Vragen van het lid Van Heemst aan de minister van Verkeer en Waterstaat, over verkeersveiligheid, met name de toename van het aantal verkeersdoden.

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter! De vorige week zijn cijfers beschikbaar gekomen over de ontwikkeling van het aantal verkeersongevallen. Waar het gaat om verkeersongevallen met een dodelijke afloop geven die een dramatisch beeld te zien, een groei met 5%. In absolute aantallen in de eerste helft van 1995 gaat het om ruim 680 van dat soort ongevallen. Daarmee zijn eigenlijk de bange vermoedens die in maart tijdens het overleg met de minister van Verkeer en Waterstaat waren uitgesproken, namelijk dat het de slechte kant opging, bewaarheid geworden. Ik zou de minister naar aanleiding van deze ontwikkelingen een viertal vragen willen voorleggen.

Allereerst vraag ik haar of zij zelf al in staat is om inzicht te geven in de omstandigheden, dus de factoren op grond waarvan die toename is te verklaren. Heeft dat te maken met in algemene zin meer agressie op de weg, verloedering van het verkeersgedrag, een toegenomen verkeersdrukte of zijn er specifiekere punten aan te wijzen?

Verder zou de PvdA-fractie graag van de minister binnen afzienbare tijd een opgave willen zien van de vijf of tien gevaarlijkste wegen/wegvakken per provincie. Dat geeft naar onze mening ook een handvat om in het verkeer tussen rijksoverheid, provincies en gemeenten te kunnen kijken naar een plan van aanpak, een plan van actie om op die gevaarlijke wegen en wegvakken te komen tot verbetering van de verkeersveiligheid.

Op de derde plaats zou ik aan de minister van Verkeer en Waterstaat willen vragen of de Kamer zo specifiek mogelijk kan worden geïnformeerd over de uitvoering van twee moties die naar aanleiding van het overleg van maart jongstleden door deze Kamer zijn aangenomen.

De voorzitter:

U moet nu afronden.

De heer Van Heemst (PvdA):

De ene betreft het zwaarder straffen van roekeloos rijgedrag, de andere de inzet van verkeersdeskundigheid van de regionale politiekorpsen.

De voorzitter:

U moet nu afronden.

De heer Van Heemst (PvdA):

Mijn laatste vraag...

De voorzitter:

U bent over de tijd heen en dan gaat het ten koste van anderen. U moet dan uw tweede twee minuten gebruiken. Het woord is aan de minister.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Toen we in maart met elkaar discussieerden over de verkeersveiligheid heb ik ook zelf al aangegeven dat ik me ernstig zorgen maakte over de ontwikkeling van het aantal verkeersslachtoffers. Het zag ernaar uit dat er weer enige groei te constateren zou zijn. Ik moet u helaas zeggen dat in elk geval over de eerste helft van dit jaar die vrees ook bewaarheid wordt.

Er is inmiddels een nieuwe methode gemaakt door CBS, waardoor de vergelijking redelijk goed te maken is. Als we kijken naar het aantal dodelijke slachtoffers en naar het verschil met vorig jaar in dezelfde periode, dan zijn er dit jaar zo'n 32 mensen meer omgekomen in het verkeer. De grootste groei zit bij de voetgangers en daarnaast bij het aantal passagiers in auto's. Dit laatste duidt er voor mij op dat er waarschijnlijk weer sterker gecontroleerd moet worden op het gordeldragen in auto's. Ik vermoed dat dit een van de oorzaken is van de groei van het aantal overleden passagiers in auto's. Bij de bestuurders van personenauto's is een zeer lichte groei, kleiner dan het gemiddelde te constateren.

Verder zijn er een paar opvallende veranderingen. Zo is er een spectaculaire verlaging van het aantal dodelijke ongevallen onder bestuurders en passagiers van bestelauto's. Ik kan geen kant en klare verklaring geven hoe het komt dat deze cijfers zich in deze richting ontwikkelen. Het heeft naar mijn gevoel geen directe relatie met het drukker worden op de weg, want dan is juist het aantal voetgangers dat overlijdt niet goed te verklaren. Al met al baart het me zorgen. Ik denk dat we onze aandacht in verscherpte mate op dit probleem zullen moeten gaan richten.

Ik heb een paar weken geleden, omdat ik dat vermoeden al langer had, een tamelijk indringend gesprek gehad met VNG en IPO. Deze afspraak is gemaakt nadat vorig jaar een klein budget voor verkeersveiligheid naar de provincies is gegaan in het kader van de decentralisatie. Wij hebben met elkaar geconstateerd dat ook VNG en IPO een verscherpte inzet zullen moeten plegen. Wij hebben in het kader van de afspraken over de brede decentralisatie van verkeer en vervoer ook het onderwerp verkeersveiligheid opgevoerd. Ik wil ook in de vaste afspraken die ter zake van de toetsingsmogelijkheden door de rijksoverheid of door de provinciale overheid wat de gemeenten betreft zijn gemaakt, straks verkeersveiligheid als een integraal onderdeel meenemen. De streefcijfers die wij landelijk met elkaar vaststellen kunnen namelijk uitsluitend en alleen gehaald worden als provincies maar vooral ook gemeenten daar een goede inzet bij plegen.

Ik probeer verder een stukje inzet te plegen bij de demonstratieprojecten "duurzaam veilig". Ik vind dat provincies en gemeenten hier nog veel intensiever mee bezig zouden moeten zijn. Wellicht kunnen onze voorbeeldprojecten daar een ondersteuning bij zijn. We hebben op dit punt samen met VNG en IPO afgesproken dat we zullen bekijken hoe we hier nog meer intensivering aan kunnen geven, ook in de sfeer van de voorlichting naar de lagere overheden toe die uiteindelijk het proces echt moeten inzetten.

Zelf ben ik op dit moment in druk overleg met de branche om te zien hoe ik zo snel mogelijk de snorfietsen echte snorfietsen kan laten worden. In het verlengde daarvan ben ik in overleg met de branche om te zien hoe we nu eindelijk het euvel van de zwaar opgevoerde bromfietsen op een adequate manier kunnen aanpakken. Wat mij betreft is het uitgangspunt, dat deze apparaten slechts zo mogen heten als ze werkelijk niet harder kunnen rijden dan waarvoor ze zijn uitgerust. Ik ben niet van plan hier op enige manier toleranter in te zijn. Dat betekent dat deze apparaten echt in snelheid terug moeten.

De voorzitter:

U heeft nog een halve minuut.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! De heer Van Heemst krijgt van mij de wegvakken per provincie. Deze zijn beschikbaar. Wij geven deze overigens ook aan de provincies en aan de gemeenten.

Wat uw laatste verzoek over de specifieke informatie betreft, zou ik u willen vragen of ik het antwoord hierop schriftelijk mag geven, omdat het in beide gevallen onderwerpen betreft waar ook de minister van Justitie mee bezig is.

De heer Van Heemst (PvdA):

Voorzitter! Het is goed en nuttig dat de minister op een aantal concrete punten, snorfietsen en opgevoerde bromfietsen, op korte termijn tot actie wil overgaan. Wij horen graag van haar wanneer het volgende Meerjarenplan verkeersveiligheid beschikbaar komt. Het is voor 1996 aangekondigd. Naar onze mening kan alles op alles worden gezet om dit plan zo snel mogelijk bij de Kamer in te dienen. In dat plan zou moeten worden aangegeven, hoe vastgehouden kan worden aan de vastgelegde doelstelling inzake verkeersveiligheid. Hierop hoor ik nog graag een reactie van de minister. De doelstelling was ten opzichte van 1986 50% minder doden en 40% minder gewonden in 2010. Wij gaan ervan uit, dat de minister waar nodig haar verantwoordelijkheid aanscherpt en activeert om provincies, gemeenten en andere betrokkenen te motiveren om deze doelstelling, die wij juist bij deze ongunstige ontwikkeling niet mogen loslaten, te halen.

Op basis van de informatie van de minister, het overzicht dat wij nog krijgen en de informatie over de uitvoering van de twee moties – deze wil ik graag op korte termijn hebben – overwegen wij om in algemene zin een overleg met de minister te voeren over de verkeersveiligheid, vooruitlopend op het debat dat volgend jaar zal worden gehouden over het Meerjarenplan verkeersveiligheid.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! De heer Van Heemst constateert terecht dat de afspraak is gemaakt dat het volgende MPV in 1996 verschijnt. Dat kan niet veel eerder, en zeker nu niet, omdat het MPV niet uitsluitend door de rijksoverheid wordt gemaakt en niet alleen beleid bevat dat de rijksoverheid moet maken. Wij hebben net al geconstateerd dat de grootste groei van het aantal verkeersslachtoffers helaas is te vinden onder de voetgangers. Zij bevinden zich over het algemeen niet op plekken waar de rijksoverheid direct invloed heeft. Dat betekent dus ook dat het van des te groter belang is dat ik samen met de gemeente en de provincie probeer de puntjes op de i te zetten en het beleid echt aangescherpt te krijgen en wel zodanig dat er geen gemeente meer is in dit land, en zeker geen gemeenteraad, die niet weet dat zij of hij verantwoordelijk is voor het verkeersveiligheidsbeleid in de eigen gemeente en wat de doelstellingen zijn. Met andere woorden: het vergt enige voorbereiding, maar wij blijven op schema en wij zullen ervoor zorgen dat het MPV er op tijd is.

De kamerleden ontvangen een overzicht van de gevaarlijkste plekken. Ik ben graag bereid om daar nader over te overleggen. Ik wijs er wel op dat de gevaarlijkste plekken zich voor een deel op rijkswegen, voor een deel op provinciale wegen en ongetwijfeld ook voor een flink deel binnen gemeenten bevinden. Wij moeten maar eens kijken hoe wij daar verder mee omgaan. Ik wil graag hierover met de leden van gedachten wisselen. Laat daar geen misverstand over bestaan.

De heer Janmaat (CD):

Mijnheer de voorzitter! Het is natuurlijk goed dat de minister het roekeloze rijgedrag van jongeren in haar beantwoording ter sprake brengt. In dat opzicht vraagt de CD-fractie aan de minister of zij wil bevorderen dat de Wegenverkeerswet, in het bijzonder artikel 36, wordt aangescherpt. Daarin wordt dood door schuld in het rijgedrag bestraft met maximaal een jaar of een geldboete. Lijkt het de minister echter niet verstandig om daar een uitbreiding aan te geven, zodat in schrijnende gevallen – ik noem bijvoorbeeld Kluivert – onmiddellijk kan worden overgegaan tot het innemen van het rijbewijs? Sommigen schijnen dit minder erg te vinden, maar de CD-fractie neemt dit wel serieus.

De voorzitter:

Wij spreken hier niet over individuele gevallen.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! Vorig jaar hebben wij tijdens de commissievergadering over verkeersveiligheid uitgebreid over dit onderwerp gesproken. De heer Van Heemst heeft hierover een concrete vraag gesteld. Ik heb net toegezegd dat ik, nadat ik daarover met de minister van Justitie heb gesproken, zal antwoorden op zijn vragen over de aangenomen moties over de zwaardere straffen en het inzetten van de regionale korpsen. Daarover zal ik de Kamer schriftelijk berichten.

Naar boven