Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, toe te voegen aan de agenda van de volgende week:

  • - het wetsvoorstel Bijzondere bepalingen voor handelsvertegenwoordigers (24166);

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (24116).

Ik ga ervan uit dat het hier hamerstukken betreft. Indien dat niet het geval is, zal behandeling na het reces plaatsvinden.

Ik stel voor, dinsdag aanstaande bij het begin van de vergadering te behandelen:

  • - de brief van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer houdende het voorstel de financieel-administratieve kant van de Balansverkortingsoperatie aan te wijzen als groot project (23817, nr. 40);

  • - de Partiële herziening Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (23661, nr. 4).

Ik stel voor, tot en met de zomer van 1996 de volgende recessen en vergadervrije dagen vast te stellen:

  • - kerstreces van vrijdag 22 december 1995 t/m maandag 15 januari 1996;

  • - voorjaarsreces van vrijdag 23 februari 1996 t/m maandag 11 maart 1996;

  • - meireces van vrijdag 26 april 1996 t/m maandag 6 mei 1996;

  • - zomerreces van vrijdag 28 juni 1996 t/m maandag 26 augustus 1996.

Er zal niet vergaderd worden op Witte Donderdag 4 april 1996 en de dinsdag na Pasen, dinsdag 9 april 1996.

Tevens stel ik voor, op dinsdag 20 februari 1996 wel te vergaderen, maar geen stemmingen te doen plaatsvinden.

Ik merk op, dat deze recessen anders zijn dan gebruikelijk. Nieuw zijn het voorjaarsreces, dat gelijk loopt met de voorjaarsschoolvakantie, en het meireces, dat gelijk loopt met de meivakantie van vele scholen. Het traditionele paasreces is bij wijze van spreken belangrijk ingekort tot Witte Donderdag en de dinsdag na Pasen. Het kerstreces is met een week bekort. Per saldo blijft het aantal vergaderdagen ongeveer gelijk.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Schutte.

De heer Schutte (GPV):

Mijnheer de voorzitter! Gisteren leek het erop dat wij het debat over Schiphol hadden afgerond, maar binnen 24 uur zagen de ministers De Boer en Jorritsma-Lebbink kans de verwarring compleet te maken. Vanmorgen deelde de pers bij monde van minister De Boer mee, dat zij en minister Jorritsma-Lebbink zondag jongstleden al een akkoord hadden gesloten over de nachtvluchten; een akkoord waarover in de brief van maandag aan de Kamer met geen woord werd gerept. Gisteren werd tijdens het debat het beeld opgeroepen dat de regeringsfracties niets wisten van een akkoord binnen het kabinet en dat ze hun compromis echt helemaal zelf bedacht hadden, zoals het past in een dualistisch bestel. Prompt liet minister Jorritsma vanmorgen weten dat wat haar betreft de uitspraken van minister De Boer in Trouw nergens op slaan, waarna minister De Boer weer liet weten dat er zondag alleen maar van gedachten was gewisseld, maar dat van een akkoord geen sprake geweest zou zijn.

Voorzitter! In zo'n verwarrende situatie kunnen wij het debat over Schiphol niet afsluiten, maar is opheldering het eerst noodzakelijke. Duidelijk zal moeten worden of de Kamer op een behoorlijke wijze is geïnformeerd op weg naar het debat van gisteren en hoe het kon gebeuren dat tijdens het debat het beeld werd opgeroepen van inventieve coalitiefracties en verraste bewindslieden. Om die helderheid te krijgen verzoek ik u, mede namens de heer Rosenmöller van GroenLinks en mevrouw Van Rooy van het CDA, het debat over Schiphol vandaag te heropenen.

De voorzitter:

Ik stel voor, in te stemmen met het verzoek van de heer Schutte.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Mij was reeds gemeld dat er een verzoek zou komen. Het is mij gebleken dat de minister thans in Luxemburg is. Zij zal dus vanavond na de dinerpauze hier kunnen zijn.

Ik neem aan dat dit debat van uiterst beperkte duur zal zijn.

De heer Schutte (GPV):

Voorzitter! Ik heb begrip voor uw benadering. Aan de andere kant hebben wij gesproken van een verwarrende situatie. Ik stel mij dus voor dat, om de zaak in eerste instantie duidelijk te stellen, in ieder geval voor de eerste spreker – of wellicht sprekers – een spreektijd van ten minste vijf minuten noodzakelijk zal zijn.

De voorzitter:

Laten wij het op enkele minuten houden, want ik vind vijf minuten relatief veel, lettend op de spreektijden in eerste en tweede termijn. Die opmerking moet ik wel maken. Een spreektijd van enkele minuten moet ook kunnen.

Dat betekent overigens dat pas nadat dit debat heeft plaatsgevonden, de stemmingen kunnen plaatsvinden, lettend op het feit dat wij het verzoek van de heer Schutte hebben ingewilligd.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! Vanmiddag komt het evaluatierapport van de Ziekenfondsraad over een aantal gevolgen van de bezuinigingen op de tandzorg uit. Dat rapport bevestigt datgene wat de SP-fractie en ook anderen al lang vreesden, namelijk dat de gevolgen niet zouden uitblijven, met name ook voor de mensen met lagere inkomens. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft ons tijdens het debat over de kostenbeheersing een toezegging gedaan. Wanneer zou blijken dat vele mensen zich niet herverzekeren om financiële redenen, dan zou de verantwoordelijkheid weer terugkomen bij de overheid. De conclusies van het rapport van de Ziekenfondsraad, zoals gezegd, liegen er niet om. Naast het feit dat er vele mensen onverzekerd rondlopen, komen er nu al signalen over nadelige gevolgen voor de gebitstoestand van mensen. Mensen kiezen voor het trekken van kiezen in plaats van voor het vullen, terwijl mensen die een prothese nodig hebben hier niet voor kiezen.

Mijnheer de voorzitter! Gezien de alarmerende bevindingen van de Ziekenfondsraad wil ik de minister vragen om een brief hierover, en liefst zo snel dat de Kamer nog voor het reces in staat is om over deze naar mijn idee belangwekkende kwestie te debatteren. De brief zou in ieder geval de volgende twee vragen moeten beantwoorden: wat is de reactie van de bewindsvrouwe op het rapport van de Ziekenfondsraad en welke maatregelen denkt zij te gaan nemen?

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik heb een aantekening met betrekking tot het verzoek om een debat, dat mogelijk volgende week door de heer Marijnissen zal worden gedaan. Lettend op de punten die hoe dan ook volgende week moeten worden afgedaan en ervan uitgaande – ofschoon het mij niet uitmaakt – dat men geen continue zitting wil van dinsdag 14.00 uur tot de nacht van donderdag op vrijdag, meen ik dat het misschien verstandig is om, wanneer de brief er is, binnen de desbetreffende commissie te bezien of er een algemeen overleg moet worden gevoerd dat hier plenair kan worden afgerond. Als men dat in overweging zou willen nemen, geloof ik dat wij aan de ene kant het werk dat wij moeten doen voor het zomerreces kunnen afdoen, terwijl wij aan de andere kant dan niet in extreme vergadertijden vervallen.

Nogmaals, het maakt mij niet uit, maar ik vermoed dat ik het gevoelen van velen in deze vergadering zo goed heb vertolkt.

Het woord is aan mevrouw Sipkes.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Er is vanmiddag een algemeen overleg met onder meer de minister-president ter voorbereiding van de Europese Raad in Cannes. Een van de belangrijkste agendapunten op deze Europese Raad vormt de ondertekening van het Europol-verdrag. De Kamer heeft hier uitvoerig over van gedachten gewisseld met de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie. Wij hebben bij herhaling gezegd dat wij van tevoren het laatste concept van het verdrag willen zien. Wij hebben dit inderdaad vanmorgen gekregen. Daaruit blijkt dat een van de toch vrij belangrijke zaken in het verdrag, namelijk de plaats van het Europese Hof van Justitie, niet geregeld is. Ik weet niet wat de uitkomsten zullen zijn van het overleg van vanmiddag, maar ik sluit niet uit dat de resultaten zodanig zijn, dat ik de Kamer toch nog een uitspraak wil voorleggen in dezen, voordat de bewindslieden afreizen naar Cannes. Ik hoop dat u hier op de een of andere manier een gaatje voor kunt vinden op de agenda.

De voorzitter:

Wenst iemand naar aanleiding van dit verzoek het woord? Dat is niet het geval. Dat betekent dat ik mag concluderen dat de Kamer in beginsel instemt met de wens die in de loop van deze middag kan opkomen om een twee-minutendebatje te voeren. Dat betekent ook dat de Kamer ermee instemt dat dit debatje voor de stemmingen zal plaatsvinden, vanwege het afreizen van de bewindslieden naar een Zuidfranse plaats.

Ik stel voor, dit debatje na de dinerpauze en voor de stemmingen te laten plaatsvinden. Ik ga ervan uit dat het er alleen om gaat dat een motie kan worden ingediend, opdat de Kamer haar opvatting ter zake tot uitdrukking kan brengen en er op dit punt hedenavond helderheid is.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van der Hoeven.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Vanochtend heeft de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen met de minister vergaderd over de problematiek van de wachtgelden. De beantwoording van de minister bevatte zoveel open einden met betrekking tot de problematiek die is aangekaart door de Algemene Rekenkamer, dat ik u wil verzoeken om het verslag van dit mondeling overleg aan de plenaire agenda voor volgende week toe te voegen teneinde de mogelijkheid te hebben een motie in te dienen.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit punt aan de inmiddels geopende reeks van twee-minutendebatten voor volgende week toe te voegen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Weisglas.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Ik wil een vraag stellen over het programma van deze dag. Ik ga ervan uit dat er stemmingen zullen zijn over het wetsvoorstel inzake de malus. Ook is aangekondigd dat er wellicht een debat met stemmingen zal plaatsvinden over Europol en de Europese Raad. Voorts constateer ik dat er een debat en stemmingen zullen plaatsvinden over Schiphol. Kunt u iets zeggen over de volgorde der dingen en de tijdstippen waarop een en ander zal plaatsvinden?

De voorzitter:

Ik heb kunnen vaststellen dat de behandeling van wetsvoorstel 24221 in een minder snel tempo verloopt dan men zich in de commissie had voorgenomen. Deze week is al aan de orde geweest dat de commissie eraan hecht dat de stemmingen over dit wetsvoorstel vandaag plaatsvinden, omdat zij de overtuiging had dat de Eerste Kamer dit punt volgende week zou kunnen afdoen. Met inachtneming van de besluiten die zojuist zijn genomen, blijft de volgorde der dingen zoals die is, zij het dat de stemmingen zeer laat zullen plaatsvinden. Ik teken daarbij aan dat ik er op grond van informatie van de griffie van de Eerste Kamer niet geheel van overtuigd ben, dat het desbetreffende wetsvoorstel volgende week door de Eerste Kamer zal worden afgedaan. Dat is echter een zaak van de Eerste Kamer. Nu wij met de behandeling zijn begonnen, moeten wij hoe dan ook onze zaken voor het zomerreces afdoen. Wij moeten geen punten laten overstaan tot volgende week. Ik taxeer dus dat de stemmingen laat tot zeer laat zullen plaatsvinden.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzitter! Dat betekent dus ook dat het wetsvoorstel inzake de orgaandonatie vandaag niet meer aan de orde zal komen.

De voorzitter:

Misschien heeft de gedachtenwisseling tussen de heer Weisglas en mij van zoëven een bespoediging van de behandeling van wetsvoorstel 24221 bewerkstelligd. De stemmingen zullen dan wat minder laat plaatsvinden. Wij zien het wel in de loop van de dag, maar ik sluit niet uit dat ik datgene wat u zojuist voorspelde, aan de Kamer moet voorstellen.

Naar boven