Vragen van het lid Van der Linden aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over de situatie in de Nederlandse slachthuizen.

De heer Van der Linden (CDA):

Voorzitter! Het uitlekken van een vertrouwelijk, intern rapport heeft enorme schade toegebracht aan het imago van het Nederlandse exportprodukt, de exporterende bedrijven en heel in het bijzonder aan de Nederlandse varkenshouderij. Voor die schade is verantwoordelijk het doorspelen van een intern, geheim rapport van vorig jaar van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zonder enige nadere toelichting aan een Duitse journalist.

De sector is uiteraard verantwoordelijk voor de hygiëne en de overheid voor de controle en het toezicht op de naleving. De varkenshouders, die het de laatste jaren al zwaar voor hun kiezen gekregen hebben, worden in hun gezinsinkomen ernstig geschaad door een zaak waaraan zij geen schuld hebben.

De regering heeft aangekondigd, vóór de zomer een actieplan gereed te zullen hebben. Dat is voor de fractie van het CDA onbegrijpelijk. Hoe kan de regering achterover leunen terwijl de markt onderuit gaat? Actie is nu geboden. Het kwaad is geschied. De actie moet gericht zijn op het beperken van de schade. Zegt de regering ook nu toe, zo vraag ik de staatssecretaris, dat als gevolg hiervan geen enkel bedrijf failliet mag gaan? Wil de staatssecretaris de volgende vragen beantwoorden?

1. Kan de staatssecretaris een nadere uiteenzetting geven van wat de regering voor ogen staat met het voor de zomer aangekondigde actieprogramma hygiëne slachterijen?

2. Waarom neemt de regering geen directe maatregelen om verdere schade te voorkomen?

3. Is het volgens de minister en de staatssecretaris waar dat er sprake is van een stammenstrijd tussen het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, zoals is gesuggereerd door de VVD-fractie?

4. Was het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op de hoogte van het onderzoek door het ministerie van VWS naar de gang van zaken bij de slachterijen en is het ministerie van LNV bij de opstelling van dit rapport betrokken geweest?

5. Waarom hebben de bewindslieden tijdens of direct na het onderzoek geen maatregelen getroffen om de te verwachten negatieve ontwikkelingen te voorkomen?

6. Deelt de regering de opvatting dat als gevolg hiervan de varkenshouders die toch al in een moeilijke inkomenspositie verkeren, uiteindelijk het gelag betalen?

7. Wat zijn de directe effecten op de export en voor de individuele bedrijven tot op heden?

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! Voordat ik de vragen van de geachte afgevaardigde Van der Linden zal beantwoorden, wil ik graag iets rechtzetten. Hij begon met de suggestie dat het rapport zou zijn uitgelekt. Dat is in het geheel niet het geval. Mijn departement en het staatstoezicht moesten het rapport afstaan aan Der Stern, dat zich beriep op de Wet openbaarheid van bestuur. Ik hecht eraan om dit zo, in alle duidelijkheid, te verklaren, omdat er anders een soort ruis ontstaat die niet goed is voor de verdere beantwoording van de vragen.

Ik kom toe aan de beantwoording van de vragen. De eerste vraag luidt of ik, mede namens mijn collega van LNV, nader uiteen kan zetten wat ons voor ogen staat bij het voor de zomer aangekondigde actieprogramma hygiëne slachterijen. Vanzelfsprekend zullen naast de dagelijkse actie van zowel de RVV, de Rijksdienst voor de keuring van vee en vlees, als van het staatstoezicht additionele maatregelen worden genomen. Die maatregelen worden neergelegd in een stappenplan om betere naleving van de voorschriften te verzekeren. In dit plan zal de RVV en de VHI de ondernemers krachtig stimuleren om zich te houden aan de uitvoeringsbesluiten die zijn neergelegd in de Vleeskeuringswet. Er zal een reeks van maatregelen worden genomen. Twee maatregelen die een geruime tijd zullen vergen, licht ik er graag uit. Allereerst zullen maatregelen worden genomen om het tekort aan dierenartsen op te heffen. Ten tweede zullen wij niet alleen nationaal, maar ook internationaal overeenstemming proberen te bereiken over de inzet van het keuringspersoneel. Zoals bekend is dat een van de cruciale punten die zijn neergelegd in het rapport naar aanleiding van de bevindingen van het staatstoezicht.

De tweede vraag: waarom worden geen directe maatregelen genomen om verdere schade te voorkomen? Het doet mij genoegen om de heer Van der Linden te kunnen zeggen dat wij onmiddellijk maatregelen hebben genomen. De allereerste maatregel is natuurlijk datgene wat er na de bevindingen van het staatstoezicht en de RVV iedere keer aan verbeteringen op het bedrijf zelf is bewerkstelligd. Daarnaast is de hoofdinspecteur van het veterinair staatstoezicht naar Duitsland gereisd om tijdens de uitzending zelf, vanuit zijn eigen autoriteit, het getoonde in perspectief te zetten. Mede namens de minister van LNV en mijn departement heeft hij gezegd dat datgene wat thans getoond werd, niet representatief is voor de Nederlandse situatie. Vervolgens hebben wij alle moeite gedaan – ik neem aan dat dit de heer Van der Linden niet is ontgaan – om de schriftelijke vragen die op 23 maart door de VVD-fractie en PvdA-fractie en op 24 maart door de CDA-fractie zijn ingediend, nog in het weekend te beantwoorden, opdat men de reeks antwoorden gisteren al bij de post heeft kunnen vinden. Dit is niet alleen gelardeerd met openbaarheid, zodat ook alle journalisten en media daarvan kennis konden nemen, maar werd ook begeleid door een persbericht mijnerzijds, waarin ik nogmaals duidelijk heb proberen te maken dat over de gehele linie bij de Nederlandse producenten van vlees een sterk kwaliteitsbesef leeft, dat zich onder andere richt op de bescherming van de belangen van de consument.

Vervolgens heb ik mijn collega in Duitsland, Horst Seehofer, een brief geschreven waarin ik datgene wat tijdens de uitzending al door onze hoofdinspecteur is gezegd, nogmaals heb bevestigd. Als laatste onmiddellijke maatregel vermeld ik dat zowel collega Van Aartsen als ik geen gelegenheid voorbij heeft laten gaan om in het openbaar en – zoals de heer Van Aartsen gisteravond nog heeft gedaan – op de televisie te benadrukken dat de manier waarop wij omgaan met onze Vleeskeuringswet, met een dubbele controle door de RVV en het staatstoezicht, iedere toets der kritiek kan doorstaan.

De derde vraag betrof de zogenaamde stammenstrijd. Ik kan de geachte afgevaardigde de heer Van der Linden meedelen dat er geen sprake is van een stammenstrijd. Integendeel: de gezamenlijke woordvoering en het gezamenlijk optrekken van de afgelopen dagen, maar in het verleden ook al de wijze waarop wij gezamenlijk klachten vanuit Duitsland ten aanzien van de hygiënische toestand van de slachterijen hebben geprobeerd op te vangen en het feit dat wij met een brief naar de Kamer nog eens duidelijk hebben gemaakt dat de RVV en de Inspectie gezamenlijk optrekken en dat het doodnormaal is dat de keuringsdienst gecontroleerd wordt door het staatstoezicht, maken duidelijk dat er geen sprake is van een stammenstrijd.

De vierde vraag bestond uit twee delen. Het eerste deel luidde of het ministerie van LNV op de hoogte was van het onderzoek door mijn ministerie naar de gang van zaken bij de slachterijen. Het antwoord is: natuurlijk. Dat berust immers op de werkafspraken die wij met elkaar hebben. Het tweede deel van die vraag luidde: is de minister van LNV bij de opstelling van dat rapport betrokken geweest? Het antwoord is: natuurlijk niet. Het staatstoezicht is een onafhankelijk toezicht en dient onafhankelijk te blijven. Vanzelfsprekend bespreken wij daarna de bevindingen om vervolgens gezamenlijk maatregelen te nemen ter verbetering van de naleving van de voorschriften.

Vraag 5 was waarom de bewindslieden tijdens of direct na het onderzoek geen maatregelen hebben genomen om de te verwachten negatieve ontwikkelingen te voorkomen. De beste maatregel is natuurlijk om per bedrijf ervoor te zorgen dat er geen negatieve bevindingen zijn die zouden kunnen leiden tot een negatieve ontwikkeling. In die richting is de afgelopen jaren gewerkt. Dit blijkt onder andere uit het feit dat in de afgelopen jaren na controle door de RVV gemiddeld van twintig bedrijven de erkenning is ingetrokken. Dit heeft ertoe geleid dat die bedrijven zijn gesloten en dat andere bedrijven zodanig zijn gesaneerd dat er sprake is van een grote verbetering. Desalniettemin zullen alle tekortkoming die worden gesignaleerd en die relevant zijn voor de gezondheidszorg van de consument vanzelfsprekend moeten leiden tot het nemen van maatregelen.

Voorzitter! Deze vraag veronderstelt eigenlijk iets wat er niet is. Dat verbaast mij, want de heer Van der Linden zou beter op de hoogte moeten zijn van de gang van zaken. Het rapport dat naar Der Stern is gegaan op grond van de Wet openbaarheid van bestuur is uiteindelijk een rapportage van wat er afgelopen jaar is gebeurd. Niets is gebleven zoals het was, nadat tekortkomingen waren geconstateerd.

De volgende vraag was: delen de bewindslieden de opvatting dat als gevolg hiervan de varkenshouders die toch al in een moeilijke inkomenspositie verkeren uiteindelijk het gelag betalen? Het is waar dat de varkensvleesprijs is gedaald. De vraag is alleen of dit hieraan te wijten valt. Ik kan mij de zorg van de geachte afgevaardigde, een zorg die kamerbreed is gezien de kamervragen, heel goed voorstellen. Dat is de reden waarom wij hedenmorgen nog bij onze ambassade in Bonn hebben laten navragen in hoeverre deze situatie grote ophef heeft veroorzaakt in de Duitse pers. Dat blijkt in het geheel niet het geval te zijn. Deze zaak, waarover wij ons – terecht – zorgen maken, is op geen enkele wijze een issue in de Duitse pers. Wij moeten afwachten of er een effect is van deze situatie en of dat effect zich ook uitstrekt over de export van individuele bedrijven.

Voorzitter! Ik heb hiermee ook de laatste vraag van de heer Van der Linden beantwoord. Vanzelfsprekend zullen wij de Kamer desgevraagd en desgewenst rapporteren op het moment dat er helderheid is.

De heer Van der Linden (CDA):

Voorzitter! Ik dank de staatssecretaris voor de gegeven antwoorden. Ik vind dat zij in gebreke is gebleven bij het geven van een toelichting op het rapport dat zoveel negatieve publiciteit opgeroepen heeft en dat zoveel negatieve gevolgen heeft voor de inkomens van de varkenshouderij. De staatssecretaris vroeg zich af of het laatste wel het geval is. Wij hebben uit berichten van het produktschap begrepen dat de prijs in een paar dagen tijd met 20 tot 40 cent per kilogram gedaald is. Dit betekent dat er wel degelijk een directe relatie is tussen datgene wat er gebeurd is, de terugval in de exportcijfers en de lagere prijzen op de markt.

Mijn tweede punt is dit. Als het juist is dat het rapport van vorig jaar dateert, waarom is dan zo lang gewacht met het nemen van maatregelen in de bedrijven? Als er maatregelen genomen zijn, waarom heeft de staatssecretaris dat dan niet kenbaar gemaakt in het begeleidend schrijven bij het rapport? Waarom heeft zij zo'n gevoelig rapport, met incident op incident, vrijgegeven aan een Duitse journalist, zonder dat er door het ministerie en de regering op dat moment enige toelichting of een persbericht gegeven is? Er is wel een persbericht gekomen, maar vier dagen na dato, toen het kwaad geschied was. Waarom is het niet eerder gebeurd?

Ik vind, ten derde, niet dat voor zo'n zaak ambtenaren naar Duitsland moeten worden gestuurd. De staatssecretaris of de minister had zelf moeten gaan. Het is voor de Nederlandse export, de Nederlandse landbouw en de landbouwverwerkende industrie een zo aangelegen punt, dat er niet op gereageerd had mogen worden zoals dat is gebeurd.

Een vierde punt betreft de maatregelen op korte termijn. Ik zou graag van de staatssecretaris horen, dat binnen nu en een paar dagen een aantal maatregelen worden genomen om de opgeroepen schade te beperken. Een actieprogramma in stappen voor de zomer kan niet. Welke maatregelen moeten er nu worden genomen?

Om te beginnen meen ik dat de regering zelf, in de persoon van de minister of de staatssecretaris, actie moet ondernemen naar Duitsland. In de tweede plaats had zij in een persbericht afstand moeten nemen van de indruk die is gewekt dat er wordt geknoeid met Nederlands vlees. Zij had moeten stellen dat de kwaliteit van het vlees in Nederland volstrekt aan de maat is, ook overeenkomstig de eisen van de inspecties in Brussel. In de derde plaats moet zij ervoor zorgen, dat het toezicht en de naleving op het toezicht veel sneller en adequater plaatsvinden, en niet in een stappenplan na de zomer.

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! Ik dank de heer Van der Linden graag voor de aanvullende vragen. Ik constateer, dat er enkele vragen bij zijn die ik eigenlijk in eerste termijn al heb beantwoord, maar misschien is het te snel gegaan. Ik herhaal de antwoorden graag nog een keer.

Dat betreft vooral de vraag waarom wij zo lang hebben gewacht met maatregelen voor afzonderlijke bedrijven. Ik zal het nog een keer uitspellen. Gedurende het hele jaar worden alle roodvleesslachterijen en -uitsnijderijen integraal geïnspecteerd. Zij worden geïnspecteerd door de RVV en vervolgens wordt die inspectie steeksproefgewijze gecontroleerd door het staatstoezicht. Bij ieder bedrijf waar tekortkomingen in de naleving van de voorschriften worden geconstateerd, worden twee dingen gedaan. Als wordt geconstateerd dat er iets mis is, krijgt men een schriftelijke waarschuwing of een proces-verbaal. Als het heel ernstig is en er een directe relatie is met gevaren voor de volksgezondheid, wordt zo'n bedrijf ter plekke gesommeerd er wat aan te doen. Gebeurt dat niet, dan wordt de erkenning ingetrokken. Ons vlees kan natuurlijk niet op de markt komen als het niet gezond is. Dat is tegen alle voorschriften. Op het moment dat er iets wordt geconstateerd, worden er dus maatregelen genomen. Als de geachte afgevaardigde desondanks vraagt waarom er zo lang is gewacht met maatregelen bij de afzonderlijke bedrijven, begrijp ik die vraag niet, of ik heb haar al beantwoord.

Laat ik het nog eens duidelijk stellen. In het rapport dat op grond van de Wet openbaarheid van bestuur naar Der Stern is gestuurd, overigens op uitdrukkelijk verzoek van Der Stern, staat met zoveel woorden en uitgespeld, dat er bij alle bedrijven die zijn onderzocht, 24 processen-verbaal zijn opgemaakt en 49 schriftelijke waarschuwingen zijn gegeven. Die 49 schriftelijke waarschuwingen hebben tot verbeteringen geleid, zodat er geen nader proces-verbaal hoefde te komen. Er zijn 76 slachterijen en 306 uitsnijderijen gecontroleerd. Men zal zich kunnen voorstellen dat 24 processen-verbaal en 49 schriftelijke waarschuwingen relatief het beeld bevestigen dat ik schriftelijk aan mijn collega heb doen toekomen, dat in de pers is verschenen en door onze hoofdinspecteur op de Duitse TV, bij RTL, is uitgesproken. Over het algemeen is er een hoge mate van kwaliteitsbewustzijn en zorg voor de gezondheid van de consument. Dat is het eerste.

Ten tweede verwijt de heer Van der Linden mijn departement, dat wij in gebreke zijn gebleven door alleen het rapport aan Der Stern te sturen. Wij hadden er een toelichting bij moeten maken. Ik weet niet of de heer Van der Linden het rapport heeft gelezen, maar het rapport is zo eenvoudig dat ik mij niet kan voorstellen dat er nog een toelichting aan toe te voegen is. Er staat duidelijk in:

  • - dat in 1994 nagenoeg alle door de EG erkende roodvleesslachterijen en uitsnijderijen geïnspecteerd zijn en dat er vervolgens op grond van het Besluit produktie en handel vers vlees is gekeken naar tekortkomingen in de uitvoering daarvan;

  • - dat daarop onmiddellijk vervolgacties zijn ondernomen, waar er bij bepaalde tekortkomingen een mogelijk negatief effect was op de volksgezondheid;

  • - dat dit heeft geleid tot 24 processen-verbaal en 49 schriftelijke waarschuwingen.

Vervolgens wordt in het rapport een uiteenzetting gegeven van alle tekortkomingen die er zijn geweest, met de bijbehorende percentages. Daar zijn heel positieve bij, bijvoorbeeld over de materiële en de bouwtechnische tekortkomingen. Er wordt geconstateerd dat in de afgelopen jaren juist door de actieve inzet van de RVV veel bedrijven zijn gesaneerd. Met andere woorden, de tegeltjes zijn in orde. Vervolgens worden er andere zaken genoemd, die niet in orde waren. Ook daarbij zijn percentages aangegeven. Er is iedere keer bij gezegd wat eraan gedaan is en wat er nog moet gebeuren. Aan het laatste wordt de hand gehouden.

Kortom, het is een heel helder rapport. Iedere journalist kan het vanuit de vrije nieuwsgaring lezen. Zij hoeven niet bij de hand te worden genomen om te spellen wat zij wel of niet moeten lezen. Ik kan mij niet voorstellen waarom de heer Van der Linden nog een toelichting bij het rapport vraagt.

Het volgende verwijt van de heer Van der Linden was dat wij bij de uitzending van RTL niet de veterinaire hoofdinspecteur hadden moeten sturen, maar dat ik zelf had moeten gaan.

De heer Van der Linden (CDA):

Nee, naar Bonn.

Staatssecretaris Terpstra:

Nee, u zei: de staatssecretaris had geen ambtenaar moeten sturen, zij had het zelf moeten doen. Ik kan u zeggen dat ik blij was dat onze hoofdinspecteur er zat. Er was ons niet verteld dat er een dusdanige compilatie van beelden zou worden vertoond dat er onmiddellijk op moest worden gereageerd. De hoofdinspecteur heeft het toch goed gedaan. Ik herhaal dat hij daar letterlijk heeft gezegd: wat vertoond wordt, is niet representatief voor de Nederlandse situatie. Was getekend: de hoofdinspecteur van het staatstoezicht der Nederlanden.

Vervolgens kwam de heer Van der Linden nogmaals met de opmerking dat er nog voor de zomer een actieplan komt voor dit soort maatregelen, die additioneel zijn ten opzichte van datgene wat dagelijks moet worden gedaan. De heer Van der Linden zei: ik wil graag maatregelen op korte termijn. Op mijn vraag welke dat moeten zijn, zegt hij: actie ten opzichte van Duitsland. Ik heb dat een- en andermaal gedaan. Wij hebben het in 1994 gedaan en wij hebben het nu opnieuw gedaan. Ik heb onder andere een brief geschreven naar mijn collega Horst Seehofer. Ik kan mij geen verdere directere actie voorstellen. De heer Van der Linden sprak ook over een boodschap over de kwaliteit van het vlees. Ook dat hebben wij een- en andermaal gedaan, dus ook vorig jaar. De voorganger van de huidige minister, de heer Bukman, heeft het Duitsland ook een- en andermaal laten weten, zie ik. Het blijft een herhalen van dezelfde boodschap.

De heer Van der Linden zei dat ik nog sneller had moeten werken. Wij hebben de schriftelijke vragen van de verschillende fracties – wij nemen die vragen vanzelfsprekend zeer serieus – zo ongeveer na ontvangst beantwoord. Het had gewoon niet erg veel sneller gekund. Dan hadden wij de schriftelijke vragen eigenlijk al moeten beantwoorden voordat ze binnen waren.

De heer Ter Veer (D66):

Mijnheer de voorzitter! Met uw welnemen zal ik een vraag stellen aan de heer Van der Linden. Is de heer Van der Linden het met mij eens dat de kwaliteit van de produktie en van het produktieproces begint aan het begin van de produktie en dat het de hele produktiekolom doorloopt, tot en met het slachten en het verwerken? Het proces heeft alleen kans van slagen als het heel serieus wordt behandeld in de hele produktiekolom. Is eigenlijk alleen het toezicht niet iets wat je repressief doet? Is hij het met mij eens dat de producenten en de verlengstukken van die producenten – niet zelden de coöperaties, zoals de NCB in het Brabantse – tot en met de slachthuizen over de kwaliteit gaan? De heer Van der Linden werpt zich nu op als een soort hoeder van de varkensprijs en het economisch wel en wee van de varkenshouders. Is het niet te betreuren dat de NCB uitgerekend de integrale ketenbenadering heeft verlaten? De NCB heeft gezegd: die benadering levert niks op, wij krijgen er geen extra cent voor op de markt. Kan de heer Van der Linden zich in zijn publieke commentaren niet ook eens richten op de NCB, in die zin dat die organisatie een mooie kans heeft laten liggen om zich te immuniseren tegen prijsval?

De heer Van der Linden (CDA):

Voorzitter! Het gaat hier om de gehele sector van slachterijen. Ik heb gesteld, dat uiteraard de slachterijsector zelf verantwoordelijk is voor de hygiëne en dat de overheid verantwoordelijk is voor de controle en het toezicht op de naleving. In dat opzicht is de overheid naar mijn mening te kort geschoten, omdat zij te lang heeft geaarzeld om ervoor te zorgen, dat maatregelen ook zouden worden genomen. Ik heb begrepen, dat de heer Ter Veer dit helemaal toespitst op één bedrijf. Ik zie dat veel breder. De heer Ter Veer is van oordeel, dat de varkenshouderijen zelf de oorzaak zijn van die prijsdaling van 20 tot 40 cent. Ik verwerp deze benadering.

De heer Vos (VVD):

Voorzitter! Ik heb de staatssecretaris horen zeggen, dat op de risico's van de volksgezondheid gereageerd wordt door middel van schriftelijke waarschuwingen en processen-verbaal. Mag ik ervan uitgaan, dat hier geen sprake is van papieren tijgers, maar dat er echt snel en adequaat mee gehandeld zal worden, opdat de waarschuwingen worden gevolgd door controles, die morgen en overmorgen blijven plaatsvinden?

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! Ik ben blij met deze vraag, want ik kan nu toch een misverstand wegnemen. Neen, vanzelfsprekend! Er zijn twee gradaties. De eerste is daar waar de gezondheid direct wordt bedreigd. Er worden direct maatregelen gevergd: men blijft er bij wijze van spreken bij staan en als het niet gebeurt, wordt de erkenning ingetrokken en wordt het bedrijf gesloten. Wij kunnen niet hebben, ook niet voor onze export, dat er vlees weggaat dat direct gevaarlijk is voor de gezondheid van de consument.

De tweede gradatie is, dat maatregelen moeten worden genomen die niet direct ingrijpen in de gezondheid van de consument maar wel een gezondheidsrisico kunnen zijn. Daar wordt een proces-verbaal gemaakt en er wordt de volgende dag gecontroleerd. Als er dan geen maatregelen zijn genomen, zullen alsnog maatregelen moeten worden genomen. Zo niet, dan wordt de erkenning ingetrokken en wordt het bedrijf gesloten.

Dit zijn geen papieren maatregelen. Sterker nog, de bedrijven voelen dat aan den lijve. Niets voor niets heb ik zojuist gezegd, dat er de afgelopen jaren gemiddeld zo'n twintig bedrijven per jaar zijn gesloten. Dat betekent, dat er daadwerkelijk maatregelen worden genomen ook en temeer in het belang van de export.

De heer Leers (CDA):

Voorzitter! Het is niet de eerste keer dat het Nederlandse exportprodukt vooral naar Duitsland onder grote druk komt te staan door een onterechte en slechte beeldvorming. Na de tomaten en de bloemen lijkt nu de jacht te zijn geopend op het Nederlandse varkensvlees. Het imago van Nederland landbouwland heeft opnieuw een gevoelige deuk opgelopen en de producenten – in dit geval de varkenshouders – staan machteloos en lijden inmiddels zo'n 150 mln. schade. Als de staatssecretaris dat ontkent, vertelt het produktschap kennelijk klinkklare onzin.

Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris om op zo kort mogelijke termijn het imago van het Nederlands exportprodukt naar Duitsland en naar de andere Europese landen te verbeteren? Is zij bereid om met haar collega van Economische Zaken van gedachten te wisselen en om extra geld uit te trekken om dat imago op te poetsen? Mag ik van de staatssecretaris een reactie hebben op de aankondiging van het Produktschap vee en vlees, dat men gaat onderzoeken of het ministerie aansprakelijk is te stellen voor de schade die exporterende bedrijven lijden door het vrijgeven van het interne rapport?

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! De heer Leers heeft drie vragen gesteld. Wat gaan we doen aan de onterechte beeldvorming, omdat het niet de eerste keer is dat er een onterechte beeldvorming is van exportprodukten naar Duitsland? Dit is een onderdeel van de concurrentiestrijd. De allerbeste manier om een onterechte beeldvorming te voorkomen, is ervoor te zorgen dat je je zaken zo goed voor elkaar hebt dat er niet een rapport hoeft te verschijnen, waarin ook negatieve zaken aan de orde worden gesteld. Die moeten aan de orde worden gesteld, omdat het nu eenmaal een uitvoering is van de wettelijke verplichting. Dat is punt één.

Dan punt twee. De geachte afgevaardigde stelde een retorische vraag. Hij vroeg of ik de berichten van het produktschap over de 150 mln. schade ga ontkennen. Mijn antwoord is: ik kan die berichten niet ontkennen, want daarvoor ontbreken mij de gegevens. Het heeft geen zin op grond van vermoedens of schattingen hier bedragen te noemen. Zo gaan wij hier ook niet met elkaar om. Ik heb een belofte gedaan. Wat de minister van LNV en mij betreft, is die zo vanzelfsprekend dat ik die eigenlijk niet hoef te herhalen. Ik herinner er echter aan dat ik heb gezegd, dat wij op het moment dat we duidelijk voor ogen hebben wat de ontwikkelingen in deze marktsector zijn, de Kamer daarover zullen rapporteren.

Ten slotte heeft de geachte afgevaardigde mij een reactie gevraagd op de berichten dat het produktschap gaat onderzoeken of men mijn ministerie verantwoordelijk kan stellen voor het vrijgeven van een rapport dat is gepubliceerd op grond van een wettelijke verplichting, namelijk een verplichting die is aangegeven in de Wet openbaarheid van bestuur. Mijn reactie is: in dit land is gelukkig iedereen vrij om te onderzoeken wat hij wil onderzoeken.

Mevrouw Groenman (D66):

Voorzitter! Ik wil in aansluiting op de vraag van de heer Ter Veer aan de heer Van der Linden, de staatssecretaris de volgende vraag stellen. Deelt zij de opvatting dat, gelet op het feit dat driekwart van de produktie van varkensvlees in de coöperatieve sfeer tot stand komt, de sector zelf enige verantwoordelijkheid draagt?

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! Ik deel die opvatting. Sterker nog, ik vind zelfs dat die coöperatie niet enige verantwoordelijkheid heeft, maar dat zij alle verantwoordelijkheid draagt.

De heer Esselink (CDA):

Voorzitter! Niet voor het eerst maakt het staatstoezicht inspectieverslagen openbaar waarmee een bepaald beeld van sectoren of bedrijfstakken wordt opgeroepen. Voor zover ik mij herinner gingen dat soort rapportages eerder vergezeld van een tekst waarbij datgene wat was geconstateerd in juiste proporties werd weergegeven. Daarom heb ik nu twee vragen.

Waarom heeft de minister of de staatssecretaris van VWS niet direct na de negatieve publiciteit officieel verklaard, dat er niets mis is met de kwaliteit van het Nederlandse vlees en dat slechts hier en daar iets is gesignaleerd? En waarom heeft men niet gezegd, dat aan de bezwaren al tegemoet is gekomen dan wel actie is ondernomen? Klopt het dat het Produktschap voor vee en vlees tot tweemaal toe – men rook kennelijk onraad – minister Borst, de minister van VWS, heeft verzocht om actie te ondernemen en, zo ja, waarom is op dat verzoek niet gereageerd?

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! Terecht wordt gesignaleerd dat niet voor het eerst het staatstoezicht met een rapportage naar buiten komt. Dat zal ook niet voor het laatst zijn. Het staatstoezicht heeft nu eenmaal de verplichting zijn bevindingen openbaar te maken. Die bevindingen worden vervolgens keurig in een rapport vastgelegd teneinde die in de juiste proporties aan het publiek kenbaar te maken. Als de geachte afgevaardigde het rapport inmiddels gelezen heeft, zal hij gemerkt hebben, dat juist met dat rapport de juiste proporties zijn aangegeven. Bij het weergeven in de juiste proporties is sprake van een mengeling van dingen die goed gaan en van dingen die niet goed gaan. Dit is het antwoord op de eerste vraag van de geachte afgevaardigde.

Vervolgens heeft hij gevraagd: waarom is niet officieel verklaard, dat er niets mis is met de kwaliteit van het Nederlandse vlees? Het gaat erom, dat er niets mis is met de gezondheidsrisico's in verband met het eten van vlees. Zoals echter in het rapport is aangegeven, is wel iets geconstateerd op het punt van het naleven van de voorschriften van de Vleeskeuringswet. Ten aanzien daarvan zijn verbeteringen aangebracht. Dit moge duidelijk zijn. Dit is ook sec en helder in het rapport weergegeven en iedereen kan dat lezen. Ik ben er trots op dat wij deze controle hebben en dat wij die ook naleven. Ik kan mij niet voorstellen dat iemand zou willen dat dit anders was.

De heer Janmaat (CD):

Mijnheer de voorzitter! Het wordt wat positiever: er is niets mis met de controle, noch met de kwaliteit van het vlees. Wat er mis blijft, is het vrijgeven van een rapport aan een persorgaan in een land dat van onze produkten gebruik maakt. Is er aanleiding voor de Duitse persinstantie geweest om het rapport op te vragen? Men zal toch niet alle rapporten opvragen die in Nederland worden uitgebracht? Was het reeds uitgelekt dat er naast al die goede punten, ook zulke slechte punten in stonden, dat de sector zeer negatief kon worden afgeschilderd?

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! Ik vind dat een relevante vraag. De aanleiding voor de Duitse pers om nadere informatie op te vragen op grond van de Wet openbaarheid van bestuur is een zwartboek dat is geproduceerd door een Duitse dierenarts. Deze man is twee jaar in dienst van de RVV geweest en vervolgens ontslagen. Hij is daarop in de openbaarheid gekomen met een zwartboek, dat een eenzijdig beeld geeft van de gang van zaken in onze slachterijen en uitsnijderijen.

Mevrouw Voûte-Droste (VVD):

Voorzitter! De staatssecretaris sprak van een plan van actie. Ik heb er waardering voor dat wij de vragen zo snel beantwoord hebben gekregen: binnen twee maal 24 uur. Ik vraag de staatssecretaris of het mogelijk is, het plan van actie in een zelfde tempo te produceren. Dit kan van belang zijn voor de positie van ons exporterende bedrijfsleven. Het rapport gaf aan dat in een klein percentage van de gevallen de hygiënische situatie slecht was. Het gaf echter ook aan dat in een groot aantal gevallen de hygiënische situatie uitstekend was. Helaas komen slechte zaken duidelijker in de publiciteit. De goede zaken mogen echter ook benadrukt worden. Ik stel de staatssecretaris voor, de Duitse collega van minister Van Aartsen hier uit te nodigen om de goede aspecten duidelijk te maken.

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! Het plan van actie zal er zo snel mogelijk komen. Het zou onmiddellijk worden doorgeprikt als wij de negatieve aspecten uit het rapport zouden afplakken en alleen de positieve zaken naar voren zouden brengen. Ik vind het een goede suggestie om de Duitse collega van minister Van Aartsen naar Nederland uit te nodigen om met hem ook de goede bedrijven te gaan bekijken. Ik zal dit idee graag doorgeleiden naar mijn collega.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Kan de staatssecretaris dit vragenrondje, waarin het probleem nogal uitvergroot lijkt te worden, afronden met de opmerking dat niemand in Nederland of in het buitenland bevreesd behoeft te zijn over de kwaliteit van het Nederlandse varkensvlees?

Staatssecretaris Terpstra:

Voorzitter! Vanzelfsprekend kan ik hier verklaren dat de gezondheid van niemand gevaar loopt bij het consumeren van Nederlands vlees. Daarvoor hebben wij nu juist, in tegenstelling tot vele andere landen, een dubbele controle: eerst de RVV en daar bovenop het staatstoezicht.

Naar boven