Aan de orde is de eindstemming over het wetsvoorstel Bepalingen met betrekking tot de educatie en het beroepsonderwijs (Wet educatie en beroepsonderwijs) (23778).

(Zie vergadering van 23 mei 1995.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! De fractie van het CDA heeft na ampel beraad ertoe besloten, uiteindelijk tegen dit wetsvoorstel te stemmen. Het belangrijkste argument hiervoor heeft de fractie in de eerste termijn van het debat aangedragen, namelijk de fusiedwang. Deze blijft in het wetsvoorstel zitten, nu het amendement omtrent niet vrijblijvende samenwerking niet is aangenomen.

Gedurende het debat van circa 25 uur in de Tweede Kamer hebben wij in goed overleg met andere fracties geprobeerd, het wetsvoorstel te verbeteren. Dit heeft geresulteerd in het aannemen van enkele amendementen, namelijk dat op stuk nr. 25 betreffende het beroepsbegeleidend onderwijs en dat op stuk nr. 47 betreffende uitzonderingen op de breedte-eis. Dat zijn op zich enkele verbeteringen in de wet.

Desalniettemin houdt mijn fractie onoverkomelijke bezwaren tegen de grondstrekking van het wetsvoorstel, waarbij beroepsonderwijs naar richting, beroepsonderwijs naar identiteit, onder te grote druk komt te staan. Ook het aannemen van het amendement op stuk nr. 47, waardoor de minister van Onderwijs de bevoegdheid krijgt van de breedte-eis af te wijken, vermag de fractie van het CDA niet ervan te overtuigen, uiteindelijk verantwoordelijkheid voor deze wet te dragen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter! Ik leg een stemverklaring af namens de fracties van de RPF, het GPV en de SGP. Deze fracties hebben het volgende overwogen bij hun eindoordeel over de Wet educatie en beroepsonderwijs.

a. De wet heeft grote betekenis voor het hele veld van de educatie en het beroepsonderwijs. De wet bevordert een onderwijsconcept dat de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt verbetert door onderwijs op maat aan te bieden. Dit onderwijsconcept heeft de steun van de genoemde fracties.

b. Zowel in de debatten over de hoofdlijnennotitie en de kernpuntennota als tijdens de plenaire behandeling hebben wij bezwaren geuit tegen de schaalvergroting en tegen het instrument van de gedwongen fusie, dat op gespannen voet staat met de implicaties van de grondwettelijke vrijheid van onderwijs. Wij zijn hierin consistent geweest. Dit politieke standpunt is tot uitdrukking gekomen in ons stemgedrag over het amendement-Reitsma/Van der Vlies, waarmee werd beoogd een niet vrijblijvend samenwerkingsmodel als alternatief voor de gedwongen fusie in de wet te brengen. Dit amendement heeft het niet gehaald. Wij wensen nimmer onder de verdenking te staan, de gedwongen fusie als instrument in dezen te aanvaarden.

c. Om deze positie kracht bij te zetten, hechten wij eraan vast te stellen dat door de minister uitdrukkelijk is gesteld dat aan het van kracht worden van het fusie-instrument in deze wet nimmer enige precedentwerking zal worden ontleend.

d. Omdat voor de zogenaamde niet-kunners – scholen die met het oog op hun godsdienstige of levensbeschouwelijke identiteit naar redelijkheid en billijkheid niet tot een fusie konden komen of kunnen komen – een oplossing in de wet is aangereikt door middel van het amendement-Van Gelder c.s. kan het instrument van de gedwongen fusie in de praktijk niet meer ingezet worden tegen scholen die hun identiteit voluit willen handhaven. Het gaat daarbij om de scholen van de kleine richtingen en andere bijzondere scholen die geen fusiepartner hebben dan wel scholen waarvoor een uitzondering mogelijk is wat de zogenaamde breedte-eis betreft. Wij gaan ervan uit dat de kan-bepaling voor de laatstbedoelde scholen zal worden gehanteerd.

e. Er is schriftelijk en mondeling een inhoudelijk debat gevoerd, tijdens welk debat inclusief de artikelsgewijze stemming het wetsvoorstel duidelijk is verbeterd. Tijdens de plenaire behandeling is uiteindelijk ook in onze richting een duidelijke daad gesteld door de fracties van de coalitie en andere fracties, door onze amendering ter zake van de niet-kunners welwillend tegemoet te treden. Wij willen daaraan niet voorbijgaan.

Voorzitter! Ons realiserend dat genoemde fracties, dus van de RPF, het GPV en de SGP, geen oppositie voeren om wille van de oppositie tegen het kabinet als doel in zichzelf, hebben wij na ampel beraad en op grond van genoemde overwegingen besloten om onze stem niet aan het wetsvoorstel te onthouden, daarmee het draagvlak voor de wet verbredend.

De voorzitter:

Ik stel voor, de wijzigingen voorgesteld door de regering op stuk nr. 49, aan te brengen.

Daartoe wordt besloten.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de SP, D66, de RPF, de SGP, het GPV, de VVD, het AOV, de CD en de leden Verkerk en Van Wingerden voor het wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Naar boven