het besluit over de verplaatsing van het Marine elektronisch en optisch bedrijf (MEOB) genomen moet worden in het kader van zowel de doelmatigheidsoperatie als de werkgelegenheidsstimulering in de Kop van Noord-Holland;

constaterende, dat de thans voorgestelde verplaatsing van het MEOB niet de optimale efficiencywinst oplevert, daarnaast voorbijgaat aan het streven naar één interservicebedrijf voor hoger onderhoud ten behoeve van alle krijgsmachtdelen en daarenboven geenszins aantoonbaar gepaard gaat met een substantiële werkgelegenheidsimpuls in de regio Den Helder;

verzoekt de regering geen onomkeerbare stappen met betrekking tot de verplaatsing van het MEOB naar Den Helder te zetten totdat onderzocht is welke efficiencywinst en welke werkgelegenheidsimpulsen worden bereikt bij de vorming van een interservicebedrijf voor hoger onderhoud,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Middel. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 103 (24400 X).

De heer Hoekema (D66):

De essentie van de motie is een verzoek aan de staatssecretaris om de vorming van een paars bedrijf in Den Helder te onderzoeken, met als doel maximale werkgelegenheidswinst en maximale efficiencywinst. Kan de heer Middel duidelijk maken op welke grond hij de verwachting uitspreekt dat dit een begaanbare weg is?

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! Het standpunt van de PvdA is van meet af aan geweest: de deur naar Den Helder staat open; het is "ja, mits". Ja, als het ook echt iets oplevert; dus werkgelegenheid en efficiencywinst. Het is overduidelijk, dat geeft zelfs de staatssecretaris toe, dat een paars bedrijf de meeste efficiencywinst oplevert. Tegelijkertijd willen wij Den Helder tegemoetkomen, want wij vinden dat er daar compensatie dient plaats te vinden. Zet die twee zaken naast elkaar en kijk serieus naar de mogelijkheid van het paarse bedrijf. De staatssecretaris heeft in het algemeen overleg gezegd dat hij dat niet wil. Ga de verschillende vestigingsplaatsen dan eens langs, ook Den Helder. Als zou blijken dat een paars bedrijf in Den Helder absurd is, financieel gezien, dan moeten wij op dat moment beslissen wat te doen. De mogelijkheden zijn dan in ieder geval onderzocht. De PvdA-fractie heeft steeds gezegd het met de bedoelingen van de staatssecretaris eens te zijn. Wij willen wel op basis van cijfers, feiten en argumenten beslissen en niet alleen op basis van goede bedoelingen.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Als uit het onderzoek blijkt dat MEOB-interservice niet in Den Helder moet komen, maar in Oegstgeest moet blijven, stemt de heer Middel daarmee dan in?

De heer Middel (PvdA):

Zover ben ik nog niet. Ik wil eerst het onderzoek afwachten.

De heer Van den Doel (VVD):

Voorzitter! De heer Middel vindt de werkgelegenheidseffecten voor Den Helder te gering. Hoeveel werkgelegenheid zou deze verhuizing van het MEOB volgens de fractie van de PvdA dan wel moeten opleveren?

De heer Middel (PvdA):

Ik baseer mij op de cijfers van de staatssecretaris. Uit de brief van de staatssecretaris die wij gisteren hebben gekregen, maak ik op dat het gaat om 500 functies en mensen die meeverhuizen. Er komen nog enkele tientallen extra bij. Tegelijkertijd vallen er banen bij de overheid in Den Helder weg omdat de mensen uit Oegstgeest een baangarantie hebben. Er wordt geschermd met het multipliereffect, met spin-off en met werkgelegenheid in de indirecte sfeer. Dat wordt echter op geen enkele manier aantoonbaar gemaakt. Dus ben je bezig met het verplaatsen van banen in een krimpsituatie. Er is geen sprake van perspectief of van groei, wat wel het geval was ten tijde van de PTT-spreiding. De mensen die nu en in de toekomst het werk nodig hebben in de Kop van Noord-Holland bied je niet iets substantieels.

De heer Van den Doel (VVD):

Voorzitter! De beslissing om het MEOB naar Den Helder te verplaatsen is in de eerste plaats een politieke beslissing. De heer Middel heeft daarop eveneens geduid. Het ministerie van Defensie wil inhoud geven aan de toezeggingen aan Den Helder. De Kamer heeft hierom herhaaldelijk gevraagd. Ik wil dat vanavond nog eens benadrukken. Dat neemt niet weg dat mijn fractie de gevoelens van het MEOB-personeel heel goed kan begrijpen.

Bij zijn afweging heeft de staatssecretaris zich niet opgesteld als een boekhouder, maar als een politicus die een totale afweging moet maken. Niet de doelmatigheidsopbrengst heeft in dit geval de doorslag gegeven, maar de politieke afspraken om de werkgelegenheid te bevorderen. Het verbaast mij ten zeerste dat de CDA-fractie een andere keuze maakt. Blijkbaar is Kerkrade belangrijker dan Den Helder, zo zeg ik tegen mevrouw Van der Hoeven. Vorig jaar september verweet zij de staatssecretaris dat hij te weinig deed voor de werkgelegenheid in Kerkrade. Dat gebeurde naar aanleiding van de sluiting van de directie dienstplichtzaken. Alles wat de staatssecretaris toen deed, was mager en teleurstellend. Die staatssecretaris was toen nog geen maand in functie. De motie-Koffeman moest naar de letter worden uitgevoerd.

Nu hebben wij het over een andere gemeente. Deze ligt niet in Limburg, maar in de Kop van Noord-Holland. Er ligt een motie van de Kamer. Er ligt ook een convenant van het ministerie van Defensie. De Kamer heeft in november deze staatssecretaris nog gevraagd iets voor Den Helder te doen. Leidt de CDA-fractie op dat punt aan geheugenverlies? Wil zij zich alleen als een boekhouder opstellen?

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Ik wil graag deze vraag beantwoorden. Toen wij spraken over Kerkrade en Ter Apel, hebben wij gevraagd om nieuwe, vervangende werkgelegenheid. In beide gevallen is daarin uiteindelijk na veel soebatten, ook door de heer Van den Doel, door de staatssecretaris voorzien. In dit geval is geen sprake van nieuwe werkgelegenheid, maar van het vullen van gaten met gaten.

De heer Van den Doel (VVD):

Voorzitter! Wat telt, is het eindresultaat. Bij Kerkrade was het eindresultaat goed. Als wij naar Den Helder kijken, hebben wij het over een initiële verhuizing van 500 functies. Deze genereert inderdaad niet direct nieuwe werkgelegenheid bij de marine. Het multipliereffect en de indirecte werkgelegenheid mogen wij echter niet wegpoetsen.

Ook de opstelling van de PvdA-fractie verbaast mij. Er zijn voldoende onderzoeken uitgevoerd. Wij hebben geen behoefte aan nog meer rapporten. De kaarten liggen duidelijk. Kies je voor meer doelmatigheid of kies je voor een interservicebedrijf? Wanneer je voor het laatste kiest, kies je voor Rhenen en voor verhuizing van ruim 700 gezinnen. Ik wil bij de PvdA-fractie de verhuizing van de PTT naar Groningen in herinnering roepen. Het ging daarbij om een verhuizing die ten doel had werkgelegenheid te creëren. Het zal duidelijk zijn dat zowel de motie ingediend door de fractie van het CDA als de motie ingediend door de fractie van de PvdA niet onze steun zal krijgen.

De heer Janmaat (CD):

Mijnheer de voorzitter! De staatssecretaris wil zijn plan doorzetten om het MEOB te verhuizen. Dat moet dan een voorbeeld van paars beleid worden, dus een paars bedrijf in Den Helder. Dat voorspelt weinig goeds. Ik heb al meer gezegd dat paars dan wel de gekozen kleur van dit kabinet mag zijn, maar dat het eveneens de kleur van de rouw is. En als wij de diverse situaties in de Nederlandse samenleving economisch bezien, dan gaan we aardig die kant op.

De staatssecretaris heeft een aantal argumenten gegeven en het eerste ervan is: levenslange banengaranties. Dat lijkt natuurlijk schitterend, zolang het MEOB bestaat. Want een levenslange garantie voor een bedrijf dat er niet meer is, stelt dus niks voor. Als het MEOB geld gaat kosten, mijnheer de voorzitter, gaat het de weg op van Fokker, of van RDM of andere grote bedrijven waar de overheid de reddende hand heeft uitgestoken en het bedrijfsleven in elkaar is gezakt. Want een levenslange garantie is nu niet bepaald een stimulans voor vooral de leidinggevenden van zo'n bedrijf om eens even extra inspanningen te verrichten. De staatssecretaris is met deze voorwaarden dus een schitterend graf aan het bouwen.

Het sociaal beleidskader? We zien in heel Nederland dat de mensen levenslang sociale premies hebben betaald en de kans steeds groter wordt dat op het moment dat ze aan de beurt zijn, het geld op is of de uitkering niet meer bestaat. Onder het mom van efficiency wordt hier de ene na de andere dienst gereorganiseerd. Het is een buitengewoon eenvoudige term, die natuurlijk in de sfeer van de werknemers en in de praktijk van het opereren van diensten en bedrijven heel wat minder makkelijk tot succes leidt.

Mijnheer de voorzitter! De werkgelegenheid in de regio Den Helder zou daarmee van de grond komen of worden gestimuleerd. Er zijn voldoende voorbeelden dat dit niet het geval is. Mag ik de gasbel in Groningen noemen? Deze heeft ondanks de gigantische omzet niet tot de oplossing van de problemen in Groningen geleid.

Staatssecretaris Gmelich Meijling:

Mijnheer de voorzitter! In het debat dat wij vorige maand over het MEOB hebben gevoerd, heb ik uitvoerig uiteengezet waarom het verplaatsen van het MEOB naar Den Helder goed is voor de werkgelegenheid in die regio. Ik heb dat in een brief die ik de Kamer gisteren heb aangeboden, nog eens op een rijtje gezet. Er komen 500 nieuwe arbeidsplaatsen in de Kop van Noord-Holland bij. Dit betekent overigens niet dat de werkloosheid meteen met 500 personen terugloopt. De werkzoekenden in die regio zullen, zoals ik ook in het algemeen overleg heb gezegd, in de loop der tijd van de nieuwe werkgelegenheid kunnen profiteren.

De afgeleide werkgelegenheid – ik kijk naar de heer Hoekema – te weten de banen die het gevolg zijn van de komst van nieuwe inwoners van Den Helder en omstreken bedraagt ongeveer tussen de 50 en 60. Het gaat daarbij vooral om de plaatselijke middenstand. De verhouding is aangenomen één afgeleide arbeidsplaats voor elke tien directe. Dat is een economisch ervaringsgegeven dat wij hier hebben gehanteerd.

De omvang van de indirecte werkgelegenheid, de werkgelegenheid die voortkomt uit de aanwezigheid van een bedrijf, is moeilijker voorspelbaar. Er zijn rapporten, maar ik ben daar in mijn brief erg voorzichtig over geweest, die uitgaan van de verhouding directe/indirecte werkgelegenheid van 1 op 1. Dat zou in dit geval dus betekenen tussen de 500 en 585 extra arbeidsplaatsen. We weten dat zo'n verhouding onder meer sterk afhankelijk is van het soort bedrijf dat zich vestigt. Wij kunnen op dit moment niet zeggen of deze verhouding ook voor het MEOB opgaat. Ik heb dit daarom ook niet expliciet in de brief vermeld. Het is echter evident dat er op deze manier een groot aantal arbeidsplaatsen bij zal komen.

Een aantal lokale ondernemers zal zeker, bijvoorbeeld door levering aan het bedrijf of door onderhoudswerkzaamheden, goed garen spinnen bij de komst van het MEOB. Of er in de regio Den Helder nieuwe arbeidsplaatsen bijkomen doordat toeleveranciers en aanverwante bedrijven zich in de nabijheid vestigen, kan ik op dit moment niet overzien. Ik had de Kamer daar graag over geïnformeerd, maar ook dat is een ervaringsgegeven dat zich pas manifesteert wanneer zo'n bedrijf zich heeft gevestigd.

Nieuwe arbeidsplaatsen, een verbetering van de structuur van de Helderse arbeidsmarkt en een versterking van de sociale structuur zijn naar mijn mening de positieve gevolgen die de komst van het MEOB naar Den Helder rechtvaardigen. De consumptieve versterking voor de middenstand en de woningmarkt zal een kleine 15 mln. aan extra bestedingen zijn, als wij ervan uitgaan dat er tussen de 450 en 500 gezinnen komen wonen en werken.

Er is veel gesproken over het paarse bedrijf en de heer Middel heeft daar zelfs een motie over ingediend. Ik vrees dat de vele cijfers en rapporten die een rol spelen in de discussie over de verplaatsing van het MEOB, zo nu en dan ook leiden tot de spreekwoordelijke situatie dat wij door de bomen het bos niet meer zien. Dat was onder andere het geval toen tijdens ons debat op 10 april de indruk ontstond – dat herhaal ik nadrukkelijk – dat er niet gekeken zou zijn naar de voor- en nadelen van de verschillende opties van een paars bedrijf. Daar is echter wel degelijk naar gekeken.

De taakgroep onderhoudsbedrijven heeft vier paarse locaties met elkaar vergeleken: Rhenen, Oegstgeest, Dongen en de locatie X. De locatie X zou bijvoorbeeld Den Helder kunnen zijn. Deze locaties zijn met inachtneming van toekomstige ontwikkelingen aan zeven criteria getoetst. De Kamer heeft het in het rapport kunnen lezen. Door de hoge levensduurkosten vielen Dongen en de locatie X, waar dan ook, snel af, want voor deze locaties gold dat de investeringen ruim 100 mln. zouden bedragen. Daarmee zou de doelmatigheidswinst ontoelaatbaar worden aangetast. Rhenen en Oegstgeest, waar de investeringen rond de 40 mln. zouden bedragen, zijn in hetzelfde rapport nader vergeleken. In financieel opzicht ontliepen beide locaties elkaar niet veel, maar organisatorische overwegingen, zoals de situering van een paars bedrijf binnen de luchtmachtorganisatie en het voorziene werkpakket hebben ertoe geleid dat de projectgroep een voorkeur voor Rhenen heeft uitgesproken.

De heer Van den Doel (VVD):

Voorzitter! Zegt de staatssecretaris hiermee dat waar de motie-Middel naar vraagt allang onderzocht is en dat de motie in feite overbodig is?

Staatssecretaris Gmelich Meijling:

Zover was ik nog niet, maar dat zeg ik er wel mee.

De heer Middel (PvdA):

Voorzitter! Heeft de staatssecretaris bij de toelichting van de motie dan niet gehoord dat de cijfers die in het POL-rapport staan – ik verwijs naar pagina 28, want daar heeft de staatssecretaris het over – ogenblikkelijk worden weersproken in het rapport-Bakkenist. Vervolgens bleek ook uit de contra-expertise daarop van Coopers & Lybrand dat het rapport POL ernaast zat.

Staatssecretaris Gmelich Meijling:

Dat is niet waar. Ik heb in mijn brief van 4 april geschreven dat het nadere onderzoek van de taakgroep onder leiding van Coopers & Lybrand deze conclusie juist heeft bevestigd. Bij een keuze voor Rhenen hoefden ook minder werknemers, zo'n 200 werknemers met hun gezinnen, te verhuizen. Ook dat hebben wij toen met elkaar besproken.

Mijnheer de voorzitter! Ik heb kennis genomen van de grote sympathie die verschillende leden van deze Kamer hebben voor een paars bedrijf voor het hoger onderhoud. Ik heb ook gezegd dat ik die sympathie deel. Een belangrijk deel van de doelmatigheidsoperatie bestaat immers uit de vorming van paarse bedrijven. Gebieden waarop paarse bedrijven tot stand zijn gekomen, zijn keuring, werving en selectie, verkeer en vervoer en geneeskundige verzorging. Ondanks mijn liefde voor het paarse bedrijf is zo'n bedrijf voor hoger onderhoud, gelet op de gehanteerde uitgangspunten, voor mij geen optie. Ik heb gekozen voor het drie-bedrijvenmodel, omdat dit de kleinste sociale problematiek kent, inhoud geeft aan de werkgelegenheidsparagraaf van het convenant dat Defensie met Den Helder en Noord-Holland heeft gesloten en organisatorisch het eenvoudigst is.

De vraag van de heer Hoekema over de directe en indirecte werkgelegenheid heb ik beantwoord. Voorts is nog gevraagd naar de werkgelegenheid voor de partners. Ik heb in het algemeen overleg al gezegd dat dit een moeilijk punt is. Ik draai er ook niet omheen. In goed overleg met het arbeidsbureau en de sociale diensten van de krijgsmachtdelen zullen wij proberen om daar zoveel mogelijk gevolg aan te geven.

Dan kom ik toe aan de tweede vraag over het SBK. Het idee om werknemers die op het moment van verhuizing 55 jaar of ouder zijn, de mogelijkheid te geven om vervroegd uit te treden, hoort thuis in het nader overleg over de modaliteiten van de overgang van het MEOB naar Den Helder. Het is in ieder geval een niet onbekende modaliteit. Wij zullen deze zaken in het sectoroverleg van Defensie zeker aan de orde stellen.

Mijnheer de voorzitter! U zult begrijpen dat in mijn antwoord impliciet is gesteld dat ik zowel de motie-Van der Hoeven als de motie-Middel ontraad.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dat laatste is geen verrassing, maar wat zal de reactie van de staatssecretaris of van het kabinet zijn als bijvoorbeeld de meerderheid van de Kamer de motie-Middel steunt? Daarin wordt het kabinet gezegd dat het geen onomkeerbare besluiten moet nemen.

Staatssecretaris Gmelich Meijling:

Dat zullen wij dan in het kabinet bespreken. Zover zijn wij nog niet. Ik wacht de stemming in de Kamer af.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Dat betekent dat u, anders dan in uw brief, niet nu al zegt dat u die meerderheid van de Kamer dan zult trotseren. U laat ruimte open om die kamermeerderheid te honoreren.

Staatssecretaris Gmelich Meijling:

Ik zeg in mijn brief helemaal niets.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

U zegt dat u doorgaat op de weg die u al een paar maanden op bent gegaan. U volhardt dus in uw besluit. U bent in het debat geconfronteerd met een kamermeerderheid die uw wil niet ondersteunt.

Staatssecretaris Gmelich Meijling:

Ik ben het daarmee niet eens. Ik heb in mijn brief het standpunt dat ik tot nu toe heb uitgedragen nog eens onderbouwd met cijfers. Wanneer zou blijken dat de Kamer de motie-Middel of welke andere motie ook steunt, dan treedt een nieuwe situatie in waar de regering zich op zal beraden. Ik wil daar op dit moment niet op vooruitlopen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week woensdag te stemmen over de ingediende moties.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven