Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg over bestrijdingsmiddelen.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Enkele weken geleden heeft de Kamer met de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij gesproken over de toelating van de bestrijdingsmiddelen. Er lag een evaluatierapport. Tot onze spijt is de minister op nogal wat onderdelen van het evaluatierapport met betrekking tot de aanbevelingen onder het kopje "specifiek" vaag gebleven. Dat betreft met name het onderdeel verzelfstandiging van het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen, de tarievenstructuur en vragen van onze fractie over het gebruik van bestrijdingsmiddelen in het openbare groen en op verhardingen door gemeenten, provincies en waterschappen.

Dat heeft mijn fractie ertoe gebracht dat ik de Kamer vanavond drie moties voorleg over de drie genoemde punten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - reeds vanaf 1 januari 1993 het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen de facto als een verzelfstandigd college functioneert;

  • - sindsdien door de regering het traject van wettelijke verzelfstandiging is ingezet om zo spoedig mogelijk met een wettelijke inkadering te komen;

  • - de Raad van State over het wetsvoorstel tot verzelfstandiging van het CTB reeds geadviseerd heeft;

  • - een heldere afbakening van taken en verantwoordelijkheden inzake de toelating van bestrijdingsmiddelen tussen betrokken ministeries en het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen gewenst is;

verzoekt de regering het wetsvoorstel tot instelling van een verzelfstandigd College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen zo spoedig mogelijk en ieder geval nog dit jaar aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ardenne-van der Hoeven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (21677).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de tarieven voor het aanvragen van toelatingen van bestrijdingsmiddelen in vergelijking met andere EU-lidstaten hoog zijn;

voorts overwegende, dat:

  • - hoge tarieven de noodzakelijke breedte van de bestrijdingsmiddelen inclusief kleine toelatingen met een kleine omzet nadelig beïnvloeden;

  • - de tarieven gebaseerd moeten zijn op de kerntaken van het CTB;

  • - de invoering van een offertesysteem serieus overwogen dient te worden;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk met een analyse van de kerntaken en de financieringsproblematiek van het CTB, alsmede met een rapportage van de voor- en nadelen van de invoering van een offertesysteem te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Ardenne-van der Hoeven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (21677).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - de regering al geruime tijd overlegt met de VNG, het IPO en de Unie van waterschappen over de terugdringing van het gebruik van schadelijke chemische bestrijdingsmiddelen;

  • - thans slechts minder dan 10% van de gemeenten niet of nauwelijks schadelijke chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk doch uiterlijk 1 oktober 1996 een meerjarenplan substantiële terugdringing schadelijke chemische bestrijdingsmiddelen in het openbaar groen en op verhardingen aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ardenne-van der Hoeven en M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (21677).

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter! Wij hebben met de minister de evaluatie van het toelatingsbeleid bestrijdingsmiddelen besproken. Mijn fractie was en is kritisch gestemd over de hele gang van zaken bij de uitvoering, maar zij is blij dat de minister haar wens heeft gehonoreerd om bij de halfjaarlijkse voortgangsrapportage externe deskundigen te betrekken, zoals al eerder het geval is geweest bij de evaluatie die nu voorligt. Voorts heeft hij aangegeven dat aan de hand van criteria, zoals ook bij de eerdere evaluatie het geval was, zal worden nagegaan of er voldoende resultaten zijn geboekt met betrekking tot het ingezette verbetertraject. De minister heeft duidelijk bevestigd dat er zonder voldoende resultaten geen sprake zal zijn van volledige verzelfstandiging. Deze zienswijze steunen wij.

Waar het gaat om de uitvoering van de toelating hebben wij echter zeer veel kritische vragen. Die uitvoering laat te wensen over, gezien de 81 milieukritische stoffen die voor 1995 gesaneerd hadden moeten zijn en die volgens de planning van het CTB pas in 1998 en later herbeoordeeld zullen worden. De minister heeft gesteld hij, gelet op de wetgeving, niet in staat is om versneld tot een herbeoordeling te komen van 5 stoffen die volgens de Vewin de grootste bijdrage leveren aan de grondwaterproblemen en daarmee voor de drinkwaterbereiding een groot probleem vormen. Wij vinden dit niet verantwoord en dringen er bij hem op aan dit wèl mogelijk te maken.

Bovendien zijn er 33 milieukritische stoffen die voor 1995 gesaneerd zouden moeten worden en niet bij de kanalisatieoperatie zijn betrokken. De minister geeft aan dat hij vanwege deze operatie niet tot versnelde herbeoordeling van stoffen kan overgaan. Er bestaat dus voor deze groep van stoffen geen enkele wettelijke belemmering voor versnelde herbeoordeling, terwijl ze wèl grote problemen veroorzaken voor natuur, milieu en gezondheid. Ik verwijs hierbij ook naar het Meerjarenplan gewasbescherming. Voorzitter! Ik heb wat dit betreft een motie geformuleerd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat een groot deel van de middelen die volgens het Meerjarenplan gewasbescherming voor 1995 gesaneerd zouden moeten worden uit het oogpunt van natuur, milieu en gezondheid volgens de planning van het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen pas vanaf 1998 en later her beoordeeld zullen worden;

verzoekt de regering het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen op te dragen om 25 stoffen die volgens het Meerjarenplan gewasbescherming voor 1995 gesaneerd zouden moeten zijn en die niet in de kanalisatie operatie zitten, versneld te herbeoordelen, dat wil zeggen binnen een jaar, waarbij het CTB voorrang dient te geven aan stoffen die in het grondwater worden aangetroffen en/of de milieucriteria voor persistentie overschrijden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (21677).

De heer Huys (PvdA):

Voorzitter! In de discussie die wij hebben gevoerd over het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen en alles daaromheen, is duidelijk geworden dat er veel op de rails is gezet en de goede kant opgaat. De minister houdt op een adequate wijze de vinger aan de pols om te zorgen dat feitelijk gebeurt wat er moet gebeuren. Hij heeft ons een aantal toezeggingen gedaan. Wij kunnen op een later moment zien of het gebeurt. De verzelfstandiging van het college en de wettelijke grondslag daarvoor zijn mede afhankelijk van de vraag of het traject van beoordeling en het noodzakelijke traject om de verzelfstandiging mogelijk te maken zorgvuldig worden bewaakt.

Ik vind dat de motie van mevrouw Van Ardenne net een stap te veel is. Ik ben het er volstrekt mee eens dat het zo spoedig mogelijk moet gebeuren, maar om daaraan nu vast te binden dat het per se op 1 januari moet zijn, daar zet ik grote vraagtekens bij, gelet op hetgeen in het algemeen overleg is uitgewisseld.

Wij waren tevreden over hetgeen is gezegd, maar voor ons zat er nog een pijnpunt bij hetgeen niet verder is uitonderhandeld. Is het mogelijk om buiten de kanalisatie om de beoordeling van een beperkt aantal stoffen waarvan wij zeker weten dat zij ernstige milieuschade kunnen veroorzaken, naar voren te halen? Er is een project voor versnelde beoordeling van 5 stoffen gaande. Dat zal eind dit jaar afgelopen zijn. In de herfst is het rond. Door middel van een motie verzoeken wij de minister in het verlengde daarvan opnieuw zo'n project te starten, uiteraard kennis nemend van het verloop van het project met de 5 stoffen tot nu toe.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat een zeer beperkt deel van de momenteel toegepaste chemische bestrijdingsmiddelen in de land- en tuinbouw verantwoordelijk zijn voor een groot deel van de totale milieubelasting door gewasbescherming;

overwegende, dat deze middelen zeer schadelijke gevolgen hebben voor het leven in water en bodem en uitspoelen naar het grondwater;

overwegende, dat op dit moment een vijftal van deze middelen versneld worden herbeoordeeld door het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen in het gezamenlijke project "Versnelde herbeoordeling milieukritische stoffen" van VROM en LNV;

verzoekt de regering het project "Versnelde herbeoordeling milieukritische stoffen" de komende jaren een vervolg te geven door opnieuw tranches van milieubezwaarlijke middelen voor versnelde herbeoordeling aan het College voor de toelating van bestrijdingsmiddelen voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Huys en Ter Veer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (21677).

De heer Keur (VVD):

Voorzitter! Wij hebben tweemaal in een algemeen overleg uitgebreid gesproken over het evaluatiebeleid toelating bestrijdingsmiddelen. Het hoofdpunt was daarbij de verzelfstandiging van het CTB. De fractie van de VVD heeft in het eerste en het tweede algemeen overleg het standpunt verkondigd dat zij het met de minister eens is en naar een verdere verzelfstandiging van het CTB wil. Waar dat mogelijk is, moet dat zo snel mogelijk gebeuren. Ziet de minister kans nog dit jaar tot een wettelijke regeling te komen?

Drie andere punten waren de hoofddoelstellingen die wij onszelf gesteld hebben ten aanzien van de afhankelijkheid van bestrijdingsmiddelen, reductie en emissie. Niet op elk van de drie doelstellingen is even goed gescoord, maar over het algemeen is wat wij voor ogen hadden, redelijk gehaald. De VVD-fractie weet heel goed dat het, daar waar het om fungiciden gaat, heel moeilijk is om het doel te bereiken, omdat er doodeenvoudig nog geen andere middelen zijn. We moeten ons niet met de gedachte troosten dat deze situatie binnen korte tijd zal veranderen.

In de Volkskrant van 20 mei las ik: milieubeweging eist verdere terugdringing van landbouwgif. Er stond niet: milieubeweging eist wat meer overleg met het bedrijfsleven. Bij het woord "eisen" ontstaat bij mij het beeld van een pistool dat op de slaap is gericht omdat het beter moet. Zo werkt het niet in agrarisch Nederland. De politiek weet heel goed dat er een draagvlak voor regels moet zijn. Dat draagvlak zal in de toekomst, naar ik hoop, niet onderuitgeschoffeld worden door de milieubeweging.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Een draagvlak is een belangrijke zaak, maar u meent wel dat besluiten ter zake van milieucriteria nageleefd moeten worden?

De heer Keur (VVD):

Natuurlijk. De spelregels die wij in dit huis hebben opgesteld, moeten natuurlijk worden nageleefd. Je moet echter niet de spelregels tijdens het spel veranderen en dat dreigt door onder andere uw motie nu te gebeuren. Het veranderen van spelregels brengt met zich dat mensen andere dingen gaan bedenken – en dat zijn meestal niet de meest wijze – om hun zin te krijgen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik heb daar een andere opvatting over. Er zijn duidelijke regels en de milieubeweging vraagt om een goede toepassing daarvan.

De heer Keur (VVD):

Nogmaals, hier zijn de spelregels afgesproken. De VVD-fractie meent dat de spelregels niet halverwege het spel veranderd moeten worden.

Het milieu is gediend met een adequaat gewasbeschermingsmiddelenbeleid. Iedereen is gebaat bij een breed aanbod van het middelenpakket. In de optiek van de VVD-fractie kan dit mede vorm krijgen door een adequaat optredend CTB.

De heer Ter Veer (D66):

Voorzitter! Er is een uitvoerig algemeen overleg geweest over de verzelfstandiging van het CTB. De bespreking was zelfs in twee termijnen over twee dagen verdeeld. Er is een goede discussie gevoerd. Het was onvermijdelijk dat het onderwerp breder werd en zich uitbreidde tot het onderwerp waarmee de commissie zich bezighoudt. Toen wij het overleg afsloten, had ik er geen notie van dat er plenair moties zouden worden ingediend. Nu worden we geconfronteerd met vier moties die we in een twee-minutendebatje moeten behandelen. De hoffelijkheid gebiedt ons toch dat we daarop commentaar geven.

In de eerste motie van mevrouw Van Ardenne wordt gevraagd het CTB zo spoedig mogelijk te verzelfstandigen. Het is bekend dat D66 geen haast propageert. Wij willen dat de rol van de overheid in het geding blijft, ook als de CTB verzelfstandigd is. Hierdoor moeten we zorgvuldig opereren.

Bij de tweede motie vallen de trefwoorden "tarieven", "kerntaken", "financiering" en "offerte" op. Deze moeilijke begrippen worden door vele technische overwegingen omgeven. Ik kan nu niet beoordelen hoe wij over de motie zullen stemmen. Dit onderwerp is niet uitvoerig in het overleg besproken. We hebben op deze punten behoefte aan een meer uitgebreid schriftelijk antwoord van de minister, zodat we ons hierover in de fractie kunnen beraden.

De derde motie van mevrouw Van Ardenne gaat over een Meerjarenplan gewasbescherming, toegespitst op het openbaar groen. Op zich is daar niets op tegen. Wel bekruipt mij hierbij een beetje de gedachte dat er sprake is van iets van kift of misschien zelfs kinnesinne in de zin van: als de landbouw de duimschroeven aangedraaid krijgt en als die een grote inspanning moet leveren om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen terug te dringen, zal dat ook voor het openbaar groen moeten gelden. Als dat ook de drijfveer is, is dat niet de meest nobele. Natuurlijk moet er ook in het openbaar groen heel behoedzaam met bestrijdingsmiddelen worden omgegaan. Maar het lijkt mij een buitengewoon hoge aspiratie om daarvoor precies hetzelfde instrumentarium te bepleiten als voor landbouw. Ik weet niet of dat lukt.

Voor het commentaar op de motie van mevrouw Vos verwijs ik naar de motie die door collega Huys en mij is ingediend. Wij zijn ervan overtuigd dat die het probleem beter formuleert en beter benadert.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Mijn excuses aan de Kamer dat ik niet eerder in de directe nabijheid van deze zaal was. Ik was wel in de nabijheid, maar, zoals gezegd, niet in de directe nabijheid.

De voorzitter:

Uw excuus is aanvaard. Het feit dat u in de nabijheid was, is een grote bemoediging voor ons.

Minister Van Aartsen:

Dat stelt mij ook weer gerust.

Voorzitter! Er zijn twee AO's geweest over het CTB. Ik beschik overigens nog niet over het verslag van het laatste AO. Maar ik denk dat de belangrijkste invalshoek is geweest de verzelfstandiging van het college en de gang van zaken sinds het in gang zetten van het verzelfstandigingstraject. Ik hecht eraan te constateren dat het een goede zet is geweest van het vorige kabinet, dat dit tot voortgang heeft geleid en dat wij in de komende periode op dat pad verder voort moeten gaan. Met de Kamer is afgesproken dat de externe deskundigen die er tot op heden bij betrokken zijn, er in de komende periode bij betrokken blijven. Bovendien zal er regelmatig aan de Kamer gerapporteerd worden over de voortgang van het verzelfstandigingstraject.

Hiermee kom ik te spreken over de motie van mevrouw Van Ardenne. De strekking van die motie is dat het wetgevingstraject zo spoedig mogelijk ingezet wordt en dat nog dit jaar het desbetreffende wetsvoorstel aan de Kamer wordt overgelegd. De heer Keur heeft in dit verband gesproken over het realiseren van een wettelijke regeling in dit jaar. Dit laatste zal evenwel tot de onmogelijkheden behoren. De ambitie van de regering is echter zonder enige twijfel om zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel aan deze Kamer over te leggen. Wat mij betreft gebeurt dat nog voor de zomer. Immers, met dit vraagstuk moet niet zozeer overdreven haast gemaakt worden alswel gewoon voortgang geboekt worden. Dit is van groot belang. Dit was volgens mij ook de algemene noemer van het AO.

Er moet wel parallelliteit bestaan tussen het wetgevingsproces en een verbeterprogramma ter zake van het CTB. Welnu, zoals gezegd, de regering hoopt voor het zomerreces deze Kamer het wetsvoorstel te kunnen aanbieden. Wat dat betreft is de motie van mevrouw Van Ardenne overbodig. De regering zal pogen om sneller te werken dan in de motie is aangegeven.

Er is een motie ingediend die gaat over het tarievensysteem. Er is ooit met deze Kamer afgesproken dat wij gaan naar een kostendekkend systeem. Dat is nu dus ook het streven. In het AO is ook aan de orde geweest dat de kosten, vergeleken met een aantal ons omringende landen en EU-staten, hoog zijn. Deze zitten vooral in de dossiervorming, het eerste gedeelte van het traject. Mij is het niet geheel duidelijk wat de geachte afgevaardigde precies met de invoering van een offertesysteem bedoelt. Het is mijn bedoeling in het kader van het door mij genoemde verbeterprogramma voor het CTB een analyse van de kostenstructuur en de tarievenstructuur in en om het CTB te maken. Ik acht de motie dus ook overbodig, omdat de regering deze analyse sowieso zal maken. Ik ben er best toe bereid de gedachte van een offertesysteem hierin op te nemen, maar dan moet het mij helderder voor de geest staan wat hiermee wordt bedoeld.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

In eerste termijn in het overleg over het evaluatierapport heb ik het aan de orde gesteld. Het is een suggestie van Nefyto om meteen helderheid van het college te krijgen over de kosten van een toelating. Dit bespaart in het verdere proces veel kosten voor de aanvrager. Het is dus geen nieuw idee, maar het is best het uitwerken waard. Dat is ook een van de aanbevelingen in het rapport van de evaluatiecommissie.

De minister heeft in eerste termijn noch in tweede termijn kunnen aangeven wanneer hij met een analyse van de tarievenstructuur naar de Kamer kunt komen. In de motie staat dan ook dat hij wat dit betreft voortgang moet maken. De kosten die nu worden toegerekend, maar niet eigenlijk zijn voor de toelating, gaan maar door en zijn onverminderd hoog.

Minister Van Aartsen:

Ik begrijp nu beter wat de geachte afgevaardigde bedoelt met het offertesysteem. Ik ben er uiteraard toe bereid deze gedachte in de analyse te betrekken.

In het dictum van de motie wordt gevraagd zo spoedig mogelijk met een analyse te komen. Het is inderdaad mijn bedoeling zo spoedig mogelijk met een zodanige analyse te komen. Ik kan op dit moment nog niet zeggen wanneer het precies zal zijn, maar meen dat het mogelijk is nog dit jaar ermee te komen. Laat ik wat dit betreft een andere gedachte van mevrouw Van Ardenne overnemen. Ik acht de motie van de geachte afgevaardigde dus overbodig.

Ik kom bij de motie over een meerjarenplan voor de bestrijdingsmiddelen voor openbaar groen. De heer Ter Veer heeft daar een hard oordeel over gegeven. Ik vervolg liever het traject dat ik in dezen ben ingeslagen. Wij moeten goed voor de geest houden dat er niet zoiets als een echt uitvoeringsconvenant met gemeenten is afgesloten zoals met de land- en tuinbouwsector ter implementatie van het MJP-G. Wel is er, mede gebaseerd op eerdere discussie met de Kamer, een traject van overleg tussen LNV en VNG gestart om tot bestuurlijke afspraken over dit gedeelte van het bestrijdingsmiddelenbeleid te komen. Het is ook mijn bedoeling, in de komende maanden met alle partijen bij het openbaar groen overeenstemming hierover te bereiken. Het gaat mij, zeker gegeven de aard van het overleg dat ik voer, te ver om meteen op een meerjarenplan aan te sturen. Daarom wil ik ook deze motie niet aanbevelen.

Ik kom bij de motie van mevrouw Vos, die 25 stoffen thans versneld wil laten herbeoordelen. Het moet goed in de gaten worden gehouden dat zo'n versnelde herbeoordeling van 25 stoffen weliswaar in haar visie misschien tot winst leidt, maar aan de andere kant tot verlies leidt. Het is heel moeilijk, zo niet onmogelijk om dit programma uit te voeren. Ik heb er echter nog een fundamenteler bezwaar tegen en dat is dat in wezen daarmee de Kamer heel sterk op de stoel van het CTB gaat zitten. Wij zijn niet voor niets het pad opgegaan van afkadering van de verantwoordelijkheden. Het beleid blijft aan de kant van de Kamer en de regering, terwijl het college belast is met de uitvoering daarvan. Met aanvaarding van deze motie worden de verhoudingen toch scheef getrokken. Ik moet aanvaarding van deze motie dus ontraden, ook omdat ik vrees dat deze motie uiteindelijk niet tot echte winst zal leiden. En daar zal het uiteindelijk om moeten gaan.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Uiteraard moet rekening worden gehouden met de werkdruk, maar het moet mogelijk zijn dat de CTB verschuivingen aanbrengt in zijn eigen planning. Een aantal middelen moet naar achteren worden geschoven en juist deze milieukritische stoffen moeten naar voren worden gehaald. De minister zegt dat ik te veel op de stoel van het CTB wil gaan zitten. Ik ben het met hem eens dat er globaal gestuurd moet worden, maar daarbij moet wel een aantal criteria in het oog worden gehouden. Het is mij opgevallen dat juist zeer vele milieukritische stoffen pas over vele jaren gesaneerd worden. Dat wil ik ook bij de minister onder de aandacht brengen. Het CTB heeft deze stoffen aan het einde, richting 2000, gepland. Op dat moment moet de minister van LNV, naar mijn mening, zeggen dat dit niet bij de globale afspraken past en dat het CTB iets aan de planningslijst moet doen.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Mevrouw Vos geeft zelf ook al toe dat dit tot verliezen aan de ene kant en misschien tot winst aan de andere kant zal leiden. Naar mijn idee leidt dit tot problemen in de uitvoering. Het gaat om 25 stoffen. Daarbij zullen er niet eens zozeer problemen zijn bij het college zelf, maar wel bij alle ondersteunende instanties van het college zoals het RIVM, TNO etc. Er zijn natuurlijk niet voor niets afspraken gemaakt. Tegen de 90 stoffen worden opnieuw beoordeeld, waarvan een aantal voortkomen uit de kanalisatie. Een vijftal komt uit de herbeoordeling en 32 maken deel uit van het EU-programma. Er zit weinig bij waarvan ik kan zeggen dat we dat maar even kunnen laten. Het programma is ook niet voor niets zo opgezet. Ik vrees dat het echt tot problemen aanleiding geeft. Ik blijf erbij dat aanvaarding van deze motie de verantwoordelijkheden tussen enerzijds regering en Kamer en anderzijds het college scheef zal trekken. Indertijd is een bepaalde keuze gemaakt door aanvaarding van de motie-Feenstra. De gevolgen daarvan moeten dan ook ten volle worden gedragen, zowel door de Kamer als door de regering.

Daarom lijkt mij de motie van de heren Huys en Ter Veer beter, omdat daarin een gedachte tot een vervolg op de huidige tranche naar voren wordt gebracht. Zij spreekt ook niet over de hoeveelheid stoffen, maar pleit voor een vervolg op dat programma. Dat spreekt mij in hoge mate aan, omdat dit niet ten laste van de kanalisatie zal gaan, rekening houdt met de EU-harmonisatie en in wezen de verhoudingen niet scheef trekt. Bovendien worden de verantwoordelijkheden tussen de regering, de Kamer en het college in de juiste verhoudingen gehouden.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! De minister heeft over mijn eerste motie gezegd: die is overbodig, want ik kom nog voor de zomer met het wetsvoorstel. Bedoelt de minister daarmee deze zomer? Dan zou mijn motie inderdaad overbodig zijn en kan ik die intrekken.

Ook over mijn tweede motie heeft de minister gezegd: die is overbodig, want ik kom dit jaar nog met die analyse ten aanzien van de tarieven. Geldt dat ook voor het tweede onderdeel in die motie ten aanzien van het offertesysteem en de voor- en nadelen? Dan ben ik het inderdaad met de minister eens dat ook die motie, gezien zijn toezeggingen, overbodig is en wil ik ook die intrekken.

Minister Van Aartsen:

Voorzitter! Wat het moment van aanlanden van het wetsvoorstel betreft, is alles erop gericht om dat voor deze Olympische zomer te doen zijn.

Wat de motie betreft waarin de tarievenstructuur wordt besproken, heb ik gezegd dat wij bezig zijn met een dergelijke analyse. Ik heb al aangegeven dat ik daarbij ook het offertesysteem in de beschouwingen wil betrekken. Dat is een goede gedachte.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

En dan dit jaar nog naar de Kamer?

Minister Van Aartsen:

Dit jaar, maar niet voor de zomer.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Dat begrijp ik. Bij dezen trek ik mijn eerste en tweede motie in.

De voorzitter:

Aangezien de moties-Van Ardenne-van der Hoeven (21677, nrs. 26 en 27) zijn ingetrokken, maken zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week woensdag te stemmen over de resterende moties.

Daartoe wordt besloten.

Sluiting 23.00 uur

Naar boven