84ste vergadering

Woensdag 7 juni 1995

13.00 uur

Voorzitter: Deetman

Tegenwoordig zijn 129 leden, te weten:

Adelmund, Aiking-van Wageningen, Apostolou, Van Ardenne-van der Hoeven, Assen, Augusteijn-Esser, Bakker, Beinema, Van den Berg, Biesheuvel, Bijleveld-Schouten, Blaauw, Blauw, Bolkestein, Boogaard, Van den Bos, Van Boxtel, Bremmer, M.M. van der Burg, V.A.M. van der Burg, Van de Camp, Cherribi, De Cloe, Cornielje, Crone, Dankers, Dees, Deetman, Van Dijke, Dijksma, Dijksman, Dittrich, Van den Doel, Doelman-Pel, Duivesteijn, Van Erp, Esselink, Fermina, Gabor, Van Gelder, Giskes, De Graaf, Groenman, Van Heemskerck Pillis-Duvekot, Van Heemst, Heerma, Van der Heijden, Hendriks, Hessing, Hillen, Hoekema, Hofstra, Van Hoof, Hoogervorst, De Hoop Scheffer, Houda, Huys, Janmaat, Jorritsma-van Oosten, Kalsbeek-Jasperse, H.G.J. Kamp, M.M.H. Kamp, Keur, Klein Molekamp, Koekkoek, De Koning, De Korte, Korthals, Lambrechts, Lansink, Leerkes, Leers, Liemburg, Lilipaly, Van der Linden, Marijnissen, Mateman, Van Middelkoop, Mulder-van Dam, Van Nieuwenhoven, Nijpels-Hezemans, Noorman-den Uyl, Oedayraj Singh Varma, Oudkerk, Van der Ploeg, Poppe, Rehwinkel, Reitsma, Van Rey, Van 't Riet, Roethof, Van Rooy, Rosenmöller, Scheltema-de Nie, Schimmel, Schutte, Schuurman, Soutendijk-van Appeldoorn, Stellingwerf, Sterk, Van der Stoel, Swildens-Rozendaal, Terpstra, Valk, Ter Veer, Te Veldhuis, Verbugt, Verhagen, Verkerk, Vliegenthart, Van der Vlies, M.B. Vos, O.P.G. Vos, Voûte-Droste, Vreeman, J.M. de Vries, Wallage, Van Waning, Weisglas, Van Wingerden, Witteveen-Hevinga, Wolffensperger, Wolters, Woltjer, Ybema, Van Zijl, Zijlstra, Zonneveld en Van Zuijlen,

en de heren Kok, minister-president, minister van Algemene Zaken, Dijkstal, vice-minister-president, minister van Binnenlandse Zaken, Ritzen, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, Voorhoeve, minister van Defensie, mevrouw De Boer, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de heren Melkert, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Pronk, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, Gmelich Meijling, staatssecretaris van Defensie, en mevrouw Terpstra, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mede, dat zijn ingekomen berichten van verhindering van de leden:

Van Gelder, Van Oven en Verspaget, wegens verblijf buitenslands;

Rijpstra, wegens verblijf buitenslands, ook morgen;

Remkes, Van der Hoeven, De Jong, Smits en Sipkes, wegens verblijf buitenslands, de gehele week;

Rouvoet en Middel, wegens bezigheden elders;

Biesheuvel, wegens bezigheden elders, alleen voor de middagvergadering;

Boers-Wijnberg, Van Vliet en B.M. de Vries, wegens ziekte;

Rabbae, wegens ziekte, de gehele week.

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Ingekomen is een brief van collega Dees, die als volgt luidt:

"Mijnheer de Voorzitter.

In verband met mijn benoeming tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal deel ik u mede dat ik met ingang van 13 juni 1995 ontslag neem als lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Sinds mijn eerste beëdiging als lid van uw Kamer op 8 december 1972 heb ik, met één periode van onderbreking als staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Cultuur, met buitengewoon veel genoegen mijn werk in de Kamer verricht.

Het was een voorrecht in vele functies en disciplines in uw midden te verkeren. Mijn grootste belangstelling is daarbij overigens altijd uitgegaan naar de wetgevende arbeid. Ik prijs mij gelukkig, de inbreng in de wetgeving te kunnen voortzetten aan de overkant, zij het dat ik het recht van amendement node zal missen.

Allen in deze Kamer en dit gebouw dank ik hartelijk en vol respect voor de samenwerking. Alle ervaringen en de vele dierbare onvergetelijke momenten neem ik graag mee naar de Eerste Kamer. Het ga u allen goed."

(w.g.) Dick Dees.

(Applaus)

De voorzitter:

Waarde collega. Het past ons allereerst u geluk te wensen met uw verkiezing tot lid van de Eerste Kamer. Zeer lang hebt u deel uitgemaakt van deze Kamer. U schreef het reeds: vanaf 1972, met een onderbreking in de jaren tachtig van enkele jaren voor het staatssecretariaat van Volksgezondheid, Welzijn en Cultuur.

In deze Kamer hebt u zich met zeer vele zaken beziggehouden. U bent lid geweest van de commissie voor de Rijksuitgaven, de commissie voor Onderwijs en Wetenschappen, thans de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. In die commissie en op dat terrein bent u jarenlang voor wat betreft het wetenschappelijk onderwijs eerste woordvoerder geweest. U bent lid geweest van de commissie voor de Volksgezondheid. Zowel vóór uw staatssecretariaat als daarna hebt u zich op dat terrein bewogen. Het staatssecretariaat zelf spreekt voor zich. U bent lid geweest van de commissie voor de Werkwijze der Kamer.

U hebt nog een tweetal activiteiten ontplooid die voor deze Kamer van niet geringe betekenis zijn. Vanaf 3 oktober 1989 was u tweede ondervoorzitter van de Kamer. In die kwaliteit heeft u in het Presidium een belangrijke bijdrage geleverd aan het reilen en zeilen in de Kamer in de afgelopen jaren. Ik wil in dit verband in het bijzonder noemen uw voorzitterschap van de commissie Emolumenten leden Tweede Kamer, in de wandeling de commissie-Dees geheten. Het gaat daar om onze rechtspositie. En die rechtspositie, omdat het over onszelf gaat, vereist in verhouding tot andere dat meer dan ooit puntjes op de i worden gezet, opdat de openbare verantwoording in deze zaal op een juiste en correcte manier kan plaatsvinden.

Wat mij door de tijd heen is opgevallen, is dat u het werk in die commissie heel precies deed; soms, dacht ik, tot op de laatste cent nauwkeurig. Maar één ding was wel duidelijk: wanneer er een advies uit de commissie kwam, was dat een advies waar op afgegaan kon worden, niet alleen door het Presidium, maar doorgaans ook in deze Kamer.

Daarnaast bent u lid geweest van de Raadgevende vergadering van de Raad van Europa en de Westeuropese Unie. En u bent lid geweest van de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad, waarvan in de jaren 1993 en 1994 als voorzitter. Op die manier kon ik u ook voluit mijn collega noemen. Wat mij is opgevallen doordat de Beneluxraad in die periode hier vergaderde, was dat u het voorzitterschap van die raad met veel enthousiasme en overtuiging hebt uitgeoefend en daarmee ook op waardige wijze deze Kamer in de Interparlementaire Beneluxraad hebt vertegenwoordigd.

Mij is ook gemeld dat u lid bent geweest van de vaste commissie voor Defensie. Ik heb er diep over nagedacht of ik een heldendaad op dat terrein zou kunnen melden, maar daar ben ik nog niet in geslaagd. Ik troost mij met de gedachte dat uw lidmaatschap aan de overzijde misschien op dit punt nog enig perspectief biedt.

Het ga u daar goed, collega. Dank voor alles wat u voor ons hebt gedaan.

(Applaus)

De voorzitter:

Van dit ontslag is mededeling gedaan aan de voorzitter van het Centraal stembureau en aan de minister van Binnenlandse Zaken.

De overige ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan voor de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan, dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Ik geef het woord aan het lid V.A.M. van der Burg tot het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven.

De heer Van der Burg:

voorzitter der commissie

Mijnheer de voorzitter! De commissie voor het Onderzoek van de Geloofsbrieven heeft de eer u te rapporteren dat zij, na onderzoek van de in haar handen gestelde stukken, eenparig tot de conclusie is gekomen dat de heer C. Bremmer te Voorschoten terecht benoemd is verklaard tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De commissie heeft derhalve de eer voor te stellen, hem als lid der Kamer toe te laten, nadat hij de bij de wet van 27 februari 1992, Stb. 120, voorgeschreven eden zal hebben afgelegd.

De commissie verzoekt u, de Kamer voor te stellen, het volledige rapport in de Handelingen op te nemen.

De voorzitter:

Ik bedank namens de Kamer de commissie voor haar verslag en stel voor, dienovereenkomstig te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze weekeditie.) 1

De voorzitter:

De heer Bremmer is in het gebouw der Kamer aanwezig. Ik verzoek de heer griffier hem binnen te leiden.

Nadat de heer Bremmer door de griffier is binnengeleid, legt hij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven eden af.

De voorzitter:

Ik wens u geluk met uw benoeming en verzoek u, de presentielijst te tekenen en in ons midden plaats te nemen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven