Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van orde.

De voorzitter:

Volgens het Reglement van orde duurt het vragenuur maximaal 60 minuten. Het is u bekend dat het Presidium daaraan wenst vast te houden. Er is een zestal series vragen. Dit betekent dat, afhankelijk van het verloop, bij elk onderwerp het stellen van vragen op enig moment wordt beëindigd en wordt overgegaan naar de volgende vragenreeks, opdat alle vragen aan de orde kunnen komen in het tijdsbestek van 60 minuten, alles conform het Reglement van orde. Hoe het loopt, merkt u dan wel.

Vragen van het lid M.B. Vos aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, over de vergunningverlening voor export van zinkhoudend afval naar India.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Nederland exporteert gevaarlijk zinkafval naar India. De verwerking van dat afval is, op z'n zachtst gezegd, weinig milieuvriendelijk, zo bleek onlangs uit berichten in het dagblad Trouw.

In antwoord op schriftelijke vragen van onze fractie heeft de minister een aantal toezeggingen gedaan, waardoor de export voorlopig wordt opgeschort. Dat is positief. Minder positief vinden wij echter dat de minister de mogelijkheid openlaat van export in de toekomst van gevaarlijk afval, ook als verantwoorde verwerking niet verzekerd is. De minister stelt namelijk dat de verantwoordelijkheid voor de beoordeling van milieuverantwoorde verwerking bij het ontvangende land ligt. Pas als er gerede twijfel is ontstaan, zo stelt zij, heeft Nederland de bevoegdheid een onderzoek te starten. Door de berichtgeving in Trouw is gerede twijfel ontstaan, stelt de minister, en daarom laat zij de ambassade in India een aantal zaken uitzoeken. Naar het oordeel van de fractie van GroenLinks is het als exporterend land echter je plicht om je van de verantwoorde verwerking te verzekeren, voordat je een vergunning verleent voor export. Anders wordt het een ver-van-mijn-bed-show. Allerlei ervaringen, opgedaan bij de verwerking van gevaarlijk afval in ontwikkelingslanden, geven er de nodige aanleiding toe om je van een verantwoorde verwerking te verzekeren. Om deze reden stel ik de volgende vragen aan de minister.

Is de minister bereid in de toekomst wèl preventief te toetsen? Artikel 4.10 van het Verdrag van Bazel geeft daar ook de ruimte voor. Volgens de directeur van Indo Zinc ontvangt hij jaarlijks 1000 ton afval uit Nederland. Daarvoor is nooit vergunning verleend. De minister stelt in haar brief dat het om 366 ton gaat. Welke hoeveelheid het ook is, het gaat om een behoorlijke berg.

Mijn tweede vraag is dan ook hoe het mogelijk is dat zo'n omvangrijke stroom weglekt. Heeft geen van de voor controle verantwoordelijke instanties dit opgemerkt? Wordt er nu onderzocht wie er nog meer illegaal afval hebben geëxporteerd naar Indo Zinc?

Mijn derde vraag betreft het onderzoek dat de minister heeft uitgezet via de ambassade. Wanneer zal het plaatsvinden? Wie draagt de verantwoordelijkheid? Wie bepaalt aan welke criteria het onderzoek moet voldoen? In welke vorm zal het plaatsvinden?

Minister De Boer:

Voorzitter! Ik ben erkentelijk voor de vragen van mevrouw Vos, want deze materie houdt ons zeer bezig. Het is een vrij ernstige zaak.

Mevrouw Vos vraagt of in de toekomst de export van zinkafval mogelijk blijft. Tot 1 januari 1998 is, conform de internationale regels die hiervoor gesteld worden, de export van zinkafval mogelijk. Na die tijd is dat niet meer aan de orde. De regel is nu zo dat er alleen op basis van vergunningverlening door het ontvangende land een exportvergunning door ons afgegeven wordt. In die vergunning van het ontvangende land wordt aangegeven hoe de verwerking zal plaatsvinden in het land.

Naar aanleiding van de stukken die in de pers verschenen zijn, en naar aanleiding van het stuk dat voor de televisie is getoond, doen wij ter plekke onderzoek naar de vraag of de manier waarop wordt omgegaan met zinkafval, zich verhoudt tot de voorwaarden die gesteld zijn in de vergunning die afgegeven is door het ontvangende land, in dit geval India. Omdat er sprake is van een zaak die wij hoog opnemen, hebben wij met de ambassade afgesproken dat zij onderzoek doet naar de verwerking, de relatie van de verwerking met de vergunningverlening en de manier waarop het in het algemeen toegaat, dus niet alleen bij Indo Zinc, maar ook bij de andere bedrijven. Het is bekend dat wij meer relaties hebben, ook met een ander bedrijf dan Indo Zinc. Aanvankelijk dachten wij dat wij er überhaupt geen relatie mee hadden. Wij hebben echter onlangs ontdekt dat dit wèl het geval is.

Bij het onderzoek zullen uiteraard ook betrokken worden de opmerkingen die gemaakt zijn in de krant, namelijk dat er veel meer vanuit Nederland geëxporteerd zou zijn dan de 366 ton waarvan wij weten dat zij onderweg is en waarvoor de exportvergunning niet compleet is. Wij zullen in India laten nakijken of zinkassen die verder aanwezig zijn bij Indo Zinc wellicht uit Nederland afkomstig zijn. Dat wordt gesteld in het artikel. Wij willen natuurlijk nagaan of dat waar is. Als dat het geval is, hebben wij een groot probleem. Het betekent dat er illegaal geëxporteerd zou zijn. Dat kan uiteraard niet getolereerd worden. Wij hebben op dit ogenblik alleen kennis van die 366 ton waarover ik de Kamer heb geïnformeerd.

Een andere vraag was hoe het onderzoek verder vorm zal worden gegeven. Wij hebben opdracht gegeven aan het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat weer opdracht heeft gegeven aan de ambassade ter plekke. De volgende vragen zijn naar de ambassade gefaxt.

1. Welke autoriteit is bevoegd om een importvergunning af te geven voor de verwerking van zinkafval bij de bedrijven Indo Zinc en Bharat Zinc?

2. Hebben Indo Zinc en Bharat Zinc een vergunning voor de verwerking van zinkafval?

3. Hoe vindt de feitelijke verwerking van zinkafval plaats? Is de feitelijke verwerking in overeenstemming met de in vraag 2 genoemde vergunning?

Verder willen wij een beschrijving hebben van de aanvoer van het te verwerken zinkafval, de opslag van het te verwerken zinkafval, de verwerking van het te verwerken zinkafval en de verwijdering van de bij de verwerking vrijgekomen reststoffen. Het totale plaatje zal ons een beeld geven van de situatie ter plekke. Dit betekent ook dat wij ons op dat ogenblik wederom zullen beraden op de voortgang van de export van zinkafval naar India.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mijnheer de voorzitter! Ik dank de minister voor haar antwoorden. Ik ben toch nog niet helemaal tevreden. Mijn eerste vraag was in feite de belangrijkste vraag: is de minister bereid om in de toekomst, ook de nabije toekomst tot het jaar 1998, preventief te toetsen? Ik ben van mening dat de minister daarvoor wel degelijk ruimte heeft. Er is een artikel 16 van de EVOA-richtlijn, de Europese richtlijn die export regelt naar niet-OESO-landen waar India dus onder valt. In die richtlijn valt te lezen dat je als land het recht hebt om na te gaan of verantwoorde verwerking mogelijk is. Mijns inziens bestaat er voor de minister voldoende grond om die ruimte te nemen. Ik wijs op de opstelling van Nederland in het verleden. Wij zijn de grote voorstander, de grote trekker van de conventie van Bazel. Ik denk dat wij die rol moeten spelen en onze verantwoordelijkheid op die manier goed moeten waarmaken. Ik verneem graag een helder standpunt van de minister. Ik verwacht eigenlijk dat wij wel de kant op moeten van preventief toetsen.

Ik heb zojuist al gevraagd hoe het mogelijk is dat zo'n grote hoop zink blijkbaar zonder vergunning naar India heeft kunnen gaan. Op die vraag heb ik nog geen antwoord van de minister gehad. Maar hoe kan dat nou? Waar faalt de controle? En wat gaat de minister eraan doen?

Tot slot kom ik bij het onderzoek. De minister heeft helder aangegeven welke vragen daarbij aan de orde zijn. Ik vraag de minister vervolgens wie dat onderzoek gaat uitvoeren. Zal een extern bureau dat doen? Wie gaat de criteria vaststellen? En wanneer zal er meer bekend zijn?

Minister De Boer:

Mijnheer de voorzitter! Het is goed om met elkaar de situatie nauwkeurig te bekijken. Wij zijn op de hoogte gesteld van een probleem ter plekke. Wij hebben gezegd dat wij dat goed moeten onderzoeken. Wij moeten bekijken hoe de verwerking plaatsvindt. Enfin, ik heb de Kamer zojuist de reeks van vragen voorgelegd. Ook moeten wij bekijken of de aantijgingen juist zijn die in de media zijn gepresenteerd, namelijk dat daar veel meer Nederlandse zinkassen zijn verwerkt dan volgens de vergunning was toegestaan. Met die twee aspecten houden wij ons op dit ogenblik bezig.

Als blijkt dat de verwerking voldoet aan alle eisen die worden gesteld in de vergunning die de Indiase regering afgeeft, houden wij ons daaraan. Als blijkt dat dit niet het geval is, zullen wij uiteraard niet meer meewerken aan een exportvergunning voor zaken die daar op een ondeugdelijke manier verwerkt worden. Wij dragen daar inderdaad medeverantwoordelijkheid voor. Nogmaals, als de verwerking plaatsvindt conform de richtlijnen en conform de eisen die de Indiase regering in haar eigen vergunning stelt, zullen wij dat accepteren.

Mevrouw Vos heeft gevraagd hoe het mogelijk is dat daar zo veel zinkassen terecht zijn gekomen. Wij weten niet of dat het wel waar is, maar wij onderzoeken het. Als het waar is, zullen daar zonder meer de vragen uit voortvloeien hoe dat heeft kunnen gebeuren, wie daaraan heeft meegewerkt en welke illegale transporten dan hebben plaatsgevonden.

In antwoord op de vraag hoe het onderzoek in India zal plaatsvinden kan ik meedelen dat wij via Buitenlandse Zaken aan de ambassade opdracht hebben gegeven hiernaar een onderzoek in te stellen. Ik ben ervan overtuigd dat de ambassade in India daarvoor onder andere deskundigheid zal inhuren. Het onderzoek vindt geheel en al onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering plaats.

De heer Lansink (CDA):

Voorzitter! Uit de vragen en de antwoorden blijkt dat dit eigenlijk een onderwerp is voor een algemeen overleg. Maar ik wil toch een korte vraag stellen.

Hoeveel tijd neemt het onderzoek in beslag, weken of maanden? In haar brief van 20 september schrijft de minister dat zij de bedrijven die een vergunning hebben, wil overhalen van export af te zien in afwachting van de resultaten van het onderzoek. De vraag is of de overheid dat wel kan doen. Ze kan het natuurlijk netjes vragen, maar de desbetreffende bedrijven hebben wel een vergunning, dus behoeven geen gevolg te geven aan het verzoek van de overheid. Daarom klemt zeer de vraag wanneer de resultaten van het onderzoek bekend zullen zijn.

Minister De Boer:

Het onderzoek zal een aantal weken in beslag nemen. Wij denken dat wij begin november de uitslag van het onderzoek zullen hebben. Wij hebben de desbetreffende bedrijven om medewerking gevraagd en wij hebben op dit moment geen reden om aan te nemen dat ze die medewerking niet zouden verlenen.

Overigens ben ik het met u eens dat dit onderwerp zich leent voor een nadere discussie in een algemeen overleg.

Mevrouw Verspaget (PvdA):

Voorzitter! De minister geeft heel duidelijk aan tot hoeveel problemen het kan leiden dat de nieuwe regels pas in 1998 zullen ingaan. Acht zij het mogelijk dat er, conform het beleid dat Nederland in het verleden heeft gevoerd ten opzichte van een aantal belangrijke internationale milieuproblemen, zoals destijds de CFK's, vooruit wordt gelopen op de regelgeving van 1998? Dan kan Nederland nu al, of in ieder geval zo spoedig mogelijk komen tot een exportverbod in de geest van de afspraken van 1998 voor alle afvalstoffen die in principe recycled kunnen worden, maar waarvan wij niet weten of de voorwaarden waaronder dat gebeurt altijd voldoende zullen zijn.

Minister De Boer:

Voorzitter! Wat mij betreft zouden wij onmiddellijk stoppen met het exporteren van deze stoffen. Maar wij hebben hierbij te maken met internationale regelgeving en wij hebben in dit geval bovendien te maken met een land dat erg graag die zinkassen wil hebben.

Zinkas is een produkt dat buitengewoon goed te verwerken is, in wezen beter te verwerken dan het zinkerts als zodanig. Dus India wil graag zoveel mogelijk zinkassen voor de eigen produktie importeren. Dat betekent ook dat de bedrijven in Nederland die dit zinkhoudend afval willen exporteren een willige koper hebben. Daardoor hebben wij weinig juridische mogelijkheden om de export van deze stoffen te verbieden. Onder deze omstandigheden is het de verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering om dat proces buitengewoon zorgvuldig te volgen en te begeleiden. Ik heb zoëven aangegeven hoe wij dat verder zullen doen.

Tot 1998 hebben wij, ervan uitgaande dat de verwerking in India plaatsvindt op de manier zoals het moet, conform de vergunningverlening, geen mogelijkheden om een bedrijf dat wil exporteren te verbieden dat te doen, aangezien dat bedrijf te maken heeft met een land dat graag wil importeren.

Zo ligt de situatie op het ogenblik. Ik vind dat het onze verantwoordelijkheid is om ervoor te zorgen dat een en ander gaat volgens de regels van het spel.

Naar boven