Vragen van het lid Rabbae aan de ministers van Justitie en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over het uitblijven van de notitie over het drugsbeleid.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Het is bekend dat mijn fractie grote waarde hecht aan een debat over een nieuwe richting van het drugsbeleid in Nederland. Dat willen wij graag doen op basis van de door de regering toegezegde nota over het drugsbeleid. Ik constateer dat het kabinet deze nota nog niet heeft uitgebracht. In de Volkskrant van afgelopen vrijdag heb ik gelezen dat dit waarschijnlijk te wijten is aan een aantal technische factoren. Mijn vraag aan beide ministers is: wat zijn deze technische redenen of hebben wij te maken met een twist tussen de verschillende departementen – lees: tussen de ministers – zoals de Volkskrant meldde? Er zou ook een verschil van mening zijn tussen de minister van Buitenlandse Zaken, tevens leider van D66, en zijn collega's die met deze nota bezig zijn, omdat kennelijk sprake zou kunnen zijn van motieven van buitenlandspolitieke aard. Als dat zo is, wat zijn deze motieven dan? Speelt Frankrijk hierbij een belangrijke blokkerende rol? Speelt ook de ondertekening van het Europol-verdrag eind juni hierbij een rol? Met andere woorden: wacht het kabinet met het uitbrengen van de nota tot de afloop van deze topconferentie, dus totdat Europol binnen is?

Minister Borst-Eilers:

Mijnheer de voorzitter! Als eerste ondertekenaar van de brieven over dit onderwerp reageer ik graag als eerste op de vragen van de heer Rabbae. Zeker ten aanzien van de punten zoals internationale verdragen en dergelijke zal mevrouw Sorgdrager daar graag iets aan toevoegen. De reden van het uitstel van het verschijnen van de drugsnota ligt eigenlijk betrekkelijk voor de hand. Bij het schrijven van nota's over ingewikkelde onderwerpen zie je wel vaker dat men te optimistisch is over de tijd die men daarvoor nodig denkt te hebben. Er zitten veel aspecten aan dit onderwerp, zoals volksgezondheidsaspecten, justitie-aspecten, veiligheidsaspecten, overlastaspecten en aspecten van internationale verdragen. Zoals mevrouw Sorgdrager het zondag in de uitzending van het Capitool heeft gezegd, proberen wij nu eigenlijk voor het eerst om een geïntegreerde nota het licht te doen zien. Daarin worden al deze aspecten in samenhang geanalyseerd en bekijken wij vervolgens hoe wij het beleid zodanig kunnen bijstellen, aanscherpen en voor de toekomst vaststellen dat wij ten aanzien van al die aspecten winst en vooruitgang boeken. Dat is in de praktijk toch een stuk gecompliceerder dan wij in ons optimisme hadden gedacht toen wij zeiden dat de nota in april of mei de Kamer zou kunnen bereiken. Dat is de enige reden. Wij werken er in grote eendracht en eenstemmigheid aan.

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! Dat laatste kan ik bevestigen. Ik weet niet hoe iemand aan de gedachte komt dat er sprake zou zijn van onenigheid tussen ministers c.q. ministeries. Er is geen sprake van onenigheid, noch tussen ministers, noch tussen ministeries. Integendeel: de manier waarop aan deze nota wordt gewerkt, is een heel goede manier waar ik ontzettend blij mee ben. In de voorbereiding zoals wij die nu aanpakken, zijn wij namelijk inderdaad in staat om de verschillende aspecten met elkaar in verband te brengen. Wij hopen dan ook op basis van deze gedegen studie, binnen de nauwe marges die er nu eenmaal zijn, een zodanig beleid te maken dat wij het probleem in de greep kunnen krijgen.

Ik had zelf nog niet bedacht dat Frankrijk hier een rol bij zou kunnen spelen. Dat is dus niet het geval en dat geldt zowel voor Frankrijk als voor Europol. Wij weten allemaal dat in Frankrijk bij bepaalde personen en in bepaalde kringen een verkeerd beeld leeft van het Nederlandse drugsbeleid en van de Nederlandse omstandigheden. Onder de vorige Franse regering ben ik in staat geweest de ministers van justitie en van binnenlandse zaken regelmatig in te lichten. Men heeft mij verzekerd dat men begreep waarmee Nederland bezig is. Deze actie moet worden voortgezet bij de nieuwe Franse regering, zodat ook zij voldoende begrip krijgt en weet wat wij in Nederland doen.

Het Europol-verdrag heeft er niets mee te maken. Europol gaat over een aantal aspecten van de bestrijding van internationale criminaliteit. Nederland werkt internationaal nauw samen. Het heeft niets te maken met de relatie tussen Frankrijk en Nederland op het gebied van het interne drugsbeleid.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Ik dank beide ministers voor hun antwoord. Ik vind het goed dat zij een geïntegreerde nota willen uitbrengen. Dat is ook de bedoeling. Ik ga ervan uit dat zij namens het kabinet hebben gesproken, dus inclusief minister Van Mierlo. Het beste bewijs om te laten zien dat iedereen in dezelfde richting kijkt als het gaat om het uitbrengen van deze nota is die uitbrengen in de maand juni. Het kabinet is dan af van alle verdenkingen, inclusief Europol. Mijn vraag is of de nota inderdaad in juni wordt uitgebracht.

Minister Sorgdrager:

Mijnheer de voorzitter! De minister van Volksgezondheid en ik hebben een brief aan de Kamer gestuurd, waarin wij mededelen dat wij niet in staat zijn – de minister van Volksgezondheid heeft de technische redenen genoemd – om deze nota in juni aan de Kamer te zenden. Het antwoord op de vraag is: nee. Helaas, het zal september worden.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! Het lijkt mij wat flauw, als verschillende invalshoeken bij het drugsbeleid zijn betrokken – economie, buitenlandse politiek, volksgezondheid en justitie – dat de fractie van GroenLinks eruit afleidt dat er dus sprake is van een politieke ruzie in een en dezelfde partij.

Na twintig jaar drugsbeleid op dezelfde leest, lijkt het mij verstandig dat tot een herijking wordt overgegaan. Het is ook verstandig dat daarvoor tijd wordt genomen. Mijn fractie zou wel graag zien dat september de uiterste datum is. Kunnen de ministers dat garanderen? Te lang wachten – het zouden ontwenningsverschijnselen worden – betekent vooral dat ook in de wereld van verslavingszorg – politie en justitie – te veel verwachtingen en onduidelijkheid blijven bestaan.

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! Iets garanderen is altijd gevaarlijk. Ik heb overigens wel de ervaring dat het noemen en beloven van een datum op onze eensgezinde ambtenaren een zeer positief prikkelend effect heeft. Dan moet het ook inderdaad in september klaar zijn. Ik denk dat het verstandig is de Kamer toch maar te beloven dat de nota in september aan haar zal worden voorgelegd.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzitter! De bewindslieden hebben ongetwijfeld van tevoren geweten dat het hier om een ingewikkelde en complexe materie gaat. Ik zou aan minister Borst willen vragen wat er toch gebeurd is, dat de Kamer zo laat – de nota zou in april/mei verschijnen – een zo langdurig uitstel moet worden gemeld.

Ik heb nog een tweede vraag aan de minister van Justitie. Wij hebben twee jaar geleden tijdens het vorige grote drugsdebat de aankondiging gekregen dat er gewerkt zou worden aan een vergunningenstelsel voor hennepteelt, niet om nederwiet te legaliseren, maar juist om datgene wat wel legaal mag worden geteeld zichtbaar te maken. Wat illegaal is en moet blijven, namelijk de teelt van nederwiet moet worden voorkomen. Sindsdien hebben wij daarover nooit meer iets gehoord. Hoe staat het daarmee?

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! Ook de heer Van Middelkoop vraagt naar de reden waarom het nu uitgesteld moet worden, terwijl wij aanvankelijk dachten dat het mei zou kunnen zijn. De minister van Volksgezondheid heeft al uitgelegd dat het vrij ingewikkeld is om de verschillende aspecten met elkaar in verband te brengen. Het duurt langer omdat wij een aantal onderzoeken hebben gedaan, waarvan de resultaten op dit moment of binnenkort bekend worden. Op basis van de resultaten van die onderzoeken moet verder bekeken worden op welke wijze die met elkaar in verband gebracht kunnen worden. Dit geeft de lengte aan van de tijd die nodig is voor de integratie.

Ik wil niet vooruitlopen op de inhoud van de nota wat eventuele vergunningen betreft. Ik herhaal alleen dat de marges ontzettend smal zijn. Het is ook bekend dat wij gebonden zijn aan internationale verdragen, zoals het Schengenverdrag. Daarin is enerzijds nog eens gestipuleerd dat men zich moet houden aan de internationale verdragen, waarvan dat van Schengen er een is, en anderzijds dat men intern een eigen drugsbeleid kan voeren, mits dat geen nadelige invloed heeft op de buurlanden.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Komt er nu wel of niet een vergunningenstelsel?

Overigens hebben de bewindslieden toegezegd dat de gemeentelijke experimenten inzake gratis verstrekking van drugs aan ernstig verslaafden opgeschort worden totdat wij hier een integraal debat gevoerd hebben over de integrale notitie. Nu die vertraagd is, mag ik aannemen dat ook de gemeentelijke experimenten tot dan opgehouden worden en dat het kabinet blijft bij zijn toezegging ter zake?

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! Wat het vergunningenstelsel betreft, herhaal ik dat ik hier niet op de inhoud van de nota vooruit kan lopen. Ik kan dus niet zeggen of er al dan niet een vergunningenstelsel komt. Wij studeren op mogelijkheden om intern in Nederland een zodanig drugsbeleid te voeren dat wij de problematiek onder controle krijgen.

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! Wij hebben inderdaad toegezegd dat de medische experimenten in enkele grote steden pas eventueel groen licht krijgen, nadat wij met de Kamer daarover gediscussieerd hebben. Uiteraard doen wij die toezegging gestand.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Als ik goed geïnformeerd ben, komt waarschijnlijk deze week of begin volgende week het advies van de Gezondheidsraad over die experimenten. Ik vind het prettig om van de minister te vernemen of zij een reactie geeft op dat rapport van de Gezondheidsraad voordat de integrale drugsnotitie verschijnt. Of wacht zij daarmee, om het rapport te integreren in de integrale drugsnotitie die wij in september krijgen?

Minister Borst-Eilers:

Mijnheer de voorzitter! Het rapport van de Gezondheidsraad kan een van de twee volgende dingen inhouden: er is nog zo weinig over bekend en medisch is het zinvol om een en ander te weten te komen, dat een experiment in Nederland nuttig en verantwoord geacht wordt of om welke reden dan ook wordt dat niet nuttig en verantwoord geacht. In het eerste geval zal onze reactie op dat advies van de Gezondheidsraad betrokken worden bij het debat ter zake dat wij met de Kamer gaan voeren. Als wij van tevoren zouden zeggen dat het oké was, zouden wij precies doen wat wij, zoals wij zojuist aan de heer Van der Vlies antwoordden, niet zouden willen doen.

De heer Koekkoek (CDA):

Voorzitter! Is de regulering van de aanvoer van drugs, zoals de minister van Justitie eerder heeft bepleit, een van de problemen die het kabinet nog niet heeft opgelost en die verklaren dat er nog geen nota is?

Minister Sorgdrager:

Voorzitter! Ik heb nooit gepleit voor regulering van wat dan ook. Ik heb alleen gezegd dat wij daaraan zouden kunnen denken bij bespreking van de vraag hoe wij een dergelijk probleem moeten oplossen. De mogelijkheden die in discussies zijn opgekomen, worden onderzocht. Die worden ook in de nota besproken. Uiteindelijk worden daaruit conclusies getrokken.

Het kabinet heeft nog met geen enkel woord gesproken over de inhoud van de nota en dus evenmin over de vraag of er gereguleerd vergunningen verleend moeten worden, etcetera. Nogmaals, er is geen enkel verschil van inzicht dat leidt tot uitstel van de notitie.

Mevrouw Dijksman (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Als de onderzoeken een bijdrage leveren aan de verhoging van de kwaliteit van de drugsnotitie, kan de Partij van de Arbeid zich erin vinden dat de nota pas in september komt. Ik hoop wel dat zij echt in september komt, zodat wij haar dan kunnen behandelen. Er is veel onrust in de samenleving en behoefte aan duidelijkheid.

Naar boven