6 Mestverwerkingsplicht

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Meststoffenwet (invoering mestverwerkingsplicht) (33322),

en van:

  • - de motie-Koffeman c.s. over een uitgewerkte evaluatie van de vastgestelde effectiviteit van de verplichte mestverwerking (33322, letter H).

De voorzitter:

Mijnheer Schaap, u hebt het woord.

De beraadslaging wordt heropend.

De heer Schaap (VVD):

Voorzitter. Ik spreek mijn bijdrage in derde termijn mede uit namens de fracties van de PvdA en het CDA. Dit doe ik in afwezigheid van de staatssecretaris, maar in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van het kabinet.

De Eerste Kamer heeft vorige week een aangenaam en inhoudelijk debat met de staatssecretaris gevoerd over de wijziging Meststoffenwet. Een centraal punt in de discussie was de spanning tussen de instrumenten "dierenrechten" en "verplichte mestverwerking". Intussen hebben wij kennis kunnen nemen van de ex-ante-beleidsevaluatie over het toekomstig mestbeleid en de kabinetsreactie daarop. We hebben geconstateerd dat de regering voor het instrument "dierenrechten" kiest voor heel verschillend beleid voor de melkveehouderij en de pluimvee- en varkenssectoren. Voor deze laatste sectoren lijkt de regering te willen vasthouden aan het stelsel van dierenrechten tot ten minste 2018 en de heroverweging uit te stellen tot de evaluatie in 2016.

Wij hebben begrip voor de zorgvuldigheid waarmee de staatssecretaris het Nederlandse beleid rond de Nitraatrichtlijn in Brussel wil verdedigen. Druk op de veehouderijsector is daarvoor zeker wenselijk. Toch staat het op middellange termijn continueren van dierenrechten haaks op het voornemen van de staatssecretaris om dit stelsel zo snel mogelijk te laten vervallen.

We hebben vorige week van de staatssecretaris gehoord dat ze de uiteindelijke besluitvorming inzake de dierenrechten bij Koninklijk Besluit wil regelen, maar dat dit besluit ter vaststelling wordt voorgehangen bij de Tweede en Eerste Kamer. Dit voornemen wordt bekrachtigd in de kabinetsreactie.

Het jaartal 2018 dat in de kabinetsreactie wordt genoemd, staat op gespannen voet met de toezegging van de staatssecretaris om de Kamers bij de besluitvorming te betrekken. Alvorens onze instemming te kunnen geven aan het voorliggende wetsvoorstel zouden wij van de staatssecretaris – in dit geval bij monde van haar waarnemer achter de regeringstafel – willen horen dat zij haar toezegging van afgelopen dinsdag gestand doet.

De voorzitter:

Wenst een van de andere leden het woord? Dat is niet het geval. Is de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in staat om namens het kabinet te reageren?

Staatssecretaris Dekker:

Voorzitter. Mijn kennis over melkquota gaat doorgaans niet veel verder dan de schoolmelk die nog steeds op heel veel scholen wordt rondgedeeld. Ik kan de heer Schaap echter namens mijn collega van EZ ruimhartig toezeggen dat de Koninklijke Besluiten die worden voorgehangen tijdig met de Tweede en Eerste Kamer zullen worden besproken. Volgens mij heeft zij daarbij de woorden gebruikt: het is niet mijn besluit, maar uw besluit. Dat vraagt ook om uw betrokkenheid op het moment dat het relevant is.

De beraadslaging wordt gesloten.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PVV, de VVD, de PvdA, het CDA, de ChristenUnie, de SGP, D66 en 50PLUS voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de OSF, de PvdD, de SP en GroenLinks ertegen, zodat het is aangenomen.

In stemming komt de motie-Koffeman c.s. (33322, letter H).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van 50PLUS, de OSF, de PvdD, de SP en GroenLinks voor deze motie hebben gestemd en de aanwezige leden van de fracties van de SGP, de ChristenUnie, het CDA, de PvdA, de VVD, de PVV en D66 ertegen, zodat zij is verworpen.

Naar boven