Aan de orde zijn de stemmingen over vijf moties, ingediend bij het debat over de (her)keuring WAO, te weten:

- de motie-Rosenmöller over het opschorten van de herkeuringen WAO tot 1 juli a.s. (22187, nr. 26);

- de motie-Marijnissen over het onmiddellijk beëindigen van de herkeuringen WAO (22187, nr. 27);

- de motie-Van Dijke/Van der Vlies over de herbeoordelingsoperatie in het kader van de TBA-wetgeving (23900-XV, nr. 27);

- de motie-Adelmund over wijziging van de regelgeving om onbedoelde en onredelijke uitkomsten te voorkomen (22187, nr. 28);

- de motie-Schimmel over het opschorten van de afschatting van de navrante gevallen (22187, nr. 29).

(Zie vergadering van 23 februari 1995.)

De beraadslaging wordt heropend.

De voorzitter:

De heer Marijnissen heeft zijn motie op stuk nr. 27 in die zin gewijzigd, dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de herkeuringen op grond van het nieuwe arbeidsongeschiktheidscriterium van de WAO'ers die op 1 augustus 1993 jonger dan 50 jaar waren voor grote maatschappelijke onrust zorgen en in de praktijk tot onaanvaardbare gevolgen leiden;

draagt de regering op zodanige maatregelen te treffen dat deze herkeuringen met onmiddellijke ingang kunnen worden beëindigd,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (22187).

Op verzoek van de heer Marijnissen stel ik voor, deze motie van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

In stemming komt de motie-Rosenmöller (22187, nr. 26).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van GroenLinks, de SP, het AOV, de Unie 55+ en het lid Hendriks voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

In stemming komt de motie-Van Dijke/Van der Vlies (23900-XV, nr. 27).

De voorzitter:

Ik constateer, dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Adelmund (22187, nr. 28).

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.

De heer Van Hoof (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie stelt vast dat de overwegingen in de motie van mevrouw Adelmund open zijn geformuleerd. Expliciet noch impliciet wordt gesteld dat er tekortkomingen zijn bij de herkeuringen van arbeidsongeschikten. Tevens wordt die mogelijkheid niet uitgesloten. De VVD-fractie steunt die visie.

Met name de zinsnede "zo nodig met terugwerkende kracht" uit het dictum interpreteren wij de eventueel terugwerkende kracht als volgt: er moet inderdaad noodzaak zijn voor zo'n terugwerkende kracht en dat moet technisch mogelijk en uitvoerbaar zijn.

Onder verwijzing naar deze kanttekeningen zal de VVD-fractie de motie van mevrouw Adelmund steunen.

De voorzitter:

Ik constateer, dat deze motie met algemene stemmen is aangenomen.

In stemming komt de motie-Schimmel (22187, nr. 29).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van D66, de RPF, de SGP, de SP en het lid Hendriks voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is verworpen.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen achteraf over de onderwerpen, waarover zojuist is gestemd.

Gelegenheidsarbeid

De heer Van Hoof (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie heeft tegen de motie-Van der Linden (24026, nr. 4) gestemd over een algehele vier-wekenregeling voor seizoenarbeid, niet omdat wij tegen het zoeken van een oplossing zijn, maar wel omdat die motie, in afwachting van de komende wettelijke regeling, prematuur is.

Huurprijsbeleid

De heer Hofstra (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie heeft tegen de motie-Duivesteijn (23900-XI, nr. 48) gestemd, omdat de beoogde verlaging van de maximale huurstijging van 6,5% naar 6% geen invloed heeft op de gemiddelde huurstijging en omdat deze verlaging alleen betrekking heeft op woningen met een relatief lage huur en daarom een meer rechtvaardige en marktconform huurbeleid tegenwerkt.

Dat ook de VVD voorstander is van huurmatiging blijkt uit het feit dat de VVD mede het initiatief heeft genomen om de veel belangrijker, zogeheten puntprijsverhoging te verlagen van 5,5% naar 4,5%.

Aan de eerder door ons als kosmetisch omschreven motie hadden en hebben wij geen behoefte, ook niet in verkiezingstijd.

Naar boven