Vragen van het lid Weisglas aan de staatssecretarissen van Justitie en van Buitenlandse Zaken, over problemen op de luchthaven Schiphol na de inwerkingtreding van het Verdrag van Schengen.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! Dit weekend zijn de zomertijd en het Verdrag van Schengen in werking getreden. Beide lijken wat vroeg gekomen. Aangezien wij ons niet met het weer moeten bemoeien, beperk ik mij tot de inwerkingtreding van het Verdrag van Schengen.

In de media zijn berichten verschenen dat het tijdelijke systeem op Schiphol, waarbij aan reizigers binnen het Schengengebied zogenaamde magneetkaarten worden uitgereikt, buitengewoon fraudegevoelig is. Mensen verliezen kaarten of hebben niet door wat het doel van de kaart is. De kaarten kunnen in handen komen van mensen die er geen recht op hebben. Mensen kunnen de kaarten in de transithal van Schiphol gemakkelijk overdragen aan anderen. Ook de leiding van Schiphol schijnt zich hier zorgen over te maken. Ik vraag de bewindslieden of zij een toelichting willen geven. Zijn zij het eens met degenen die zeggen dat het een fraudegevoelig systeem is? Willen en kunnen zij op korte termijn maatregelen nemen?

De Franse minister van binnenlandse zaken heeft gezegd dat Schiphol voor hem niet tot het Schengengebied behoort. Reizigers vanuit Schiphol zouden in Frankrijk dan ook de gewone paspoortcontrole moeten ondergaan. Klopt dit en klopt het ook dat de Franse minister van buitenlandse zaken wederom is begonnen over het Nederlandse drugsbeleid? Hij zou gezegd hebben dat de vrijheid van personenverkeer zich niet moet vertalen in een toegenomen bewegingsvrijheid voor drugshandelaren. Wat is daarop het commentaar van de bewindslieden? Heeft hierover contact plaatsgehad met de Franse regering? Is de kritiek van Frankrijk op beide punten terecht? Zo nee, zijn de bewindslieden bereid de Franse regering duidelijk te maken dat niet elke situatie in Nederland ge- en misbruikt moet worden in het kader van de Franse verkiezingscampagne?

Staatssecretaris Schmitz:

Mijnheer de voorzitter! Het Verdrag van Schengen is inderdaad op 26 maart in werking getreden. Van meet af aan is de afspraak tussen de Schengenpartners geweest dat Schiphol in die zin een uitzonderingspositie inneemt, dat de werkelijke, fysieke scheiding tussen de passagiersstromen uit Schengenlanden enerzijds en de internationale passagiers anderzijds pas op 15 december moet zijn gerealiseerd. Die uitzondering is al in 1993 en 1994 besproken. In die zin hebben wij tussen 26 maart en 15 december te maken met een overgangssituatie.

Daartoe is, zoals de heer Weisglas al zei, de groene magneetkaart in werking getreden. Ik ontken niet dat er wat technische problemen waren met die kaart – die zijn overigens al ten dele ondervangen – maar ze kent ook een aantal veiligheidskenmerken, zoals een heel beperkte tijdsduur. De kaart is maar een aantal uren bruikbaar. Daarna kan men haar nog wel uit de prullenmand halen, maar kan men haar niet meer gebruiken, want dan neemt het apparaat haar niet meer op. Daarnaast is er een opvallende surveillance ingesteld bij de tourniquets en een onopvallende surveillance op het vliegveld. Deze maand wordt de marechaussee nog uitgebreid met 80 man en in de zomermaanden zal daar nog een contingent bij komen.

De Schengenpartners hebben een periode van drie maanden met elkaar afgesproken, als een soort overgangsperiode, waarin technische problemen met elkaar bekeken kunnen worden. Dat laat onverlet dat de partners die op Schiphol aan deze problematiek werken, dagelijks bij elkaar zitten om eventuele technische problemen te ondervangen. Een grote fraudegevoeligheid is dus niet aan de orde. Er zijn voldoende veiligheidskenmerken ingebouwd. Het is voor een korte periode, want er wordt voorzien in een uitbreiding van personeel en in maatregelen in het kader van surveillance. De regeling is niet echt waterdicht, maar dat is nergens het geval. Er zijn overigens nog vliegvelden, zoals Marseille en Nice in Frankrijk, die nog niet zover zijn en ook Oostende is nog niet zover. Schiphol is wel zover. Wij blijven aan de technische problemen werken, maar die hebben wij voldoende in de greep, zodat niet van fraude kan worden gesproken.

Staatssecretaris Patijn:

Mijnheer de voorzitter! De heer Weisglas heeft melding gemaakt van een aantal uitspraken van Franse bewindslieden over de inwerkingtreding van het Verdrag van Schengen en de relatie met Nederland. Ik wil vooropstellen dat Frankrijk het Verdrag van Schengen in zijn intenties, inclusief zijn vrijheid van handelen in de overgangsperiode, correct toepast. Wij hebben zelf kunnen constateren dat zondag op Charles de Gaulle de KLM-vliegtuigen normaal volgens de Schengenprocedures werden behandeld. De toestellen kwamen aan op de Schengenterminals en werden niet anders behandeld dan toestellen van Air France afkomstig uit Frankfurt. De Fransen hebben het verdrag dus gewoon in werking doen treden en ook de KLM meldde ons kortgeleden dat alles normaal loopt in de relatie met Frankrijk.

De uitspraken die de heer Weisglas signaleerde heeft hij ook opgepikt uit de kranten. Het lijkt mij weinig zinvol om op kranteberichten te reageren. Hij heeft gevraagd om te reageren op de kritiek die de Franse bewindslieden hadden op de mogelijke overloop van de verschillen in drugsbeleid. Die kritiek is ons bekend. Zowel onder het Unieverdrag als onder het Schengenverdrag bepalen de nationale lidstaten zelf hun drugsbeleid. Wij hebben in het kader van Schengen wel de afspraak om de negatieve grensoverschrijdende gevolgen met elkaar te bespreken en zo nodig specifieke maatregelen te nemen. Deze verdragsverplichting komen wij ook graag na. Wij hebben liaisonofficieren aangesteld op de ambassade in Parijs en de Fransen hebben dat gedaan op de ambassade in Den Haag om over dit soort zaken van gedachten te wisselen. Ik heb geen bijzonderheden te melden, dat bij de implementatie van het Verdrag van Schengen het Franse en het Nederlandse optreden bijzonder uit elkaar lopen.

De heer Weisglas (VVD):

Mijnheer de voorzitter! De staatssecretaris meent dat het tijdelijke systeem op Schiphol geen grote mate van fraudegevoeligheid kent. Zij erkent wel dat er technische "inloopproblemen" zijn. Dat klinkt geruststellend. Wij gaan er uiteraard van uit dat de situatie is zoals de staatssecretaris heeft omschreven. Toch dring ik er wellicht ten overvloede op aan dat de grens tussen technische onvolkomenheden en fraudegevoeligheid goed in de gaten wordt gehouden. Tot aan december moet men goed opletten en ervoor zorgen dat de situatie op Schiphol blijft zoals de staatssecretaris zegt.

De kritiek van de Franse regering is kennelijk alleen via de kranten tot ons gekomen. Voor alle zekerheid vraag ik of er op ambtelijk of politiek niveau werkelijk geen contact hierover is geweest tussen de Franse en de Nederlandse regering.

Ik ben het eens met de staatssecretaris dat het drugsbeleid onze eigen verantwoordelijkheid is. Open grenzen houden echter wel de feitelijke verplichting in om het drugsbeleid in de betrokken landen op elkaar af te stemmen. Dat zou voor de Nederlandse regering een stimulans moeten zijn om in ieder geval niet verder af te wijken van het beleid in bijvoorbeeld Frankrijk. Of om het simpeler te zeggen: Schengen noopt eerder tot een strenger dan tot een soepeler Nederlands drugsbeleid.

Staatssecretaris Schmitz:

Voorzitter! Ik zeg de heer Weisglas graag toe dat wij de zaak volledig zullen blijven volgen. De desbetreffende diensten op Schiphol kennen op dit moment een soort permanente evaluatie. Men zal regelmatig rapport aan mij uitbrengen. De Kamer kan desgewenst steeds op de hoogte worden gehouden.

Staatssecretaris Patijn:

Voorzitter! Ik herhaal mijn woorden in eerste termijn, dat wij noch onder het Unieverdrag noch onder het Schengenverdrag verplicht zijn om ons drugsbeleid aan te passen aan dat van andere landen. Dit betreft een nationale bevoegdheid die wij ook nationaal blijven invullen. Gelet op het open grensverkeer sinds 26 maart is er wel de verplichting om de grensoverschrijdende negatieve gevolgen over en weer te signaleren. Eventueel dienen in het justitieel of politieel beleid specifieke maatregelen genomen te worden om die gevolgen zoveel mogelijk te beperken. Voor het toekomstige drugsbeleid verwijs ik naar de nota die in voorbereiding is bij de ministers van Justitie en Volksgezondheid.

De heer Verhagen (CDA):

Voorzitter! Uit het feit dat de Franse regering zich niet meer alleen druk maakt over het Nederlandse drugsbeleid, maar ook over de afhandeling van passagiers op Schiphol, maak ik op dat de met veel bombarie aangekondigde verbetering van de verstandhouding tussen Nederland en Frankrijk effect heeft gehad. Ik herinner mij dat minister Van Mierlo tijdens de begrotingsbehandeling hierover met nadruk heeft gesproken. Het resultaat van een en ander is kennelijk dat Frankrijk zich nu over meer onderwerpen buigt dan alleen over het drugsbeleid.

De heer Weisglas heeft slechts één onderdeel van de gebrekkige voorbereiding van de inwerkingtreding van het Schengenverdrag genoemd, namelijk de controle op Schiphol. Een ander onderdeel is het mobiel toezicht vreemdelingen. Uit het overzicht van de uitgevoerde controles in het afgelopen jaar blijkt dat er bij een volledige bezetting van deze dienst sprake zal zijn van een aanmerkelijk aantal aanhoudingen in verband met het illegaal binnenkomen van het land. Er is voorzien dat het mobiel toezicht vreemdelingen pas in januari 1996 op volle sterkte zal zijn. Neemt het kabinet, nu Schengen in werking is getreden, maatregelen om te bevorderen dat deze dienst sneller op volle sterkte komt?

Staatssecretaris Schmitz:

Voorzitter! In het overzicht dat we hebben gemaakt in het kader van de bestrijding van de illegaliteit – ik herinner aan de commissie-Zeevalking – hebben we de Kamer nog onlangs gerapporteerd over de serie maatregelen die we in dat kader hebben genomen. Een van deze maatregelen is inderdaad het mobiel vreemdelingentoezicht. We hanteren hier een bepaalde planning. Overigens wetend dat Schengen eraan kwam, is Schengen meegenomen in de planning van de activiteiten. Ik heb niet de vrijheid om nu te zeggen dat wij de invulling van de volledige sterkte kunnen vervroegen. Wij hebben een bepaalde planning op dit punt. Er moeten ook nog wat mensen overgeheveld worden van de reguliere politie naar de marechaussee. We houden ons hier exact aan de data. We zullen ons op dit punt zoveel mogelijk inzetten. Ideaal kan het altijd meer, maar dit is de werkelijkheid.

De heer De Graaf (D66):

Voorzitter! D66 deelt de zorg, die ook door de heer Weisglas is uitgesproken, over de controles op Schiphol sinds de inwerkingstelling van Schengen.

Ik wil in het bijzonder nog een vraag aan de staatssecretaris stellen over de fraudegevoeligheid van de magneetkaarten. Wij hebben ook begrepen van zegslieden van de Koninklijke marechaussee op Schiphol dat het grote probleem inderdaad is dat de kaarten makkelijk overdraagbaar zijn en dan kunnen worden misbruikt.

Mijn tweede opmerking betreft de houding van Frankrijk. Mijn fractie heeft zich zeer geërgerd aan het publieke optreden van Frankrijk in de afgelopen dagen in de krant sinds de inwerkingstelling van Schengen. Het lijkt erop dat Frankrijk de inloopperiode van drie maanden vooral wil gebruiken als een uitvluchtperiode. Nu eens is het Schiphol, dan weer het drugsbeleid. Ondertussen blijft de vraag open of Frankrijk daadwerkelijk in de komende maanden de grenscontroles ook aan de landsgrenzen wil afschaffen. Ons bereiken berichten van het tegendeel. Ik zou graag de verzekering willen hebben van de regering dat Frankrijk ook op dit punt nu loyaal het Schengenverdrag gaat uitvoeren.

Staatssecretaris Schmitz:

Voorzitter! Ik herhaal dat er een aantal veiligheidsmaatregelen rondom de groene magneetkaart is genomen.

Enerzijds is de magneetkaart, zoals ik net al heb gezegd, slechts een aantal uren te gebruiken. Daarna is deze niet meer dienstig en heeft overdragen geen enkele zin meer. Op dit moment wordt overigens nog gewerkt aan verfijning. Men bekijkt of het systeem nog wat verstrakt kan worden.

Daarnaast is de surveillance die wij zowel bij de tourniquets als ook op de luchthaven zelf hebben qua menskracht versterkt. Overigens zit in het hele tourniquetsysteem nog een bepaalde veiligheidsklep, in die zin dat de kaart niet bij alles weer gebruikt kan worden. Een uitgebreide uitleg zou technisch wat ver gaan, maar ik denk dat we op dit moment voldoende veiligheidskenmerken hebben met de magneetkaart om misbruik zoveel mogelijk uit te sluiten. Aan verdere verfijning blijft gewerkt worden op grond van de ervaring die wij in de komende maanden opdoen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Ik heb van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken begrepen dat de vliegtuigen van Nederlandse komaf gelijk worden behandeld als de Franse vliegtuigen. Dat is een zorg minder.

Ik heb echter ook begrepen dat de Franse minister van alle zaken – van binnenlandse zaken, maar hij bemoeit zich zo ongeveer met alles – heeft besloten om de controle achter de grens te handhaven vanwege het gevaar van het Nederlandse drugsbeleid.

Ik heb uit de kring van de magistratuur vernomen dat er een toenemende invoer van wapens uit Frankrijk plaatsvindt. Kan de staatssecretaris een bevestiging geven van dit bericht? En zo ja, is het geen tijd om tegenover Frankrijk op dezelfde manier op te treden als daar het geval is?

Staatssecretaris Patijn:

Voorzitter! Voor zover mij bekend, hebben de Fransen ook enigerlei vorm van mobiel toezicht achter de grenzen. Zij wijken daarmee niet af van Nederland. Ik neem aan dat de heer Rabbae daarop doelt.

Verder stelt de heer Rabbae voor om, gelet op de kritiek die in Frankrijk bestaat op het Nederlandse drugsbeleid, te reciproceren met kritiek op het Franse wapenbeleid.

Voorzitter! Onder het Schengenverdrag bestaat ook een verplichting om grensoverschrijdende negatieve gevolgen van bijvoorbeeld een liberaler wapenhandelbeleid in een ander land zoveel mogelijk te beperken. Als ons grensoverschrijdende transporten van Franse wapens naar Nederland bekend zijn en wij vinden dat deze een niet te tolereren extra inbreuk maken op de Nederlandse rechtsorde, dan zullen wij niet aarzelen om contact op te nemen met de Franse autoriteiten om daarop beperkende maatregelen te nemen.

De heer Van Oven (PvdA):

Voorzitter! Bij de bespreking van het besluit tot de inwerkingstelling van het Schengenverdrag in de commissies voor Justitie en voor Europese Zaken in december en maart 1995 is telkens het woord "onomkeerbaar" benadrukt. De periode na de inwerkingtreding is een periode "initiale" en geen periode "probatoir". Nu kan men uit uitlatingen van de minister van binnenlandse zaken van Frankrijk afleiden, dat hij zich niet op dat standpunt stelt en toch nog een mogelijkheid ziet om aan het eind van de drie maanden opnieuw te toetsen. De staatssecretaris heeft in maart gezegd dat wij een majeur politiek probleem hebben als dat gebeurt. Verwacht hij iets dergelijks? Is hij nog van zins stappen te ondernemen in de richting van de Franse regering? Misschien kan de staatssecretaris bij zijn antwoord op deze vraag het antwoord betrekken op de vraag die collega De Graaf net heeft gesteld.

Staatssecretaris Patijn:

Voorzitter! Onomkeerbaar. Dat op 26 maart het Verdrag van Schengen in werking is getreden en dat dit geen besluit is dat om simpele politieke redenen ongedaan kan worden gemaakt, is uitdrukkelijk een wilsovereenstemming tussen de Schengenlidstaten. Ik moet wel het volgende melden. Er is uitdrukkelijk overeengekomen, dat de lidstaten van Schengen in de eerste drie maanden na de inwerkingtreding zekere bevoegdheden hebben om het controleregime zowel op de interne landgrenzen als op de luchthavens specifiek toe te passen. Dat houdt onder meer verband met moeilijkheden bij de overgang of de afwikkeling. Wij weten allemaal dat dit wellicht ook te maken heeft met de binnenlandse politieke discussie in Frankrijk. Wij laten het daarom niet in een "big bang" plaatsvinden. De invoering van de controlevrijheid en de opheffing kunnen geleidelijk plaatsvinden.

De heer De Graaf vroeg of wij twijfelen aan de loyale uitvoering van het verdrag door Frankrijk. Mijn antwoord daarop is nee. Er is geen enkele indicatie, noch op officieel niveau, noch uit het feitelijke gedrag van de Franse autoriteiten tot nu toe, die erop wijst dat de Fransen de zaak, behoudens hun rechten om in de initiële periode van drie maanden bepaalde nationale maatregelen te handhaven, niet loyaal zullen uitvoeren. In feite heb ik niet zo'n behoefte om te reageren op uitlatingen van ministers in de krant die wellicht in verband kunnen worden gebracht met de verkiezingen.

De heer Koekkoek (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Ik heb mij verbaasd over het antwoord van de regering op de vraag van de heer Weisglas of het Schengenakkoord niet noodzaakt tot een strenger drugsbeleid. Het antwoord was dat wij een volledige nationale invulling aan het drugsbeleid kunnen geven. Dwingen de open grenzen die door Schengen zijn ontstaan, niet tot een harmonisatie van het drugsbeleid van de landen van de Europese Unie?

Staatssecretaris Patijn:

Voorzitter! Hierbij gaat het om zaken in het maatschappelijk verkeer die per definitie te maken hebben met grensoverschrijding. Geldt deze stelling in het algemeen, dan is het uiteraard logisch dat binnen een bepaald continent beleiden meer en meer op elkaar worden afgestemd. Wij weten echter dat de meningen over de rechtsstatelijke, de rechtshandhavings- en de medische aspecten van de drugsproblematiek in de diverse lidstaten uiteenlopen. Op het ogenblik worden in het internationaal overleg elkaars verschillen van opinie erkend. Ook wordt erkend dat het tot de nationale bevoegdheden behoort om wat verder invulling te geven. Tegelijkertijd benadrukken wij dat wij alert zullen zijn op negatieve grensoverschrijdende effecten van dat geheel.

Nogmaals, ik kan niet anders dan stellen dat wij in het algemeen de nationale bevoegdheid houden om ons drugsbeleid in te vullen. Dat zullen wij naar beste vermogen doen op basis van nationale inzichten en op basis van de inzichten die tot ons komen van de collega's in Europa en in andere delen van de wereld, ook in het verband van de Verenigde Naties, want er zijn nog conventies over de bestrijding van drugs en drugsmisbruik.

Bij de verdere invulling van ons beleid, uitgaande van onze nationale bevoegdheid, zullen wij met die internationale opinie zoveel mogelijk rekening houden. Een automatische convergentie zie ik op dit moment nog niet, afgezien van die in abstracte zin, zoals ik in het begin heb geschetst.

De heer Janmaat (CD):

Mijnheer de voorzitter! Ik zal de vraag van de heer De Graaf niet herhalen of de regering de Franse regering onder druk wil zetten, want dat lijkt de CD-fractie nagenoeg uitgesloten. De vraag is andersom. Als Franse of andere regeringen hun eigen grondgebied toch wat meer controleren dan de Nederlandse regering wil doen, zegt onze regering dan dat zij de controle aan de Nederlandse grenzen of daar vlak achter ook wil handhaven, of laat onze regering zich dan leiden door het standpunt dat zij de grenzen open wil laten, want zij kan aan de Nederlandse problemen toch nauwelijks wat doen?

Staatssecretaris Patijn:

Voorzitter! Ik heb voorshands geen enkele reden om te twijfelen aan de goede trouw van de Franse regering bij de implementatie van het Verdrag van Schengen, dus ik vind de vraag wat Nederland zou doen, indien de Fransen enzovoorts, volslagen hypothetisch en dus prematuur.

De heer Van Traa (PvdA):

Voorzitter! Het kan toch niet de bedoeling zijn van de heuglijke dag dat nu eindelijk het Verdrag van Schengen in werking treedt, dat wij er alles aan doen om het vrije verkeer van alle personen die zich legaal binnen het Schengengebied bevinden, te bemoeilijken? Dat geldt toch ook voor alle derde-landers die zich legaal binnen het Schengengebied bevinden, zo vraag ik de staatssecretaris van Justitie. Kan daar ook op gewezen worden in de instructie aan al die ambtenaren van de politie in de verschillende Schengenlanden, bij alle noodzaak van mobiel vreemdelingentoezicht?

Mijn tweede vraag is aan de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken. Zou hij er niet verstandig aan doen, iets minder lankmoedig te zijn over de uitingen die uit Frankrijk komen? Schengen wordt uiteindelijk uitgevoerd of niet. Het is toch de bedoeling dat grenscontroles aan de binnengrenzen worden afgeschaft? Als de heer Chirac, die blijkbaar een goede kans maakt om president van dat land te worden, zegt dat hij er nog eens over moet denken, zou het van wijs Nederlands beleid getuigen om iets actiever te zijn dan de staatssecretaris nu lijkt te zijn. Maar hij is een stil water en heeft misschien diepe gronden.

Staatssecretaris Schmitz:

Voorzitter! De kern van het Verdrag van Schengen is, dat het voor iedereen geldt die de buitengrens gepasseerd is en zich daarmee bevindt binnen het Schengengebied, en derhalve ook voor de derde-landers. Ik bevestig dat uitdrukkelijk.

Staatssecretaris Patijn:

Voorzitter! De heer Van Traa roept mij op om minder lankmoedig te zijn over uitspraken van Franse politici in verkiezingstijd die ik in de kranten aantref. Wat moet ik daar nu mee?

De heer Van Traa (PvdA):

Minder lankmoedig zijn.

Staatssecretaris Patijn:

Ik herhaal dat de feiten bij de uitvoering van het Verdrag van Schengen door de Franse autoriteiten erop lijken dat het verdrag loyaal wordt uitgevoerd. Wij hebben een- en andermaal, zowel in het Uitvoerend Comité als door uitlatingen van de Franse regeringsleiders op de Europese Raad in Essen – ik verwijs naar het communiqué van Essen, waarin het Verdrag van Schengen uitdrukkelijk als een belangrijke stap naar integratie van de Unie wordt beschreven – zodanig vertrouwen gekregen dat de Franse regering dit proces normaal zal uitvoeren dat ik voorshands niet openbaar wil reageren op deze uitlatingen, die ik alleen uit de krant ken. Indien ons in het officiële verkeer of door feitelijk gedrag van de Franse autoriteiten blijkt dat er twijfel bestaat over het Verdrag van Schengen dan kan ik de heer Van Traa verzekeren dat er aan mijn lankmoedigheid razendsnel een einde komt.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Ik hoorde staatssecretaris Patijn zojuist antwoorden dat hij niet in het openbaar wil reageren op de uitlatingen van sommige Franse bewindslieden en politici. Ik zou hem daarom willen vragen of hij niet in het openbaar, maar op een andere wijze toch contact wil zoeken met degenen in Frankrijk die regeringsverantwoordelijkheid dragen om in het kader van het bestrijden van de lankmoedigheid de Nederlandse zorg kenbaar te maken over de Franse loyaliteit jegens de uitvoering van het Verdrag van Schengen.

Staatssecretaris Patijn:

Voorzitter! Ik meende dat er in het kader van het regeerakkoord geen afspraken zijn gemaakt over bestrijding van lankmoedigheid. Ik neem de woorden van de heer Dittrich als volgt op.

Ik zal op mij gepaste wijze bij gelegenheden die zich voordoen in discussie treden met de Franse bewindslieden over de aard van de publieke uitlatingen. Ik zal hen ook deelgenoot maken van de reacties die deze in Nederland, met name in dit huis, oproepen.

Naar boven