Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | nr. 7, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | nr. 7, item 3 |
Aan de orde zijn de Algemene Politieke Beschouwingen,
en de behandeling van:
-de Nota over de toestand van 's Rijks financiën (Miljoenennota 2021) (35570).
De voorzitter:
Aan de orde zijn de Algemene Politieke Beschouwingen, 35570, Nota over de toestand van 's Rijks financiën. Ik open de beraadslaging en geef het woord aan de heer Frentrop.
De heer Frentrop (FvD):
Dank u wel, voorzitter. Het is voor het tweede opeenvolgende jaar dat de fractie van Forum voor Democratie in dit huis met de regering in debat kan gaan over het algemene politieke beleid. Ik zie daarnaar uit.
Toen we hier vorig jaar stonden, ging alles goed, vond de regering. De werkloosheid was lekker laag, er waren veel vacatures en de inkomsten van de overheid waren lekker hoog. Alleen de kosten voor de zorg stegen wat te hard; daar moest op worden bezuinigd. Maar het allerbelangrijkste was: we zouden de klimaatkampioen van Europa gaan worden. Kortom, we waren lekker bezig, zo was de teneur twaalf maanden geleden. Alleen de krapte op de arbeidsmarkt was een knelpunt. Een jaar geleden straalde de regering tevredenheid uit. Het trefwoord was "gaaf".
Een jaar later staat alles in het teken van een virus dat tien maanden geleden is geïmporteerd uit Wuhan. De regering wist niet wat te doen en het beleid zwabberde dan ook van groepsimmuniteit naar geen groepsimmuniteit, van scholen open naar scholen dicht, van alle aandacht voor intensive care naar ook aandacht voor verpleegtehuizen en van geen mondkapjes naar wel mondkapjes. Het is nog steeds moeilijk te beoordelen wat de beste aanpak is. Slechts één ding staat vast: alle 120.000 rijksambtenaren hebben een bonus gekregen per 1 juli, al hoeven die zich geen zorgen te maken over hun baan.
Andere mensen wel. De werkgelegenheid van niet-ambtenaren is geholpen met tijdelijke steunmaatregelen. Om dat geld uit te kunnen delen, heeft de overheid heel veel geld geleend. Of de bedrijven die dat geld krijgen om hun mensen door te betalen, kunnen overleven, staat echter nog niet vast. Wat inmiddels wel vaststaat, is dat onze munt, de euro, onhoudbaar is geworden. Dat zegt nu zelfs de president van De Nederlandsche Bank. Maar hier in Den Haag lijkt geld geen rol meer te spelen. Naar ik begrijp werd vroeger, voordat wij hier waren, in dit huis altijd "dekking" geroepen als iemand een plan indiende om meer belastinggeld uit te geven. Dan moest je erbij zeggen op welke andere post je ging bezuinigen. Maar aan dekking doen we niet meer.
Mevrouw Kaag, onze minister voor Ontwikkelingshulp, wilde al 1 miljard extra voor Afrika, maar dat is klein bier vergeleken bij de miljarden die onze premier onder het mom van corona in Brussel heeft toegezegd aan Italië, Spanje en alle andere lidstaten van de Europese Unie, die zich de afgelopen jaren níét hebben gehouden aan de regels van het Europese Stabiliteitspact. Landen die vrolijk potverteerden. Italië alleen krijgt 204 miljard euro. Wat onze Italiaanse vrienden met dat geld gaan doen, weten ze nog niet, maar ze verzinnen vast wel iets. De premier heeft ons in de Tweede Kamer bezworen dat er een noodrem is aangebracht voor het geval dat ze gekke dingen gaan doen, maar of die noodrem echt werkt, weten we nog niet.
Voorzitter. De regering heeft in de begroting voor volgend jaar terecht extra geld opgenomen voor mensen en bedrijven in Nederland die het moeilijk hebben of moeilijk zullen gaan krijgen. Maar dat is geleend geld, dat is schuld, en die schuld is hoger dan nodig is. Forum voor Democratie had verwacht dat in tijden van nood andere voorgenomen uitgaven even zouden worden uitgesteld. Wíj kunnen niet alles tegelijk. De regering denkt echter alles tegelijk te kunnen. Wij zouden denken: nou, het klimaat kan wel een jaartje wachten, nu we met het virus zijn geconfronteerd. Maar de miljarden verslindende Green Deal van Europees Commissaris Frans Timmermans en zijn assistent Diederik Samsom gaat gewoon door, net als alle 600 dure plannen van Ed Nijpels en de klimaattafels. Die moeten ervoor zorgen dat de temperatuur in de wereld met een onmeetbare 0,0007 °C minder stijgt dan zonder die tafels het geval zou zijn geweest. En daar geven we allemaal subsidies voor, allemaal met geleend geld.
En we lenen nog veel meer. We hoeven niet naar de Middellandse Zee af te reizen om overheidsschulden aan te treffen van meer dan 100% van het inkomen. Die vinden we ook als we op vakantie gaan in eigen land. Zaanstad, om maar iets te noemen, heeft eenzelfde schuldquote als Griekenland. Bergen op Zoom is een financieel Italië. Ik kan tientallen voorbeelden geven van gemeenten die ver boven hun stand leven. Tilburg staat bovenaan de lijst. En net als in Italië en Griekenland deden die gemeenten dat ook al in de jaren voor corona. Het virus heeft er niks mee te maken. Het zijn allemaal verstopte schulden, die nadat dit kabinet is vertrokken, moeten worden terugbetaald. Die schulden groeien nog steeds, want de thuiswerkende ambtenaren van alle gemeenten in Nederland blijven ook tijdens de coronacrisis doodleuk geld uitgeven aan plannen waardoor hun gemeente bij kan dragen aan minder opwarming van de aarde. En of dat geld efficiënt wordt besteed, is zeer de vraag.
Maar in dit land, waar voor alles geld beschikbaar is — voor de KLM, voor IHC, voor een bonus voor ambtenaren, voor klimaatverandering, voor ontwikkelingshulp aan arme landen in Afrika, voor ontwikkelingshulp aan rijke landen in Europa — in dit land, waar iedere immigrant die zich meldt met een voldoende zielig verhaal, een uitkering en een woning krijgt aangeboden, in dit rijke land heerst wel woningnood. Er zijn 340.000 woningen te weinig. Gewone Nederlanders kunnen zich geen eigen huis meer veroorloven. Asielzoekers krijgen meteen een sociale huurwoning, want voor hen hebben gemeenten een huisvestingsplicht. Voor Nederlanders is er een wachtlijst van jaren. Koopwoningen zijn onbetaalbaar, gewone huurwoningen zijn er niet. Hoe kan dat?
Dit kabinet vond bij zijn aantreden een aparte minister voor Wonen niet meer nodig. De woningmarkt werkte prima, was het idee. Mevrouw Ollongren kon Wonen er wel bij doen op Binnenlandse Zaken. Geen land heeft zo veel woningcorporaties als Nederland. Toch slagen die er niet in om aan de vraag naar woningen te voldoen. En waarom niet? Soms door mismanagement en fraude, zoals bij de grootste, Vestia, in Rotterdam en Den Haag, maar vooral omdat ze bezig zijn met heel veel andere dingen dan met het bouwen van nieuwe woningen. Ze zijn vooral bezig met het verduurzamen van hun bestaande woningen: dubbel glas erin, afsluiten van aardgas en een warmtepomp installeren.
De heer Kox (SP):
Collega Frentrop wijst erop dat er volgens hem een ongerechtigheid bestaat, dat er van overheidswege een huisvestingsplicht is voor asielzoekers maar niet voor Nederlanders. Zou het een oplossing kunnen zijn om een huisvestingsplicht bij de overheid neer te leggen voor állen die zich op het grondgebied bevinden? Dat klinkt revolutionair, maar dat was natuurlijk normaal. Vanaf je 18de had je recht op zelfstandige woonruimte, zei Marcel van Dam toen hij staatssecretaris was. Zou dat een goed idee zijn?
De heer Frentrop (FvD):
Dat zou in theorie een ontzettend leuk idee zijn, maar ik denk dat het in de praktijk niet gaat werken. In de praktijk kun je zeggen: laten we minder immigranten binnenlaten, dan zijn er meer woningen. Ik denk dat dat sneller en beter werkt dan er een soort wettelijke plicht van maken.
De heer Kox (SP):
Dat vind ik een vreemde redenering. Je kan ook zeggen: als je te veel woningzoekenden hebt, dan moet je minder woningzoekenden krijgen door ze weg te jagen of ze niet geboren te laten worden. Maar ik gaf u het voorbeeld van nog niet zo heel lang geleden. Ik heb, toen ik een stukje jonger was, het nog meegemaakt dat we een huisvestingsplicht hadden. Iedere Nederlander boven 18 jaar had recht op zelfstandige woonruimte. Ik weet dat de fractie van Forum voor Democratie groot belang hecht aan onze geschiedenis en daar ook veel over vertelt. Onze geschiedenis vertelt dat huisvestingsplicht mogelijk was. Zou het niet beter zijn om alle mensen iets meer te geven in plaats van sommige mensen iets af te nemen?
De heer Frentrop (FvD):
Nogmaals, ik vind het een heel lief idee om de overheid te verplichten om voor iedereen voor een woning te zorgen. Maar ik denk dat dit niet de manier is om problemen op te lossen, de overheid een plicht opleggen, een pot geld ervoor neerzetten en dan afwachten of het gebeurt. Je ziet juist dat allerlei andere maatregelen het moeilijk maken om woningen te bouwen in Nederland. Je kunt dan wel zeggen dat iemand het moet doen, en u vindt waarschijnlijk dat de overheid of de woningcorporaties dat moeten doen. Die willen het misschien wel, maar die doen het de afgelopen jaren niet. Als je ziet hoe weinig woningen door de woningcorporaties zijn gebouwd in de afgelopen jaren — ik heb het ergens opgezocht, ik geloof dat ze in vijf jaar iets van 700 nieuwe woningen hebben gebouwd ...
De voorzitter:
Daar komen we straks aan. De heer Kox tot slot.
De heer Kox (SP):
Ik ben vereerd dat de woordvoerder van Forum voor Democratie mij een lief voorstel toedicht. De socialisten vallen tegenwoordig best mee in dit land.
De heer Frentrop (FvD):
Dat heb ik niet gezegd.
De heer Kox (SP):
Ik zal dat graag kapitaliseren in een motie. Ik weet ook dat er een andere motie aankomt om de verhuurderheffing af te schaffen. Als de grootste oppositiepartij in deze Kamer beide moties zou steunen, komen we ergens. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Vervolgt u uw betoog, meneer Frentrop.
De heer Frentrop (FvD):
Zover zijn we nog niet, voorzitter. Meneer Kox neemt een voorschot.
Voorzitter. Ik had het over de verduurzaming van al die woningen waar de corporaties mee bezig zijn. Ik zeg: laat die corporaties nieuwe woningen bouwen. Dat verduurzamen komt later wel weer als we de woningnood hebben opgelost. En zoals gezegd, laten we even stoppen met het binnenlaten van immigranten tot eerst iedere Nederlander een huis heeft.
Voorzitter. We leven in onzekere tijden, maar één ding is zeker op wat langere termijn: schulden moet je terugbetalen. De regering heeft nu veel geld geleend om de economie te redden. Dat is goed en dat is nodig in tijden van crisis. Maar het is ook verstandig om te kijken welke lopende uitgaven je terug kunt brengen, om te kijken aan welke dingen we even geen geld meer gaan uitgeven. Dat doet de regering echter niet.
Waar zouden we op kunnen bezuinigen? Ik denk dan allereerst aan kleine dingen. Gemeenten zouden bijvoorbeeld kunnen besluiten om even geen stadsdichters meer aan te stellen. Ik denk ook aan grotere dingen: stoppen met het opkopen en sluiten van goedwerkende ondernemingen zoals boerenbedrijven en nieuwe elektriciteitscentrales. Ik denk aan nog grotere dingen, zoals al het geld dat gemeenten en corporaties nu stoppen in projecten om woningen van het gas af te halen. Laten we daar even mee ophouden. Ik denk ook aan ontwikkelingshulp. Even een jaartje geen geld naar de Palestijnen. Dat kan toch ook wel in deze crisis. Maar ik denk vooral aan immigratie. Die kost ons miljarden. Laten we die nu even stopzetten. Laten we eerst genoeg woningen bouwen voor onze eigen mensen. En voorzitter, ik hoop niet dat mijn collega's of de regering dit pleidooi populistisch vinden. Het is ingegeven door zorg.
Laten we ook even geen extra 750 miljard speelgeld meer geven aan Ursula von der Leyen, Frans Timmermans en de 25 andere Europese Commissarissen die geen van ons gekozen heeft. Laten we geen miljarden schenken en lenen aan onze vrienden in Italië en in andere landen waar de zon schijnt. En bovendien, wij hebben dat geld niet. Minister Hoekstra gaat waarschijnlijk 100 miljard meer lenen dan hij van plan was toen de RIVM nog zei dat we van dat virus in Nederland geen last zullen krijgen.
Voorzitter. Ik zeg tegen de minister en tegen de premier wat de Autoriteit Financiële Markten tegen alle Nederlanders zegt: pas op, geld lenen kost geld. Dat is ook zo bij een lage rente. Het geleende geld moet immers worden terugbetaald. Een hoge staatsschuld is alleen houdbaar als het geleende geld weer geïnvesteerd wordt in zaken die geld opleveren. Maar het geld dat de regering nu wil lenen is consumptief krediet. En als de rekening wordt gepresenteerd, zit deze regering er niet meer. Dat geld moet worden afgelost door de jonge mensen in Nederland. Eén ding is zeker op de lange termijn: het beleid dat nu wordt gepresenteerd, pakt slecht uit voor onze kinderen. Zij krijgen later de extra belastingen op hun bordje, zij kennen al sinds hun geboorte geen stijgende koopkracht, zij hebben geen uitzicht op een woning en zij kunnen niet rekenen op de pensioenen die waren beloofd.
Voorzitter. We zijn het dieptepunt van de crisis nog niet gepasseerd. Veel mensen maken zich zorgen om hun naasten, om hun baan, om hun toekomst en om de toekomst van hun kinderen. Die zorgen moeten wij adresseren. Voor allerlei mooie luchtfietserij hebben we nu geen geld. Onze welvaart en ons verdienvermogen worden uitgehold. Dan heb ik het niet alleen over de economie en over cijfertjes, maar ook over onze beschaving. In de tien jaar dat de heer Rutte nu minister-president is, is het Nederlandse onderwijs dramatisch verslechterd. In 2009 hoorde Nederland nog bij de internationale top, nu zijn we een middenmoter. Sindsdien heeft iedere gemeente zoals gezegd wel zijn eigen stadsdichter, maar een steeds groter aantal Nederlanders kan nauwelijks nog lezen, laat staan rekenen. En dat is ook een hypotheek op onze toekomst; een immateriële hypotheek. Zoals uw eigen minister Kaag van D66 zei bij de opening van het academisch jaar in Groningen: deze regering heeft de verwachtingen op het gebied van onderwijs niet waargemaakt.
Mevrouw Bredenoord (D66):
De heer Frentrop heeft het erover dat het beleid desastreus uitpakt voor onze kinderen. Dat — niet zozeer wat u net zei — triggerde me eigenlijk, want in mijn hoofd valt niet te rijmen dat u een klimaatontkenner blijft en dat u blijft zeggen dat we wel een jaartje kunnen wachten, terwijl het overduidelijk is dat we te maken hebben met opwarming van de aarde en verlies aan biodiversiteit, en dat nú de tijd is om het tij nog te keren. Dus als íets slecht is voor onze kinderen, als dat u bezorgd maakt net zoals het mij bezorgd maakt, dan moeten we toch daar wat aan doen? Kunt u daar een antwoord op geven?
De heer Frentrop (FvD):
Het is een kwestie van prioriteiten stellen. Je kunt zeggen: we moeten alles tegelijk doen, ons klimaat aanpakken en de werkloosheid gaan bestrijden die eraan komt. Wij zeggen: laten we nou eerst de prioriteiten leggen bij de actuele dingen en het klimaat eventjes laten wachten.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Het kan prima allemaal en als we nog vijf of tien jaar wachten, dan kan dat juist met het klimaat niet meer. We hebben daar te maken met een soort kantelpunt dat op een bepaald moment niet meer te keren is. Dus het is eigenlijk nog veel schadelijker voor de volgende generatie. Ik ben blij dat u zich daar zorgen om maakt, maar juist daar zullen we dus moeten ingrijpen. Dus volgens mij maakt u daar een verkeerde keuze.
De voorzitter:
Meneer Frentrop, u vervolgt uw betoog.
De heer Frentrop (FvD):
Volgens mij niet.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Meneer Frentrop heeft het erover dat hij prioriteiten wil stellen. Dat begrijp ik, want je kan natuurlijk niet alles tegelijk. Maar hij heeft het ook over prioriteiten betreffende het klimaat. Dus dan is mijn vraag: hoe zit het Forum nou in het klimaat? Zijn ze daar nou kritisch op? Zijn ze klimaatontkenner of zijn ze er een voorstander van om het klimaat aan te pakken?
De heer Frentrop (FvD):
Het is niet mijn specialiteit hoor, alle klimaatwetenschappen, maar ik denk dat we in grote lijnen — we praten hier over grote lijnen van beleid — aan het klimaat niet zo heel veel kunnen doen. Het klimaat is een natuurverschijnsel, dat is iets van de aarde. Ik denk dat we ons vooral moeten aanpassen, ik denk dat we niet de ambitie moeten hebben ... Wij zeggen: aan de migratie kunnen we niks doen, dat is een natuurverschijnsel. Nou, dat is iets waar je volgens mij wél wat aan kan doen; je kan gewoon grenzen dichthouden. Maar ik denk niet dat wij de illusie moeten hebben dat wij in Nederland veel aan de temperatuur op aarde kunnen bijdragen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dan verbaast het mij dat in de provincie Brabant meneer De Bie, gedeputeerde van het Forum, enthousiast het energiebeleid gaat uitvoeren. Dan heb ik het over het duurzame energiebeleid. Hij heeft zelfs getekend bij de Brabantse afdeling: wij zijn een betrouwbare partner in de uitvoering van het klimaatbeleid. Dus wat is het nu? U moet toch hom of kuit geven. Bent u nou vóór de duurzame energietransitie of tégen de energietransitie? Een van de twee moet het toch zijn?
De voorzitter:
Een kort antwoord.
De heer Frentrop (FvD):
Het is niet allemaal zo zwart-wit, het is niet voor of tegen energie. Je moet dingen doen, maar met mate en verstandig, en geen geld verspillen. Is dat een kort antwoord?
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Tot slot heb ik nog één opmerking. De heer Frentrop zit hier in de Eerste Kamer. Het is onze taak om te stemmen over wetten: je bent voor of je bent tegen. Daar zit ook niets tussen. We kunnen dan wel zeggen dat er tinten grijs tussen zitten of wat dan ook, maar je bent voor of tegen. U stemt hier over het algemeen tegen klimaatwetten, maar ondertussen doet u wat anders in de provincie. Ik vind dit niet kies richting uw achterban.
De heer Frentrop (FvD):
Ik vind deze vergelijking niet helemaal terecht. Bij een stemming over een wet kun je slechts twee dingen doen, namelijk voor of tegen stemmen. Maar hierbij wissel je van gedachten over wat het algemene beleid is. Ten aanzien van het klimaat zou ik zeggen dat het algemene beleid is dat wij daar in deze Kamer niet veel aan kunnen doen.
De heer Schalk (SGP):
Ik heb een vraag over een ander onderwerp dat de heer Frentrop zojuist een paar keer heeft aangeraakt, namelijk het onderwerp immigratie. Hij noemde dit ook zojuist nog in zijn beantwoording. In een van zijn stukjes betoog zei hij: ik hoop dat mijn collega's niet vinden dat ik het populistisch verwoord. Dat klopt, maar het zit er op een aantal momenten wel doorheen verweven.
Ik heb de heer Frentrop zojuist een beker water geschonken, omdat hij daar behoefte aan had. Dat merkte ik. Ik zat achter u, dus ik zag dat.
De heer Frentrop (FvD):
Dat stel ik ook bijzonder op prijs. Dank u wel.
De heer Schalk (SGP):
Dank u wel. Nu zijn er mensen op deze wereld die worden bedreigd met dood, geweld en dergelijke. Moet ons land worden gesloten voor de mensen die op onze christelijke handreiking mogen rekenen?
De heer Frentrop (FvD):
Ik begrijp natuurlijk dat punt. Een heleboel mensen in de wereld worden getroffen door de meest gruwelijke dingen. Deze dingen worden overigens veelal veroorzaakt door politieke invloeden. Het aantal mensen dat door natuurlijke rampen wordt getroffen, is in de afgelopen decennia beduidend verminderd. Houdt u mij niet aan het precieze aantal, maar ik geloof dat er ieder jaar 37 miljoen mensen op de wereld vluchteling worden, vanwege een of ander conflict waar dan ook op de wereld. Dat is natuurlijk afschuwelijk, maar net als met het klimaat is het de vraag wat wij daar in dit huis in Den Haag aan kunnen doen. Kunnen wij tegen al die mensen zeggen: komt u maar naar Nederland? Dat lijkt me niet. Daarom is al sinds jaren het algemene beleid dat opvang moet plaatsvinden in de regio. Zoals u mij een bekertje water aanbiedt, zullen wij ook die mensen, waar wij kunnen, een bekertje water aanbieden.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Frentrop.
De heer Frentrop (FvD):
Maar het lijkt me niet de juiste aanpak om tegen deze mensen te zeggen: komt u allemaal Nederland binnen en dan geven we u een woning, een wasmachine en de Nederlandse nationaliteit.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Ik ben het ermee eens dat je niet tegen die 37 miljoen mensen kunt zeggen: komt u allemaal maar binnen. Maar je kunt ook niet tegen al die mensen zeggen dat zij maar ergens anders heen moeten gaan, want heel de wereld heeft op dit moment te maken met een pandemie. In alle landen wordt enorm veel geld uitgegeven.
De voorzitter:
Meneer Schalk, wat is uw vraag?
De heer Schalk (SGP):
Mijn vraag is of er geen uitzonderingen zouden moeten zijn waar je als Nederland je grens echt niet voor mag sluiten.
De voorzitter:
Dank u wel. En dan gaan we verder, meneer Frentrop.
De heer Frentrop (FvD):
Mag ik geen antwoord meer geven op de vraag?
De voorzitter:
Jawel. Ik zei: en dan gaan we verder. Dat is dus daarna.
De heer Frentrop (FvD):
Nee, we hebben onze grenzen nooit gesloten. We hebben in de afgelopen jaren heel veel mensen binnengelaten. We zijn het dichtst bevolkte land ter wereld. We zitten nu met een enorme crisis. Er komt een enorme werkloosheid aan. Ik vind zelf dat we het goed hebben gedaan, maar ik zou zeggen dat we dit nu even niet meer moeten doen.
De voorzitter:
Vervolg uw betoog.
De heer Frentrop (FvD):
Voorzitter. Ik wil afsluiten met drie vragen aan de minister-president. Mijn eerste vraag is: bent u bereid om alle onbetaalbare maatregelen uit het Klimaatakkoord, zoals het van het gas halen van woningen, uit te stellen tot de coronacrisis voorbij is? Mijn tweede vraag is: bent u bereid om alle immigratie tijdelijk stop te zetten, tot de woningnood in Nederland is opgelost? Mijn derde vraag is: bent u bereid om alle toezeggingen die u in juli in Brussel hebt gedaan voor steun aan andere landen, onder het mom van corona, op te schorten tot Nederland zijn eigen door de coronacrisis uit het lood geslagen financiën weer op orde heeft? Dat wil zeggen: tot de staatsschuld is teruggebracht tot onder de 60% van het bruto nationaal product. O ja, ik zou ook nog willen vragen: wanneer is de regering van plan de schulden die we nu aangaan, af te lossen? Ik hoef geen precieze datum, maar ik zou wel graag willen weten of we de extra schuld aflossen voordat of nadat Nederland CO2-neutraal is. Wat heeft prioriteit bij de regering?
Voorzitter. Dat zijn dus vier vragen over prioriteiten in het beleid.
De voorzitter:
Daarmee bent u aan het eind van uw inbreng, meneer Frentrop?
De heer Frentrop (FvD):
Ja, ik ben aan het eind, maar ik zie dat er nog ...
De voorzitter:
Ja, dat klopt, maar u bent dus klaar. Mevrouw Faber namens de PVV.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Meneer Frentrop heeft het over een tijdelijke stop migratie, maar waarom niet gewoon helemaal een stop? Meneer Frentrop vertelt eerst dat we het dichtstbevolkte land ter wereld zijn. We zitten hier met 17,4 miljoen mensen. Daar komen er elk jaar zo'n 100.000 bij. Waarom niet gewoon helemaal stoppen?
De heer Frentrop (FvD):
Omdat ik als nieuwkomer in dit huis heb geleerd dat politiek de kunst is van het haalbare. Dus laten we eerst even tijdelijk stoppen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik wil graag even reageren op dat haalbare. Als je altijd zoekt naar compromissen, dan buig je namelijk voor dwingelanden. Dat was trouwens een uitspraak niet van mezelf, maar van Kissinger.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber. Dan stond de heer Rosenmöller er geloof ik als eerste, namens GroenLinks. Gaat uw gang.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
De heer Frentrop neemt het kabinet de maat met betrekking tot de grote hoeveelheden geld die worden uitgegeven op diverse terreinen en hij zegt: je moet voorzichtig zijn en je moet geld niet verspillen. Mijn vraag is deze. Het kabinet heeft het voornemen om volgend jaar en het jaar daarop via de Baangerelateerde Investeringskorting 4 miljard uit te geven aan delen van het bedrijfsleven. Valt dat in uw optiek ook onder die verspilling?
De heer Frentrop (FvD):
Ik dacht dat dat ging over belastingverlaging en belasting teruggeven. In principe zijn wij altijd wel voorstander van belastingverlaging. Of dat bij dezen ook het geval is, daarvoor moet ik nog even precies bekijken wat de voorwaarden zijn. Want er is ook gezegd dat er — hoe heette dat? — weer geld misbruikt wordt. Daar moet ik nog even naar kijken, maar het idee van lagere lasten voor het bedrijfsleven spreekt ons zeker in deze tijden wel aan.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Kunt u iets preciezer zijn? Want het Centraal Planbureau en de Raad van State zijn buitengewoon kritisch, zowel op de baangerelateerde kant ervan — het levert nauwelijks werk op — als op de uitvoering. Ik zou u eigenlijk willen uitnodigen toch iets meer van uw positie te laten zien in dit debat, iets meer de kaart van de borst te halen. Want dit is natuurlijk wel echt groot geld. U neemt het kabinet de maat met betrekking tot uitgaven, maar hier blijft u toch angstvallig stil.
De heer Frentrop (FvD):
Ik kan er op dit moment over zeggen: in principe lijkt het ons goed om lasten te verlichten voor het bedrijfsleven, ook met groot geld. Ik denk dat dat op dit moment nodig is. Of de BIK daar precies het juiste en beste instrument voor is, zijn we nog even aan het bekijken, maar het oogt positief.
De voorzitter:
Rosenmöller tot slot.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Mag ik dan concluderen dat het alleen positief is op het moment dat het substantieel banen oplevert en dat het in de uitvoering niet kwetsbaar is?
De heer Frentrop (FvD):
Kijk, goede investeringen leveren wat mij betreft op termijn altijd banen op, maar dat is geen kwestie van vandaag geld geven en morgen een nieuwe baan. Maar we zullen het zien. We gaan ernaar kijken.
Mevrouw Vos (PvdA):
Ik heb een vraag aan de heer Frentrop en eerst een mening. U vroeg of het populistisch was om migranten aan problemen in Nederland te koppelen. Dat vind ik inderdaad heel populistisch. Ik vind het ook niet terecht. Vandaar ook twee vragen aan u. Weet u hoeveel geld er op de begroting staat voor de paragraaf Asiel en Migratie? En twee, weet u om hoeveel asielzoekers het gaat het afgelopen jaar, 2019?
De heer Frentrop (FvD):
Laat ik de vraag doen over de kosten van de immigratie. Dan moet ik er even een papiertje bij pakken.
Mevrouw Vos (PvdA):
Daar kan ik bij helpen hoor. U had het over "miljarden". Het is nog niet eens 1 miljard en daarvan gaat heel veel geld naar de ambtenarij en juristen et cetera. De tweede vraag was ...
De heer Frentrop (FvD):
Volgens mij is het zo dat ...
Mevrouw Vos (PvdA):
Het gaat dus niet om miljarden.
De heer Frentrop (FvD):
U wilde weten wat de kosten van migratie zijn? Volgens mij is het zo dat die niet erg goed berekend zijn. Wat mij betreft is de laatste berekening door de overheid een CBS-rapport van 2003, getiteld Immigration and the Dutch Economy. Sindsdien lijkt er wel een soort taboe te rusten op die kosten. Dus wat hebben wij bij Forum voor Democratie gedaan? Wij hebben een wetenschappelijk instituut en dat heeft een onderzoek gestimuleerd en gearrangeerd naar de kosten van immigratie in Nederland, de algemene kosten ...
De voorzitter:
En wat voor bedrag kwam daaruit, meneer Frentrop?
De heer Frentrop (FvD):
Nu wilt u weten wat de uitkomst is. Die hebben we nog niet, maar die hebben we voor de verkiezingen wel. Ik kan u wel een schatting geven, maar dan moet u niet straks gaan zeggen: ja, maar u had gezegd het wordt zus- en zoveel. Ik heb het nog niet precies, maar ik kan het ongeveer zeggen: ongeveer 14 miljard euro per jaar.
De voorzitter:
Mevrouw Vos, tweede.
Mevrouw Vos (PvdA):
We hebben het hier over de begroting van deze regering en in de begroting staat precies hoeveel het kost en waar het aan wordt besteed. Dat is 1 miljard. Ik zou ook graag met mijn eigen ... Dus die cijfers bevallen u niet en u komt wellicht op een hoger bedrag. Het tweede is dat u migranten koppelt aan de woningnood. U heeft het over 340.000 huizen tekort. Weet u hoeveel migranten jaarlijks een woning krijgen?
De heer Frentrop (FvD):
Nee, dat heb ik nog niet uitgerekend, maar ik kan mij wel voorstellen dat als de bevolking in Nederland vooral groeit door immigratie, het tekort aan woningen gerelateerd is aan de bevolkingsgroei. Dat lijkt me niet ...
De voorzitter:
Mevrouw Vos, u heeft vast het antwoord. Vermoed ik zomaar.
Mevrouw Vos (PvdA):
Nou, ik heb eigenlijk geen antwoord, want ik wil gewoon dat de heer Frentrop begrijpt dat ik het populistisch vind. De meeste migranten zijn arbeidsmigranten en die zitten, zoals u weet, in vreselijke woonomstandigheden in vakantieparken of nog erger. Het aantal woningen dat asielzoekers krijgt, is veel kleiner. De vraag is dus of Forum voor Democratie bereid is om echt na te denken over oplossingen voor de woningnood.
De voorzitter:
Dank u wel, dat was uw derde, mevrouw Vos. Dan ga ik naar mevrouw Bredenoord namens D66.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Mevrouw Faber en de heer Frentrop hadden net een spierballengevecht wie het strengst is op migratie. Mevrouw Faber leek wel te winnen. Maar ineens vroeg ik mij iets af. U zegt dat u een migrantenstop wilt. Zegt u dus eigenlijk dat u vanuit Nederland de internationale vluchtelingenverdragen wilt opzeggen?
De heer Frentrop (FvD):
Ja, even kijken welk verdrag precies, maar indien mogelijk zou ik zeggen: ja, Nederland moet zorgen dat wij net als landen als Australië en Canada zelf kunnen besluiten hoeveel en welke vluchtelingen wij binnenlaten. Ik zou dat niet willen overlagen aan een internationaal verdrag.
De voorzitter:
Mevrouw Bredenoord, de laatste graag.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Daarmee zegt u feitelijk dat Nederland zich uit zowel de Europese als de internationale afspraken moet terugtrekken. U zegt tevens: politiek is de kunst van het haalbare. Hoe denkt u dat binnen een of twee jaar te gaan doen? Dat is toch niet realistisch?
De voorzitter:
Frentrop tot slot.
De heer Frentrop (FvD):
Als ik het heel kort moet doen: we kennen de term "opt-out". Ik denk dat je van verdragen ook kunt zeggen: nu doen wij daar even niet meer aan mee.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan dank ik de heer Frentrop en geef ik graag het woord aan mevrouw Jorritsma namens de fractie van de VVD.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
O, dat is wel jammer van mijn lippenstift, maar goed.
Voorzitter. Het zijn gekke tijden. Dat blijft iedereen maar herhalen. Dat is heel vervelend, maar het klopt ook nog. Niet alleen vanwege corona en de nieuwe gedeeltelijke lockdown waar we toch weer in terecht gekomen zijn. Je hoeft hier maar over het Plein in Den Haag te lopen en je ziet het. Maar ook vanwege de hardnekkige desinformatie die steeds meer gedeeld wordt en, helaas, ook steeds vaker geloofd wordt door steeds meer mensen. Zo is inmiddels de aarde weer plat, worden kinderen autistisch van vaccinaties en is de straling van 5G niet alleen schadelijk, maar veroorzaakt die ook nog eens corona. Voor sommige heldere lichten is dat zelfs een reden om zendmasten in brand te steken.
Voorzitter, de waarheid wordt meer en meer een rekbaar begrip, en dat is een zorgelijke ontwikkeling. Het zijn dus inderdaad gekke tijden, waarin ik in talkshows mensen hoor verkondigen dat ze het "niet met de feiten eens zijn". Of een andere populaire dooddoener: "Dat zijn míjn feiten". Robbert Dijkgraaf, een wetenschapper pur sang die ook van tegenspraak houdt, zei daarover in de NRC van afgelopen week dat dwarsdenkers meestal ongelijk hebben en zo is het, maar dan moet je ze ook zo bekijken. Als feiten al niet meer vaststaan, dan wordt het bijzonder ingewikkeld om mensen te overtuigen van iets. Waar complotdenkers vroeger een kleine groep waren die we niet al te serieus hoefden te nemen, zien we nu dat alternatieve waarheden mainstream aan het worden zijn. Toen de eerste coronagolf uitbrak in maart, wisten we nog weinig en moesten we toch snel ingrijpen. Zoals de minister-president het treffend verwoordde: "In crises als deze moet je met 50% van de kennis 100% van de besluiten nemen en de gevolgen daarvan dragen."
Een van de meest ingrijpende besluiten toen was om over te gaan tot de intelligente lockdown. Dat had een zware impact op de privélevens van mensen en op het levenswerk van veel ondernemers. Toch stonden we gezamenlijk achter die beslissing en ontstond er een samenhorigheid die wij als VVD-fractie bijzonder inspirerend vonden. We gingen met 17 miljoen Nederlanders naast elkaar staan en hebben samen dat akelige virus onder controle gekregen. Want weken later konden we weer naar buiten, konden we weer een biertje drinken in de kroeg en konden we onze ouders weer bezoeken in het verzorgingshuis. Dat hebben we samen gedaan. Dát is het Nederland waar wij trots op zijn, en zo herkennen we Nederlanders ook. De feiten lieten immers zien dat er een akelig virus rondging dat we alleen samen konden verslaan. Die feiten, hoewel beperkt, waren leidend. Zonder de noodzaak van wetten, zonder dwang, kregen we het vervolgens samen voor elkaar.
Dat staat vrijwel haaks op de onzekerheid die nu telkens gecreëerd wordt. Niet door het virus, want met die onzekerheid moeten we helaas nog even leven. Nee, er wordt onzekerheid gecreëerd op social media, en ook de andere media laten zich daar soms door beïnvloeden. Het grote draagvlak van maart voor de maatregelen dreigt daardoor te verdwijnen. Als we medisch advies liever aannemen van een dansleraar dan van een viroloog, dan begeven we ons op een hellend vlak. Meer en meer wordt nu dus geregeld in wetten. Deels omdat dat democratisch noodzakelijk is, maar ook omdat het draagvlak afbrokkelt. En als het draagvlak voor coronamaatregelen afbrokkelt, dan stijgt het reproductiegetal, dan stijgt het aantal positieve testen, dan stijgt het aantal ziekhuisopnames en stijgt uiteindelijk helaas ook het aantal doden. Dat moeten we dus uit alle macht zien te voorkomen.
Voorzitter. De leden van de VVD-fractie geloven niet in complotten, dat heb ik denk ik al wel duidelijk gemaakt. Wij geloven ook niet dat veel Nederlanders dat wel doen. Maar ik geloof wel dat er moedwillig onzin verspreid wordt via social media en dat het moeilijker wordt voor ons allemaal om echt nieuws en fakenieuws te onderscheiden. Als je zelfs de woorden uit de mond van de president van de Verenigde Staten niet kunt vertrouwen, dan is dat ook niet zo gek.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik kan een heel eind meegaan met het betoog van mevrouw Jorritsma, maar ik heb een vraag. Het valt mij op dat dit complotdenken een hoge vlucht neemt, veel meer dan in andere landen. Hoe verklaart mevrouw Jorritsma dat?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik vrees dat te veel mensen erin meegaan. Als ik naar de televisie kijk, zie ik hele serieuze mensen soms dingen zeggen waarvan ik denk: hoe kom je erbij, houd je nou bij de feiten. Wij zijn wel een beetje een land dat gevoelig is voor dit soort dingen, vrees ik. Dat is bij onze buren anders.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik heb hier namelijk ook veel over nagedacht. Gisteren kwam het ook aan de orde bij de spoedwet. Ik denk dat een belangrijke oorzaak van het ontstaan ervan ook het communicatiebeleid van het kabinet rond de coronacrisis is. De feiten zijn niet heel erg transparant verteld. Ook de gedragslijn die we moeten volgen wisselt nogal van dag tot dag. Is mevrouw Jorritsma het met mij eens dat dit complotgebeuren — ik ben het met haar eens: iedereen moet in een talkshow ergens een mening over hebben voordat we een spoedwet kunnen aannemen en in andere landen gaat dat toch anders — mede komt door het wisselvallige en soms ook niet helemaal heldere communicatiebeleid van het kabinet-Rutte?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik ben het niet met u eens. Ik denk dat het aan iets heel anders ligt. Ik denk dat het in Nederland al heel snel een politiek debat is geworden. Er zijn landen waar het nog steeds geen politiek debat is. Ik weet niet of u het weet, maar ik geloof dat er in de Tweede Kamer inmiddels 48 debatten over corona zijn gevoerd, terwijl er in Duitsland ik geloof maar 2 debatten in het parlement zijn geweest, waardoor niet voortdurend de tegenstellingen in opvattingen helemaal geëxpliciteerd worden. Die zullen er in Duitsland overigens net zo goed zijn, maar ze worden veel minder opgeblazen, groter gemaakt, en in de pers ook nog eens versterkt met onwaarheden, als ik het zo mag zeggen. Met "de pers" bedoel ik ook social media. Wij zijn in Nederland anders dan in sommige andere landen. Ik geloof niet dat je het kabinet kan verwijten dat je met voortgaande kennis steeds andere maatregelen moet nemen om effect te bereiken.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Otten tot slot, de derde.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik wil mevrouw Jorritsma er toch even aan herinneren dat er in maart een nogal emotionele campagne werd gevoerd vanuit het kabinet; you never walk alone en dergelijke. Er werden zelfs influencers door het kabinet ingehuurd. Dat krijg je nu weer terug. Misschien had er meteen heel hard op basis van de feiten moeten worden gecommuniceerd. Ik zou het kabinet aanraden om dat alsnog te doen en gewoon eerlijk, transparant ...
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Is mevrouw Jorritsma dat met mij eens?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik heb van het kabinet niet anders gehoord dan dat we ons allen aan de basisregels moeten houden. En wat is dat? 1,5 meter afstand houden, was je handen kapot, blijf zo veel mogelijk thuis, werk zo veel mogelijk thuis. Tussendoor heb je maatregelen genomen die je moest nemen omdat het reproductiegetal weer omhoog ging. Natuurlijk zijn er fouten gemaakt. Er zijn ongelofelijk veel fouten gemaakt, maar die zijn overal gemaakt. Het is niet zo dat wij daarin het slechtste jongetje van de klas zijn. Ik wil wel zeggen dat de verwarring hier heel veel groter is geworden door een voortdurende politisering van allerlei standpunten. Dat is jammer. Ik ben burgemeester geweest. In tijden van ramp moet je juist zo min mogelijk tijdens de ramp de communicatie aangaan. Althans, je moet wel communiceren over maatregelen, maar je moet geen politieke discussie voeren. Die voer je achteraf. Achteraf kan je evalueren.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik was bij de president van de Verenigde Staten aanbeland. Toch moeten we dat onderscheid blijven maken. Feiten zijn nou eenmaal feiten. Op basis daarvan kunnen we discussiëren en mogen we het hartstochtelijk oneens zijn met elkaar, ook als het over corona gaat of misschien wel juist als het over corona gaat. Gisteren hebben we de tijdelijke wet behandeld. Ik vind het nog steeds jammer dat we er zo lang over gedaan hebben voordat wij hem konden behandelen. Hij heeft wel heel lang in de Tweede Kamer gelegen voordat men de amendementen had gemaakt. Ik vind dat jammer. Ik denk dat dat sneller had gekund, maar dat moeten ze later nog maar eens beoordelen.
Door desinformatie en fakenieuws zien heel veel mensen niet dat die wet juist meer democratische controle geeft aan de Tweede Kamer en op lokaal niveau aan de gemeenteraden. Over de wet is maanden gesproken omdat hij wel degelijk ernstige tijdelijke inperkingen van grondrechten mogelijk maakt. De wet was in het begin helemaal niet fraai. Ik was het wel eens met de woordvoerder van mijn eigen fractie, die heeft herhaald dat het misschien beter was geweest om de wet in zijn oorspronkelijke staat in te trekken en opnieuw in te dienen. Dat is niet gebeurd, maar hij had wel wat sneller geamendeerd kunnen worden, zeg ik dan ook maar even. Als oud-Tweede Kamerlid durf ik dat toch wel tegen de Tweede Kamer te zeggen. Ze hadden het wel wat sneller kunnen doen. Ik vind het fantastisch dat de coalitie en de oppositie samen maar liefst acht amendementen hebben gemaakt en aangenomen om de wet te verbeteren. Daarmee is niet alleen de wet verbeterd, maar is er hopelijk ook draagvlak ontstaan in deze Kamer; we gaan er straks over stemmen. Ik hoop dat we ook heel snel weer draagvlak in het land voor elkaar krijgen, want alleen met een breed draagvlak krijgen we dit virus er weer onder.
Ik wil graag even terug naar het debat in deze Kamer over de corona-app en eigenlijk ook een beetje naar gisteren en naar een trend die wij als fractie van de VVD helaas al wat langer zien en waar we ons zorgen over maken. We zien dat de omgangsvormen in deze Kamer ook aan het verruwen zijn. Dat betreur ik zeer. Zowel tussen leden als vanuit leden in de richting van bewindspersonen. Dat was bij de app het geval en dat was gisteren helaas af en toe ook het geval. Kunnen wij gasten in deze Kamer alsjeblieft met een beetje gepast respect blijven behandelen? Dat betekent overigens ook rekening houden met het tijdsbeslag dat we op bewindslieden leggen. Bij de app heeft minister De Jonge vier dagen in de Tweede en de Eerste Kamer moeten doorbrengen om die app te verdedigen. Ik vind dat echt extreem. Over de Omgevingswet hebben we misschien iets langer gedaan, maar dat is dan ook iets complexer, iets groter. Er zijn heel veel wetten die veel belangrijker zijn, maar waar we wel korter over doen. Als je dat té doet en te veel beslag legt op een minister die het al druk genoeg heeft, hoe komt hij dan nog aan zijn beleid toe? Kunnen we onderling ook respecteren dat echt iedereen in deze Kamer het beste voor heeft met het land en dat we slechts verschillen over de methode waarmee dat moet? Toen ik burgemeester was, had ik met de raadsleden de afspraak dat raadsleden, net als Kamerleden overigens, geen Jan, Piet of Klaas zijn, maar volksvertegenwoordigers die functioneel standpunten van hun fractie verdedigen en op een respectvolle manier verschillen in opvattingen verduidelijken. Met de Tweede Kamerverkiezingen voor de deur maak ik mij best zorgen erover dat we op verdere verruwing moeten gaan rekenen.
Voorzitter. Dan terug naar de inhoud. Als er één sector is die het in deze tijd zwaar te verduren heeft gehad en nog steeds heeft, dan is dat de zorg. Het is mooi dat er nu zo veel aandacht is voor mensen die in de zorg werken. Onze gezondheidszorg behoort tot de beste van de wereld, maar loopt in deze tijd tegen grenzen aan. Tegelijkertijd is het ook een van de duurste systemen op de wereld en zit er heel weinig rek in ons systeem. Voorraden, bedden en personele capaciteit zijn heel strak afgestemd op de modale productie. En dat betekent dat als acute zorg verleend moet worden aan coronapatiënten andere zorg afgeschaald moet worden. Dat is onwenselijk, maar soms noodzakelijk. We hebben allemaal enorme waardering voor de zorg. Met bonussen alleen komen we er niet. Echte waardering gaat over meer dan geld.
Het is natuurlijk verleidelijk om nu alleen te spreken over wat niet goed gaat, maar een analyse van wat succesvol is tijdens de crisisaanpak helpt ons wellicht verder in het vinden van antwoorden hoe de zorg te organiseren in een situatie dat de vraag het aanbod overstijgt: het belang van goed opgeleide en flexibel inzetbare zorgprofessionals, innovatiekracht en de samenwerking tussen verschillende organisaties. Met name het gebrek aan waardering van de organisatie, de ervaren mate van zelfstandigheid alsmede de hoge werkdruk worden door mensen die de zorg verlaten, vaak aangegeven als een reden. Dit terwijl er toch al sprake is van een hoog aantal onvervulde vacatures in de zorg. Kan het probleem van de vacatures en dientengevolge de hoge werkdruk niet ook worden ondervangen door grotere contracten? Zorgmedewerkers werken namelijk gemiddeld maar 24 uur per week. Kan het kabinet aangeven wat het gaat doen om werken in de zorg aantrekkelijker te maken? Nu is het al zo dat één op de zeven mensen in de zorg werkt. Wij kunnen ons helemaal niet permitteren dat dit aantal nog heel veel groter wordt, zeker als het economisch weer wat beter gaat in dit land.
Voorzitter, ik noemde het al: de crisis heeft een enorme impact op privélevens van mensen, maar ook op het levenswerk van veel ondernemers. Zij krijgen klap na klap. De horeca dacht net weer aan de toekomst na de eerste golf, maar is nu weer gesloten. Een keiharde tegenvaller. De sport kon weer heel even normaal doorgaan, maar ligt nu weer bijna plat. Voetballen zonder publiek. De cultuursector probeerde op te krabbelen, maar ik ben vorige week bij een voorstelling geweest waar we met 25 mensen in de zaal zaten. Het is niet leuk. Het is allemaal noodzakelijk en het is allemaal verschrikkelijk. We moeten die klappen zo goed mogelijk opvangen, ook financieel. En dat doen we. Met een ongekende reddingsoperatie. Alles wordt in het werk gesteld om bedrijven overeind te houden en zo banen van mensen te behouden. Dat doen we overigens, meneer Frentrop, ook voor onze kinderen. De overheid heeft inmiddels vele miljarden op die manier geïnvesteerd in onze economie. Het is goed dat we dat doen en het is fijn dat we in een land leven waar we dat ook kúnnen doen. Het huishoudboekje van Nederland is zo goed op orde dat we deze klap nu kunnen opvangen. Voor de mensen die vragen wat tien jaar Mark Rutte heeft opgeleverd, ziehier het antwoord.
Voorzitter. Als ik naar de begroting van volgend jaar kijk en naar de feitelijke situatie van vandaag, dan vermoed ik dat wij meer dan ooit de komende tijd met begrotingswijzigingen worden geconfronteerd die tot doel hebben in deze moeilijke tijden ondernemers te helpen het hoofd boven water te houden — ik neem aan dat u daar vanavond misschien ook weer iets over gaat zeggen — en hun mensen in dienst te houden. Want daar gaat het allemaal om, gewoon banen van hardwerkende Nederlanders. Die banen zorgen er overigens ook voor dat mensen in Nederland nog kunnen consumeren, waardoor onze economie iets minder geschaad is dan in ons omringende landen.
Wij zien dat de regering al die steunpakketten op een heel verstandige manier tot stand doet komen, te weten met de hele polder. Met werkgevers en werknemers, maar ook naast de coalitie de oppositie meenemend. De VVD-fractie hoopt echt dat u met die werkwijze door kunt gaan tot de crisis werkelijk ten einde komt. Máár, we zijn best wel bezorgd dat dat naarmate de verkiezingen naderbij komen niet makkelijker zal worden.
Daarnaast hebben ook de steunpakketten natuurlijk grenzen. Dat betekent dat we vooral het aanpassingsvermogen van bedrijven moeten versterken. Geen meeslepende innovaties, maar kleine aanpassingen die werken. Wij denken dat de kleinere mkb'ers daar wellicht hulp bij nodig hebben. Iemand die even met ze meedenkt, wat geld om om of bij te scholen enzovoort Misschien kan de minister-president ons eens zeggen hoe hij daartegen aankijkt.
Voorzitter. Zoals ik net al zei, we zijn sterker uit de vorige crisis gekomen waardoor we nu de klappen kunnen opvangen. Maar economische groei is geen vanzelfsprekendheid. De VVD-fractie vindt het dan ook verstandig dat we ons uit de crisis investeren. Met de huidige rentestand is dat ook mogelijk, iets wat in 2012 ondenkbaar was. We investeren ons nu uit de crisis en zetten in op een goed investeringsklimaat voor grote, middelgrote en kleine ondernemingen.
Wij vragen onze ondernemers om zich in te zetten voor het behoud van banen via de BIK.
De heer Kox (SP):
Ik hoorde collega Jorritsma zeggen dat we sterker uit de vorige crisis zijn gekomen. Nu hebben we rapporten gekregen van de drie grote planbureaus in Nederland en die zeggen dat we de afgelopen jaren steeds meer sociale kloven hebben gekregen tussen werkenden en niet-werkenden, tussen huurders en woningzoekenden, tussen zzp'ers en mensen met een vaste baan, tussen hele rijke mensen en hele arme mensen. Het kan de VVD-fractie toch niet ontgaan zijn dat tien jaar Rutte ook dit heeft opgeleverd?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
In de vorige periode, overigens een lange periode samen met de Partij van de Arbeid, hebben we hard moeten aanpakken om te zorgen dat de financiën weer zodanig op orde kwamen dat we nu ruimte hebben om dingen te kunnen doen, dus in slechte tijden. Was dat niet zo geweest, dan hadden we ook verder kunnen werken aan dat wat ons ook nog bezighoudt. Hoe moet het met zzp'ers? Daar moet een keer iets mee gebeuren. Ik vrees eerlijk gezegd dat dit nu best ingewikkeld is. We moeten nadenken of je dat in deze tijd ook nog een stukje kunt oplossen. Maar je hebt niet meer alle middelen die je zou hebben gehad als er geen corona was geweest. Die rapporten zouden overigens daarbij behulpzaam geweest zijn.
De voorzitter:
Dank u wel, de heer Kox.
De heer Kox (SP):
Ik begrijp dat mevrouw Jorritsma de prestaties van het kabinet, haar kabinetten, verdedigt. Maar zij verwijst bijvoorbeeld naar de Partij van de Arbeid waarmee de VVD dat beleid een aantal jaren heeft gevoerd. Nu hoorde ik van Lodewijk Asscher afgelopen zondag een openbare schuldbekentenis bij Buitenhof, van "we hadden het leenstelsel niet moeten invoeren, we hadden niet aan de verhuurderheffing moeten beginnen, we hadden de sociale werkplaatsen niet op slot moeten doen, we hadden de sociale huisvesting niet een kopje kleiner moeten maken." Ziet alleen hij dat zo of heeft de VVD, reflecterend op tien jaar Mark Rutte ... En ik feliciteer hem daarmee van harte, het is een hele prestatie om tien jaar de baas van Nederland te zijn. Is er ook reflectie bij de VVD dat het de afgelopen tien jaar niet allemaal zo goed is gegaan als mevrouw Jorritsma in eerste instantie voorgaf?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik heb niet zo veel behoefte aan schuldbelijdenissen. Dat zou ook heel bijzonder zijn. Ik vind het ook heel raar dat je van dit soort compromissen, want dat zijn het natuurlijk als je regeert ... Ik kan u melden dat wij helemaal niet zo tevreden waren over het regeerakkoord zoals het er lag toen Rutte begon te regeren met de Partij van de Arbeid. Het bevatte tal van dingen waarvan we zeiden dat we die niet zelf hadden bedacht, dat het typisch Partij van de Arbeidbeleid was. Maar zo hoort het nu eenmaal. Je doet dit soort dingen samen en dan moet je allebei inleveren. Ik denk eerlijk gezegd dat de grootste partij — dat waren wij, zijn we nu weer op dit moment — meestal het meest moet inleveren. Dat is vervelend, maar daar heb je maar mee te leven. Maar je moet het wel samen doen. Je sluit compromissen. Ik denk dan altijd dat de beker halfvol is.
De voorzitter:
Meneer Kox, de derde.
De heer Kox (SP):
Ik ben ook niet zo van de schuldbelijdenissen, maar het is soms wel verstandig. Ik zie collega Schalk achter u zitten, die heeft er duidelijk een iets andere mening over.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
U bent wel van de cobelijdenis ...
De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Kox?
De heer Kox (SP):
Mijn vraag is, behalve schuld belijden kun je ook terugblikken op het verleden om vooruit te komen in de toekomst. De Partij van de Arbeid stelde inmiddels vast dat een aantal elementen van het beleid verkeerd hadden uitgepakt en beloofde dat zij het anders zou doen. Dat is ook mijn vraag aan de VVD: leidt reflectie ertoe dat in de toekomst de VVD niet meer met een leenstelsel doorgaat, de sociale werkplaatsen weer wat meer ruimte geeft en ruimte creëert voor de sociale volkshuisvesting? Kunnen we dat verwachten van de VVD? Dat is de bedoeling van mijn vraag.
De voorzitter:
Uw vraag is duidelijk.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Wij zitten middenin de voorbereiding van het verkiezingsprogramma voor de Tweede Kamer. Eén ding weet ik zeker: een ding wat wij heel lastig vinden als een erfenis uit het verleden, is dat we de middengroepen te weinig aandacht hebben geschonken. U kunt ervan uitgaan dat die in ons komende verkiezingsprogramma heel veel aandacht krijgen. Dat zijn de dingen waar wij ons op zullen concentreren.
De voorzitter:
Dank u wel, u vervolgt uw betoog.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Waar was ik gebleven? We vragen onze ondernemers om zich in te zetten voor het behoud van banen via de BIK, we trachten ze te helpen met het creëren van nieuwe banen via bijvoorbeeld het Groeifonds. We moeten overigens onze ondernemingen koesteren en niet wegjagen met dreigementen, want zij gaan ons helpen om uit de crisis te komen door de investering in de richting van de nieuwe economische werkelijkheid, die duurzamer en doordachter zal zijn, met de bijbehorende werkgelegenheid. Het kabinet kondigt nu het Groeifonds aan of, zoals het in de volksmond heet, het Wopke-Wiebes- of het Wiepkefonds. Met mijn Friese achternaam zult u het snappen dat ik dat best een leuke naam vind. 20 miljard die de komende vijf jaar geïnvesteerd moet worden om de economische groei aan te jagen.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik had wat vragen over het Groeifonds, maar ik kan ook even wachten tot mevrouw Jorritsma uitgesproken is over dit onderwerp. Misschien is dat verstandiger.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik ben nog wel even bezig met dat onderwerp.
De voorzitter:
Dat is prima, wij verheugen ons erop. Gaat uw gang, mevrouw Jorritsma.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Voorzitter. Ik heb ervaring als minister van Verkeer en Waterstaat in het verleden. Zo'n grote pot geld loopt natuurlijk het risico om een grabbelton te worden voor politieke hobby's. Zo zou het mij natuurlijk persoonlijk een bijzonder goed idee lijken als inwoner van de mooie stad Almere dat we dat geld gebruiken om een IJmeerverbinding aan te leggen. Dat is niet alleen goed voor de economie, het geeft ook een impuls aan de arbeidsmarkt en niet te vergeten aan de woningmarkt, meer ruimte. Maar gezien de politieke discussie over elk infraproject is niet iedereen in deze zaal dat waarschijnlijk met mij eens. Dat is precies waarom wij het van groot belang vinden dat het Wopke-Wiebes-fonds op enige afstand wordt gezet van de politiek, omdat wij in deze zaal en de mensen aan de overkant van het Binnenhof allemaal politieke, vaak regionale hobby's hebben, die heel goed gefinancierd kunnen worden uit het fonds. Maar het doel, economische groei te stimuleren, wordt daarmee niet automatisch bereikt. En goed dus dat er een onafhankelijke commissie komt, althans, dat hoop ik, die adviseert over dat geld. Over de káders waarbinnen die adviezen moeten worden gegeven, moet natuurlijk de politiek beslissen, maar het is ook goed als er zonder belang door deskundigen meegekeken wordt naar welke projecten het meest bijdragen aan de economische groei in de toekomst. En vast en zeker komen er dan allerlei verstandige projecten uit, die ons bijvoorbeeld helpen bij de energietransitie. Misschien wel iets met kernenergie, wie zal het zeggen?
Ten slotte wil ik nog een heel ander onderwerp aan de orde stellen. Maar ja, meneer Otten wilde eerst nog interrumperen.
De voorzitter:
Ja, meneer Otten, een korte vraag.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Dank, voorzitter. In tegenstelling tot sommige andere partijen horen wij altijd graag eerst de input voordat we daarop reageren. Het Groeifonds, Onno Ruding, u zeker ook bekend coalitiegenoot van vroeger in de jaren tachtig, heeft gezegd ...
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ja, ik was er al bij, helaas.
De heer Otten (Fractie-Otten):
U kent ze beter dan ik. Hij heeft gezegd: Dat Groeifonds is een heel slecht idee, dat is een bak met geld waar politici "als sprinkhanen op afvliegen om hun pet projects te financieren". Sweder van Wijnbergen, voormalig directeur-generaal van Economische Zaken, heeft ook gezegd: "heel slecht idee, dat is drie keer de Betuwelijn". Hoe weet u zo zeker, mevrouw Jorritsma, vraag ik via de voorzitter, dat dat met die 20 miljard dit keer niet zal gebeuren, zeker omdat Jeroen Dijsselbloem het geld gaat uitdelen? Legt u mij dat nou eens uit.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik heb het net gezegd. Als u goed geluisterd heeft, dan heeft u gehoord dat ik heb gezegd: je moet het een beetje weghalen bij de dagelijkse politiek, je moet zorgen dat er een aantal goede criteria worden benoemd. Die moeten natuurlijk door de politiek worden vastgesteld. Er moet dus groeipotentie in zitten. Als dat er niet in zit, moet je er überhaupt niet aan beginnen. Dan ben ik het gauw met u eens. En je moet het vooral niet aan de dagelijkse politiek laten om de keuzes te maken tussen de projecten, want dan gaat het mis. Maar ik vind wel dat de politieke randvoorwaarden natuurlijk goed gesteld moeten worden, en niet zomaar. Dat is overigens in het verleden ook gebeurd. Ik kan u melden, toen het FES begon ...
De voorzitter:
Graag kort, mevrouw Jorritsma.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Uit het FES zijn in de beginfase buitengewoon goede projecten gefinancierd. Op enig moment werden al die criteria losgelaten. En ja, toen werd het een grabbelton. Dan heeft u gelijk, dan moet je ermee ophouden.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Dan wil ik toch even naar de Miljoenennota verwijzen, waarin juist wordt aangegeven door de Algemene Rekenkamer dat het FES een fiasco is geworden.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Aan het eind, dat klopt.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Aan het eind, maar aan het eind maak je het rendement op, tenminste, een normaal zakelijk persoon doet dat. Het Groeifonds hoeft overigens niet eens rendement te máken, want dat is allemaal niet van belang. Het gaat om hele vage criteria. Juist van de VVD had ik niet verwacht dat men zo belastinggeld aan Dijsselbloem en consorten uit handen geeft en zegt "doe er maar wat goeds mee".
De voorzitter:
Mevrouw Jorritsma.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik begrijp het niet.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik heb het net uitgelegd. Ik heb juist uitgelegd dat je moet beginnen met goede criteria vast te stellen in de Kamer. Dat hoort gewoon te gebeuren, daar moeten wij ook bij betrokken zijn, Tweede en Eerste Kamer, daar komt een wet voor, neem ik aan. Dan moet je proberen het juist op afstand te houden. Als dat op afstand houden niet lukt, ben ik het geheel met u eens, dan moet je er niet aan beginnen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Otten.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Tot slot: waar komt die onzekerheid bij u vandaan, dat u zegt: "help, bind me vast, houd me op afstand, want ik kan niet met 20 miljard omgaan"? U bent toch gekozen in de politiek om dit soort beslissingen te nemen? U kunt het toch niet een beetje uitbesteden aan Dijsselbloem en een paar andere old boys uit uw netwerk om dat geld uit te geven? Dat moet u toch zelf doen? Daar bent u ...
De voorzitter:
Meneer Otten ...
De heer Otten (Fractie-Otten):
Dat moet u toch zelf doen?
De voorzitter:
Meneer Otten, uw vraag is helder, dank u wel. Een kort antwoord nog mevrouw Jorritsma, dan gaan we naar meneer Schalk.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Voorzitter. Ik geloof dat de heer Otten nog nooit gehoord heeft dat je hier met 75 en aan de overkant met 150 mensen zit die allemaal iets verschillends willen en dat je dus altijd tot compromissen moet komen. Als het gaat over regio's zijn die compromissen al ingewikkeld. Ik heb vier jaar lang het MIT mogen verdedigen in de Tweede Kamer. Ik kan u zeggen: dat was een heerlijk rondje regionale hobby's door het land. Natuurlijk moet je daar uiteindelijk keuzes in maken, maar dan moet je kijken naar de coalitie, je moet proberen, als je werkelijk serieus een Groeifonds wilt maken, om dat zo rationeel mogelijk te doen en met zo min mogelijk politieke invloed op projectniveau. De kaders moeten zeker politiek bepaald worden, en als die te slap zijn, meneer Otten, dan komt die wet ook wat mij betreft niet door de Eerste Kamer hoor, dan zijn wij ook gauw klaar.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Jorritsma. Meneer Schalk, nog een korte vraag? Want we lopen nu reeds uit.
De heer Schalk (SGP):
Altijd kort, voorzitter. Schuld belijden is moeilijk, dat hebben we net gehoord, en toch was ik wel verrast dat mevrouw Jorritsma zojuist een schuldbelijdenis deed, namelijk dat er in het verleden te weinig aandacht is geweest voor de middeninkomens. Dit leek me een goed moment om even iets aan haar te vragen. Ik heb een aantal jaren achter elkaar hier betoogd dat tweeverdieners zes keer zo weinig belasting betalen als eenverdieners. Ik heb slecht nieuws. Het is bijna zeven keer geworden. Is dit misschien ook het moment waarop de VVD mee gaat denken over hoe we dat kunnen oplossen?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik vrees dat ik u moet teleurstellen, althans, dat ik de heer Schalk moet teleurstellen, niet u, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dacht al!
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik ben heel blij dat we een geïndividualiseerd belastingstelsel hebben, waarbij mensen gewoon afrekenen op basis van wat zijzelf verdienen, en niet meer dat we inkomens bij elkaar optellen en dan belasting gaan heffen. Want dat is de oorzaak van wat u zegt over tweeverdieners. Kijk, als twee mensen 40 uur werken per week en ieder €30.000 verdient, dan verdienen ze samen €60.000 en betalen ze veel minder belasting dan één iemand die 40 uur werkt en €60.000 verdient. Maar dat is ook logisch, want die eersten werken daar 80 uur voor en de ander werkt daar 40 uur voor. Dus we moeten dan ook wel uitgaan van een juiste vergelijking. Ik vind dat altijd een lastige discussie om met u te voeren. Maar ja, dat is de keuze die je maakt als je zegt: het is niet belangrijk hoe mensen wonen, hoe ze samenwonen, het is belangrijk wat mensen zelf doen.
De heer Schalk (SGP):
Nu moet ik een kleine correctie doen en dat doe ik natuurlijk niet graag. Die zes keer gaat niet over twee mensen die allebei 40 uur werken maar over twee mensen die allebei 20 uur werken en één die 40 uur werkt; dus even lang in totaal. Als je een inkomen hebt van €40.000 alleen betaal je €12.000 belasting en als je allebei €20.000 verdient — dus ook €40.000 en ook 40 uur — betaal je €2.000 belasting. Dat is het grote verschil, dus daar zit een gigantische kloof.
De voorzitter:
Mevrouw Jorritsma.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Maar dan betekent het dus dat u ervoor kiest dat inkomens bij elkaar opgeteld moeten worden en dat er dan belasting betaald moet worden. Ik ben daar niet voor, want dat stimuleert bijvoorbeeld vrouwen al helemaal niet om meer te gaan werken. Het is een van de problemen in de zorg dat wij op dit moment nog steeds heel veel systemen hebben die eigenlijk beletten dat mensen meer uren gaan werken. Ik hoop dat het kabinet daarin nog stappen wil zetten. Het geldt overigens niet alleen in de zorg, het geldt ook in het onderwijs. Ik vind dus dat mensen wat dat betreft gelijk behandeld horen te worden, dus niet kijkend naar je samenlevingsvorm.
De voorzitter:
Dan ga ik naar de heer Van Rooijen. Nee, ik ga het nu even tot twee beperken, want anders lopen we vannacht verschrikkelijk uit. Meneer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter. Het is interessant dat mevrouw Jorritsma een tipje van de sluier van het verkiezingsprogramma optilde en zei: wij gaan zeker de middengroepen — dat spreekt mij overigens aan — grote aandacht en prioriteit geven. Mag ik haar vragen of zij ook een tipje van de sluier kan geven over de gepensioneerden, of die in datzelfde positieve daglicht komen te staan?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik ga geen verdere tipjes van de sluier oplichten. U zult even moeten wachten. Ik geloof dat het concept van het verkiezingsprogramma over een paar weken verschijnt. Dan kunnen we er van alles over zeggen. Misschien komt het zelfs wel voor de financiële beschouwingen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
U hebt natuurlijk zelf voor mij deze inkopper gemaakt, door over de middengroepen te beginnen. Ik herhaal mijn vraag. Als u daar nu niet duidelijk over bent, dan wil ik van onze kant wel duidelijk maken dat wij in ieder geval hoge prioriteit geven aan de gepensioneerden.
De voorzitter:
Nee, meneer Van Rooijen. U kunt een korte vraag stellen, maar u mag niet uw verkiezingsprogramma voorlezen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
En ten slotte sluit ik aan op de vraag van de heer Schalk. Duitsland, toch niet de minste in Europa, heeft al decennia een splitsingsstelsel. Dat betekent dat het inkomen van een gezin, een echtpaar, gewoon door twee wordt gedeeld. Eigenlijk is dat een heel logisch systeem. Het is een gulden middenweg tussen het een en het ander.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Mijn vraag is of u in antwoord op mij en de heer Schalk zou kunnen zeggen dat dit toch iets is om over na te denken.
De voorzitter:
Dank u. Dan gaan we naar mevrouw Bredenoord.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik ben daar geen voorstander van.
De voorzitter:
Dat is helder.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik moet zeggen: wij zijn daar geen voorstander van. Sorry.
De voorzitter:
Ja, ik dacht al. Ik schrok al.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Ik hoor mevrouw Jorritsma terecht haar zorgen uitspreken over het tekort dat we hebben in de zorg, met name aan verpleegkundigen, en in het onderwijs. Vaak heeft dit te maken met deeltijdbanen, de wat kleinere banen. We weten allemaal dat het vaak gaat om vrouwen op de arbeidsmarkt. Een mogelijke oplossing waarmee we grote stappen zouden kunnen zetten, is het beter toegankelijk maken van de kinderopvang, bijvoorbeeld door dit gratis te maken. Hoe kijkt u daartegenaan?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik vind het lastig om te zeggen dat we dit dus voor alles en iedereen moeten doen. Ik zie dat ze dit in bepaalde ziekenhuizen al gewoon doen. Ik denk dat je moet kijken of sectoren daar voorzieningen voor kunnen treffen. Je ziet ook werkgevers in de zorg die een toeslag geven als mensen meer uren gaan werken. Ik heb zelf weleens met de wilde gedachte gelopen dat je ervoor kunt zorgen dat iedereen iets meer krijgt voor de uren die men meer gaat werken. Ik denk eigenlijk dat het voor alles goed is als iedereen wat meer zou werken. Het is ook goed voor de economische zelfstandigheid. We hebben het vaak over de salarissen in de zorg, maar die worden voor een flink deel bepaald door het feit dat mensen heel weinig uren werken.
De voorzitter:
Dank u wel. Kort nog, mevrouw Bredenoord.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Feitelijk denk ik dat mevrouw Jorritsma en ik het kabinet daartoe moeten oproepen. We zijn het er vanwege meerdere redenen helemaal mee eens dat het goed zou zijn. Het is goed voor het tegengaan van de tekorten op de arbeidsmarkt, maar het is ook goed voor de emancipatie van vrouwen, als ze wat meer uren gaan werken. Ze hebben dan ook meer te besteden. Dat is goed. Ik denk dat kinderopvang daar een route naar is. Een andere manier is dat meer werken, loont.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
Mevrouw Bredenoord (D66):
Bent u het ermee eens dat we aan het kabinet zouden moeten vragen om daar goed naar te kijken?
De voorzitter:
Graag een kort antwoord en vervolg dan uw betoog.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik heb al gezegd dat ik het daarmee eens ben.
Voorzitter. Ten slotte wil ik nog een heel ander onderwerp aan de orde stellen, namelijk discriminatie. Na de verschrikkelijke gebeurtenissen in Amerika afgelopen zomer, laaiden er over de hele wereld protesten op tegen discriminatie en racisme. We hebben gezien dat we nog werk aan de winkel hebben. Voor de wet is iedereen gelijk, maar in de praktijk is dit weleens anders. Het zal u niet verbazen dat ik geen ervaring heb met racisme, maar discriminatie of uitsluiting kennen we misschien allemaal wel. Ik was vroeger een dik meisje. Daar werd ik regelmatig mee gepest. Dat deed pijn. Mijn vriendin met rood haar ervoer hetzelfde. Was dit discriminatie? Ik denk het niet, maar het voelde wel zo.
Discriminatie is weer actueler dan ooit. Ik heb net de cijfers gezien uit het rapport van Binnenlandse Zaken: het groeit. Het aantal aangiftes groeit en er zijn meer incidenten. Collega Paul Rosenmöller en ik hebben voor de zomer al met elkaar gesproken over de vraag of onze Kamer een rol zou kunnen spelen in het nadenken over het bestrijden van discriminatie. Onze conclusie was dat het toch tijd is om het onderwerp discriminatie ook als Eerste Kamer eens te onderzoeken, maar dan met name vanuit het wetgevingsperspectief.
We kennen allemaal artikel 1 van de Grondwet. Daar zijn we ook allemaal voor. In tal van sectorale wetten zijn antidiscriminatieparagrafen opgenomen, maar toch is discriminatie niet verdwenen. Er is dus een verschil tussen wat wij in de wetten hebben opgenomen, zoals de Algemene wet gelijke behandeling, en de praktijk, bijvoorbeeld als het gaat over arbeidsgehandicapten, vrouwen of mensen met een migratieachtergrond. Het leek ons heel goed om daar een onderzoek naar uit te voeren, conform het onderzoek dat een aantal jaren geleden door deze Kamer is uitgevoerd inzake privatisering. Dit alles heeft als doel om te bezien hoe we de uitvoeringspraktijk kunnen verbeteren en of deze ook te verbeteren valt. Misschien is de codificatie van de wetten niet meer conform wat we er ooit mee bedoelden. Hoe kunnen we discriminatie meer fundamenteel bestrijden? Ik hoop graag in de loop van dit debat van collega's te horen of zij er ook zo over denken. Dan zouden we aan het eind van het debat via een motie de koe bij de horens kunnen vatten door een werkgroep in te stellen. Het is een heel groot onderwerp dat je niet helemaal kunt pakken. Je zult het dus moeten inkaderen.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u uw tekst even afmaakt.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ja, afrondend, voorzitter. De regering is dit jaar met een heel kleine delegatie aanwezig in deze Ridderzaal. Ook wijzelf zijn hier met een heel klein aantal leden. Ik weet daarbij overigens dat de VVD-fractie aan de livestream gekluisterd meeluistert. Ik schat in dat ook veel bewindslieden vandaag zullen meeluisteren. Als oud-bewindspersoon zeg ik dat dit dan op een iets comfortabelere plek kan dan wanneer je achteraan mag zitten.
De VVD-fractie hoopt overigens dat we volgend jaar weer gewoon voltallig aanwezig kunnen zijn; niet in deze zaal, maar in onze tijdelijke, nieuwe huisvesting. Eén ding weten we zeker: de wereld zal er dan weer totaal anders uitzien. Namens mijn fractie wil ik uitspreken dat wij hopen dat we dan allemaal gezond aanwezig kunnen zijn. Dat wensen we ook het kabinet toe.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Jorritsma.
De heer Frentrop (FvD):
Ik had even iets willen vragen over het voorstel van mevrouw Jorritsma om een onderzoek te doen naar discriminatie. Ik wil graag het volgende weten: wat is discriminatie? Daar verschillen mensen weleens over van mening, dus ik heb daar een heel concrete vraag over. Denkt mevrouw Jorritsma dat er ook discriminatie bestaat tegen blanken of witten — ik wil geen aanstoot geven door niet het juiste woord te gebruiken — of dat er geen discriminatie kan bestaan tegen blanken/witte mensen?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Dat kan ook. Dat zal af en toe ook voorkomen. Dat ben ik helemaal niet met u oneens. Ik wil alleen proberen om juist het wetgevingsperspectief erbij te pakken, omdat wij verantwoordelijk zijn voor het toetsen van de uitvoeringsmogelijkheden van wetten bij aanname van deze wetten in deze Kamer. Dan heb je een bedoeling met een wet. Wij hebben allemaal steeds de bedoeling om ervoor te zorgen dat discriminatie niet meer voorkomt. Het staat in artikel 1 van de Grondwet. Het is dan wel goed om een keer — zoals je dat met een moderne term noemt — een deep dive te maken, om een keer wat dieper in de materie te gaan. Er zijn heel veel rapporten, onderzoeken en cijfers. Het is goed om daar als Eerste Kamer iets verder van de waan van de dag — want daar heb ik het niet zo op — verder naar te kijken. Overigens zal collega Rosenmöller daar ongetwijfeld ook iets over zeggen in zijn inbreng.
De voorzitter:
De heer Frentrop, tot slot.
De heer Frentrop (FvD):
Mijn vragen zijn korter dan de antwoorden. Ik wil het nog even vaststellen. Het door u voorgestelde onderzoek gaat dus ook over discriminatie jegens blanken of witten. Klopt het dat dit de bedoeling is?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
We proberen een werkgroep in te stellen. Die werkgroep bepaalt wat precies wordt onderzocht. Ga je een bepaalde wetgeving ... Je hebt allerlei manieren om naar discriminatie te kijken, namelijk horizontaal en verticaal. In principe vind ik dat alle onderwerpen op de agenda kunnen komen. Dan moet je een sluis maken van waar je naar gaat kijken.
De voorzitter:
Dank u wel. Het eerste lid van de werkgroep dient zich al aan. Nee, ik doe even twee per interruptie, want we lopen al te ver achter.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik heb een technische vraag aan mevrouw Jorritsma. Mevrouw Jorritsma zegt dat het aantal aangiftes groeit. Kunt u dit nader specificeren?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik heb de cijfers van Binnenlandse Zaken. Daar staat niet in op basis waarvan het aantal aangiftes groeit. Alhoewel, er is een groei van het aantal incidenten bij de politie en de gemeenten. Ook is er een groei van het aantal meldingen bij de Commissie Gelijke Behandeling en bij de commissie die kijkt naar de rechten van de mens. Het gaat eigenlijk op alle terreinen niet de goede kant op.
De voorzitter:
Mevrouw Faber, tot slot.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik zal het iets makkelijker maken voor mevrouw Jorritsma: hoeveel aangiftes zijn gedaan bij het OM? Hoeveel aangiftes zijn daar bekend? Laten we er gewoon eentje uitpikken, want dat is makkelijker. Dan weten we waar we het over hebben.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik weet niet of u ze hebt opgezocht, maar ik heb ze niet opgezocht.
De voorzitter:
Mevrouw Faber, tot slot. Nee? Dank u wel, mevrouw Jorritsma. Dan is het woord aan de heer Rosenmöller namens de fractie van GroenLinks.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Voorzitter. De krachtigste zin uit de Troonrede luidde als volgt: "De rechtsstaat is het belangrijkste publieke bezit van de samenleving. Het is de basis onder een democratisch land dat sociaal en economisch sterk is en waarin kansengelijkheid als norm geldt." Die kansengelijkheid mag dan de norm zijn, de coronapandemie leidt ertoe dat kansenongelijkheid helaas toeneemt. Neem de studenten in het mbo, de vakmensen van de toekomst. Veel van deze praktisch getalenteerde jongeren lukt het niet om een passende stage te vinden. Als je in de praktijk niet kunt oefenen, kan je je examen niet doen en loop je achterstanden op. Die achterstanden ontstaan al eerder op het vmbo, omdat praktijklessen moeilijk op afstand te geven zijn. Op de arbeidsmarkt staan jongeren met hun kleine baantjes en flexibele contracten als eersten op straat. Jongeren wonen steeds langer bij hun ouders, omdat de woningmarkt voor hen compleet op slot zit. Kortom, een perspectief ontbreekt.
Uit onderzoek blijkt dat 74% van de jongeren mentaal last heeft van de coronaperiode. Stress, eenzaamheid, moedeloosheid komen het meeste voor. Jeugdexperts roepen het kabinet op om jongeren zo veel mogelijk te beschermen tegen de nadelige gevolgen van deze crisis. Het is goed dat de minister-president aanwezig was bij de opening van het mbo-jaar in september. En het is goed dat hij ook nog steeds lesgeeft aan vmbo-leerlingen en dat hij jongeren uitnodigde op het Catshuis. Ik vraag de minister-president wat het hem doet dat onze jongeren mentaal lijden onder deze crisis. Ik vraag hem om met een samenhangend verhaal en perspectief te komen, opdat wij met recht kunnen zeggen: de jeugd heeft de toekomst.
Voorzitter. De coronacrisis vergroot de sociaal-economische verschillen op vele manieren. We worden een land van sociale kloven, met groeiende ongelijkheid tussen laag- en hoogopgeleiden, flexkrachten en vaste werknemers, jongeren en ouderen, mensen met en zonder een migratieachtergrond. Wat begon als een gezondheidscrisis, leidt tot een ziektelast die niet gelijk is verdeeld. Het vrij treurige beeld leek maar niet op te houden. Ik las deze analyse niet in het nieuwe GroenLinks-verkiezingsprogramma, maar in de MEV van het Centraal Planbureau. Hoe zien we die kansengelijkheid als norm uit de Troonrede terug in de dagelijkse werkelijkheid van het omgaan met een crisis?
We kunnen — nee: we móéten — meer doen dan we nu laten zien, nationaal en internationaal. Zeker in een ongekende crisis als deze moeten we naar het kabinet toe supportive en complimenteus zijn als het kan, en kritisch waar het moet. De premier toonde vanaf maart leiderschap, maar welke les trekt hij uit het slechte voorbeeldgedrag dat we de afgelopen weken gezien hebben? Op Europees niveau stelde dat leiderschap enigszins teleur. De ambities zouden toch verder moeten strekken dan het aanvoerderschap van de vrekkige vier?
Ook Europees neemt de ongelijkheid toe. De president van De Nederlandsche Bank legde de vinger op de zere plek. In zijn HJ Schoo-lezing vorige maand betoogde hij dat bedrijven meer dan burgers en noordelijke economieën meer dan zuidelijke profiteren van de muntunie en de vrijhandel. Knot maakt zich zorgen over die scheefgroei, met alle gevolgen voor het Europese project als zodanig. Hij pleit voor verplichte begrotingsafstemming, een permanent herstelfonds en hij noemt schuldkwijtschelding theoretisch gezien het beste.
Ik vraag de premier naar zijn analyse en reactie. Kan de premier bevestigen dat die krachtige zin over de rechtsstaat uit de Troonrede niet alleen nationaal, maar ook Europees van betekenis is? Wil hij vervolgens toezeggen dat landen die de rechtsstaat uithollen en de vrije meningsuiting bedreigen, niet voor EU-subsidies in aanmerking komen?
Voorzitter. Ongelijkheid is een relatief begrip. Er zijn heel veel landen waar de ongelijkheid groter is dan bij ons, maar we mogen niet berusten in toenemende ongelijkheid. Juist die toenemende ongelijkheid, met alle sociale ellende van dien, motiveerde mij om maatschappelijk en politiek actief te worden. Gelukkig staat ons land er op veel terreinen beter voor dan toen ik ruim 40 jaar geleden met werken begon. Maar een aantal vraagstukken zijn onverminderd hardnekkig, zoals discriminatie op de arbeidsmarkt. De gevolgen raken sollicitanten met een migratieachtergrond in het algemeen en mensen met een niet-westerse achtergrond in het bijzonder.
In hoogconjunctuur als laatste aangenomen, in crisistijd als eerste eruit. Dat is de droge, doch vernietigende constatering van het Centraal Planbureau en dat deed mij eerlijk gezegd denken aan twee gebeurtenissen, een uit het verleden en een uit het heden. Om bij te dragen aan het verminderen van vooroordelen en discriminatie op de arbeidsmarkt, verdedigde ik in 1994 samen met mijn helaas veel te vroeg overleden dierbare collega Hans Dijkstal en collega Groenman van D66 met succes hier in de Eerste Kamer een initiatiefwet om de "arbeidskansen van allochtonen te versterken", zoals dat toen heette. 26 jaar later moet ik constateren dat het vraagstuk hardnekkiger is dan toen gedacht.
Terug naar het heden. Eerder dit jaar werden wij opgeschrikt door de gewelddadige dood van de Amerikaan George Floyd en vervolgens deed de Black Lives Matter-beweging met haar aanklacht tegen racisme en discriminatie wereldwijd van zich spreken. Voor de premier was er aanleiding om te zeggen dat hij praktische stappen wilde zetten naar nul racisme in ons land. Mag ik vragen waar de premier dan aan denkt? Wat voor stappen? Voor ons was het onder andere een nieuwe wake-upcall, met als vraag: wat kunnen wij als senatoren doen aan het hardnekkige probleem van discriminatie dat we allen veroordelen, maar zo moeilijk weten te bestrijden?
Artikel 1 van de Grondwet is duidelijk over de noodzaak van gelijke behandeling. In een aantal wetten is dat artikel nader uitgewerkt; denk aan de Algemene wet gelijke behandeling. In de wet wordt discriminatie compromisloos veroordeeld. De praktijk is helaas anders. Er gaapt een gat tussen het leven en de leer, tussen the law in the books and the law on the ground. Als senatoren houden wij ons intensief bezig met de kwaliteit van de wetgeving en de uitvoering daarvan. Het past dan ook dat vooral wij ons afvragen wat de oorzaak en de omvang is van het verschil tussen wetgeving en praktijk. Wat zijn precies de feiten? Op welke wijze is de tijdgeest onderhevig aan verandering? Hoe wordt discriminatie door burgers ervaren? Is de codificatie van wetgeving aan herijking toe of is er vanuit overheidsperspectief vooral sprake van een uitvoeringsvraagstuk?
De heer Frentrop (FvD):
Ik had aan meneer Rosenmöller hetzelfde willen vragen als ik zonet al aan mevrouw Jorritsma vroeg. Als hij praat over discriminatie, valt daar dan ook onder discriminatie jegens blanken/witten?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
In onze optiek gaat het onder andere ook over beleefde vooroordelen of discriminatie. Wij zullen dus goed moeten luisteren naar wat mensen erváren als discriminatie. Dan sluiten wij niets uit. Wat we wel met elkaar doen en hopelijk wellicht ook met u, is dat wij ons intensief verdiepen in dit vraagstuk, zowel aan de kant van de wetgeving als aan de kant van de maatschappelijk effecten, als aan de belevingskant en vervolgens zullen we moeten afbakenen. Daar zal ik zo nog iets over zeggen. Maar in dit stadium van het gesprek kun je, als de Eerste Kamer zoiets verder wil onderzoeken, niets uitsluiten.
De heer Frentrop (FvD):
Nog een vraag over die afkadering. Ik heb nog niet precies een antwoord gehoord op de vraag of witte/blanke discriminatie daar ook onder valt. Er is nog een vorm van discriminatie waarvan ik zou willen vragen of die er ook onder valt, namelijk discriminatie op het gebied van niet huidskleur, maar politieke kleur.
De voorzitter:
De heer ...
De heer Frentrop (FvD):
Mag ik het even uitleggen, voorzitter?
De voorzitter:
Gaat uw gang, als u dat kort doet.
De heer Frentrop (FvD):
Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat iemand, laten we zeggen een actief lid van GroenLinks, ergens als leraar solliciteert. Die wordt niet aangenomen omdat ze bij het schoolbestuur denken: dat waren vroeger de communisten; aan zo iemand kunnen we onze leerlingen niet blootstellen. Een praktisch voorbeeld van de andere kant — het is publiek — is dat een politicus heeft gezegd dat PVV'ers niet thuishoren bij de politie. De man die dat gezegd heeft, is nu burgmeester in Arnhem, als ik me niet vergis. Valt dit soort politieke discriminatie ook onder wat u wilt onderzoeken?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Het stelt me teleur dat mijn eerste antwoord u blijkbaar ontgaan is, want ik heb daar wel degelijk antwoord op gegeven. Het tweede is dat ook discriminatie met een politieke context wel degelijk in het mandje valt waarbij wij de afweging zullen maken. Wij leven immers in een rechtsstaat; een rechtsstaat die gebaseerd is op een Grondwet, op wetten en op internationale verdragen. Het zou goed zijn als u dat in de komende dagen nog even goed tot uzelf laat doordringen. Ik had namelijk niet het idee dat uw bijdrage doorspekt was van erkenning van die internationale verdragen, maar dat terzijde. Ja, wij zijn de partij die, op dit moment samen met de VVD, al die dingen wil afwegen en met elkaar wil kijken of wij daarin een stap vooruit kunnen maken.
De heer Frentrop (FvD):
Dan moet ik toch even interrumperen, omdat de heer Rosenmöller mij het verwijt maakt dat ik niet goed naar internationale verdragen ...
De voorzitter:
Als u het heel kort wilt doen.
De heer Frentrop (FvD):
Ik stel vast dat blank/wit, en ook de politieke kleur, onderdeel kan zijn van het onderzoek naar discriminatie. Wat betreft internationale verdragen het volgende. In Nederland is de Grondwet niet meer de hoogste wet. Er zijn internationale verdragen die boven grondwettelijke bepalingen in Nederland gaan. Wij van Forum voor Democratie vinden dat een onderwerp dat aangesneden moet worden. Als u zegt "goh, u bent wat laconiek over internationale verdragen": dat moet u in die context zien.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog, meneer Rosenmöller.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik vond u niet laconiek, ik vond u eerlijk gezegd heel duidelijk, maar ik neem daar ver afstand van namens mijn fractie. Maar dat terzijde. Wellicht kunnen we elkaar vinden op het punt van het initiatief om mogelijk tot een parlementair onderzoek te komen.
Voorzitter, ik ga verder. Ik was gebleven bij de rol van de senatoren. Het past dat vooral wij ons afvragen wat de oorzaak en de omvang is van het verschil tussen wetgeving en praktijk. Wat zijn precies de feiten? Op welke wijze is de tijdsgeest onderhevig aan verandering? Is de codificatie van wetgeving aan herijking toe? Of is er vanuit overheidsperspectief vooral sprake van een uitvoeringsvraagstuk? Wat zouden wij aan antwoorden kunnen bieden als het gaat om de zorgen over discriminatie?
De afgelopen weken hebben we hier met de collega's van de VVD-fractie, ook met collega Jorritsma, over gesproken. Gezamenlijk kwamen wij tot de conclusie dat het goed zou zijn als de senaat een verkenning start naar de mogelijkheid van een parlementair onderzoek naar discriminatie in Nederland. Een verkenning waarbij eensgezindheid moet groeien over de begripsbepaling, de afbakening en de context. Er is immers niet alleen sprake van zwart-witdiscriminatie, maar ook van discriminatie van mensen met een beperking, leeftijdsdiscriminatie en ga zo verder. Helaas gaat het verder dan de arbeidsmarkt. We zien het op de woningmarkt, in het onderwijs, in de openbare ruimte en elders. Kortom, deze en andere vragen verdienen nadere beschouwing, waarbij we gebruik kunnen maken van een veelheid aan data en expertise waarover de diverse wetenschappelijke instellingen en adviesorganen beschikken. Wat wij vandaag van belang vinden, is dat we een stap zetten en het hardnekkige vraagstuk van het bestaan van discriminatie nader onderzoeken en in het beste geval voorzien van eensgezinde antwoorden. Dat zou Nederland nog mooier maken.
De heer Schalk (SGP):
Mevrouw Jorritsma had het over een werkgroep. Inmiddels is het uitgegroeid tot een parlementair onderzoek, heb ik zojuist begrepen. Ik heb in het betoog van mevrouw Jorritsma wel het woord "onderzoek" gehoord, maar niet het woord "parlementair onderzoek", waarover meneer Rosenmöller spreekt. We praten hier over de Algemene Politieke Beschouwingen. Ik kan me voorstellen dat we deze vraag eerst voorleggen aan het kabinet: wat doet u hieraan? Dan kunnen we in het College van Senioren erover spreken of we hier meer mee moeten, bijvoorbeeld in de vorm van een onderzoek. Bij een werkgroep kan ik me nog iets voorstellen, maar moeten we hier, vandaag, op dit moment, wel een parlementair onderzoek naar zo'n thema bespreken? Dat is een vraag die bij mij opkomt. Natuurlijk, ik denk dan ook aan allerlei thema's. Ik zal het vandaag nog even hebben over antisemitisme, ook zo'n onderwerp. Pakken we dat ook mee? Met andere woorden, het is zo giga ...
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ja, dat pakken we ook mee in de afweging die je uiteindelijk moet maken en ook in de inkadering. Wij denken daar identiek over, ook over de route. Collega Jorritsma heeft iets gezegd over de route zoals die een kleine tien jaar geleden is gevolgd bij het toenmalige parlementair onderzoek: eerst een werkgroep, dan een opdracht en vervolgens een besluit. Dat is de route zoals we ons die voorstellen. Twee. Dat je het hier bespreekt? Met alle respect, meneer Schalk, ik ben eerlijk gezegd een beetje verbaasd. U neemt het ons bijna kwalijk, zo blijkt uit de interruptie, dat we het hier bij de Algemene Beschouwingen in het openbaar bespreken, een van de grotere vraagstukken waar ons land mee worstelt. U zegt: doe dat maar in het College van Senioren. Dat doen we dus niet in het College van Senioren, wellicht ook, maar primair hier en met elkaar, omdat we het een groot maatschappelijk vraagstuk vinden.
De voorzitter:
De heer Schalk, tot slot.
De heer Schalk (SGP):
Laat ik het gevoel proberen weg te nemen dat ik iets zou verwijten. Ik gaf aan dat ik snap dat het punt benoemd wordt. Het zijn Algemene Politieke Beschouwingen met de regering; dus dan stel je meestal de vragen aan de regering. Mijn suggestie was of je niet eerst in het College van Senioren zou kunnen bespreken of er een werkgroep kan komen, enzovoort. Dat was het punt. Ik hoop dat we even uit de lucht halen dat ik u zou verwijten dat u zo'n belangrijk onderwerp aan de orde stelt.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik ben dan dolblij met deze interruptie, want dat is dan nu uit de lucht. Wij hebben natuurlijk de collega's en dus ook u van te voren keurig geïnformeerd over deze gedachte: kijk, iets op weg naar een onderzoek van de Kamer. Wij hebben het ook over de rol die senatoren zelf zouden kunnen spelen. Ik heb tal van vragen aan de regering. Maar hier zou er wel degelijk ook een rol voor senatoren zelf kunnen zijn om te kijken of vanuit de wetgevingsrol die wij hebben, plus de uitvoering, dit initiatief kan starten op weg naar een mogelijk vervolg.
De voorzitter:
Dank u wel, vervolgt u uw betoog.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Voorzitter. De huidige crisis zal nog veel van dit en het volgende kabinet vragen. Het zal nog veel van ons allemaal vragen, maar het zal ons lukken. Ons optimisme wordt versterkt doordat wij zien dat mede als les van deze crisis tussen de meeste partijen overeenstemming groeit over de belangrijkste vraagstukken voor de komende tijd. Ik noem kort een negental punten.
Ik zie in deze crisis steeds meer steun voor een sterke publieke sector met waardering voor mensen in vitale sectoren als zorg en onderwijs. Dat vraagt om meer status, goede beloning, zekerheid van werk en aandacht voor de uitvoering.
Ik zie meer toenadering om op de arbeidsmarkt tot hervormingen te komen die een eind maken aan het doorgeslagen flexwerk. Dat vraagt om een nieuwe balans tussen vast en flex in een activerend en inclusief arbeidsmarktbeleid.
Ik zie een overheid die bereid is te investeren in het bevorderen van duurzame werkgelegenheid en ondernemerschap, waardoor banen ontstaan in toekomstgerichte sectoren. Dat vraagt om ons uit de crisis te investeren zoals nu gebeurt, en niet te bezuinigen.
Ik zie afnemende steun voor de grote multinationals. Incidenten, slecht afgestelde maatschappelijke antennes, onevenredige belastingvoordelen en een verkeerde lobby hebben het vertrouwen op de proef gesteld. Dat vraagt om een fair share van het grote bedrijfsleven dat meepraat, maar niet meebeslist.
Ik zie een breed gedeelde analyse en steeds meer urgentie dat we de klimaatcrisis moeten oplossen. Dat vraagt ten minste om uitvoering van het Verdrag van Parijs. En de transitie naar een groene economie vraagt steun voor het concept van brede welvaart.
Ik zie een breed gedeeld ongenoegen over het functioneren van de woningmarkt, waardoor veel jongeren, starters, mensen met een laag of middeninkomen de grootst mogelijke moeite hebben om een betaalbare woning te vinden. Dat vraagt om een volkshuisvestingsbeleid onder meer publieke regie, zodat we verantwoord kunnen bouwen, bouwen en nog eens bouwen.
Ik zie ook in deze crisis velen belang hechten aan Europese samenwerking en solidariteit. Dat vraagt om de erkenning dat Europa meer is dan een munt en de markt.
Ik zie brede steun voor de waarde van een sterke democratische rechtsstaat. Zie de troonrede. Dat vraagt om eensgezindheid in het bevorderen van de nationale en internationale veiligheid en de strijd tegen terreur, tegen ondermijning en de drugsgerelateerde criminaliteit.
Dat de meeste partijen zich committeren aan deze grote maatschappelijke vraagstukken wil nog niet zeggen dat er geen verschillen zijn. Sterker, daar ligt in het dagelijkse debat de nadruk op. Dat gaan we in de komende campagne ook weer zien. En dat is begrijpelijk. Maar in het huidige tijdsgewricht zijn dat tussen de meeste partijen verschillen in prioriteiten, urgentie en tempo. Het is goed om daarover te strijden, maar ook goed om het wat te relativeren. Links en rechts zijn in de politiek nog steeds bruikbare en herkenbare begrippen, maar de betekenis is de afgelopen jaren veranderd. Klimaat is niet alleen links en veiligheid niet alleen rechts. Flexibiliteit is niet alleen rechts en zekerheid niet alleen links. Kortom, verschillen zijn er legio, maar mijn punt is dat ze niet onoverbrugbaar zijn. Dat het om meer gaat dan het tempo, dan de richting, is een waardevolle constatering.
Dit geldt niet voor partijen die onze rechtsstaat corrupt vinden, grenzen willen sluiten, de Europese Unie willen verlaten, ontwikkelingssamenwerking willen afschaffen en de klimaatcrisis willen ontkennen. Daar zit de echte fundamentele, onoverbrugbare tegensteling. Dat zijn partijen die goed zijn om mee te debatteren, niet om mee te besturen.
Voorzitter. De minister-president sprak dit voorjaar over misschien wel de grootste crisis in vredestijd na de Tweede Wereldoorlog. Met vereende kracht is toen relatief snel een nieuwe verzorgingsstaat opgebouwd. Dat was een verandering van tijdperk. Ook deze crisis kunnen en moeten we gebruiken om verder te kijken dan de directe gevolgen voor de gezondheid van de burger en de economie van het land. We leven immers niet in een tijdperk van verandering, maar opnieuw in een verandering van tijdperk, om het met Jan Rotmans te zeggen. Dat vraagt om een groter verhaal, een wenkend perspectief waar we met ons land naartoe gaan. Wat zal er veranderen? Wat zal er verbeteren? Hoeveel aantrekkelijker is het samenleven, wonen, werken en ondernemen de komende tien, twintig jaar en hoe ziet dat er ongeveer uit? Het consequent werken aan het uitvoeren van transities die daarvoor nodig zijn, laat zich slecht verhouden tot het vierjaarlijkse ritme van de politiek. Juist daarom sprak ik over het belang van overeenstemming over de richting die we inslaan. En het kan. De Klimaatwet en het Klimaatakkoord zijn hier goede voorbeelden van.
Een gedeelde visie vraagt om vertrouwen en verbinding. We zullen de verbinding met de mensen in het land moeten versterken, en zeker met hen die alle vertrouwen in de politiek verloren hebben. Dat is een uitdaging waar ook wij het sluitende antwoord niet op hebben. We zullen de verbinding moeten herstellen met de professionals in bijvoorbeeld zorg en onderwijs, zodat het eigenaarschap en de professionele autonomie de norm worden. De waarde van die verbinding geldt ook de maatschappelijke organisaties en de landen in ons Koninkrijk. Vertrouwen geven is vertrouwen krijgen. Wij hebben als land belang bij die verbinding, nationaal en internationaal.
Die verbinding geldt ook de verhouding tussen politieke partijen. We zitten middenin een enorme crisis met een ongekend versnipperd politiek landschap. Met de opgave waar we voor staan, zullen we ons meer moeten richten op de overeenkomsten dan de verschillen. Dat vraagt om moedige politiek, noem het "leiderschap". Minimale verschillen tussen partijen vragen om maximale samenwerking. Maar ook als de verschillen groter zijn, moeten we elkaar sneller kunnen vinden. Ik hoor af en toe geluiden over een formatie die ongekend lang zal duren. Maar er moet een gedeelde urgentie zijn om na de verkiezingen snel met een nieuw kabinet aan de slag te gaan, met een agenda waar ik een aantal gezamenlijk ambities van heb genoemd. Dat is wat mensen van ons vragen. Als wij voldoende steun van die mensen krijgen, willen wij graag aan zo'n kabinet meedoen om op basis van visie, verbinding en vertrouwen mee te werken aan een beter perspectief voor mensen in ons land en daarbuiten, met voortdurende aandacht voor de kracht van de rechtsstaat. Om het met een klein amendement op de sterke zin uit de troonrede te zeggen: waar kansengelijkheid de norm en de praktijk is.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Rosenmöller. Mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Meneer Rosenmöller heeft het over minimale verschillen en maximale samenwerking, maar met welke partijen ziet u dan minimale verschillen? Is dat bijvoorbeeld met de VVD, die uw duurzame energietransitie uitrolt? Kunt u dat nader specificeren?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ja, dat zou ik op twee manieren kunnen specificeren. De verschillen tussen de Partij van de Arbeid en ons zou je kunnen categoriseren als vrij minimaal. Daarom werken we ook intensief met elkaar samen. Onoverbrugbaar lijkt mij de tegenstelling en het onderscheid met uw fractie: klimaatontkenner, ontwikkelingssamenwerking afschaffen, grenzen dicht. Dat gaat niet werken. Dus je moet duidelijkheid scheppen in de politiek over waar je mee kunt samenwerken en met welke partijen je de toekomst van dit land nationaal en internationaal kunt vormgeven. Ik denk dat dit met heel veel partijen kan, maar dat kan niet met partijen als bijvoorbeeld die van u, vanwege de genoemde redenen, puur op inhoudelijke gronden.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik zie dit als een compliment. Ik dank de heer Rosenmöller ervoor dat hij in ieder geval ziet dat wij niet met GroenLinks op dit gebied kunnen samenwerken. Kijk, als we samen een moskee kunnen sluiten ben ik uw partner. Maar nogmaals de vraag: ziet u verschillen met bijvoorbeeld de VVD? U zit niet in het kabinet, maar de minister-president rolt wel uw agenda uit. Dus ziet u daar verschillen?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik heb betoogd dat er ondanks het feit dat ik zie dat onder andere als les uit deze crisis, niet met u maar wel met een aantal andere partijen conclusies getrokken worden die het perspectief bieden van een gezamenlijke agenda ... Ik heb bijvoorbeeld genoemd de waardering voor de publieke sector. Ik heb bijvoorbeeld genoemd de kwestie van de wooncrisis. Ik heb bijvoorbeeld genoemd de verminderde steun voor het grote bedrijfsleven. Ik zie al die signalen. Betekent dit dat er verschillen zijn tussen partijen zoals de VVD en die van ons? Natuurlijk, legio verschillen. Maar dat zijn verschillen die gaan over prioriteiten, over snelheid, en iets minder over de richting die we op willen. U wilt een totaal andere richting op en dat maakt dat onze tegenstelling groot is en onoverbrugbaar. Ik zie dat ook in het verhaal van de heer Frentrop, omdat dat toch wel hele grote verhalen zijn: ontkennen van klimaat, stoppen van migranten, al dan niet tijdelijk, verkwisting van geld naar Europa. Dat is niet een richting waar Nederland beter van wordt.
De voorzitter:
Dank u. Mevrouw Faber, tot slot.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Het is duidelijk uit dit uitgebreide antwoord, waar ik meneer Rosenmöller voor dank, dat hij duidelijk niet kiest voor Nederland, waar de PVV wél voor kiest. En ik zie ook gewoon dat u qua uitrolling van de energietransitie en het hele klimaatgeneuzel de partner bent van meneer Rutte. Dank u wel voor deze toelichting.
De voorzitter:
Mevrouw Bikker, namens de ChristenUnie.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik zou de heer Rosenmöller allereerst willen complimenteren met zijn mooie, constructieve bijdrage en ook een zoektocht naar wat de mensen in dit land écht tegenkomen. Dan hebben we het over de kloven, dan hebben we het ook over discriminatie. Ik zie ernaar uit om verder na te denken over dat voorstel dat is gedaan. Tegelijk sprak de heer Rosenmöller over de rechtsstaat warme woorden die ik volledig deel. Mijn gedachten gingen terug naar vorig jaar, toen wij samen met veel collega's een motie indienden die juist ook ten aanzien van die rechtsstaat tegen de regering zei: kom op, bepaal goed wat nodig is om een goed functionerende rechtsstaat te hebben en laat zien wat daar ook financieel voor nodig is, stel dat we in moeilijke tijden komen. We hadden toen niet in gedachten dat het zo rap zou gaan, maar dat was het belangrijke punt. Die motie is aangenomen, het resultaat is nog nul.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Mijn vraag is: kan de heer Rosenmöller juist hierop — hij is de hele tijd heel verbindend — met iets meer vuur dit kabinet aansporen? Dan sta ik hem aan te moedigen, want hier moet echt wat op gebeuren, juist als we kijken naar de komende jaren.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Dank voor de aansporing van mevrouw Bikker. Ik heb eerlijk gezegd even geaarzeld, dus dit is geen opzetje, of ik hier aandacht aan moest besteden, ware het niet dat ik weet — daar ben ik bij betrokken geweest als indiener of eerste ondertekenaar van die motie met betrekking tot de rechtsstaat en de middelen die vrij moeten worden gemaakt in goede en slechte tijden als het gaat om de organisatie van de rechtsstaat — dat er echt al maanden geleden door de minister van Justitie en Veiligheid onderzoek is ingesteld; dat was namelijk de motie. Dat onderzoek moet voor de formatie, voor de verkiezingen tot een conclusie leiden, het moet opgeleverd worden. Dus als uw vraag is: zullen wij samen het kabinet nogmaals een keer dringend oproepen om ervoor te zorgen dat dat onderzoek ook echt op tijd klaar is opdat er in de volgende kabinetsperiode profijt van getrokken kan worden op de wijze waarop wij dat samen wilden, prima, ik ben uw man.
De voorzitter:
Dank u. Mevrouw Bikker, tot slot.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dan is mijn vervolgvraag, wie er van ons ook aanschuift bij welke tafel dan ook: zullen wij er voor dat komende kabinet dan ook voor zorgen dat het daadwerkelijk lukt om die middelen inderdaad te reserveren?
De voorzitter:
De heer Rosenmöller, graag een kort antwoord.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ja. Dat gaan we doen op dit terrein en wat mij betreft ook nog op andere terreinen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Rosenmöller. Dan geef ik graag het woord aan de heer Knapen, die zal spreken namens de fractie van het CDA.
De heer Knapen (CDA):
Voorzitter. In een eerder leven heb ik me weleens beklaagd over de relatief geringe aandacht die onze media besteden aan Frankrijk en Duitsland. Het zijn voor ons cruciale buurlanden die we vaak behandelen als buitenland. Het is ook journalistiek best een uitdaging om een Frans of Duits politiek debat appetijtelijk voor het vaderlandse publiek te serveren.
In vergelijking daarmee zijn de dagelijkse strapatsen in Washington en omstreken eigenlijk piece of cake. Het is ons vertrouwd, het verkoopt zichzelf ook als entertainment op de publiciteitsmarkt en de taal is de meeste mensen nabij. Dus gaat het meestal ook over Amerika.
Maar eerlijk is eerlijk. Dezer dagen moet ik die kritiek inslikken. De overweldigende aandacht voor de Verenigde Staten is dit keer terecht. Want het maakt nogal wat uit voor het politieke klimaat, ook bij ons hier in Europa, wie volgende week in Washington wint. Krijgen populisme en polarisatie nieuwe thermiek, of heeft kalmte weer wat meer de ruimte? Dat maakt óók voor de sfeer aan deze kant van de oceaan allemaal nogal wat uit.
Maar laat ik te midden van deze onzekerheid beginnen om het kabinet te complimenteren voor het getoonde leiderschap in de coronacrisis voor de zomer. Bewonderenswaardig hoezeer het kabinet toen bereid en in staat bleek, zowel twijfels en dilemma's te delen en toch adequaat leiding te geven. Belangrijker nog is dat toen maar weer eens bleek dat het overgrote deel van onze bevolking welwillend, hardwerkend en opofferingsgezind is. We klagen doorgaans graag, maar ondertussen leven we ook hier in een land met voornamelijk mensen van goede wil.
De coronacrisis heeft ook ruimte geboden aan een renaissance van de competentie. Deskundigheid en wetenschap blijken op zo'n moment onmisbaar en gewaardeerd. Natuurlijk is er een klein gezelschap ontkenners. Ze worden gedreven door onzekerheid, soms misschien door rancune, en zeker door een intens verlangen ergens bij te horen. Sociale media, met hun kracht tot verleiding, verslaving en polarisatie, kunnen een mens doen verdwalen in de algoritmes van het eigen gelijk. Maar coronaontkenning blijft ondanks alle ophef een randverschijnsel. Wat we zagen, was een revival van de competentie en een ook alleszins redelijk debat, zoekend naar een balans tussen volksgezondheid en economie.
De tweede golf, nu, gaat ons allemaal, ook het kabinet en het parlement, veel moeilijker af. Het chagrijn neemt toe, we hebben inmiddels ook op coronagebied als het ware 10 miljoen bondscoaches. We wonen ook nog hier in een land dat het onvertaalbare werkwoord "gedogen" ooit heeft uitgevonden. Ondertussen vertrouwen wij er dan toch op dat het kabinet zich niet door alle opwinding van de wijs laat brengen en we wensen het een zekere mate van onverstoorbaarheid toe.
Voorzitter. De huidige coronacrisis legt ook scherper en brutaler ontwikkelingen bloot die al veel langer sluimerden. Onze afhankelijkheid hier in Europa van verre landen als China en India, ook voor simpele medicijnen, maar ook de kwetsbaarheid bijvoorbeeld van zoveel zzp'ers. En zeker ook het verschil in perspectief voor verschillende groepen in de samenleving. Dit verschil in perspectief knaagt. We moeten niet uit het oog verliezen dat de naoorlogse democratische stabiliteit was gebaseerd op een impliciet sociaal contract. Dat ging uit van een gestage groei van de levensstandaard voor iedereen. Het vertrouwen in dát contract kreeg een decennium geleden, tijdens de bankencrisis, al een stevige knauw. Toen werd voor iedereen zichtbaar wat zich al veel langer ontvouwde, namelijk dat de middeninkomens stagneren, dat baanonzekerheid groeit en dat vooral laaggeschoolden worden geraakt door technologische vooruitgang en globalisering.
Toen al zagen we ook een verhevigde behoefte om zondebokken aan te wijzen: de politieke elite, de bankiers, de immigranten, de buitenlanders. Voor zover we in de nasleep daarvan toen té schoorvoetend antwoorden op deze ontwikkelingen hebben gezocht, is de coronacrisis nu een echte wake-up call. Want er komt weer een hele grote groep potentiële slachtoffers bij, vooral jonge mensen, die worden opgezadeld met een valse start. En dat is bitter.
Voorzitter. De voorstellen van dit kabinet maken in dit licht over het geheel genomen een alleszins redelijke indruk. Een grote kaalslag onder personeel in het bedrijfsleven wordt voorlopig voorkomen. Er wordt geïnvesteerd in toekomstig verdienvermogen. Er zijn sociale vangnetten gespannen. Er is iets extra's voor de frontwerkers in de ziekenhuizen. En zelfs over de hele linie gaat de koopkracht vooruit. Maar voordat we onszelf alleen maar op de borst kloppen, toch ook een relativerende kanttekening die misschien in dit huis wel op z'n plaats is. Het blijft toch altijd frappant om te zien hoezeer dit land meedeint met z'n internationale omgeving, alsof politieke voorkeuren er in ons land amper toe doen.
Ik geef een paar voorbeelden. Een halve eeuw geleden was een reusachtige overheid in de mode. Nog altijd heeft niet een sociaaldemocraat, maar de VVD'er Hans Wiegel, als minister van Binnenlandse Zaken, het Nederlands record ambtenaren aannemen op zijn naam staan. Vervolgens waaide de westenwind van privatisering, marktwerking en deregulering in volle hevigheid over dit land. Niet een liberaal, maar de sociaaldemocraat wijlen Wim Kok, zeer gewaardeerd, is nog altijd recordhouder privatiseringen. Tien jaar geleden, na de bankencrisis, was bezuinigen overal het motto. Christendemocraat De Jager holde van fractiekamer naar fractiekamer om van VVD tot GroenLinks partijen te verenigen achter een streng bezuinigingsprogramma.
En dan nu, tien jaar later, gebeurt het omgekeerde. Nu wordt in de hele wereld een onvoorstelbare hoeveelheid geld het systeem in gesmeten. Dat gebeurt dus ook hier. Het past in de huidige internationale communis opinio van het alledaagse verstand. Maar het illustreert ook de betrekkelijkheid van al die breed uitgemeten verschillen tussen de vele politieke partijen in ons land. We worden minder gedreven door politieke opvattingen dan door de internationale trend en de tijdgeest. Maar wie met de tijdgeest trouwt, kan ook snel weduwnaar worden, zo leerde ons al een bekend filosoof.
Toch blijft één vraag bij ons hangen. De Raad van State stipte dit ook aan. Is er enig idee hoe de financiële waterval straks weer kan worden gekanaliseerd? Als ik het goed begrijp — maar ik laat me graag corrigeren — zit het eigenlijk als volgt: óf we groeien dankzij deze monetaire dijkdoorbraak uit de schulden óf groei blijft achterwege. In het laatste geval blijft geld gratis en kunnen we gewoon doorgaan met lenen. Klopt het dat er dus nooit een probleem is? Hebben we inflatie inderdaad definitief afgeschaft?
Voorzitter. Door de coronadrama's zouden we bijna vergeten wat het land daarvoor in zijn greep hield en dit ongetwijfeld straks ook weer zal doen, namelijk de verdeling van de beperkte ruimte die we hier hebben. Dit wordt aangeduid met trefwoorden als klimaat of stikstof. Zeker met stikstof hebben we onszelf toch geweldig in de nesten gewerkt. Op een zeker moment is die covidverdoving uitgewerkt en dan ligt het onderwerp weer in alle hevigheid op tafel. We hebben ons daarbij ook de twijfelachtige luxe van een soms hevige polarisatie veroorloofd, terwijl we toch allemaal weten dat iedereen aan het eind van de dag zal moeten inschikken. We noemen het stikstof, maar in feite hebben we het over de sociaaleconomische ontwikkeling van ons land. Het gaat over woningen en infrastructuur, over landbouw en natuur en over de ruimtelijke ordening die hiervoor nodig is.
We wonen hier met veel meer mensen dan we aan het begin van deze eeuw hadden gedacht en dat in een toch al heel dichtbevolkt land. Ik heb de volgende vraag aan het kabinet: bieden de jongste voorstellen van het kabinet nu de langverwachte uitweg of staan ons nog allerlei verdere verrassingen te wachten? Deze vraag wordt vooral ook ingegeven door de alom bespeurde behoefte om eindelijk te weten waar we aan toe zijn.
Voorzitter. Ik wijd een enkel woord aan veiligheid en criminaliteit. Ik heb daar vorig jaar ook over gesproken. Het is hier al vaak gezegd: dit land is een walhalla voor drugs. We zijn de grootste producent van chemische drugs in Europa en waarschijnlijk ook in de wereld. Dit gaat gepaard met gruwelijke en verloederende uitwassen, die we allemaal kennen. De commissie-Noordanus kwam onlangs met de aanbeveling om er nu eindelijk eens werk van te maken. Een van mijn fractiegenoten vroeg vorig jaar al aan de minister van Justitie om dit niet zomaar met geld te doen, maar met een deltaplan dat we, net zoals destijds bij de Deltawerken gebeurde, jarenlang vastberaden volhouden. Politie en justitie, maar ook allerlei partijen uit de samenleving, moeten vele jaren worden betrokken bij dit plan, van de notaris tot de chemische industrie, van het autoverhuurbedrijf tot het waterschap, van de WhatsAppgroep uit de wijk tot de directeur van de school.
Dit plan moet worden begeleid door een jarenlange overheidscampagne, gericht op alle Nederlanders, om niet weg te kijken. We hebben dit ook gedaan bij de strijd tegen het roken. Het mag lang hebben geduurd, maar uiteindelijk werkte het. Dus geen ad-hocimprovisaties meer met stoere taal en koppen in chocoladeletters in de krant, wanneer we weer eens opschrikken van een gruwelijk vondst. Nee, we vragen om een deltaplan — misschien met een soort rijkscommissaris aan het hoofd — dat jaren wordt volgehouden. Dat doen we voor die andere dreiging, die van de dijken en de stijgende zeespiegel, immers ook.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Misschien is de heer Knapen, net als ik, aan het genieten van de Netflixserie Undercover. Zo niet, dan is dat een aanrader. Los daarvan, we hebben het hier al eerder over gehad. U noemde de strijd tegen de doorbraak van de dijken. We hebben het al decennia over meer repressie en over dat er meer mensen op moeten worden gezet, maar het echte kantelpunt zal zijn dat je gaat kijken welke drugs je kunt legaliseren. Hoe kun je je lijst veranderen? Bepaalde softdrugs kunnen worden gelegaliseerd en je zou naar bepaalde vormen van MDMA kunnen kijken. Dat zou de echte doorbraak ten goede komen. Zou u daarop willen reageren?
De heer Knapen (CDA):
Ik zei aan het begin iets over belangstelling voor Frankrijk en Duitsland. In mijn ogen is op dit moment de beste serie Baron Noir van CANAL+. Ik geef u even een alternatief als u toch series gaat kijken.
Het gaat ons om het volgende. Zelfs in Canada, waar op dit moment allerlei experimenten worden gehouden met het mogelijk legaliseren van drugs, stelt men vast dat het mislukt. Waarom? Omdat de illegaliteit van deze branche dermate groot is dat dit een dominant fenomeen is in deze hele discussie. We hebben het jarenlang tegen elkaar gezegd. Hier is altijd die tegenstelling geweest. Wij zijn tegen drugs, laat daar geen misverstand over bestaan. Zelfs als je ervoor zou zijn — dat staat ook in het laatste rapport van Tops en Tromp — is het een hopeloze zaak wanneer je de illegaliteit en de daarmee gepaard gaande criminaliteit laat lopen. Dat is de kern van mijn betoog.
Mevrouw Bredenoord (D66):
De heer Knapen zei net zelf heel mooi: wie met de tijdgeest trouwt, is snel weduwe. Ik vind uw opmerking een beetje een tijdgeestopmerking. Volgens mij moeten we groter denken, want we proberen dit al decennia. U had het net ook over internationale samenwerking. Je moet dus juist kijken of je het tij kunt kantelen. Je moet dus niet met een of twee landen, maar samen kijken hoe je tot een soort legaliseringsbeleid kunt komen.
De heer Knapen (CDA):
Ik zie dat punt, maar ik ben het niet met mevrouw Bredenoord eens dat we dit al decennia proberen. Sterker nog, we proberen dit al decennia een beetje te relativeren. Ik noemde het werkwoord "gedogen". Het is een beetje wegkijken. We wuiven het een beetje weg, zo van: ach, moet kunnen. Ik geloof dus niet dat we dit al decennia proberen. Ik wil alleen aangeven dat dit probleem levensgroot blijft hangen, wat je aan het eind van de dag ook vindt van legalisatie van softdrugs. Ik heb mijn standpunt aangegeven. Het is een ontkenning om te doen alsof je het oplost door de zaak te legaliseren, want zelfs experimenten, zoals in Canada, geven aan dat het niet kan.
De voorzitter:
Vervolg uw betoog.
De heer Knapen (CDA):
Voorzitter. Tot slot maak ik een paar opmerkingen over dit kabinet en Europa. Als we proberen uit de platgetreden paden van Eurofielen en Eurosceptici te stappen, dan moeten we om te beginnen toch vaststellen dat we elkaar in dit stukje van Europa harder nodig hebben dan ooit. Want in verdeeldheid zijn we kwetsbaar voor alles wat in bedreigingen op ons afkomt, of het nu gaat om Google, China, Poetin, Trump of de instabiliteit ten zuiden van de Middellandse Zee. Neemt deze premier het Nederlandse publiek wel voldoende mee in het besef dat we elkaar daarom harder nodig hebben dan ooit, of blijft de verleiding groot om gewoon de makkelijke kaart te spelen en aan te geven wat er allemaal niet deugt aan Brussel, wat er niet deugt aan Italië, wat er niet deugt aan Griekenland, wat er niet deugt aan et cetera, et cetera, zodat je aan het eind van de rit kunt vaststellen dat we het eigenlijk best geweldig met onszelf getroffen hebben?
Voorzitter. Onze premier heeft gevochten als een leeuw om nog wat af te knabbelen van het grote steunpakket voor de zuidelijke landen. Maar wat is nu eigenlijk de winst daarvan? In ons land wordt geconstateerd dat het verzet niet zo veel heeft opgeleverd en buiten ons land wordt geconstateerd dat het allemaal weinig constructief is geweest. Het is allebei een beetje waar. Is dit niet allemaal te veel manoeuvreren over geitenpaadjes, zonder precies te weten waar we heen willen? Daar mag je politiek-ambachtelijk best grote bewondering voor hebben, en dat heb ik ook, maar het kan strategisch gezien schaden. Het doel raakt uit zicht. Er is te weinig vergezicht.
Geldt hier eigenlijk niet dat een premier, dat deze regering, dat dit kabinet mensen moet meenemen in een overkoepelend narratief vanuit de noodzaak de meerwaarde van een hechtere bondgenootschappelijke band in Europa te beklemtonen? Schets je geen perspectief, dan ontpopt elk compromis in Europa zich eigenlijk als een nederlaag, want bij een compromis leveren we iets in wat we niet in willen leveren. En waarom zouden we, met het risico te eindigen als een soort David Cameron? Pas met een strategie die een hechtere bondgenootschappelijke band met onze Europese omgeving als uitgangspunt neemt, kun je in eigen land trots verkondigen dat we hebben bijgedragen aan een compromis, dat we de kern van Europa mee hebben versterkt en dat zoiets dus ook best iets mag kosten. Een verhaal met een perspectief kan van een compromis een succes maken. Een verhaal zonder visie maakt van een compromis een nederlaag.
Nu heeft onze premier ondertussen ook nog zo "succesvol" — en ik schrijf het tussen aanhalingstekens — geknokt voor een lagere Nederlandse afdracht dat we twee belangrijke andere dingen hebben laten schieten: meer geld voor innovatie, wat juist voor ons land echt belangrijk is en, waar wij ook zeer aan hechten, een hardere stok achter de deur tegen landen als Hongarije en Polen.
De heer Kox (SP):
Het is altijd een plezier om naar collega Knapen te luisteren — overigens ook naar alle andere fractievoorzitters — omdat zijn verleden nog terug te horen is in de volzinnen die hij hier aan ons voorlegt. Mij valt op dat het wel erg beschouwend is wat er allemaal gebeurd is. Ik werd getriggerd door de zin "niet de verschillen onderling, maar de internationale tijdgeest bepaalt een beetje wat wij hier doen". Daar vond ik collega Knapen toch iets te afstandelijk. Het is het CDA, de partij die hier sinds jaar en dag een rol van belang speelt in het landsbestuur, dat heel veel van die tijden heeft meegemaakt. Tijdgeest komt niet over je; tijdgeest is een product van menselijk handelen natuurlijk. Dus de vraag aan collega Knapen, in lijn met de vragen die ik ook aan Annemarie Jorritsma stelde, is: wat heeft het CDA er nou van geleerd? Het CDA was er voortdurend bij. Vorig jaar hadden we het al over de sociale volkshuisvesting, dat die afgebroken was en terug zou moeten komen. We zijn een jaar verder. Hoe staat het ermee? Wat vindt u van het afschaffen van de verhuurderheffing bijvoorbeeld? Het is fijn om algemeen te beschouwen, maar we hebben het vandaag ook over de begroting voor 2021.
De heer Knapen (CDA):
Ik wil direct in de laatste passage — het is maar twee alinea's — heel even terugkomen op het karakter van dit debat. De vragen die de heer Kox terecht aan de orde stelt, hadden wat ons betreft ook keurig een plek kunnen krijgen in de Financiële Beschouwingen. U weet dat we gediscussieerd hebben over de vraag of we dit debat überhaupt dit jaar moeten houden. Het zijn Algemene Beschouwingen, Algemene Politieke Beschouwingen. Ik heb keurig geprobeerd me aan die titel te houden. Ze zijn algemeen en politiek en op heel veel details komen wij straks te spreken in volgende debatten, maar met name ook als wetsontwerpen hierheen komen. Dus vandaar dat ik het geformuleerd heb zoals ik het heb geformuleerd, maar als u een specifieke vraag heeft over een specifiek onderwerp wil ik daar graag even antwoord op geven.
De heer Kox (SP):
Beschouwingen over het verleden zijn buitengewoon waardevol om te leren wat we in de toekomst zouden kunnen doen. We kunnen daar straks op terugkomen, maar ik ben toch benieuwd hoe het CDA met het oog op de begroting van 2021 denkt over de verhuurderheffing. Moeten we daarvan af, zodat we meer woningen kunnen bouwen, de huren kunnen bevriezen, de sociale-volkshuisvesting kunnen herstellen? Moeten we van het leenstelsel nu echt definitief af? Hoe gaan we met de sociale werkplaatsen om? Vragen die allemaal gespeeld hebben en op een bepaalde manier beantwoord zijn in het verleden, met en zonder steun van het CDA. Ik wil bij een algemene beschouwing toch graag weten niet alleen "wat vond je ervan", maar ook "wat vind je ervan". Waar moeten we naartoe met dit alles?
De voorzitter:
En dat in een kort antwoord, meneer Knapen.
De heer Knapen (CDA):
Een beetje in het verlengde van collega Rosenmöller die het had over het grote aantal overeenkomsten tussen een aantal partijen in dit huis, heb ik aangegeven dat je dat niet alleen in het verleden, maar eigenlijk nu ook weer ziet. Er is eigenlijk weinig discussie geweest over de vraag of dit kabinet correct heeft gehandeld door enorme steunpakketten de samenleving in te sturen. Daar zie je aan, wanneer dat van links tot rechts wordt gesteund met hooguit kleine nuances, hoe zo'n proces gaat. Als je dat in de Tweede Kamer zegt is het misschien een beetje spelbederf, want daar moet men het ook hebben van wat Freud ooit het narcisme van het uitvergroten van het kleine verschil noemde. Maar hier mogen we daar gerust een beetje afstandelijker naar kijken. Dan zijn die verschillen niet zo groot.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik naar meneer Bredenoord. Excuus, naar mevrouw Bredenoord namens D66.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Ik ga hier maar even geen commentaar op geven.
Voorzitter. Ik weet dat de heer Knapen en ik behoorlijk op één lijn zitten als het gaat over vriendschappelijke Europeanen. Ik ben dus ook blij dat hij daar net een opmerking over heeft gemaakt en een vraag over heeft gesteld aan het kabinet, namelijk over het niet verwaarlozen van het Europese bondgenootschap. Nu maakte ik me daar de afgelopen weken wat zorgen om omdat uw partijgenootgenoot Omtzigt — ik zag net zelfs dat hij de nummer twee is op de kieslijst van het CDA — pleit voor opt-outs binnen de Europese Unie. Ik hoop dat de heer Knapen mij kan geruststellen dat dat niet de richting is waar het CDA aan denkt.
De heer Knapen (CDA):
Wij voeren dit debat over het kabinetsbeleid en niet over discussies, in dit geval van mijn partij, over een verkiezingsprogramma, maar ik kan mevrouw Bredenoord wel van mogelijke angsten afhelpen door te zeggen dat wij het niet hebben over opt-outs binnen onze partij.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Ik vind het heel fijn om dat te horen. Dank u wel.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
In de eerste plaats dank ik de heer Knapen voor zijn boeiende doorwrochte betoog. Ik vond ook geen reden om hem middenin het betoog te onderbreken. Daarom doe ik het aan het eind even. Net als mevrouw Jorritsma nam u ook middengroepen in de mond. Ik steun dat graag. Wat vindt u ervan dat 3 miljoen ouderen al 13 jaar er in koopkracht heel fors op achteruitgaan en niet geïndexeerd worden de komende jaren wanneer zij hele grote kortingen voor de kiezen krijgen? Welke plek verdienen die 3 miljoen mensen die hard gewerkt hebben en Nederland mede hebben opgebouwd?
De heer Knapen (CDA):
We hebben met de gewaardeerde collega Van Rooijen vaker gediscussieerd over een onderwerp dat hem na is, namelijk pensioenen. Wij waren aan het eind van de rit ook allemaal blij, misschien zelfs opgelucht, dat er een pensioenakkoord in aantocht is. Wij hopen zeer dat het ook tot een goed einde wordt gebracht, omdat dit pensioenakkoord de mogelijkheden biedt om in de balans tussen jong en oud en in de balans tussen mannen en vrouwen tot op zekere hoogte — wat hier speelt met hun werkgeschiedenis — recht te doen aan alle partijen en ook aan de gepensioneerden. Ik ben het helemaal met de heer Van Rooijen eens dat het schrijnend is om te zien dat een grote groep eigenlijk door de arrangementen die we hebben getroffen daar de dupe van zou kunnen zijn en in sommige gevallen daar ook al de dupe van is geweest. Het is een onderwerp dat breder is dan alleen de gepensioneerden. Dat weten we van elkaar. Het is een onderwerp van solidariteit tussen generaties waar aan beide kanten iets gedaan moet worden om te zorgen dat we die solidariteit overeind houden.
De voorzitter:
Dank u, meneer Knapen. Een korte slotvraag, meneer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
In de eerste plaats ben ik het helemaal met de heer Knapen eens, tot slot: als je het over pensioenen hebt, dan heb je het over jong en oud en het is een taak van ouderen om te zorgen dat ook de jongeren straks een goed pensioen krijgen. Daarover zijn we het eens, maar kunt u aangeven ... U noemt het schrijnend; daar zijn wij het dan over eens. Maar vindt u dat daar op korte termijn iets aan gedaan moet worden, niet alleen omdat er bij die mensen onzekerheid is over de toekomst, maar ook omdat ze in het verleden veel tekort zijn gekomen?
De heer Knapen (CDA):
Ik vind het lastig om, terwijl het debat over het pensioenakkoord nog gevoerd moet worden en zich nog moet neerslaan in wetten, vooruit te lopen op wat het kabinet hiermee doet. Een beetje laf, maar ik meen het wel: ik zou die vraag graag willen doorspelen naar het kabinet, waarbij ik vermoed dat ze vandaag niet meer dan een heel algemeen antwoord kunnen geven, omdat de vertaalslag nog volgt. Maar ik deel uw zorg en ik ben benieuwd waar het kabinet mee komt.
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat u uw betoog vervolgt.
De heer Knapen (CDA):
Voorzitter. Tot slot heb ik nog een kleine reflectie op het debat dat we vandaag voeren, want ik zeg u eerlijk: onze fractie had er een beetje aarzelingen bij, zeker in deze spannende tijd. We hebben zelfs even gesuggereerd om dit jaar de Financiële en de Algemene Beschouwingen maar samen te doen. Want we zijn hier toch vooral om wetsvoorstellen die de belangrijkste politieke horde al hebben genomen, nog eens wat afstandelijker tegen het licht te houden. Zo zien wij onze rol hier althans. Ons gezag zit hem vooral — en daar sluit ik mij aan bij collega Jorritsma — in het aannemen en verwerpen van wetsvoorstellen en in de zorgvuldigheid waarmee wij zulke besluiten beargumenteren. Want die argumentatie gaat vervolgens in de implementatie van trajecten tot aan rechtbanken toe een rol spelen. Ik zou dan ook iedereen hier willen oproepen om in deze geest het debat met elkaar te blijven voeren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Knapen. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Vos, die zal spreken namens de fractie van D66. Excuus, ze zal in ieder geval spreken namens de Partij van de Arbeid. Als het ook namens anderen is, horen we dat. Het is gisteravond erg laat geworden, dus dan krijg je dat.
Mevrouw Vos (PvdA):
Voorzitter, ik begrijp u wel met dat slaaptekort en ik hoop dat we het vanavond op tijd kunnen afronden.
Voorzitter. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, 75 jaar geleden, maakten de mannen in Sint-Michielsgestel plannen om het land na de oorlog op te bouwen. Dat land lag in puin, er was hele diepe verdeeldheid onder de mensen en er was ook heel veel verdriet. Nederland móést beter uit die oorlog komen. Die mannen hadden een visie, zeg ik ook richting de minister-president. De wederopbouw van Nederland werd een succes. Er kwam onderwijs dat van dubbeltjes kwartjes maakte; volkshuisvesting, zodat iedereen in een nette huur- of koopwoning kon wonen; een fijnmazige infrastructuur en welvaartsgroei voor iedereen. Ook bouwden de politici aan een stevig fundament van internationaal recht. Het Vluchtelingenverdrag en de Europese Unie zijn de weerslag van de diepe overtuiging dat er nooit meer zo'n oorlog mag komen en dat we nooit meer vluchtelingen aan hun lot mochten overlaten.
Voorzitter. We staan in 2020 ook weer voor enorme opgaven. Ze zijn anders dan 75 jaar geleden, maar een aantal parallellen is wel te trekken. We hebben een gezondheidscrisis, een economische crisis en een sociale crisis, en nog steeds die ontwrichtende klimaatcrisis en die schrijnende vluchtelingencrisis. Net als 75 jaar geleden moeten we weer beginnen aan wederopbouw en die moet verder reiken dan de gezondheidscrisis van de laatste maanden. Onze drie planbureaus — SCP, CPB en PBL — deden in mei en aan het begin van deze maand ook weer een oproep om te beginnen met een duurzaam herstel dat breder is dan alleen een economisch herstel. De PvdA-fractie wil graag met deze regering van gedachten wisselen over de vraag hoe we gezonder, groener en gelijker uit deze crisis komen.
De PvdA-fractie maakt zich zorgen over een aantal groepen mensen die het al zwaar hádden, maar het nog zwaarder hebben door de gevolgen van de coronapandemie, bijvoorbeeld onze kwetsbare ouderen, mensen met een beperking en de mensen die hen verzorgden. Hun verpleeghuizen werden gesloten in april en er hebben te veel ouderen tien weken lang in eenzame opsluiting gezeten. Een mevrouw die ik daarover sprak, zei dat ze als kind de angst in de oorlog had meegemaakt, maar ze zei ook dat ze zich van toen de troost en de saamhorigheid kon herinneren. Nu had ze tien weken niemand van haar familie op bezoek gehad om haar verdriet te delen. Tien weken geen bezoek, geen knuffel, terwijl ze dat zo nodig had gehad! Haar zoon had ze twee dagen voor de sluiting van de verpleeghuizen begraven. En die gekmakende eenzaamheid! Het deed haar nog pijn om daarover te praten. Mij ook.
In de gehandicaptenzorg pakken de maatregelen soms hartverscheurend uit. Mensen met een beperking moeten verhuizen; hun vaste begeleiders zijn niet goed herkenbaar, doordat ze ingepakt in plastic schorten, brillen en mondkapjes zorg verlenen. Men kan geen bezoek meer ontvangen van ouders, omdat het aantal besmette medewerkers en cliënten toeneemt. Het is heel pijnlijk. Zorgmedewerkers werken zich een slag in de rondte. Toch maar weer een extra dienst en toch maar geen vakantie, want je cliënten hebben je nodig! In de zorg zeg je geen nee tegen mensen. In de verpleeghuiszorg en gehandicaptenzorg wonen mensen en je kunt geen afdelingen sluiten zoals dat wel kan in ziekenhuizen.
Door de coronacrisis is in de zorg pijnlijk voelbaar dat er een tekort aan medewerkers was en nog steeds is. De vraag is ook of de huidige medewerkers het vol gaan houden. Een paar weken geleden was ik in een verzorgingshuis in Erp en een aantal medewerkers zeiden dat ze een tweede golf niet wilden meemaken. Ze zijn verbaasd en soms ook boos over de mensen die in polonaise demonstreren tegen de maatregelen. Ze zijn ook getraumatiseerd door wat ze hebben gezien en door wat ze hebben meegemaakt. Een van de verpleegkundigen zei: mijn tranen zijn nu wel op; dat wil ik niet meer meemaken.
Voorzitter. Dat applaus voor de zorg hebben ze met gemengde gevoelens ontvangen. Dat geklungel over de zorgbonus ondergaan ze gelaten. Wat ze nodig hebben, is meer tijd om hun werk goed te doen en meer ruimte voor reflectie, intervisie, praten met de collega's, tijd om op adem te komen, tijd om vrije dagen op te nemen. Als dat structureel uitblijft, zullen er meer medewerkers uitvallen met burn-outs, of afhaken. Herkent de minister-president deze analyse? Voor de PvdA-fractie is het helder: we moeten nú maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat deze mensen in de zorg blijven en ook meer collega's krijgen.
De crisistijd heeft laten zien dat het noodgedwongen laten varen van regels meer mogelijkheden geeft om over de grenzen van instellingen samen te werken en dat leidt vaak eerder tot betere dan tot slechtere zorg. Waarom lukt het de regering dan niet om hier structureel vorm aan te geven? Al jaren worden er in het kader van het programma (Ont)Regel de Zorg schrapsessies georganiseerd en (Ont)Regelbussen het land in gestuurd, maar de effecten zijn zeer beperkt, blijkt uit onderzoek. Of ze worden weer teniet gedaan door nieuwe wetten en regels. Daar zijn we zelf verantwoordelijk voor. De zorg moet slimmer georganiseerd worden om zonder veel bureaucratie de juiste zorg op de juiste plek te leveren. Een SER-commissie verkent op dit moment de kansen en mogelijkheden om de knelpunten bij het aantrekken en behouden van zorgprofessionals weg te nemen, zodat het nieuwe kabinet aan de slag kan met de conclusies.
Voorzitter. In de onderwijs-cao is er wel ruimte voor duurzame inzetbaarheid en wordt er heel gericht gestuurd op het voorkomen van burn-outs. Mijn vraag aan de regering: komt die SER-commissie niet te laat? Welke lessen heeft de regering zelf geleerd de afgelopen jaren en op welke manier denkt zij de komende maanden zelf nog te kunnen bijdragen aan het verbeteren van de organisatie, van de arbeidsomstandigheden in de zorg? Elke maand die er gewacht wordt, zien wij als één maand te veel. Wat gaat de regering nog in deze regeerperiode doen om zorgmedewerkers te ontlasten en meer mensen in de zorg te laten werken? Is de regering bereid om met medewerkers in de zorg zelf een plan te maken om meer tijd en ruimte te geven voor duurzame inzetbaarheid?
Voorzitter. De PvdA-fractie maakt zich ook grote zorgen om jongeren die nu stage hadden moeten lopen of net de arbeidsmarkt op wilden gaan. Ze zijn de afgelopen maanden afgesloten van de kans om zich te laten zien. Ze zijn afgesloten van de beste manier om te leren hoe de wereld werkt. Het ziet er niet naar uit dat er binnenkort nog een stage komt. Vooral in het mbo — we hoorden en lazen daar gisteren over — waar leerlingen echt in de praktijk hun vak moeten leren, betekent dit dat het tekort aan stageplekken een ramp kan worden. Deze zomer kreeg ik een mailtje van een studente en die begon met "hoi!". Ik was natuurlijk nogal chagrijnig over de aanhef, want dat doe je toch niet, iemand die je niet kent met "hoi" aanspreken? Ik mailde haar een beetje chagrijnig terug met de opmerking dat mails die je op zo'n manier begint, meestal in de spambox terechtkomen. Ze mailde me direct terug. Dat had niemand haar ooit verteld! Zo deed iedereen in haar omgeving dat. Het is zo belangrijk dat studenten praktijkervaring kunnen opdoen, en dat geldt dus niet alleen voor mbo-studenten. Tijdens een stage kun je zien hoe de dynamiek in de groep werkt, hoe je zelf bent in relatie tot anderen, welke omgangsvormen passend zijn. Een generatie lijkt niet een coach te krijgen om dit soort processen te leren, want als de coronacrisis voorbij is staat er weer een nieuwe generatie te trappelen om stages te doen.
Voorzitter. En nu de vraag aan de regering. Heeft zij deze groep studenten en stagiaires in kaart gebracht en wat gaat zij doen om samen met studentenorganisaties, middelbaar en hoger onderwijs en het bedrijfsleven het gemis aan stages op te lossen om bij te dragen aan de ontwikkeling van deze jongeren tot vaardige werkenden? Welke verantwoordelijkheid neemt de centrale overheid in dezen als grote werkgever en opdrachtgever?
Voorzitter. Een ander onderwerp. David Attenborough heeft in zijn laatste serie laten zien hoe gedurende zijn leven mensen flinke delen van de aarde gewoon verwoest hebben: een scene over Borneo, het regenwoud, prachtig, en hoe dat is gekrompen van een heel eiland naar een puntje. Het is pijnlijk om te zien. We hopen dat zijn documentaire meer mensen wakker schudt. We moeten nu ons gedrag aanpassen. Ik zie wel een parallel met de huidige coronamaatregelen. Als we nu voor onze ouderen en mensen met een zwakke gezondheid offers kunnen brengen om besmettingen te voorkomen, zouden we dat nu dan ook niet kunnen doen voor onze jongeren? Het is hun wereld, het is hun toekomst waar zij binnenkort in moeten leven. Is het niet nu tijd om te stoppen met de industriële wijze van het houden van dieren, om daar 70% van onze landbouwgrond voor te gebruiken? Waarom moeten wij al dat vlees voor de export produceren en blijven zitten met de viezigheid?
Voorzitter. Er is een gewaagde oplossing en die past in de geest van de wederopbouw en de Deltawerken: het dier uit de voedselketen halen. Moet Nederland niet een voorloper worden in het onderzoek naar en de productie van kweekvlees en melk direct uit gras? Door gebrek aan investeerders dreigt de commerciële doorontwikkeling van kweekvlees en melk direct uit gras te stoppen. In de Tweede Kamer hebben ze het over het Groeifonds. Dit zou volgens de PvdA die hier nogal een visie heeft op de economie, typisch zo'n project zijn dat je vanuit het Groeifonds zou kunnen financieren. Het reduceert CO2, het leidt tot dierenwelzijn, het leidt tot een schoner milieu en het maakt ons weer voorloper in innovatie. Graag een reactie van de regering op dit voorstel.
Ambitie begint met kleine stapjes. Nu is er een Fries plan — dat hoor ik van mijn collega Crone — dat navolging verdient in heel Nederland. Daar spreken verschillende partijen, supermarkten, de lokale overheden over 2 cent extra op een liter melk. Dat extra geld gaat naar natuurherstel, biodiversiteit, weidedieren. Als je dat op nationale schaal zou doen, leidt het tot een fonds van 100 miljoen euro per jaar. Is de regering bereid om naar dat Friese plan te kijken en in overweging te nemen om dat op landelijke schaal uit te rollen?
Voorzitter. De PvdA staat nog steeds versteld van de harteloosheid die het kabinet heeft laten zien na het uitbranden van het kamp in Moria. Als een Scrooge kruidenieren met sommetjes, zodat er maar niet over mensen gesproken hoefde te worden. De beelden van mensen die op een tapijt van modder moesten slapen deze herfst doen onze maag omdraaien. Dit kabinet heeft nog een paar maanden om te doen wat het moet doen: met de welwillende landen mensen opnemen en de procedure hier laten volgen. Niet iedereen kan hier blijven, maar ze kunnen zeker niet in Moria blijven. Hoeveel mensen zijn hier inmiddels gearriveerd van die 100? Wat gaat het kabinet doen om samen met de welwillende landen hulp te bieden aan de mensen die nu nog in Moria verblijven, maar nog liever om ervoor te zorgen dat de verdeling van de vluchtelingen over de Europese landen eindelijk eens snel en goed verloopt?
Voorzitter, een laatste opmerking. Vorig jaar, tijdens de APB, vertelde ik over Yusuf Khalid, de 14-jarige die de kindertroonrede mocht uitspreken over depressie bij kinderen, en vervolgens over de racistische drek die die jongen over zich heen kreeg. De minister-president was het toen met de PvdA-fractie eens dat het bestrijden van racisme chefsache is. Wij willen de regering dan ook bedanken dat ze ondanks alle stress over corona toch werk heeft gemaakt van de bestrijding van racisme en dat de regering ook erkent dat institutioneel racisme aangepakt moet worden. De PvdA ondersteunt daarom van harte het voorstel van de collega's Jorritsma en Rosenmöller over het onderzoek naar het niet handhaven van artikel 1 van de Grondwet.
Voorzitter, tot slot. 2020 is een verdrietig, saai, beangstigend en heel eenzaam jaar voor te veel mensen. We hopen ook dat dit het jaar wordt waarin we de wederopbouw gezamenlijk starten en dat we voortgedreven door een ideaal, een visie, net als de man in Sint-Michielsgestel, van Nederland een groener, gezonder en gelijker land gaan maken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Vos. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Bredenoord, die zal spreken namens de fractie van D66.
Mevrouw Bredenoord (D66):
We hebben eigenlijk een mondkapjeshouder nodig.
Voorzitter. Vandaag zijn het de laatste Algemene Politieke Beschouwingen van dit kabinet in de Eerste Kamer. Graag maak ik namens de D66-fractie van deze gelegenheid gebruik om de balans op te maken van ruim drie jaar Rutte III. Als de formatie vlot verloopt zit hier volgend jaar immers een ander kabinet.
Maar ik wil met name met de regering van gedachten wisselen over de coronacrisis en de periode die erna komt. Deze pandemie is immers een stresstest voor onze democratie en voor de rechtsstaat en versterkt de kansenongelijkheid in de samenleving. We wachten allemaal met smart op een vaccin, maar we mogen er niet van uitgaan dat deze begin 2021 klaarliggen. Dus moeten we een brede corona-aanpak gaan zien als een marathon in plaats van als een sprint. Nog steeds raken mensen besmet en worden ze ziek, zoals zojuist ook weer onze fractievoorzitter in de Tweede Kamer Rob Jetten.
Voorzitter. Na een lange formatie kwamen we uit op een coalitie van VVD, CDA, D66 en de ChristenUnie. De houding en koers van deze partijen zijn vaak behoorlijk verschillend. Mijn eigen vakgebied, de medische ethiek, is daar een uitstekend voorbeeld van. Maar met D66 als progressieve motor in het kabinet zijn er in drie jaar tijd toch veel dingen bereikt die de kwaliteit van leven voor mensen heeft verbeterd of nog zal verbeteren. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan hogere lerarensalarissen, geld voor lagere werkdruk, geld voor wetenschappelijk onderzoek, ruimer partnerverlof bij geboorten. Er zijn in 2018 veel nieuwe woningen gebouwd, er is meer budget ter ondersteuning van het parlement, er was een kinderpardon, er was een aanpassing van de Donorwet. Vanuit de toekomststoel gezien, waar ik het vorig jaar over had, hebben we een beslissende wissel omgezet als het gaat om klimaat en om pensioen. Zo zie je maar, politiek doet ertoe.
Wij zijn trots op wat er is bereikt, maar is het genoeg? Nee, natuurlijk niet. Het is nooit af en het gaat door de compromissen die in een coalitieregering onvermijdelijk zijn vaak niet zo ver als je zou willen, als ik in ieder geval zou willen. De vraag is dan altijd wanneer het genoeg is om eraan mee te werken en wanneer je het te weinig vindt. Als ik over twintig jaar — ik ben dan 60 — terugkijk op mijn lidmaatschap van de Eerste Kamer, zijn er denk ik hele goede stappen gezet, maar het is nog niet genoeg. Ik kom daar zo nog op terug.
Voorzitter. De overheid heeft dit voorjaar bij de uitbraak van het SARS-CoV-2-virus een unieke rol gespeeld. Wij vonden het met z'n allen vanzelfsprekend dat het onze gezamenlijke verantwoordelijkheid is om een deel van het inkomen van mensen in deze crisistijden te garanderen door middel van de NOW, Tozo en de andere steunmaatregelen tijdens de coronacrisis. Het overheidsoptreden paste bij een hernieuwde waardering van de overheid en een sterke publieke sector. Het past bij een sociaal-liberaal acterende overheid met een politieke agenda van vrijheid, emancipatie, sociale rechtvaardigheid en ook zeggenschap van mensen. Laat iedereen vrij en niemand vallen.
De pandemie van het coronavirus treft sommige mensen veel harder dan anderen. Het is vandaag al gezegd, en zeker ook gisteren. Het legt de bestaande kwetsbaarheden in onze maatschappij bloot. Wij zagen helaas mensen in kwetsbare posities die zieker werden dan anderen, die hun baan verloren, kinderen die tijdens de sluiting van de scholen geen gebruik konden maken van een computer en een toename van gendergerelateerd geweld. Bovendien hebben te veel mensen nog steeds geen toegang tot een fatsoenlijk huis, te veel jongeren vinden geen baan of geen stage. Het coronabeleid moet daarom niet alleen langs de lat van de volksgezondheid gelegd worden, maar ook langs de lat van kansengelijkheid.
Daarnaast wordt er in de Miljoenennota terecht gesproken over het bredewelvaartsconcept. Maatregelen dienen ook langs de lat van dat bredewelvaartsconcept gelegd te worden. Dat betekent niet alleen gezondheid, maar ook dat je zaak niet failliet gaat, dat je een huis kunt kopen, dat je elkaar nog kan ontmoeten in restaurant of theater, dat je naar school en college kunt, dat je schone lucht inademt, dat het in overeenstemming is met het Klimaatakkoord. Laten we de parels en fundamenten van de open maatschappij, ook in een crisis, zo veel mogelijk in stand houden. Het binnen verantwoorde grenzen openhouden van kunst en cultuur is een belangrijk onderdeel hiervan. Juist nu hebben we kritisch denken nodig, troost, esthetiek en het stimuleren van verbeeldingskracht. Bovendien is de culturele sector een belangrijke bron van werkgelegenheid.
Ik noemde net enkele uitgangspunten die wat de D66-fractie betreft leidend zijn voor het coronabeleid, nu en in de toekomst. Wij beseffen dat het een lastige balans is tussen garanderen van zorgcapaciteit voor coronapatiënten, het niet te veel afschalen van andere noodzakelijke zorg en bredere, belangrijke waarden en vrijheden. Het beleid lijkt nu soms wel erg te reageren op oplopende besmettingen, het heeft grote uitschieters en het is soms weinig voorspelbaar. Dit gaat allemaal nog wel een tijdje duren. Zou de minister-president nog eens kunnen reflecteren op wat de uitgangspunten van dit kabinet zijn in het coronabeleid? Wat is het doel? Graag een reflectie.
Voorzitter. De landen die een relatief succesvolle corona-aanpak lijken te hebben, hebben één ding gemeen. Ze hebben ruime en snelle toegang tot coronatesten en ze hebben een snel bron- en contactonderzoek. Zowel het BCO- als het testbeleid blijven in Nederland een kwetsbaar punt. Meerdere malen heeft mijn fractie aangegeven dat ook testen zonder klachten, na een positieve notificatie van de CoronaMelder-app of de GGD, mogelijk moet zijn. Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot laboratoriumcapaciteit en GGD-personeel, zo willen wij graag vragen aan de minister-president. En áls er in 2021 een vaccin ter beschikking komt, is Nederland dan klaar voor een grootschalig inentingsprogramma? Graag horen wij meer over die voorbereidingen.
Voorzitter. Gedurende de lockdown werden ook alle scholen gesloten. Vaders en moeders werden ineens ook meester en juf. Voor kinderen waar geen veilige thuissituatie was, waar de ouders de lessen niet konden opvangen, waar gezinnen in kleine woningen wekenlang op elkaar zaten of waar er geen laptop of wifi was en waar de school niet actief kon inspringen met digitale lessen, werd de kansenongelijkheid tussen kwetsbare en minder kwetsbare gezinnen alleen maar groter. Heeft het kabinet in beeld wat de impact was op de verschillende groepen leerlingen? En gaat de minister-president bij een volgende lockdown tot het uiterste om deze situatie te voorkomen?
Voorzitter. In de Tweede Kamer is een motie aangenomen dat er meer voorlichting over het ic-triageprotocol in fase 3, code zwart moet komen. En ook gisteren, bij het debat over de coronawet, is dit aan de orde gekomen. Het gaat over het triageprotocol dat in werking treedt als de druk op de intensive care zó hoog wordt dat er een tekort aan ic-plekken ontstaat. Het is opgesteld door de KNMG en de Federatie Medisch Specialisten met input van onder andere de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, maatschappelijke organisaties en ook ethici. Ik was er zelf ook zijdelings bij betrokken.
Het is evident dat ik hoop dat we nooit in dit scenario terechtkomen, maar toch moeten we erop voorbereid zijn. Wat is de huidige stand van zaken van het protocol? Graag hoort mijn fractie ook de visie van het kabinet op dit protocol. Wanneer, hoe en door wie wordt bepaald dat het in werking zal treden en hoe ziet u de rol van het kabinet en het parlement in dezen?
Voorzitter. Meerdere malen hebben we onze minister-president in zijn buitenlandse lezingen horen zeggen dat de toekomst van Nederland in de Europese Unie ligt en dat gezamenlijk optreden van de EU bittere noodzaak is. Dat geldt des te meer voor gezamenlijk optreden tijdens de coronacrisis. Want het virus houdt zich natuurlijk niet aan landsgrenzen. Maar helaas was er in de corona-aanpak weinig Europese coördinatie te zien. Elk land heeft zijn eigen beschermingsmiddelen, zijn eigen ic-beleid, reisadviezen en notificatie-apps. Sommige landen hebben 1 meter, andere landen 1,5 meter of ergens iets ertussenin. Van oudsher is gezondheidszorg een terrein dat aan de nationale lidstaten wordt overgelaten, maar de coronacrisis laat zien dat we een onderscheid moeten maken tussen gezondheidszorgbeleid in het algemeen en public health, dat wil zeggen preventie en volksgezondheid. Deelt de minister-president het standpunt dat er betere Europese samenwerking op het gebied van public health nodig is, specifiek als het gaat om preventie en coördinatie van ziekten en virussen met een grensoverschrijdend karakter? Kan de minister-president toezeggen dat we stappen gaan zetten om tot een betere coördinatie op dit terrein te komen? Mijn fractie overweegt een motie op dit punt in tweede termijn.
Een ander concreet voorbeeld zijn de reisbeperkingen binnen de Europese Unie. Het is een lappendeken aan kleuren, adviezen en restricties. Maar ook Schengen en de vrije beweging van mensen kwamen in lockdown. Welke stappen worden er gezet voor betere afstemming binnen de EU? Wanneer komt er één eenduidige verzameling reisregels binnen de EU?
Ook hier geldt weer dat het gaat om een marathon, niet om een sprint. De nationalistische reflex van grenzen dichtgooien is schadelijk. Graag een reactie.
Een ander voorbeeld is de interoperabiliteit van tracing apps. Een deel van de besmettingen van Nederlanders vindt plaats in het buitenland of in de grensregio's. Dan is het wel zo handig dat de verschillende corona-apps met elkaar kunnen communiceren. Uiteraard moeten die apps wel voldoen aan de privacy by design-voorwaarden zoals we die in Nederland ook hanteren. Graag een reactie van de minister-president.
Wat de coronacrisis ook blootlegde, was de bittere noodzaak voor een barmhartig Europees asiel- en migratiebeleid. Als we in Griekenland vluchtelingenkampen bouwen voor de eerste opvang van asielzoekers, dan moeten die kampen daar ten eerste een fatsoenlijke levensstandaard bieden en ten tweede gaat het expliciet om tijdelijke opvang.
De heer Knapen (CDA):
Ik kon het toch even niet laten toen mevrouw Bredenoord het had over het interoperabel maken van die app. We hebben in vergelijking met andere Europese landen geloof ik zo'n 300% meer uren besteed aan het debatteren daarover dan elders is gebeurd, maar u zei dat al die apps in Europa wel moeten voldoen aan de Nederlandse privacyvoorwaarden. Is mevrouw Bredenoord het met me eens dat dit nou een schoolvoorbeeld is van hoe dingen altijd misgaan, omdat je wilt dat iedereen samenwerkt, maar uiteraard naar beeld en gelijkenis van onszelf? U zult zien, zodra u met andere landen communiceert hierover, dat ze in alle andere landen daar net iets andere opvattingen over hebben.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Ik kan de heer Knapen geruststellen, want die privacy by design-voorwaarden komen uit de GDPR, de Algemene verordening gegevensbescherming. Dus daar zullen de andere landen zich ook aan moeten houden. Sommige bepalingen zijn wat algemener geformuleerd, dus er is wat verschil over interpretatie, maar de voorwaarden in algemene zin staan in de GDPR.
De heer Knapen (CDA):
Dat moge zo zijn, maar in een aantal landen is vanwege de haast gezegd: wij gaan hiermee aan de slag en kijken vervolgens wel in hoeverre we het nog nader kunnen aanpassen. Frankrijk is daar een goed voorbeeld van geweest. Die hebben dus een ander systeem gekozen. Dus dit vragen aan de regering is eigenlijk ook iets vragen aan onszelf.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Ik wil de heer Knapen daar wel voor bedanken, maar dat betekent dus niet dat we een app kunnen gaan invoeren die niet aan onze eigen Europese privacyregels voldoet. Ik ben het met u eens dat we allemaal — daar eindig ik ook mee — door samen te werken altijd allemaal een stapje zullen moeten zetten, maar ik denk dat de minimale basis wel de wetgeving is die we hebben afgesproken.
Ik vervolg mijn verhaal. Dat betekent dat er snel perspectief moet zijn of mensen een plek in de Europese Unie krijgen, of dat ze daar niet voor in aanmerking komen. De situatie voor de mensen in de kampen is nu uitzichtloos, een situatie die mijn fractie anno 2020 in welvarend Europa echt onacceptabel vindt. Is de regering bereid zich echt hard te maken om een werkend systeem tot stand te brengen met het migratiepact? Kan dit pact dergelijke onmenselijke situaties voorkomen en hoe gaat Nederland hierin zijn verantwoordelijkheid nemen? Gaat de minister-president zich hier zelf ook actief voor inzetten? En is hij bereid om de handen ineen te slaan met Merkel?
Voorzitter. Het coronavirus is een zoönose, een ziekte of infectie die van dier op mens overspringt. Met een veel te intensieve bio-industrie en handel in exotische dieren blijven we kwetsbaar. Daarnaast hebben we een groot stikstofprobleem. Het enige wat er tot nu toe echt lijkt te zijn gebeurd om de stikstofuitstoot te reduceren, is de snelheid op de snelwegen verlagen. Als je nu kijkt naar zoönosen, naar stikstof, naar alle problematiek die de intensieve bio-industrie veroorzaakt, welke conclusies trekt de minister-president daar dan uit?
Wij zien nu dat het coronabeleid staat of valt met effectieve gedragsverandering. Geldt niet hetzelfde voor het behalen van de doelstellingen van het Klimaatakkoord? Heeft het kabinet hier voldoende aandacht voor en zo ja, in welke vorm?
De heer Koffeman (PvdD):
Ik ben het zeer met collega Bredenoord eens dat zoönosen per definitie vanuit de dierenwereld overspringen op de mensheid en dat intensieve veehouderij en bio-industrie daar ongetwijfeld een rol in spelen en ook een rol spelen in het niet-behalen van ons klimaatdoelstellingen. Collega Bredenoord spreekt daar de minister-president terecht op aan, maar ik zou ook aan haar willen vragen wat D66 tijdens deze kabinetsperiode gedaan heeft om de veehouderij te verkleinen. Ik weet dat de collega van u in de Tweede Kamer gezegd heeft dat het 50% minder moet worden. Wat heeft D66 concreet gedaan in het kabinet om te zorgen dat er ook maar iets van die 50% vermindering wordt waargemaakt?
Mevrouw Bredenoord (D66):
Ik denk dat mijn partij een heel belangrijke rol heeft gespeeld bij het feit dat er überhaupt een Klimaatakkoord in dit kabinet gesloten is, met een aanzienlijke CO2-reductie. Ten tweede roepen wij op om bij de stikstofproblematiek niet met een snelle list te komen, maar met een duurzame oplossing. Ik heb dat net niet voor niets aan de minister-president gevraagd. Ten derde is ruim bekend dat wij voor een transitie naar circulaire landbouw zijn en dat wij boeren willen helpen om die transitie mee te maken, zodat ze nog een fatsoenlijk bestaan kunnen hebben, of om ze te helpen om een andere baan te vinden. Ik zei al dat je in een kabinet altijd compromissen moet sluiten. Dit is typisch iets waar we wat mij betreft nog veel harder kunnen gaan, maar uiteindelijk doe je het samen.
De heer Koffeman (PvdD):
Maar daar zit misschien de crux: je doet het samen, maar dat betekent ook dat je heel veel slikt van de coalitie. Als er bijvoorbeeld een coronabesmetting giert door de nertsenhouderij, wat ook gevaarlijk is voor de volksgezondheid, dan zou je als coalitiepartner je andere coalitiepartners daar harder op aan kunnen spreken en kunnen zeggen: die nertsenfokkerij moet meteen dicht. Maar dat doet D66 niet. Het wordt een beetje obligaat op het moment dat je zegt dat de veehouderij met 50% moet worden ingeperkt en dat allerlei zoönose moet worden ingeperkt, maar daar verder niet concreet iets aan doet. Je maakt wel deel uit van een kabinet dat er niets of weinig aan doet.
Mevrouw Bredenoord (D66):
De heer Koffeman en ik schatten dat echt anders in. Ik zou weer kunnen zeggen: wij doen er tenminste wat aan. Ik vind echt dat wij belangrijke stappen hebben gezet. Het is historisch dat wij met een kabinet een Klimaatakkoord hebben bereikt en dat wij de handen ineenslaan om de doelstellingen van Parijs te halen. Het is historisch dat we nu praten over een radicale vermindering van de stikstofuitstoot, dat we praten over circulaire landbouw. Gaat het snel genoeg? Nee, het gaat niet snel genoeg, dat ben ik helemaal met u eens. Maar we doen er ontzettend veel aan en ik denk dat wij een hele belangrijke duw in de rug zijn om stappen de goede kant op te zetten. Uiteindelijk bereik je meer door samen te werken in een coalitie dan door te zeggen dat het niet genoeg is.
De voorzitter:
De heer Koffeman tot slot.
De heer Koffeman (PvdD):
Tot slot. Het is een beetje makkelijk om te zeggen: wij maken tenminste vuile handen en aan de kant sta je met lege handen. Vuile lege handen leveren ook niks op. Je kunt het met het klimaat niet op een akkoordje gooien. Dat is heel erg belangrijk, denk ik. Op het moment dat je niet de urgentie neerlegt in het kabinetsbeleid, is het de vraag of je genoeg eist van je coalitiepartners.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Die vuile handen heb ik niet genoemd. Dat zijn de woorden van de heer Koffeman zelf. Ik denk dat alles in mij en in mijn tekst die urgentie wel degelijk uitstraalt.
Voorzitter. Vorig jaar vroeg ik de minister-president naar de contouren, doelen en het tijdpad van het Groeifonds. Hij zegde ons toe dat we bij de Politieke Beschouwingen van 2020 de eerste projectvoorstellen konden bespreken. Liggen de eerste aanvragen inderdaad ter beoordeling voor aan de Commissie? Inmiddels staat vast dat het Groeifonds de komende vijf jaar cumulatief 20 miljard beschikbaar heeft voor infrastructuur, innovatie en al dan niet fundamenteel onderzoek. Mijn fractie is verheugd over deze investeringen en de gestelde doelen. Zoals Mariana Mazzucato heeft beschreven in De ondernemende staat, is het een populair misverstand dat de private sector staat voor creativiteit en ondernemerschap en de publieke sector voor logheid en bureaucratie. Mazzucato toont aan de hand van verschillende voorbeelden aan hoe publieke, soms zelfs riskante investeringen ten grondslag hebben gelegen aan bijvoorbeeld het internet en een schone-energietechnologie. Er staat in de voorwaarden van het Groeifonds dat de aanvragen moeten bijdragen aan groei van het bbp, maar daarnaast wordt er ook gekeken naar brede welvaart en naar duurzaamheidsdoelen. Hoe gaat de Commissie dat concreet wegen en beoordelen? En wat als er voor 8 miljard wordt aangevraagd en alle aanvragen voldoen aan de voorwaarden? Kan er dan meer toegekend worden, of is er 4 miljard per jaar beschikbaar? Als dat laatste het geval is, gaat de Commissie dan selecteren en, zo ja, op basis van welke criteria? Ik stel deze vragen mede omdat ik zelf veelvuldig in beoordelingscommissies zit, onder andere van NWO en het Duitse BMBF. Wij hebben bijna altijd wel te maken met meerdere aanvragen die uitstekend scoren op kwaliteit. Dan heb je dus additionele selectiecriteria nodig die al van tevoren bekendgemaakt zijn.
Voorzitter. In het jaar dat de Verenigde Naties haar 75ste verjaardag viert, zijn Europese samenwerking, multilateralisme, wederzijds begrip en een constructieve houding harder nodig dan ooit. Hoe verschillend we allemaal ook zijn, we willen allemaal op onze manier grote maatschappelijke vraagstukken oplossen en de kwaliteit van leven voor mensen verbeteren. Er zijn goede stappen gezet, maar het is nog niet goed genoeg. Progressief liberalisme betekent dat je nooit achterover kunt leunen. "Not good enough" betekent voor mij persoonlijk niet per se nog meer stukken lezen, maar nog beter proberen te begrijpen hoe we met z'n allen beter kunnen samenwerken en minder kunnen polariseren. Wij zien uit naar de antwoorden van de minister-president.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bredenoord. Dan geef ik het woord aan mevrouw Faber-van de Klashorst namens de fractie van de PVV.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Voorzitter. Terwijl Sinterklaas stiekem op een geheime locatie het land in moet sluipen, mogen wij wel sinterklaas blijven spelen voor de rest van de wereld. Volgens Rutte is Nederland in de kern een socialistisch land. Met deze vileine kwalificatie geeft de nepliberaal Rutte zichzelf carte blanche om de verworpenen der aarde eens stevig en inclusief aan zijn borst te drukken. En als een echte socialist laat hij ons zuurverdiende belastinggeld rijkelijk over de aardbol rollen. Gewetenloos tekende hij een pakket van 1.800 miljard voor zijn bazen in Brussel, waarvan 100 miljard op het bordje van de Nederlandse belastingbetaler komt. Onverteerbaar. Eerst heeft Rutte ons land jarenlang kapot bezuinigd om vervolgens sugar daddy te spelen voor landen als Spanje, Frankrijk en Italië. En tegen eerder gemaakte afspraken in lapt hij ons er ook nog bij met gezamenlijke Europese schulden waarvoor wij garant gaan staan en die nooit, nooit meer worden terugbetaald. Zo kunnen Franse pensionado's al vanaf 62 jaar heerlijk de hele dag door jeu-de-boulen, terwijl onze AOW'ers garantstaan voor hun schuld. Terwijl onze zorgmedewerkers alleen maar kunnen dromen over hun bonus, genieten Franse en Italiaanse zorgmedewerkers van een salarisverhoging van €2.000, waar onze medewerkers in de zorg aan meebetalen. Ze hadden beter allemaal ambtenaar kunnen zijn, want dan hadden ze in ieder geval al een loonsverhoging en €225 in de pocket.
Voorzitter. Als je op verjaardag gaat, neem je voor het feestvarken een cadeautje mee. Maar ja, op verjaardag gaan is er momenteel even niet meer bij. Dan maar op campagne. Dan neemt Rutte ook een cadeautje mee, dat hij uiteindelijk niet hoeft te geven. Maar ja, je moet ze iets voorhouden om naar uit te kijken, daar voelen ze zich nu eenmaal prettiger bij. Daarom ook brood en spelen. Brood hebben wij nog, dankzij onze boeren die doorploegen en -ploeteren. Maar buiten spelen mag niet meer. Goed, dan maar de joker inzetten: lastenverlichting. Nou, dat is al jaren een fopspeen. De inkomstenbelasting is altijd gerommel in de marge. En houd je een paar euro's over, dan worden die snel weggegraaid door lokale overheden. Vergeet niet de steeds oplopende huren, ziektekosten, energiekosten enzovoort.
De heer Koffeman (PvdD):
Ik wil collega Faber het volgende vragen. Ze zegt: brood hebben we dankzij de boeren. Heeft zij een beeld van de hoeveelheid graan die er in Nederland voor brood verbouwd wordt?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik denk dat het meeste graan uit Frankrijk komt.
De heer Koffeman (PvdD):
En Oekraïne.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
En Oekraïne, dat zou kunnen.
De heer Koffeman (PvdD):
Maar ik neem aan dat u het over Nederlandse boeren had. Of bedoelde u de Franse of de Oekraïense boeren?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik had meneer Koffeman iets creatiever ingeschat, want de uitspraak "brood en spelen" is gewoon een algemene uitspraak. Ik heb het niet zozeer over brood of graan, maar gewoon over de algemene producten die boeren verbouwen.
De heer Koffeman (PvdD):
Maar de algemene producten die boeren verbouwen zijn grotendeels bedoeld voor veevoer, waarmee wij de slager en melkboer van de wereld zijn. Wij voeden 110 miljoen mensen buiten ons land en wij houden alle troep daarvan hier: de mest, het fijnstof, de stikstof. Wat vindt mevrouw Faber van die situatie? Vindt zij dat die situatie moet voortduren? Of moet daarin verandering komen?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Kijk, meneer Koffeman vindt mest troep. Ik vind mest helemaal geen troep. Dat hebben we gewoon nodig om de aarde vruchtbaar te maken. In Afrika is een enorm tekort aan mest. Daar zouden ze heel graag onze mest willen hebben. Dat is punt één. Punt twee. Het klopt, veel van wat wij verbouwen gaat naar veevoer, en daar zijn de slagers heel dankbaar voor. Mijn familie ook, dat geef ik ook toe. Ik kom uit een slagersfamilie en ik eet graag een biefstuk, net als heel veel mensen die ik ken. Wat is er mis mee om vlees of landbouwproducten te exporteren? Dat is een heel groot aandeel van ons nationaal inkomen. Met dat nationale inkomen kunnen we die linkse hobby's van de Kamer financieren, maar daar gaat men heel vaak aan voorbij. Eigenlijk zou men de boeren dankbaar moeten zijn. Zij moeten het maar doen ondanks al die regels die ze krijgen opgelegd.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber. Nee, nee, nee, ik geef nu het woord aan de heer Koffeman, tot slot.
De heer Koffeman (PvdD):
Tot slot. Mevrouw Faber zegt dat wij boeren heel erg dankbaar moeten zijn voor de bijdrage aan het nationaal inkomen, maar ik moet haar dan toch even wijzen op het feit dat bijvoorbeeld de melkveehouderij volledig floreert dankzij Europese subsidies. Nou weet ik dat de partij van mevrouw Faber niet zo heel veel ziet in Europese subsidies, maar in dit geval zou ze dat niet los van elkaar moeten zien. Maatschappelijke kosten voor de productie van vee ...
De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Koffeman?
De heer Koffeman (PvdD):
De maatschappelijke kosten voor de productie van vee en vlees zijn groter dan de opbrengst, dus ik zou mevrouw Faber willen vragen om iets gematigder om te gaan met de stelling dat er uit die sector een grote bijdrage aan het nationaal inkomen komt.
De voorzitter:
Een kort antwoord en daarna vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Wat betreft die subsidies van de Europese Unie: wij zijn ervoor om die af te schaffen, want dan hoeven we ook niet meer zo veel geld te brengen naar Europa. Daarbij komt dat onze boeren heel innovatief zijn en makkelijk kunnen concurreren met de boeren in Frankrijk en Spanje. Ook de visserij kan dat makkelijk. Het zou voor ons dus een zegen zijn. Prima dus, ik denk dat we elkaar daarin kunnen vinden.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog, mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Niet voor niets heeft een derde van de huishoudens moeite om rond te komen. Ruim 1,3 miljoen huishoudens worstelen met betalingsproblemen en hier blijft het niet bij. Aangejaagd door de coronacrisis groeit dit aantal gestaag door. De gepensioneerden, die dikwijls geen kant op kunnen, zijn helemaal de sigaar. Zij leveren al jaren in, terwijl er honderden miljarden in de pensioenpotten zitten. Zijn ze echt aan het einde van hun Latijn, dan mogen ze de laatste dagen wegkwijnen in een verpleeghuis.
Voorzitter. Nadat de Nederlandse belastingschroef is dolgedraaid, is de kans levensgroot dat er in de toekomst niet alleen blauwe brieven uit Apeldoorn op de mat ploffen, maar ook blauwe brieven uit Brussel. Rutte staat namelijk op het punt om ons nog verder uit te knijpen en het vetorecht inzake Europese belastingen te verkwanselen. Glad als deze regering is, worden schriftelijke vragen omtrent deze hete brij behendig ontweken. Je vraagt je dan af: doet-ie het wel of doet-ie het niet? Gaat de minister-president door de pomp? Concreet: gaat de minister-president dit vetorecht uit handen geven? Graag een reactie.
Voorzitter. Huishoudens hebben al tientallen jaren niet geprofiteerd van de economische groei. Waarom kan er nooit eens een bedankje af? Kom eens met een echt concreet cadeau voor alle Nederlanders, waar iedereen profijt van heeft. Dat is tenminste echt inclusief. Dus niet alleen een goedkoop applausje. Denk eens aan een heuse btw-verlaging. Dat werkt direct door in de portemonnee en is goed voor de binnenlandse consumptie. Ik zou zeggen: doe eens lief. Vergeet dat buitenland. Vergeet die smoes dat de systemen van de fiscus niet bestand zijn tegen een tariefsverlaging. Dat is namelijk onzin. In het recente verleden is gebleken dat deze systemen ondanks dat ze piepen en kraken wel heel goed bestand zijn tegen een tariefsverhoging. Dat dan weer wel. Graag een reactie van de minister-president.
Voorzitter. We krijgen te kampen met een tekort van meer dan 100 miljard en een werkloosheid die kan oplopen tot wel 800.000 mensen. Heel Nederland levert in. Maar minister Kaag van Ontwikkelingshulp doet daar niet aan mee. De Nederlandse economie krimpt, de werkloosheid stijgt, maar deze minister peinst er niet over om zich aan de afspraken uit het regeerakkoord te houden. Je gaat toch geen 500 miljoen inleveren? Zij pompt liever dit jaar vrijwillig 484 miljoen in het netwerk van haar vriendjes bij de Verenigde Naties. Hoe die bak geld besteed wordt? Niet te controleren. Wat wel bekend is: er wordt een agenda uitgerold van antisemitisme, terrorisme en omvolking. Waarom wordt er niet een streep getrokken door deze vrijwillige waanzin? Hoe hoog is deze vrijwillige bijdrage begroot voor 2021? Graag een reactie van de minister-president.
Voorzitter. Door al dat internationale geklit en gekonkel, worden wij geleefd door steeds meer internationale regels uit internationale verdragen, die onze Grondwet uithollen. Hierdoor verliezen wij steeds meer grip op ons leven. De grenzen staan open voor Hassan en alleman. Blijkbaar is in tijden van corona inreizen voor hen geen probleem, maar uitreizen voor ons wel. Alsof nog niet genoeg gelukszoekers de weg naar Nederland hebben gevonden, met de bijbehorende ellende, haalden de IND en het COA het in hun hoofd om een heus reclamefilmpje te maken. Dat filmpje was in het Engels en ondertiteld in het Arabisch en daarin werd Nederland verkocht als het luilekkerland van de wereld. Zonder omhaal werd uitgelegd dat je recht hebt op een dokter en scholing en dat je een mooie, grote woning krijgt voor je hele gezin.
Maar let op: dan moet je wel de juiste dingen zeggen. Maar die fluistert de asielindustrie je wel in. Kinderporno op je telefoon is dan geen probleem. Martelingen op je telefoon zijn geen probleem. Zit je in een azc en jeuken je handen om homo's te treiteren, af te rossen en te verkrachten? Het is geen probleem. Een COA-medewerker stuurt die lhbt'ers wel weer rapido terug de kast in. Incidenten worden zo veel mogelijk onder de pet gehouden. Die zijn immers te politiek gevoelig. Ben je als man van, pakweg, onder de 35 op eigen initiatief uit Kabul of Aleppo komen aanlopen bij de Griekse kampen: joh, met een beetje mazzel kom je in aanmerking voor een kinderpardon. Die slappe VVD gaat namelijk toch wel overstag. Die doen alleen een beetje stoer, zo vlak voor de verkiezingen. Duurt het je allemaal wat te lang, dan fik je gewoon de boel af. Het is ook geen wonder dat inburgeringscursussen al bij voorbaat floppen. Deze overwegend jonge mannen moeten eens hun verantwoordelijkheid nemen en de boel thuis in eigen land op orde brengen.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Ik wil even kijken of ik goed hoorde dat ik mevrouw Faber de term "omvolking" hoorde gebruiken.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dat is juist.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Is mevrouw Faber zich ervan bewust dat dat een term is uit het nationaalsocialisme?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dat zou kunnen. Dat weet ik niet, daar houd ik me niet zo mee bezig. U wel?
Mevrouw Bredenoord (D66):
Ik schrik er wel van als u dit soort termen gebruikt, dus wellicht dat u enig bewustzijn van de historische betekenis van dit soort termen kunt gebruiken.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik begrijp de reactie van mevrouw Bredenoord. Ik vind het ook heftig. Ik verzin het niet zelf. Ik heb die naam van de vriendjes van uw lijsttrekker, mevrouw Kaag. Het komt bij de VN vandaan. Die hebben het over "replacement migration". Ik dacht ook: wat is dat nou? Als je dat een beetje vrij vertaalt, dan kom ik op "omvolking". Ik kan daar niet wat anders van maken.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Dit is wel heel erg creatief gebruik van taal door mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Een creatieve geest is toch niet verkeerd?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik neem afstand van dat woordgebruik. Juist op deze dag, waarop we 75 jaar vrijheid herdenken, zou het denk ik goed doen als we allemaal bedenken welke woorden we gebruiken en welke impact die woorden hebben. Ik heb ook een vraag aan collega Faber. Ze had het net over een homoseksuele asielzoeker die in elkaar getrimd werd en over de gevolgen bij het COA. Ik ben blij dat zij opkomt voor mensen met een andere geaardheid. Dat waardeer ik. Tegelijkertijd is hun geaardheid of geloof ook de reden waarom sommige mensen op de vlucht zijn. De partij van mevrouw Faber zegt: grenzen dicht. Wat betekent dat voor deze mensen? Wat is uw opkomen voor deze man in het asielzoekerscentrum waard, als u hem net zo goed in zijn eigen land laat creperen?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik zal heel kort zijn. Wij blijven bij de stelling dat we de grenzen dicht willen houden. Wij zitten hier met 17,4 miljoen mensen. We hebben ik weet niet hoeveel crises. We leven van crisis naar crisis. We hebben wel genoeg problemen.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dat betekent dus dat het pleidooi van de PVV voor een samenleving met joods-christelijke waarden geen barst voorstelt. Voor iedereen die crepeert over de grens geldt dan: de grens is dicht en u kijkt er niet naar om.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Mevrouw Bikker wordt er een beetje emotioneel van. Dat snap ik natuurlijk ook wel. Maar mevrouw Bikker vergeet dat haar partij een ideologie als de islam gewoon faciliteert. Ze laat dat gewoon binnenkomen. Ik kan u het volgende op een briefje geven. Over tien of twintig jaar kan mevrouw Bikker niet meer naar haar kerk toe. Ze kan dan ondergronds gaan zitten. We hebben in Amsterdam al de schuilkerk Ons' Lieve Heer op Solder. Daar kunt u dan bij gaan zitten, als die kerk tenminste nog open is, want die kreeg ook al geen subsidie, omdat die kerk niet inclusief genoeg is. Wat ik dus wil zeggen, is dat de christelijke partijen zich momenteel uitleveren aan een ideologie als de islam. Ik kan u het volgende op een briefje geven. Dat wordt niet alleen het einde van het christendom, maar ook het einde van het jodendom en uiteindelijk van de rest van de ongelovigen.
De voorzitter:
Mevrouw Bikker, tot slot.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik ben blij dat mevrouw Faber enige emotie in mijn stem bespeurt, want die is er inderdaad. Dat komt namelijk omdat ik denk dat de kernwaarden van onze rechtsstaat hier heel belangrijk zijn. Als we het hebben over de christelijk-joodse wortels van onze samenleving, zou je ook kunnen geloven in het verhaal dat die wat inhouden. Juist zo heb je als samenleving wat te zeggen tegen elkaar. Je moet niet alleen maar moslims afbranden, affakkelen, en zeggen: daar wil ik niks mee; ik wil moskeeën sluiten. Ik zou hopen dat u dan ook investeert in die wortels, want zonder wortels is er alleen maar leegte. We zien welke taal er dan kan volgen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog, mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Tolerantie gaat alleen werken als die een universele waarde is. Dat is in bepaalde delen van de wereld niet zo.
Voorzitter. Twee jaar geleden werd ons wijsgemaakt dat het verdrag van Marrakesh het allemaal makkelijker zou maken om herkomstlanden te dwingen uitgeprocedeerde kansloze kansparels terug te nemen. Ik heb nog geen succesvolle verhalen gehoord over uitzettingen. Ik heb wel gehoord dat de staatssecretaris, mevrouw Broekers-Knol, niet welkom was op de Marokkaanse ambassade. Die ambassadeur wil natuurlijk ook niet die Marokkaanse veelpleger terugnemen die al 579 keer voorkwam in de politieregistraties. Blijkbaar wil ook hij minder criminele Marokkanen. Hij stelt de vraag niet; hij doet het gewoon. Is die Marokkaanse veelpleger al uitgezet? En is de staatssecretaris al ontvangen op de Marokkaanse ambassade? Graag een reactie.
Voorzitter. Ondertussen proppen opportunistische politici ons land nog voller met gelukszoekers, alsof we er niet al genoeg hebben. Maar ja, migratie is verheven tot een mensenrecht. Sluw heeft men de focus verschoven van democratie naar mensenrechten. Maar het gaat helemaal niet om mensenrechten. Dat is slechts een instrument. Het gaat om hun macht. Het is niet voor niets dat ze van de EU en Afrika één grote gezamenlijke vrijhandelszone willen maken. Met een pact met Afrika krijgen ze de meerderheid van stemmen binnen de VN. Die meerderheid is al eerder ingezet voor internationale overeenkomsten, zoals voor die verschrikkelijke Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering. Daardoor moeten wij nu van het gas af, worden wij opgescheept met warmtepompen, windmolens en zonneweiden, en branden wij gestaag de bossen af. Dat gaat allemaal ten koste van onze welvaart, onze vrijheid en onze cultuur. Henk en Ingrid zijn al lang in de steek gelaten door de salonsocialisten. Hun zonen worden vernederd, afgetuigd en neergestoken. Hun dochters worden de bosjes ingetrokken en misbruikt. Hun oude ouders zijn niet meer veilig in hun eigen huis. Hun wordt bekrompenheid en schaamte aangepraat, omdat zij in de Witte de Withstraat willen blijven wonen en niet in de Barbarossastraat. Zij hebben liever een suikerbeest dan het Suikerfeest. Carnaval wordt een verkleedfeest, Pasen een lentefeest, Kerstmis een lichtjesfeest en — niet te vergeten — Sinterklaas vieren wordt een soort survival; Zwarte Piet kan zomaar worden afgeknald.
Trots hitste de woordkunstenaar Akwasi op tweede pinksterdag op de Dam de meute op en bralde: op het moment dat ik in november een Zwarte Piet zie, trap ik hem hoogstpersoonlijk op zijn gezicht. Een ordinaire oproep tot geweld! Hij werd toegejuicht door lieve mensen in een lieve stad. De burgemeester, opgeleukt met een slavernijbutton én genomineerd voor de beste burgemeester ter wereld, gaf aan te genieten van de goede sfeer. Je vraagt je dan verbijsterd af hoe de rest van de mondiale burgemeesters zijn. Vervolgens maakte de staatsomroep er een mooi verslag van en zweeg die over de oproep tot geweld. De officier van justitie die samenwerkte met Mitchell Esajas, activist van Kick Out Zwarte Piet, en die gebroederlijk naast de opruiende Akwasi stond, plaatste haar handtekening voor niet-vervolging. Ja, je hebt vrienden bij het OM of je hebt geen vrienden bij het OM. De Friezen die het juist opnemen voor Zwarte Piet, zijn ondertussen voor minder vervolgd. O ja, de woordkunstenaar kreeg ook nog een prijs, de Power Award. Volgens de jury is hij een held en is hij het boegbeeld geweest in de strijd tegen ongelijkheid in Nederland. Wat een verrotte kliek.
Dat gedoe rond Zwarte Piet is een voorbode van wat ons verder nog te wachten staat. Kick Out Zwarte Piet heeft zich aangesloten bij hardcore marxisten, islamitische partijen en milieuactivisten tot de groep Black Lives Matter. Soort zoekt soort, zal ik maar zeggen. Zo sloot BLM weer een pact met Nation of Islam, die voet aan de grond krijgt in Nederland. De islam en de zogenaamde antiracisten vinden elkaar in hun gezamenlijke racisme en gezamenlijke haat tegen de westerse samenleving, die zij willen affakkelen als niet aan hun eisen wordt voldaan. Wandaden kunnen zomaar vergoelijkt worden door de Koran, die oproept tot geweld tegen christenen, joden en andere gelovigen. Wandaden kunnen een gevolg zijn van fatwa's. We kennen allemaal de voorbeelden. Mijn partijleider, Geert Wilders, leeft al zestien jaar in een strikte lockdown om niet te eindigen als de Franse geschiedenisleraar Samuel Paty. Paty besprak vanaf zijn lessenaar de vrijheid van meningsuiting en toonde daarbij Mohammedcartoons en werd vervolgens gruwelijk afgeslacht. Zowel Paty als Wilders hebben een fatwa aan hun broek. George Orwell gaf al aan: hoe verder een samenleving afdrijft van de waarheid, des te meer ze diegene zal haten die ze spreekt.
Dan wil ik nog eventjes ingaan op het voorstel inzake een parlementair onderzoek naar oorzaken van discriminatie in Nederland. Nou, voorzitter, de PVV heeft geen onderzoek nodig. Degene die het meest discrimineert, zit aan de regeringstafel. Het is meneer Rutte. Die geeft wel miljarden voor de zorgsalarissen in Frankrijk, maar niet voor de Nederlandse mensen. Voor asielzoekers geen eigen risico, geen zorgpremie, geen eigen bijdrage. Voor de Nederlanders wel. Dan hebben we het nog over gratis fysiotherapie, rollators, enzovoort. Allemaal voor de asielzoekers.
De heer Schalk (SGP):
Ik had me eigenlijk voorgenomen om geen interruptie te doen, maar ik hoorde zojuist zo veel dingen op één hoop gesmeten worden dat ik het toch doe. Ik wil aan mevrouw Faber vragen of zij nou echt het idee heeft dat iemand in deze zaal of in dit land het ook maar goed zou keuren wat er met Samuel Paty gebeurd is. Het wordt allemaal op één hoop gesmeten, alles wat de regering doet. Het klimaat is dan nog vriendelijk, maar de mensen daaromheen ... Wat bedoelt u als u het heeft over een enorme lijst van dingen die allemaal bovenop elkaar gezet worden? Bedoelt u daarmee dat die bijvoorbeeld door dit parlement gesteund zouden worden?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dit parlement en deze regering geven er de ruimte voor dat steeds meer islam ons land binnenkomt en islam is verbonden met de Koran, want zonder de Koran is er geen islam. Binnen de islam zijn er ook fatwa's. Wat ik al zei: mijn partijleider Geert Wilders heeft net als Paty een fatwa aan zijn broek hangen, en we hebben gezien wat er met Paty is gebeurd. Die is gewoon op gruwelijke wijze op straat onthoofd vanwege een mening. Natuurlijk, ik hoop toch wel dat er mensen zijn in Nederland die dat ook afkeuren. Maar ja, het bleef wel heel erg stil op de Dam hè, terwijl op het moment dat er iets gebeurt in Amerika met Black Lives Matter het hele land hier uitloopt. Maar als er gewoon ... Ja, ik heb helemaal niks met de Europese Unie, maar deze mensen hier in de zaal wel. Nu wordt iemand uit een land in de Europese Unie, iemand uit Frankrijk, een professeur die een heel hoge status heeft, zo pardoes onthoofd.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dat komt door de binnenkomst van de islam en daar hoor je niemand over.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber. Meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Ik denk dat iedereen met afgrijzen die macabere onthoofding heeft gezien. Ik denk dat er niemand is in dit parlement en in deze zaal die het niet afgrijselijk vindt dat de heer Geert Wilders al zestien jaar bij wijze van spreken niet normaal over straat kan. Maar zou mevrouw Faber ook willen proberen om te zien dat er in deze samenleving krachten zijn, ook door het kabinet ingezet, om juist dit soort dingen tegen te gaan? Of ziet u echt alleen maar dat dit kabinet dit zou steunen of zo? Ik geloof echt niet dat u zo kijkt naar onze samenleving en naar onze politiek.
De voorzitter:
Mag ik gezien de tijd vragen om een kort antwoord?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Jawel, voorzitter, maar ik wil toch wel even op een normale manier kunnen reageren op de collega, want ik moet zijn vraag natuurlijk wel eer aandoen. Anders is het ook niet netjes.
De voorzitter:
Normaal, maar kort.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Natuurlijk ga ik ervan uit dat de minister-president niet staat te juichen bij zo'n onthoofding. Dat geloof ik. Ik geloof ook dat hij het zal afkeuren. Daar ga ik in ieder geval wel van uit. Hij reageerde er wel wat laat op op social media. Maar goed, anyway, laten we hem dat voordeel geven. Het is natuurlijk wel zo dat de enige manier om van dit soort problemen af te komen is dat we van die islam af moeten hier in Nederland. Dan moet je gewoon die moskeeën sluiten. Dat is een bron waar mensen worden opgejut. Zolang we dat niet doen en maar van die halfslachtige maatregelen blijven nemen, gaan we dat probleem gewoon niet oplossen.
De voorzitter:
Meneer Schalk, tot slot.
De heer Schalk (SGP):
Tot slot alleen maar een opmerking in plaats van nog een vraag. Misschien zou mevrouw Faber nog eens de Acte van Verlatinghe kunnen bestuderen. Die geeft ons aan op welke wijze we met deze problematiek zouden moeten omgaan. In 1581, een poosje geleden.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dan stel ik voor dat de heer Van der Schalk de Koran een keertje gaat lezen. De Sharia heb ik thuisliggen. Die kunt u zo van me lenen. Geen enkel probleem.
De voorzitter:
De naam is de heer Schalk.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Schalk. Pardon, mijn excuus daarvoor.
Dan heb ik het nog even over sollicitatie. Dikwijls gaat de voorkeur uit naar vrouwen en vanwege het diversiteitsbeleid naar allochtonen. Bij de politie zijn ze zo wanhopig dat ze een deel van de screening laten vallen. Zo kon bijvoorbeeld in Rotterdam de aspirant Youssef S. worden aangenomen, die criminele antecedenten had voor geweldpleging en diefstal en zijn zus kwam ook nog terug uit IS-gebied.
Voorzitter. In 2019 waren er 123 gevallen van discriminatie aangemeld bij het OM. Deze opmerking is speciaal bedoeld voor mevrouw Jorritsma. Op een bevolking van 17,4 miljoen is dat heel erg weinig. Natuurlijk zijn dat 123 gevallen te veel, maar het is in ieder geval een stuk lager dan die 17.000 incidenten in de azc's in 2019 en die 5.000 misdrijven waar asielzoekers van worden verdacht. Dan heb ik het over diefstal, intimidatie, aanrandingen, enzovoort.
Naast dat we hier Rutte hebben zitten, hebben we hier ook nog eens een islamitische olifant in de Kamer waar amper iemand het over durft te hebben. Het is de islam die hele groepen discrimineert: moslims tegen niet-moslims, mannen tegen vrouwen, homo's tegen hetero's. Iedereen die de islam beschermt, faciliteert discriminatie. Laat het nou eens tot u doordringen.
Voorzitter. De VVD slaat steeds verder linksaf. Eerst werd de VVD-minister Bruno Bruins vervangen door de PvdA'er Martin van Rijn. Stem je op de VVD dan krijg je de PvdA. GroenLinks zit niet in de regering, maar de regering rolt de GroenLinkse klimaatwaanzin uit. Het verzet tegen het kinderpardon is door het putje gespoeld en nu spant mevrouw Jorritsma samen met Rosenmöller en komt aanzetten met een onderzoek naar de oorzaken van discriminatie in Nederland. Ze zijn knetterlinks geworden bij de VVD! Maar ik ben wel blij dat ze er nu mee aankomt, want dan weten de kiezers dat en dan kunnen ze er rekening mee houden dat een stem op de VVD niet alleen een stem op de PvdA is, maar ook op GroenLinks.
Voorzitter. Ik rond af. In bijna tien jaar heeft Ruttes bak van ellende ons geleid van crisis naar crisis. Stikstof, pfas, klimaat, woningnood, migratie en al die crisissen vinden hun oorsprong in internationale organisaties zoals de EU en de VN. Wij moeten terug naar een vrij Nederland, zonder mondkapjes en hoofddoekjes. Wij moeten weer gaan over ons eigen geld, over onze grenzen, over onze cultuur. De verkiezingen in maart gloren aan de horizon en die geven hoop. Een nieuwe ronde met nieuwe kansen voor een vrij Nederland, want Nederland is van ons.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber. Meneer Otten, er is helaas tijd voor een hele korte interruptie.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik ga maar niet in op wat mevrouw Faber net allemaal te berde bracht, maar ik werd wel even getriggerd door de uitspraak: een stem op de VVD is een stem op GroenLinks. Dat was namelijk precies wat ik vorig jaar tijdens de Algemene Beschouwingen betoogde over de rituele paringsdans tussen de heren Rosenmöller en Rutte. U vergat alleen nog mijn tekst te kopiëren door erbij te zeggen dat ze samen ook nog zeven provinciebesturen vormen. Dus ik dacht: ik complimenteer even ...
De voorzitter:
Wat is uw vraag aan mevrouw Faber?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Nou, ik wilde mevrouw Faber ermee complimenteren dat zij mijn speech goed gelezen heeft vorig jaar.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Voorzitter, mag ik hier nog even op reageren? Dan is dat afgehandeld.
De voorzitter:
Laten we eerst meneer Rosenmöller het woord geven, want ik moet nu gaan afronden, anders gaan we na de lunchpauze door. Dan kunt u in één keer antwoorden.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik heb eerlijk gezegd met stijgende verbazing en met oplopende hartslag naar uw verhaal zitten luisteren. Ik wil dat toch zeggen, omdat het gaat om uitsluiting, omdat het gaat om dichte grenzen en omdat het niks meer te maken heeft met iets van waarden die onder onze rechtsstaat liggen. U hebt de minister-president en het kabinet beschuldigd van discriminatie. U veronderstelt dat hij niet staat te juichen bij een afschuwelijke moord zoals tien dagen geleden heeft plaatsgevonden. Dat vind ik niet alleen een kwestie van woordgebruik. Ik vind het een suggestie die ongelofelijk onacceptabel is. Mijn stelling is: uw bijdrage is doorspekt met allerlei waarden die de grootst mogelijke meerderheid hier niet deelt en die niets, maar dan ook niets met vrijheid te maken hebben.
De voorzitter:
Daar sluit ik me ook als voorzitter bij aan. U heeft een aantal malen leden hier echt gekwetst. Dat bleek duidelijk uit de reacties van onder anderen mevrouw Bredenoord en mevrouw Bikker. Ik ken u als iemand die zeer goed in staat is om ook zonder anderen te kwetsen uw punt te maken. Ik verzoek u dan ook vriendelijk om zoals dat hier gebruikelijk is in toekomstige bijdrages niet dat soort instrumenten te gebruiken. Het is niet nodig. U heeft dat ook niet nodig. U bent daar te goed voor en het is ook ongewenst. Ik geef u de gelegenheid voor een korte reactie, want wij moeten naar de lunchpauze.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
U zegt nogal iets tegen mij. Dan kunt u wel zeggen dat ik een korte reactie mag geven, maar dat vind ik niet eerlijk.
De voorzitter:
Nee, ik vroeg u iets.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
We houden toch van een gelijk speelveld in dit huis? Maar goed, ik zal eerst even ingaan op meneer Otten. Hij denkt dat ik zijn speech nodig heb om hier een goed betoog te houden. Nou, forget it. Volgens mij heb ik twee of drie jaar geleden al gezegd dat — hoe heet die man — meneer Klaver van GroenLinks bij meneer Rutte op schoot zat. Dus ik denk dat u eerder mijn speech heeft gelezen dan ik uw speech. Dat ten eerste.
Dan kom ik op punt 2. Dat gaat over meneer Rosenmöller. Ja, die vindt het allemaal onbetamelijk en dat vindt de voorzitter ook. Dat mag. Dat mag natuurlijk iedereen zo vinden. Ik meen dat de heer Rosenmöller het ook onacceptabel vindt. Wij vinden het onacceptabel dat wij hier worden uitgeleverd aan de islam. De positie van vrouwen binnen de islam is honderd keer erger dan dat flutvoorstelletje over die discriminatie met die 123 meldingen bij het OM. In Nederland is de helft van de bevolking — daar ga ik maar even van uit — vrouw. Dus dan heb je het over 8 miljoen mensen die gediscrimineerd worden, maar daar heeft niemand het over, want dat mag! Het zijn allemaal islamknuffelaars hier in dit huis.
De voorzitter:
Maar nu vervalt u in herhalingen. Nu komt mevrouw Vos. Die geef ik als laatste het woord, want wij moeten echt naar de lunchpauze.
Mevrouw Vos (PvdA):
In welk land leeft mevrouw Faber eigenlijk?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Pardon, ik verstond u niet.
Mevrouw Vos (PvdA):
In welk land leeft u eigenlijk?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Volgens mij leef ik nog steeds in Nederland.
Mevrouw Vos (PvdA):
We leven in Nederland. We hebben een rechtsstaat. U kunt hier geloven wat u wilt. Naar mijn smaak en volgens mij naar ieders smaak in deze zaal en ook buiten deze zaal is er geen sharia en hebben wij hier waarden die geheel diametraal staan op wat uw blikveld is. Misschien moet u eens stoppen met het lezen van de Koran en gewoon de Grondwet lezen en het Plakkaat van Verlatinghe.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik zou het juist aanraden om de Koran te gaan lezen. Daar moet je juist niet mee stoppen, want je moet altijd weten met wie je omgaat. Maar ja, dat durven ze hier niet, want dan zijn ze veel te bang dat ze geconfronteerd worden. Ik zou ook eens de sharia lezen. Zeer interessant, vooral al die stukken over slaven houden en zo. Dat is misschien ook een eyeopener.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan schors ik de beraadslaging en de vergadering voor de lunchpauze tot 13.30 uur.
De beraadslaging wordt geschorst.
De vergadering wordt van 12.43 uur tot 13.30 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20202021-7-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.