Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Mevrouw Nijpels heeft gevraagd een verklaring te mogen afleggen. Het woord is aan mevrouw Nijpels.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (AOV):

Mijnheer de voorzitter! Het AOV-fractiebestuur heeft heden besloten dat de heren Verkerk en Van Wingerden met onmiddellijke ingang geen deel meer uitmaken van de AOV-fractie.

De heer Van Wingerden was eerder door het hoofdbestuur geschorst als lid van het AOV. Naar aanleiding daarvan heeft de fractie jongstleden dinsdag, 23 mei, het vertrouwen in de heer Van Wingerden opgezegd. De heer Verkerk heeft zich gedistantieerd van dat fractiebesluit en zich achter de heer Van Wingerden geschaard. Dat is voor het fractiebestuur mede aanleiding om ook het vertrouwen in de heer Verkerk op te zeggen. Het fractiebestuur betreurt deze gang van zaken in hoge mate, maar zag geen enkele mogelijkheid meer om met beide heren nog tot enige vorm van samenwerking te komen.

Het fractiebestuur hecht er sterk aan, te verklaren dat dit besluit geen enkele relatie heeft met de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Het fractiebestuur heeft, in tegenstelling tot de door de heren Van Wingerden en Verkerk in de pers gedane uitlatingen, geen enkele bemoeienis gehad met de kandidaatstellingsprocedure voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer. Het besluit tot het opzeggen van de samenwerking met de heren Van Wingerden en Verkerk heeft uitsluitend te maken met de sinds 7 maart jl. onwerkbare en sinds vorige week onhoudbare situatie binnen de fractie. Nu bovendien is gebleken dat de heer Van Wingerden zijn inmiddels beruchte brief van 24 pagina's met bijlagen openbaar heeft gemaakt, daarmee behalve een aantal fractieleden ook enkele fractiemedewerkers heeft beschadigd en vertrouwelijke informatie over hen bekend heeft gemaakt, is voor het fractiebestuur de maat meer dan vol.

De AOV-fractie hoopt zo spoedig mogelijk na een interne reorganisatie de taak waarvoor zij gekozen is te hervatten.

De voorzitter:

De heer Verkerk heeft gevraagd een verklaring te mogen afleggen. Het woord is aan de heer Verkerk.

De heer Verkerk:

Mijnheer de voorzitter! Gelet op de verkiezingsuitslag voor de Eerste Kamer is het duidelijk dat mevrouw Nijpels-Hezemans en de haren niet aanvoelen wat er binnen het Algemeen Ouderenverbond leeft. Ik zal in mijn kamerwerk gestalte blijven geven aan het door de kiezer aan mij verstrekte mandaat op grond van het AOV-programma. Een dergelijke fractie die mij niet ondersteunt, integendeel, die mij belemmert in mijn werk, voegt geen meerwaarde toe aan de taak waarvoor een AOV-fractie namens de kiezers dient te staan.

De heer Van Wingerden:

Mijnheer de voorzitter! Het is voor een ieder nu wel duidelijk dat er een machtsstrijd gaande is binnen het AOV. Op 10 juni a.s. is er een algemene ledenvergadering. Dan zal duidelijk worden of onze leden kiezen voor de lijn-Batenburg, dat wil zeggen een verbond van ouderen voor ouderen, gebaseerd op degelijke principes, waarden en normen, waarmee wij ons willen onderscheiden van andere politieke partijen, dan wel voor de lijn-Nijpels, dat wil zeggen een reguliere politieke partij, zonder onderscheid. In het eerste geval is er een reële mogelijkheid dat mevrouw Nijpels, mevrouw Aiking en de heer Boogaard, alsmede vier van de veertien leden van het hoofdbestuur, afkomstig uit de familie- en kennissenkring van mevrouw Nijpels, het verbond zullen moeten verlaten.

De voorzitter:

Ik moet u thans onderbreken. Ik verzoek u zich tot het zakelijke geschil te beperken en mededelingen van persoonlijke aard achterwege te laten. Ik neem aan dat de woorden "afkomstig uit de familie- en kennissenkring van mevrouw Nijpels, het verbond zullen moeten verlaten" als irrelevant moeten worden aangemerkt. Ik verzoek u dan ook die woorden terug te nemen. Ze doen hier niet ter zake.

De heer Van Wingerden:

Goed.

Dat de heer Batenburg gisteren toch met veel voorkeurstemmen in de Senaat is gekozen, geeft al aan voor welke lijn de meeste statenleden kiezen.

Voorzitter! Gezien de hiervoor geschilderde situatie, verzoek ik u uw beslissing te nemen na 10 juni a.s., omdat op die datum beslist zal worden wie voortaan de echte AOV-fractie vertegenwoordigen. Ik wil bij dezen mijn excuses aanbieden aan de 327.000 mensen die op 3 mei 1994 op ons hebben gestemd. Ik vind het vreselijk wat er allemaal gebeurt met het AOV. Maar ik vind met Martin Batenburg dat op 10 juni a.s. onze leden duidelijk moeten maken wat zij willen dat er gebeurt, want verder gaan zoals nu kan niet.

De voorzitter:

Ik stel voor, deze verklaringen voor kennisgeving aan te nemen. Morgen bij de regeling zal ik voorstellen doen met betrekking tot de consequenties die deze drie verklaringen hebben voor de organisatie in deze Kamer.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van der Linden.

De heer Van der Linden (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Ware het niet zo dat het voor veel bedrijven om een intussen psychologisch moeilijke zaak gaat, dan zou het op een klucht beginnen te lijken, wanneer ik weer het woord vraag over de problematiek in de seizoenarbeid. Ik doe dat, omdat afgelopen woensdag de minister van Landbouw heeft toegezegd uiterlijk maandag 29 mei uitvoering te geven aan de kameruitspraak van 3 mei jl. Wij hebben zojuist een brief ontvangen van de ministers Melkert en Van Aartsen, waarin geen uitvoering gegeven wordt aan deze uitspraak. Ik zou op grond daarvan de Kamer willen vragen, de ministers Melkert en Van Aartsen te mogen interpelleren over de seizoenarbeid in de aspergeteelt.

De heer Blauw (VVD):

Voorzitter! Ik ondersteun het verzoek van de heer Van der Linden, met de volgende randvoorwaarde. In de genoemde brief, die de Kamer net heeft bereikt, doet de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kond van het feit dat hij woensdag nadere informatie zal verstrekken. Dat is morgen. Ik verzoek daarom om de interpellatie daarna, dus donderdag, eventueel toe te staan.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Ook de SGP-fractie sluit zich aan bij het verzoek van collega Van der Linden. Gelet op wat collega Blauw inbracht, lijkt donderdag de meest aangewezen dag voor de interpellatie, maar ook niet later dan donderdag. Immers, elke dag telt en is er een voor betrokkenen.

De heer Ter Veer (D66):

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij de opmerkingen die van de zijde van de VVD-fractie zijn gemaakt door de heer Blauw.

De heer Van der Linden (CDA):

Voorzitter! Ik heb grote moeite met wederom een uitstel. De motie dateert van 3 mei. Afgelopen woensdag heeft een debat plaatsgevonden in een algemeen overleg. Wij zijn nu al weer ruim een week verder. Er doen zich echt grote problemen voor op een aantal bedrijven. Als de interpellatie donderdag wordt gehouden, betekent dat dat er weer bijna een week verloren gaat. Ik doe dan ook een klemmend beroep op mijn collega's om de interpellatie zo spoedig mogelijk te houden, omdat dit de zoveelste uitsteloperatie van het kabinet is, met weer een nieuwe aankondiging. Waarschijnlijk hebben wij dan donderdag in de interpellatie weer een ander argument om de zaak voor ons uit te schuiven. De oogst is echter in volle gang en daarom pleit ik ervoor, de interpellatie zo mogelijk vandaag te houden.

De voorzitter:

Allereerst stel ik voor, het verzoek van de heer Van der Linden om de ministers van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te mogen interpelleren, te honoreren. In de tweede plaats stel ik voor, de spreektijden vast te stellen op telkens 5 minuten. In de derde plaats moeten we een afspraak maken over het tijdstip.

Ik weet niet wanneer de brief met de informatie zal komen. Indien de informatie er morgen is, zou de interpellatie morgenmiddag kunnen plaatsvinden, ook lettend op de verdere indeling van de agenda. Het meest geschikt zou zijn morgenmiddag voorafgaand aan een ander debat. Dan kan een onderwerp waarmee wij woensdagavond beginnen, ook netjes donderdag worden afgerond. Anders krijgen wij een verbrokkeld geheel.

Indien de brief met de nadere informatie niet tijdig binnen is, kan de interpellatie natuurlijk niet morgenmiddag plaatsvinden en moeten wij uitwijken naar donderdag. Dat is onvermijdelijk. Het heeft dan ook geen zin meer, de interpellatie woensdagavond te houden. Het kan dan net zo goed donderdagochtend.

Ik stel u dus voor, de interpellatie in beginsel morgenmiddag te houden, ervan uitgaande dat in de loop van de ochtend de informatie waar de heer Blauw over sprak, bij de Kamer is binnengekomen. Ik zal een beroep doen op de minister om deze informatie te verschaffen. Ik stel dan ook voor, het stenogram van dit deel van de vergadering naar hem door te geleiden.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Traa.

De heer Van Traa (PvdA):

Voorzitter! Zojuist heeft de Kamer een brief van de regering bereikt over de situatie in Bosnië. Het hoeft geen betoog dat ook de Kamer zich deze week met die situatie zal moeten bezighouden. Namens de vaste commissies voor Defensie en voor Buitenlandse Zaken vraag ik u, het mogelijk te maken dat deze week plenair gedebatteerd kan worden met de ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken over de situatie in Bosnië en over de diplomatieke ontwikkelingen zoals die zich nu nog voordoen in de Contactgroep en binnen de NAVO, ook op basis van de brief die zojuist is binnengekomen.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzitter! Ik hoorde de heer Van Traa zoëven zeggen dat hij een verzoek doet namens twee commissies. Ik ben hiervan in elk geval niet op de hoogte, terwijl ik lid ben van beide commissies. Dit is dus een punt van verwondering.

Wat de zaak zelf betreft vindt mijn fractie het niet verstandig om naar aanleiding van deze brief onmiddellijk een plenair debat te houden. Ik zou er een groot voorstander van zijn om hierover een algemeen overleg te houden. Er zijn vele vragen te stellen. Daar is een overleg voor. Ik vind het ook politiek onverstandig om op dit moment, waar de beide ministers met zware verantwoordelijkheden belast zijn, een debat te gaan houden. Dit kan naar mijn gevoel een extra dramatisering betekenen van de situatie, waar wij op dit moment buitengewoon weinig aan kunnen veranderen. Ook om die wat meer politiek-inhoudelijke reden zou ik er verre de voorkeur aan geven niet plenair te debatteren maar gewoon een overleg te houden.

De heer Van Traa (PvdA):

Voorzitter! Wij hebben hierover vanochtend spoedoverleg gehad met verschillende fracties, niet met alle fracties. Dit is niet mogelijk gebleken. Mij is echter wel gebleken dat een ruime meerderheid in de Kamer deze weg de beste vond.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Voorzitter! Ik vind het een verkeerde gang van zaken. Niemand heeft bij mijn fractie en misschien ook niet bij andere kleine fracties geïnformeerd wat de beste procedure zou zijn. Ik zou het voor de hand liggend hebben gevonden, na datgene wat er de afgelopen dagen ook over dit onderwerp is gezegd, wanneer er vanmorgen een spoedprocedurevergadering zou zijn uitgeschreven. Dat is kennelijk niet gebeurd. Ik had dat, zeker bij dit onderwerp, de aangewezen weg gevonden.

De heer Van den Bos (D66):

Voorzitter! Wij zouden ook een voorkeur hebben gehad voor een algemeen overleg, ware het niet dat de situatie zodanig is dat er geen mogelijkheid is om dat algemene overleg plenair af te ronden op donderdag. Dat heeft ertoe geleid dat wij gezegd hebben dat wij dan akkoord gaan met een plenair debat morgenmiddag.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ik wil collega Van Middelkoop deels ondersteunen. Hij heeft gelijk dat er kennelijk ergens overleg is gevoerd tussen woordvoerders voor de aanvang van deze vergadering. Ook ik ben daar niet van op de hoogte gesteld, terwijl ik lid ben van beide commissies.

Het verzoek van de heer Van Traa namens de beide commissies kan ik ondersteunen. Ik heb gisteren ook gezegd dat het absoluut noodzakelijk is dat de Kamer deze week praat over de situatie in Bosnië. Ik heb dan ook geen enkele moeite met een plenair debat. Daar staat tegenover dat ik mij de redenering van collega Van Middelkoop kan voorstellen dat de commissieleden een andere afweging gemaakt zouden kunnen hebben als er een normale procedurevergadering was geweest. Mijn fractie is in ieder geval van mening dat er deze week een spoedoverleg met de ministers moet plaatsvinden, in de vorm van een plenair debat of in de vorm van een algemeen overleg.

De heer De Hoop Scheffer (CDA):

Voorzitter! Laat duidelijk zijn, ook voor de heer Van Middelkoop, dat er uiteraard commissiebreed overleg had moeten zijn. Ik heb al tegen de heer Van Traa gezegd, en ik houd dat ook staande omdat ik geen reden heb om zo snel van mening te veranderen, dat de CDA-fractie instemt met een plenair debat. Als ik nu enige aarzeling vertoon, dan is dat omdat ik inmiddels de brief heb gezien die de regering aan de Kamer heeft gestuurd. Die brief geeft mij aanleiding tot een groot aantal feitelijke vragen. Mijn fractie vindt het moeilijk om op grond van die brief politieke besluitvorming te plegen in een plenair debat. Daarom vraag ik de heer Van Traa om een algemeen overleg ter zake plenair af te ronden, mits dat natuurlijk technisch realiseerbaar is. Dat is, zoals ik al tegen collega Van den Bos zei, natuurlijk altijd mogelijk als deze Kamer dat wil. Het is slechts een kwestie van het raadplegen van onze agenda's.

De heer Blaauw (VVD):

Voorzitter! Het onderwerp waarmee wij worden geconfronteerd, is voor de fractie van de VVD uitermate belangrijk. Over dit onderwerp heeft in het verleden natuurlijk al veel algemeen overleg plaatsgevonden. Nu zitten wij in een "kruispuntsituatie". De Contactgroep en de Noordatlantische Raad zijn bijeen geweest. Daar werden allerlei dingen besproken die wij naar de mening van de VVD-fractie veel beter morgenmiddag kunnen afronden in een plenair debat in de Kamer. Wij weten dat het problemen oplevert om dit op de agenda te plaatsen en het spijt mij dat de kleine fracties zich misschien niet tijdig geconsulteerd voelen. Ik trek daar persoonlijk enigszins het boetekleed voor aan.

De heer Van Traa (PvdA):

Voorzitter! Het is duidelijk dat ik mij beter had moeten uitdrukken en mij als voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken de tolk had moeten maken van de meerderheid van de fracties in deze Kamer. Dat ware een betere formulering geweest en die wil ik alsnog geven.

Gezien het tijdsbeslag van de ministers in verband met de bijeenkomst van de NAVO-raad in Noordwijk, staat het nog te bezien of een algemeen overleg voorafgaande aan het plenaire debat tot de mogelijkheden behoort.

De voorzitter:

Gehoord de discussie, stel ik het volgende voor. Uit alle interventies is duidelijk geworden dat er op enig moment een plenair debat dient plaats te vinden en wel zo spoedig mogelijk. Vers twee is of dit debat alleen plaatsvindt, of ter afronding van een algemeen overleg. Ik stel voor, dit plenaire debat, dat wordt ondersteund door iedereen behalve de heer Van Middelkoop en zijn fractie, morgen te houden op een tijdstip dat ligt tussen 16.00 en 19.00 uur.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik geef voorts de beide commissies in overweging, te doen onderzoeken of het mogelijk is – en die mogelijkheid sluit ik niet uit – om aan het plenaire debat een kort algemeen overleg vooraf te laten gaan om de feitelijke vragen te bespreken. Indien dit qua tijd niet mogelijk is, zullen wij van 16.00 tot 19.00 uur zonder meer een debat hebben. Is er wel een algemeen overleg mogelijk, dan kunnen wij zien hoe wij de tijd tussen 16.00 en 19.00 uur zo goed mogelijk gebruiken in relatie tot een eventueel algemeen overleg en een plenair debat. Ik constateer dat hiermee wordt ingestemd en verzoek de commissies, vanmiddag te bekijken wat een goede voorbereiding is voor morgen.

Uitgaande van een volledig plenair debat zonder algemeen overleg, stel ik voor de spreektijden hiervoor te bepalen op 10 minuten voor de vier grote fracties, 7 minuten voor de fractie van GroenLinks, 5 minuten voor de andere fracties en 2,5 minuut voor elk van de leden Hendriks, Verkerk en Van Wingerden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Esselink.

De heer Esselink (CDA):

Voorzitter! In de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is namens deze commissie een aantal keren een vraag gesteld aan de minister van VROM over de voor ons verrassende beëindiging van de subsidie aan het Jongeren Milieu Actief. Tot op dit moment – wij hadden de minister daarvoor tot dit weekend de kans gegeven – heeft zij daarop niet gereageerd. Daarom brengen wij het onderwerp maar naar het niveau van de plenaire agenda. Via u willen wij de minister uitnodigen, deze week aan de Kamer te laten weten of en waarom zij deze subsidie wil beëindigen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven