Vragen van het lid Verbugt aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, over de A73.

Mevrouw Verbugt (VVD):

Voorzitter! Ook mijn fractie heeft haar teleurstelling uitgesproken over het feit, dat het kabinet afgelopen vrijdag niet tot een besluit is gekomen over het tracé van de A73. Waarover wij ons zeer verbaasd hebben, is dat er na 33 jaar studie nog een nieuwe variant te vinden zou zijn: geen tunnel onder de Maas, want dat zou het perfecte compromis zijn, maar een nieuwe westvariant, een variant van "een beetje minder opschieten", zoals de minister-president het uitdrukte.

Voorzitter! Inmiddels hebben al twee generaties gewacht op de aanleg van een functionele noord-zuidverbinding in Limburg. De VVD-fractie zal niet berusten in de keuze voor een tracé waardoor ook toekomstige generaties de noord-zuidverbinding blijven ervaren als de weg van de meeste weerstand. Wij hebben begrepen dat de variant nieuw-west komt uit de koker van de minister van VROM, en daarom wil mijn fractie aan deze minister de volgende vragen stellen.

Welke overwegingen hebben de minister ertoe gebracht, tijdens de kabinetsvergadering van 24 februari jl. een nieuwe variant in te brengen in de discussie over de tracékeuze voor de A73-zuid? Wat is de meerwaarde van nieuw-west voor het tot stand komen van een duurzame oplossing, die het onderliggende wegenstelsel in de regio zoveel mogelijk ontlast en zorgt voor een zowel uit het oogpunt van milieu als economie vlotte en veilige verkeersafwikkeling aan weerszijden van de Maas? Verder zouden wij graag van de minister willen weten, of met betrekking tot de variant nieuw-west inmiddels beleidsafstemming heeft plaatsgevonden met de provincie Limburg. Ook zouden wij graag horen of de minister vindt dat besluitvorming over het tracé van de A73 gebaseerd dient te zijn op een integrale afweging van effecten op het gebied van verkeer, ruimtelijke ordening, economie en milieu.

Minister De Boer:

Mijnheer de voorzitter! Ik deel, althans gedeeltelijk, het standpunt van mevrouw Verbugt als zij zegt dat het jammer is dat wij verleden week niet tot een besluit zijn gekomen. Ik ben echter van mening dat je bij een zo belangrijk besluit 100% overtuigd moet zijn dat je op dat ogenblik een besluit kunt nemen. Dit is een zaak waar al heel veel over te doen is geweest. Het is belangrijk om, aangezien er al zoveel jaren over gediscussieerd is, die extra paar dagen te willen nemen. Het is een belangrijke zaak. Ik ben van mening dat, ook al is 33 jaar – met wisselende intensiteiten – gepraat over deze weg, het denken niet hoort te stoppen. Dat betekent dat zolang het kabinetsbesluit niet gevallen is, ik het noodzakelijk vind dat iedereen die verantwoordelijk is voor de besluitvorming van het geheel, door blijft gaan met denken. Dat heb ik gedaan en daarbij heeft de integrale afweging van natuur en milieu, economie en verkeer en vervoer een belangrijke rol gespeeld, niet alleen bij mij, maar ook bij de leden van het kabinet. Overigens kan ik mededelen dat ik er ook van uitga dat wij deze middag, wellicht in de vooravond, tot besluitvorming zullen komen over de A73.

Mevrouw Verbugt (VVD):

Voorzitter! Ik ben blij dat de minister heeft aangegeven dat zij en het kabinet niet zijn gestopt met denken en dat dat ertoe zal bijdragen dat het kabinet met een wijs besluit zal komen. Ik heb in het antwoord van de minister echter het antwoord op de door mij gestelde vragen gemist. Daarom zal ik ze herhalen. Welke overwegingen hebben de minister ertoe gebracht in de kabinetsvergadering van vrijdag met een nieuwe variant te komen? Wat is de meerwaarde van die variant voor een goede verkeersafwikkeling aan beide zijden van de Maas? Heeft reeds overleg plaatsgevonden over deze nieuwe variant met het provinciaal bestuur van Limburg? Is de minister van mening dat een goede besluitvorming over de tracékeuze gebaseerd moet zijn op een integrale afweging van elementen op het gebied van ruimtelijke ordening, economie, verkeer en milieu?

Minister De Boer:

Ik kan dezelfde antwoorden geven. Welke overwegingen hebben ertoe geleid dat ik met een variant ben gekomen? Dat waren overwegingen die te maken hebben met het feit dat, doordenkend over deze materie, je nieuwe aspecten ziet en je van mening bent dat daar nog eens over moet worden gesproken. Het is gewoon een kwestie van je werk goed doen. Dat proberen wij in het kabinet te doen.

De aspecten die te maken hebben met de integrale afweging spelen daarbij een belangrijke rol. Ik heb die al genoemd en hoef ze niet te herhalen. Wanneer wij deze zaken met elkaar in het kabinet bespreken, betrekken wij daarbij de opvattingen van het lokaal bestuur en het provinciaal bestuur.

De heer Heerma (CDA):

Voorzitter! Ik zou geen aanvullende vraag gesteld hebben, ware het niet dat de minister in tweede instantie zei dat het kabinet zorgvuldig is geweest. De ministers van Verkeer en Waterstaat en van VROM weten als geen ander – zij hebben beiden in politiek-bestuurlijke functies de provincie gediend, als gedeputeerde en als commissaris van de koningin – hoe zorgvuldig provinciale besturen met hun bestuurlijke taak omgaan. Hoe moet ik dan haar opmerkingen over de zorgvuldigheid van de afgelopen maanden – de beslissing over de A73 was immers rond de jaarwisseling in het vooruitzicht gesteld – en de worsteling van de ministerraad en het kabinet zien? Als het kabinet het politiek zo moeilijk heeft, waarom geeft dan het zorgvuldig voorbereide besluit van de staten van Limburg niet de doorslag? Of is de minister van mening dat dat besluit niet zorgvuldig is genomen door de staten van Limburg?

Minister De Boer:

Ach, ik zal niet verhelen dat ik in het verleden in vorige functies gelukkig zou zijn geweest als het kabinet zonder meer het standpunt van de staten van Noord-Holland of de staten van Drenthe overgenomen had. Ik heb dat echter nooit als een reële optie beschouwd, omdat ik er altijd van ben uitgegaan dat het Rijk een eigen verantwoordelijkheid heeft en daarbij natuurlijk de standpunten van de andere overheden betrekt. Dat is ook het geval bij deze materie. Bij de discussie over de A73 zijn wij ons buitengewoon goed bewust van de standpunten van de lokale besturen en van het provinciaal bestuur. Wij konden daar trouwens met geen mogelijkheid aan ontkomen, want wij zijn rijk voorzien van informatie en standpunten uit het Limburgse. Wat dat betreft kan ik de heer Heerma geruststellen: de opinies van het Limburgse zijn bij ons bekend en zullen vanmiddag zeker een rol spelen bij de uiteindelijke besluitvorming.

De heer Van Erp (VVD):

Voorzitter! De minister antwoordt op de vraag van mevrouw Verbugt, welke overwegingen ten grondslag hebben gelegen aan haar nieuwe idee, dat nieuwe aspecten de reden zijn van het idee om te komen tot de westoevervariant. Zou de minister dieper willen ingaan op de aspecten die zij bedoelt? Mocht onverhoeds gekozen worden voor die nieuwe westoevervariant, hoe lang zal het dan duren voordat de eerste spade de grond in kan ter realisering daarvan?

Minister De Boer:

In een discussie als deze speelt voortdurend de afweging een rol. Na afweging kun je op een gegeven ogenblik van mening zijn dat wellicht het ene aspect meer aandacht verdient dan het andere aspect. Dat zijn de zaken die een rol spelen in dit geheel. Als u aan mij vraagt hoe lang het zal duren voordat de eerste spade de grond in gaat, dan kan ik u zeggen: hoe eerder wij – bewindslieden achter deze tafel – de kans krijgen om naar onze kabinetsvergadering te gaan om daar een besluit te nemen, des te eerder zal die spade de grond in kunnen gaan.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Volgens mij was de minister eerder klaar geweest als zij die vragen gewoon had beantwoord. Maar dit terzijde.

Kan de minister mij meedelen waarom de minister-president via de pers wel iets zegt over die nieuwe westoevervariant? Hij heeft het gehad over een snelweg en hij heeft gezegd dat er aan de oostoever wat minder snel doorgereden kan worden. Dat gaat toch over de inhoud? Dan is het merkwaardig dat beide bewindslieden ten opzichte van de Kamer zwijgen over alles wat met de inhoud te maken heeft.

Voorzitter! Dan heb ik nog een vraag aan mevrouw Versnel. Mag ik u, mevrouw Versnel, de vraag stellen wat u nu vindt van deze procedure en deze inhoud. Dan moet u niet zeggen: wij zijn er als D66 nog niet uit. Met betrekking tot Schiphol had uw fractie namelijk al een standpunt ingenomen toen het kabinet nog een formeel standpunt moest innemen.

Minister De Boer:

Voorzitter! Onze minister-president heeft vorige week tijdens een persconferentie aangegeven waarom het kabinet die middag nog niet tot een definitief besluit was gekomen. Hij heeft daarbij een aantal aspecten aangegeven die een rol zullen spelen bij de discussie van hedenmiddag. Het is volstrekt gebruikelijk om nog geen nadere toelichting op zaken te geven als de discussie in het kabinet nog moet plaatsvinden. Die discussie wordt vanmiddag gevoerd en ik wens daar absoluut niet op vooruit te lopen.

Mevrouw Versnel-Schmitz (D66):

Voorzitter! Ik ben blij met de aandacht die de heer Rosenmöller mij schenkt. Ik stel het vooral op prijs, dat hij mij met "u" aanspreekt.

En wat ons standpunt betreft: het is de heer Rosenmöller al ik weet niet hoe lang bekend dat de weg langs de westoever veruit de voorkeur verdient van de fractie van D66. Waarom doet hij hier zo moeilijk over?

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Wij hebben met grote belangstelling kennis genomen van het standpunt dat de VVD inneemt ten aanzien van de A73. Wij hopen dat deze standvastigheid er morgen ook zal blijven.

De minister heeft gezegd dat zij zou komen met een gedetailleerd tracébesluit. Zover waren we. Kan de minister hier ter plekke aangeven hoeveel tijdverlies we hebben, als er voor een tussenvariant gekozen wordt conform de aankondiging van de minister-president afgelopen vrijdag? Kan zij exact aangeven welke procedures en tijdsprocedures een nieuwe variant moet doorlopen bij de besluitvorming, alvorens we op het punt zijn waar we reeds waren voordat dit kabinet aantrad?

De voorzitter:

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zal antwoorden. De vragen zijn aan haar gesteld en niet aan de minister van Verkeer en Waterstaat.

Minister De Boer:

De heer Reitsma weet wellicht dat de Tracéwet niet tot mijn bevoegdheid hoort. Ik kan dus geen antwoord geven op deze vraag.

De heer Hendriks:

Voorzitter! De kwestie rond de A73 laat ook mij niet blauw-blauw. Ik bedoel hiermee het blauwe document van 16 competente organisaties over de voorkeur ten aanzien van het tracé. Ik wil de minister van Volkshuisvesting graag een vraag voorleggen. Ik hoop dat zij hier concreet op kan antwoorden. Ik vrees namelijk, voorzitter, dat er na vanavond een enorme commotie over deze rijksweg in Nederland zal gaan losbarsten. Is de minister van Volkshuisvesting bereid bij de besluitvorming die vanmiddag in het kabinet gaat plaatsvinden, de gedeputeerde van de provincie Limburg, de heer Lodewijks, uit te nodigen, zodat hij een indruk kan geven van de situatie op dat niveau waarop het thuishoort?

Minister De Boer:

Bedoelt u serieus dat de gedeputeerde van Limburg vanmiddag deel moet uitmaken van het kabinet?

De voorzitter:

U mag "ja" of "nee" zeggen, want u mag in feite niet antwoorden.

De heer Hendriks:

Zeer serieus.

Minister De Boer:

Dat behoort niet tot de mogelijkheden, mijnheer Hendriks.

De heer Van Gijzel (PvdA):

Voorzitter! Als het zo doorgaat, duurt het nog veel langer dan 30 jaar. Ik wil de heer Heerma graag een paar vragen stellen, gelet op datgene wat hij hier naar voren gebracht heeft. Hij refereert aan eensgezindheid in de provincie Limburg. Het feit dat er 30 jaar over gedaan is om tot besluit vorming te komen, komt mede omdat deze weg en de keuze voor het tracé zeer omstreden geweest zijn. Waarop baseert hij zijn opmerking dat de provincie – "heel Limburg" zoals hij zegt – het erover eens is dat de weg op de oostoever zou moeten komen?

De heer Heerma zegt verder – en ook de heer Bolkestein doet dat – dat de provincies op dit soort belangrijke punten een beetje de doorslag moeten kunnen geven.

De heer Heerma (CDA):

Dat heeft u mij niet horen zeggen.

De heer Van Gijzel (PvdA):

U zegt: als het zo omstreden is, moeten de provincies op een gegeven moment de doorslag kunnen geven. Ik geef een punt dat zeer omstreden was: de koopprijsgrenzen in het Groene Hart. De provincies hebben daarvan gezegd: breng die nu omhoog; dat betekent een bescherming voor het Groene Hart en het betekent dat de woningbouw ook voor ons gewaarborgd wordt. Desalniettemin heeft het vorige kabinet ervan afgezien. Misschien kan de heer Heerma daar een antwoord op geven.

De heer Heerma (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Mijn stelling was: niet in algemene zin doorslaggevend is, want dan moet je decentraliseren. Ik zei dat niet omdat het omstreden was. Nee, ik heb gerefereerd aan de daadkracht die ik van dit kabinet verwacht, en niet alleen van dit kabinet. Onder het motto "regering regeer" – er moet in dit land gebeuren wat voor het land nodig is – heb ik gezegd: als je er kennelijk de afgelopen maanden niet uitkomt, als je het er zo moeilijk mee hebt, laat de huidige opvattingen van het provinciale bestuur, en niet die van 30 jaar geleden, dan doorslaggevend zijn. Ik heb mij er de afgelopen weken nog eens van verzekerd dat er eenduidigheid is in het college van gedeputeerde staten. Vorige week maandag heb ik de provincie nog een bezoek gebracht. Ook andere collega's, zoals de heer Bolkestein, hebben de afgelopen weken aan die eenduidigheid gerefereerd. Mijn stelling is niet meer dan: als het zo omstreden is in het kabinet, laat dat dan heel zwaar wegen respectievelijk de doorslag geven. Daar waren mijn vragen aan de voormalige provinciebestuurder en de huidige minister van VROM ook op gebaseerd.

De heer Van Gijzel heeft nog een tweede vraag gesteld. Onder het voormalige kabinet ging het om het punt dat de wet toegepast moest worden en dat de regering erop moest toezien dat een kamerbreed aanvaarde Huisvestingswet in april 1992 ook door andere overheden toegepast moest worden. Elke vergelijking met Limburg gaat dus niet op.

De heer Esselink (CDA):

Voorzitter! Het is een A73 geplaveid met vragen, maar dat terzijde. Herinnert de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer zich dat de Tracéwet mede ingediend is door de minister van VROM en dat de Tracéwet zich kenmerkt doordat zij ingeschoven is in de Wet op de ruimtelijke ordening. Bij mijn beste weten is de minister van VROM de eerst aanspreekbare voor de Wet op de ruimtelijke ordening.

Kan de minister in de brief die de Kamer heden nog zal bereiken, aangeven welke procedurele stappen nodig zijn om de weg, zo die gekozen wordt, te realiseren en welke tijd daarmee gemoeid zal zijn tot het moment van daadwerkelijke aanleg?

Minister De Boer:

Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de uitvoering de Wet op de ruimtelijke ordening, kan ik de heer Esselink de volgende toezegging doen. Wanneer wij vanmiddag een standpunt zouden innemen, waardoor de situatie weer iets anders komt te liggen dan bekend was op basis van de studies die tot nu toe in het kader van de Tracéwet en de Wet op de ruimtelijke ordening verricht zijn, zullen wij de Kamer zeer duidelijk aangeven wat de betekenis daarvan is. Ik zal zorgen dat de Kamer daar optimaal en maximaal over ingelicht wordt.

Naar boven